direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ekelenberg, Zuidwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00361-0401

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0001.png"

Gemeente De Wolden, bron: Topografische Dienst

Hoofdstuk 1 Inleiding

Camping 'Ekelenberg' is een reeds lang bestaande camping ten zuiden van het dorp Zuidwolde, en is eigendom van en werd geëxploiteerd door de familie Haar. Oorspronkelijk lag de camping halverwege het dorp Zuidwolde en de buurtschap Linde, in een stukje woeste grond met bos, heide en marginale landbouw.

Gaandeweg is de camping moderner geworden en aangepast aan de hedendaagse wensen van comfort en is het voorzieningenniveau verbeterd. Het terrein is voorzien van toiletgebouwen, gemeenschappelijke ruimtes voor de gasten en een zwembad. Ook planologisch is de camping ingepast in het ruimtelijk beleid van de voormalige gemeente Zuidwolde met een bij het verblijfsrecreatieve gebruik passende bestemming. De laatste jaren waren delen van het terrein in gebruik als een stacaravanterrein en als een toeristisch kampeerterrein. Daarnaast waren er ook chalets aanwezig. Inmiddels zijn alle opstallen van het terrein verwijderd met uitzondering van de beide bedrijfswoningen, de centrale voorzieningen, enkele schuren en het zwembad. De attractiviteit van het terrein wordt momenteel vooral gevormd door de aanwezigheid van veel oudere en jongere houtopstanden en de groene omgeving.

In de loop der jaren is de camping door uitbreiding van industrieterreinen en door toenemende woonbebouwing echter steeds meer een onderdeel geworden van het dorp Zuidwolde. De camping is nauwelijks meer herkenbaar als een eigenstandig terrein, zoals oorspronkelijk het geval was. Bovendien wordt de camping aan de oostzijde begrensd door de weg Hoogeveen - Ommen (N48), die in de loop der jaren steeds drukker is geworden. Het bedrijf 'Ekelenberg' heeft nu dan ook geen uitbreidingsmogelijkheden meer. Daarmee komt een duurzame en hoogwaardige bedrijfsvoering onder druk te staan met alle gevolgen van dien. Een uitweg zou kunnen zijn, dat wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om het terrein vol te zetten met (maximaal 300) chalets of andere zomerverblijven. Dit doet echter zoveel afbreuk aan het terrein, dat het zich in de randen van Zuidwolde zou manifesteren als een 'verstedelijkt' gebied.

Nader overleg met de gemeente De Wolden heeft geleerd, dat het terrein in stedenbouwkundige studies voor de toekomstige uitbreiding van Zuidwolde niet buiten beschouwing kon blijven en een duurzame en op termijn houdbare, plaats zou dienen te krijgen.

In overleg met de gemeente De Wolden is er daarom voor gekozen het terrein te ontwikkelen als een hoogwaardig woningbouwgebied. Doelstelling daarbij is, dat de variatie aan woongebieden in de regio wordt versterkt door een specifiek woongebied te ontwikkelen met een geheel eigen woonkwaliteit. Door gebruik te maken van de kwaliteiten van het terrein kan een verdere optimalisering van de landschappelijke waarde plaatsvinden. Hierbij wordt de huidige gebruiksintensiteit van het terrein als camping sterk verminderd door de beoogde hoogwaardige woningbouw. Daarom is ook gekozen voor een benadering in een bredere, landschappelijke context van Zuidwolde. Daaruit wordt duidelijk, dat het terrein een waardevolle toevoeging kan zijn als woongebied van Zuidwolde. Het plangebied biedt daarnaast een unieke mogelijkheid om binnen het gebied te komen tot een versterking van de natuurlijke, archeologische en landschappelijke waarden en tegelijkertijd de milieudruk in verhouding tot het huidige gebruik te verminderen.

Dit plan voor de gemeente aanleiding mee te willen werken aan een wijziging van het bestemmingsplan. Tevens is de gemeente bereid op dit moment uit het beschikbare woningbouwcontingent 59 woningen beschikbaar te stellen voor dit terrein.

Daarvoor heeft de gemeente, naast andere, de volgende motieven zwaar laten wegen:

  • 1. De in het stedenbouwkundig plan voorgestelde invulling biedt een zeer waardevolle, natuurlijke afronding van het dorp Zuidwolde aan de zuidoostzijde.
  • 2. De in het plan voorgestelde maatregelen komen ook de natuur- en archeologische waarden ten goede. Dit biedt een goed uitgangspunt voor de bescherming van de waarden van het gebied.
  • 3. Het gebied biedt een vorm van landelijk wonen in lage dichtheden die als het ware in de dorpsuitbreiding is geïntegreerd, dus toch dicht bij de voorzieningen. Een woonkwaliteit, die steeds moeilijker is te ontwikkelen.
  • 4. Door wijziging van de functie zal de milieudruk naar verwachting verminderen, hetgeen beter aansluit bij de in het plan opgenomen en aangrenzende ecologische en landschappelijke waarden.

BEOOGD WOONGEBIED

Het terrein leent zich uitstekend voor een dergelijke invulling:

  • het grenst direct aan de bebouwde kom van Zuidwolde;
  • de ligging aan de Slagendijk zorgt voor een prima ontsluiting;
  • de weelderige begroeiing met boselementen en boompartijen maakt dat een aantrekkelijke landschappelijke inpassing van de nieuwbouw reeds compleet voorhanden is.

De gemeente onderkent deze belangrijke pluspunten en heeft Ekelenberg opgenomen in het woningbouwprogramma voor Zuidwolde. Daarbij wordt uitgegaan van een invulling met circa 59 woningen in een hoogwaardige setting.

Ondergeschikte delen van het plangebied krijgen een afwijkende invulling:

  • langs de zuidzijde van de Slagendijk worden een zestal kavels voor woon-werkeenheden gerealiseerd. Vanwege de milieu-invloed van het bedrijventerrein Zuider-Kerkes kunnen ter plekke geen woningen worden gesitueerd.
  • centraal op het terrein wordt een woonzorggebouw gerealiseerd met circa 60 eenheden voor psychogeriatrische zorg.

VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Beheersverordening Buitengebied De Wolden. Het terrein heeft hierin een recreatieve bestemming. Binnen deze bestemming zijn onder andere recreatiewoningen toegestaan.

INHOUD

Het voorliggende bestemmingsplan richt zich op de ontwikkeling van een nieuw woongebied. De huidige situatie en de waarden daarvan komen in hoofdstuk 1 aan de orde. Het bestaande beleid komt in hoofdstuk 3 aan de orde. Het stedenbouwkundige plan wordt toegelicht in hoofdstuk 4. Diverse randvoorwaarden zijn sturend voor de opzet. Deze randvoorwaarden komen dan ook aan de orde in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische vormgeving van dit plan. Hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke en economische haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 De uitgangssituatie

Plangebied

Het plangebied omvat het terrein van de camping Ekelenberg aan de Slagendijk aan de zuidzijde van het dorp Zuidwolde. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de N48, de weg van Hoogeveen naar Ommen. Aan de westzijde ligt tussen de camping en de Ommerweg een bos waarin enkele tumuli, grafheuvels uit circa 2000 voor Christus, worden aangetroffen. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan bos en agrarisch gebied. Het plangebied heeft een netto oppervlakte van 11 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0002.png"

Plangebied

Naar aanleiding van het structuurplan is al in 1980 vastgelegd dat de verblijfsrecreatieterreinen moesten worden geconsolideerd. Voor uitbreiding is geen ruimte.

2.1 Geomorfologie en bodem

STUWWAL

Het plangebied ligt op een stuwwal die tijdens de één na laatste ijstijd is gevormd onder invloed van landijs. Deze stuwwal is later overdekt met zand (als gevolg van windwerking) en heeft tegenwoordig korte flauwe hellingen. De hele reeks van dorpen en essen tussen Ter Arlo en de Reest ligt op deze zelfde rug.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0003.png"

Hoogtelijnen met GBKN

In het middendeel van het plangebied bereikt de stuwwal een hoogte van 14,5 m +N.A.P. In zowel oostelijke als westelijke richting loopt de hoogte af naar circa 10 m aan de randen van het gebied (zie kaart: Hoogtelijnen met GBKN).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0005.png"

Geomorfologie Bodem

BODEMOPBOUW

De gestuwde ondergrond is terug te vinden als keileem in het bodemprofiel (zie kaarten: Bodem of Geomorfologie). In het lemig fijn zand is een Veldpodzol tot ontwikkeling gekomen. Dat hangt samen met het feit dat het gebied anderhalve eeuw geleden nog uit heideveld bestond.

De essen ten noorden en ten zuiden van het plangebied hebben een Loopodzol.

De laagte in het zuidwesten van het gebied is ontstaan door afgraven, waarna later de gemeentelijke stort en het opbrengen van licht verontreinigde grond weer voor enige ophoging hebben gezorgd.

GRONDWATERSTANDEN

In het oostelijke deel van het plangebied zit het keileem op sommige plaatsen op minder dan 1,25 m beneden het maaiveld. Behalve uit de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) blijkt dit uit het hydrologisch onderzoek1 dat in 2007 is uitgevoerd. Door de aanwezigheid van de leemlaag kan plaatselijk stagnatie van hemelwater optreden (zie kaart: Bodem). In het oostelijke terreingedeelte staat het grondwater in zeer natte omstandigheden dan ook vrij dicht onder het oppervlak (40 à 80 cm -mv). Bij enkele boringen in dit gedeelte zijn zelfs meerdere leemlagen aangetroffen.

In het drogere westelijke deel zakt het grondwater normaliter diep in de bodem weg. Zelfs tijdens zeer natte perioden blijft het grondwater hier op de meeste plaatsen op meer dan 80 cm diepte.

2.2 Historie en landschap

NEGENTIENDE EEUW

Op de Franse kaarten van Drenthe uit 1811-1813 is de stuwwal of de Rug van Zuidwolde goed te herkennen aan een noord-zuidgerichte strook van essen en brinkdorpen (Tenarlo, Lubenge, Stenberg, Kerkenbos, Schotters Huysen en Linde). Een meer westelijke verbreding vormt de es van Wemmen Hoeve en Drogt.

De essen van Kerkenbos en Schotters Huysen worden van elkaar gescheiden door een stuk woeste grond (heide) met daarin twee heuvels. Eén daarvan is Ekelenberg.

Ten noorden van beide heuvels liggen de dorpen aan de westkant van de es. Dit is tevens de kant van het beekdal van het Oude Diep, waarin de Hoogeveensche Vaart is aangelegd.

Ten zuiden van Ekelenberg liggen de dorpen aan de oostkant van de es, waarmee een knik samenhangt in de verbindingsroute tussen de dorpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0007.png"

Topografische kaart 1811 Topografische kaart 1859

Op kaarten van circa 1850 is te zien dat dan de Slagendijk is aangelegd. De Slagendijk ligt op de overgang van Ekelenberg naar de es van Kerkenbosch en geeft aansluiting op de wegen naar Altenveer en Kerkenveld.

Ter ontwatering van de veldgronden is ten oosten van Ekelenberg de (Beneden) Egge gegraven tussen de Wijnplas en Het Zwarte Gat. Dit kan bijvoorbeeld nuttig zijn geweest bij het turfsteken in genoemde beide veentjes. De Egge is van oorsprong waarschijnlijk een van de zijtakken van de Reest. In het gebied van de Egge komt nog vrij veel kwel voor.

TWINTIGSTE EEUW

De Chromotopografische Kaart des Rijks uit 1901 en 1908 laat zien dat het plangebied dan nog steeds onontgonnen is. Wel is op drie plaatsen bos tot ontwikkeling gekomen. In rechte lijnen lopen rond het terrein wegen, die door houtwallen worden begrensd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0009.png"

Topografische kaart 1905 Topografische kaart 1972

Op de topografische kaart van 1972 bestaat meer dan de helft van het plangebied uit bos. Aan de westkant vormt een heideterreintje de enige open plek. Dit is waarschijnlijk een afgegraven plek en daarmee de locatie voor een deel van de gemeentelijke stortplaats. Aan de oostkant zijn de percelen langs de zuidgrens van het gebied en langs de Slagendijk nog open. Ook zijn er aan weerskanten langs de toegangsweg naar de Ommerweg open plekken voor kampeermiddelen (tenten, caravans en stacaravans) en recreatieverblijven te herkennen. Aan de oostkant is de relatieve openheid beperkt door houtsingels rond kleinschalige kampeervelden.

Uit de kaartbeelden valt af te leiden dat de boselementen binnen en aan de randen van het plangebied een vrij natuurlijke ontwikkeling hebben doorgemaakt en grotendeels meer dan een eeuw oud zijn.

Gedurende de laatste decennia is er veel veranderd in het plangebied. Doordat het gebied in gebruik is genomen als een camping en recreatiebedrijf is de natuurlijke begroeiing vrijwel verdwenen. Er zijn wegen, paden en ondergrondse infrastructuur aangelegd en er zijn voorzieningen gebouwd, evenals een aantal bungalows.

Ook in de omgeving is veel veranderd. De N48 is uitgebouwd tot een autoweg en er is ter plaatse van de Slagendijk een aansluiting gerealiseerd.

Bovendien is het dorp Zuidwolde naar het zuiden toe gegroeid. De oorspronkelijke vrije ligging van de camping in de natuur heeft plaatsgemaakt voor een ligging tegen een bedrijventerrein aan de noordzijde, een woongebied aan de westzijde en een bungalowterrein aan de zuidzijde.

2.3 Huidige inrichting van het gebied

BEGROEIING

Het plangebied is een voormalige camping die is aangelegd in een gebied met heide en bos op een licht geaccidenteerd terrein. Er zijn daarna door de camping veel bomen bij geplant. De campingplaatsen lagen gegroepeerd bijeen op open plekken in het bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0011.png"

Bungalows en chalets

Op de camping stond een flink aantal vakantiehuisjes, chalets en stacaravans. Deze zijn in 2013 verwijderd. De centrale voorzieningen staan merendeels bij de entree van de camping aan de Slagendijk. De bebouwing hiervan is deels nog wel aanwezig, maar verkeren in vervallen staat. Het betreft het hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en een dienstwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0013.png"

Zwembad en kantine Sanitaire voorzieningengebouw

Gedeeltelijk gaat het om oud bos en gedeeltelijk om gevarieerde houtsingels en -wallen en relatief jonge eenzijdige opslag. Als basisvegetatie domineert het Droog Zomereiken Berkenbos met bijmenging van dennen en sparren. In de singels zijn ook groenblijvende exoten bijgemengd. Aan de buitengrens van het terrein is overal waar geen bos staat ten minste een 10 m brede houtsingel aanwezig. Een deel van het oudste bos aan de westzijde van het terrein heeft in 1972 grote stormschade opgelopen. De bomen zijn ter plekke begraven en het terrein is afgevlakt en vervolgens heringericht als open grasveld met smalle houtsingels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0015.png"

Noordzijde plangebied Zuidzijde plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0016.png"

Bestaand bomenbestand (bijzondere exemplaren met getekende kroonomvang)

In de laaggelegen zuidwesthoek vormt een korte hoge wal de afscherming naar een deel van de voormalige gemeentelijke stortplaats. Dat deel van de stort is met opslag begroeid. Het deel dat bij de camping behoort ligt nog steeds lager dan de rest van het terrein.

DIRECTE OMGEVING

Het verblijfsrecreatieterrein 't Heuveltje aan de zuidzijde van Ekelenberg bestaat uit 28 recreatiebungalows. Deze zijn gedeeltelijk van oudere datum. Zij staan op vrij ruime afstand van elkaar in een bosgebied.

Aan de oostzijde liggen tussen de N48 en de camping een bosperceel en verschillende agrarische percelen.

De oude Slagendijk heeft de oorspronkelijke verkeersfunctie verloren. Daarvoor is een nieuwe verbinding tussen de rotonde in de Ommerweg gemaakt. De oude weg is gedeeltelijk verhard en gedeeltelijk halfverhard en heeft ter weerszijden van de weg een uitgegroeide maar vervallen laanbeplanting met onderbeplanting. De camping grenst aan dit profiel.

Aan de westzijde is het oorspronkelijke beloop van de Slagendijk nog zichtbaar. Aan de overzijde van de N48 ligt de Slagendijk er nog in de oude vorm bij.

2.4 Ontsluiting

INTERN

Binnen de voormalige camping bestaat de basisontsluiting uit twee afsplitsingen van de toegangsweg, die verderop weer via lussen met elkaar zijn verbonden. Daardoor is een logische rondrijdroute gecreëerd. Een deel van de wegen over het terrein en de parkeerplaatsen kent een asfalt- of sintelverharding. De wegen zijn smal en de verharding is aan slijtage onderhevig.

EXTERN

Het plangebied is voor het autoverkeer alleen via de Slagendijk toegankelijk. Deze weg vormt de scheiding tussen Ekelenberg en het bedrijventerrein van Zuidwolde.

Aan de oostzijde ligt de N48 (Hoogeveen - Ommen - Raalte). Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 100 km/uur. De aansluiting van de Slagendijk op de N48 is bij de recente reconstructie van de N48 vervallen.

Ten westen van het plangebied ligt de Ommerweg, die als een secundaire verbinding tussen Zuidwolde en Balkbrug fungeert. Een bosstrook scheidt de Ommerweg van het plangebied. Door deze bosstrook loopt een zandweg naar Ekelenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0018.png"

Slagendijk Rotonde Ommerweg

2.5 Water

GRONDWATER

Het plan ligt in het stroomgebied van de Reest. Door de merendeels lage grondwaterstanden in het plangebied kan het hemelwater gemakkelijk in de bodem wegzakken. Het is dan ook een infiltratiegebied. In de lagere delen in de omgeving komt het infiltratiewater weer als kwel naar boven.

Het maximum streefpeil dat het waterschap in het plangebied handhaaft is 8,20 m +NAP. Door de relatief hoge ligging wordt dit peil niet overal gehaald.

In de directe omgeving bevindt zich geen waterwingebied. Het terrein maakt evenmin deel uit van een grondwaterbeschermingsgebied.

OPPERVLAKTEWATER

In het uiterste zuidoosten van het terrein is bij de laatste uitbreiding van de camping een poel gegraven. Deze is inmiddels grotendeels dichtgegroeid. In het gebied zijn geen sloten of ander oppervlaktewater aanwezig. Door de hoge ligging en lage grondwaterstanden is dat ook niet noodzakelijk. Langs de Slagendijk, aan de noordzijde van het plangebied, ligt een zaksloot met een natuurvriendelijke oever. Aan de oostzijde, langs de N48, ligt een tweede bermsloot.

Ten oosten van de N48 stroomt de Beneden Egge, die in zuidwestelijke richting via de Vogelzangsche Wijk afwatert op de Reest.

Volgens de risicokaart van 'Waterbeheer 21e eeuw' maakt het plangebied geen deel uit van gebied waar kans is op wateroverlast of overstroming. Ten oosten van de N48 ligt wel een dergelijk gebied. Enkele natuurgebieden bieden daar kansen voor waterberging en verbetering van de waterkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0019.png"

Waterhuishouding (bron: Waterschap Reest en Wieden)

2.6 Riolering

Langs de Slagendijk loopt een rioolwaterpersleiding vanuit Zuidwolde naar het pompstation bij Linde.

Het terrein zelf is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De capaciteit hiervan afgestemd op het gebruik als camping met 300 eenheden (centrale voorzieningen, recreatiebungalows, vaste plaatsen en seizoenplaatsen en sanitaire gebouwen).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk komt het beleid van het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap aan de orde, voor zover dat relevant is voor het plan Ekelenberg.

3.1 Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits-Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.


In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.


Barro

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) worden regels opgenomen om het beleid uit de structuurvisie te verwezenlijken. Voor onderhavig project zijn de navolgende beleidsregels relevant.


Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (1) de onderliggende vraag in de regio, (2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (3) een multimodale ontsluiting. De Ladder voor duurzame verstedelijking draagt bij aan een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, ondersteunt gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Trede 1: regionale behoefte

In ruimtelijke plannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat sprake is van een actuele regionale behoefte. Het gaat hier om de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtevraag.


De afstemming van de regionale woningbouw afstemming vindt onder andere plaats via de Regionale Woonvisie. De Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe (eerste fase) is in oktober 2012 door het college van de gemeente De Wolden en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. De opgave voor woningbouw ligt in de regio Zuidwest op ongeveer 3.700 woningen van 2010 tot 2020 volgens de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012.

Op basis van de volgende uitgangspunten is tot onderstaande verdeling gekomen van de bevolkingsprognose XVIII:

  • In de Omgevingsvisie is leidend dat het stedelijk gebied twee derde van de opgave kan realiseren en de plattelands gemeenten/kernen een derde van deze opgave.
  • De verdeling van de woningbouwruimte die in de handreiking 2009 is opgenomen en is gebaseerd op de huishoudensprognose XVII van 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0020.png"

Naar aanleiding van de vaststelling van de regionale woonvisie en bevolkingsprognose XVIII is het Uitvoeringsprogramma aangepast. Op 31 januari 2013 is deze gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Daarin zijn voor het plangebied 50 woningen genoemd. Dit aantal is exclusief WWZ (Wonen Welzijn en Zorg).


In juli 2012 is het Woonplan 2011-2015 vastgesteld. Hier wordt ingegaan op de vraag naar woningen in totaal en de verdeling naar doelgroep voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020 en 2030. De gemeente wil onevenwichtigheden in de lokale woningmarkt verminderen en heeft hiertoe prioriteiten gesteld. De gemeente wil de helft van de nieuw toe te voegen woningen laten bestaan uit sociale huur-en koopwoningen (tot € 180.000). Ook wil ze ruimte bieden aan ontwikkelingen voor jonge huishoudens (tot 35-40 jaar). Voor senioren worden aanpassingen in de bestaande woningvoorraad gestimuleerd.


Ekelenberg, waar de helft van de woningen als starterswoningen in het goedkope marktsegment worden gebouwd, sluit aan bij de vorengenoemde prioriteitsstelling en de geraamde regionale vraag.

De te realiseren woonzorgeenheden betreffen onzelfstandige woningen en vallen derhalve buiten bovenstaande afspraken. De behoefte aan nieuwe woonzorgeenheden kan worden gemotiveerd op basis van de volgende ontwikkelingen.

De demografische ontwikkeling laat een vergrijzing zien en daarmee in een groeiende vraag aan zorg(eenheden). Zorgverlener Zorgpalet voorziet voor Zuidwolde een toename naar de vraag naar psychogeriatrische zorg van 30%. De ontwikkeling op Ekelenberg betreft een vervangende nieuwbouw en is feitelijk geen uitbreiding. De eenheden voor psychogeriatrische zorg zijn op dit moment ondergebracht in de locatie Weidesteijn in Hoogeveen. Deze locatie is verouderd en moet worden vervangen. De nieuwbouw zal plaatsvinden in Zuidwolde.


Trede 2: opvang regionale behoefte binnen bestaand stedelijk gebied

In trede 2 dient beantwoord te worden of de beoogde ontwikkeling kan plaatsvinden binnen het bestaand stedelijk gebied. In artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is bestaand stedelijk gebied gedefinieerd als "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

In 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. De structuurvisie is gebaseerd op de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de vijf kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange). Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar.

Er is op dit moment geen alternatieve locatie binnen het komgebied van Zuidwolde voorhanden waar de beoogde woningbouw en zorgeenheden kunnen worden gerealiseerd.

Van de vijf uitbreidingslocaties die in de structuurvisie worden genoemd, is het plangebied op dit moment de enige reële optie (zie ook paragraaf 3.4.1 Afweging woningbouw locaties).


Trede 3: Aanbod multimodale locatie buiten bestaand stedelijk gebied

Het plangebied is goed ontsloten op het openbaar vervoer. Aan de Slagendijk op circa 5 minuten loopafstand van het plangebied halteert een lijnbus. Deze lijndienst onderhoudt een uursdienstregeling met het NS-station van Hoogeveen (Qbuzz lijn 31). De reistijd bedraagt 20 minuten.

3.2 Provincie

3.2.1 Omgevingsvisie

De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsplan vastgesteld: de Omgevingsvisie Drenthe. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie 2010 is op een aantal inhoudelijke thema's geactualiseerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het document Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.

Kernkwaliteiten

De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt: "Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is".

Deze ambitie vormt het hart van het provinciaal beleid. De provincie wil 'ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit', mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. De provincie benoemd in haar beleid zes verschillende kernkwaliteiten die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Zorgvuldig ruimtegebruik en milieu en leefomgevingskwaliteit vormen de andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit.

Omdat niet alle kernkwaliteiten goed zijn te duiden in het fysiek-ruimtelijk domein, zijn deze vertaald naar indicatoren. Rust is vertaald naar stilte en duisternis. Ruimte staat voor de openheid van het landschap. De graadmeter voor natuur is de biodiversiteit. Landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Oorspronkelijkheid is concreet gemaakt in de kernkwaliteiten cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Veiligheid staat voor sociale, externe en verkeersveiligheid.

De kernkwaliteiten noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid zijn lastig ruimtelijk te duiden, maar zijn meegenomen in de begrippen 'leefbaarheid' en 'passend bij Drenthe'. Onder natuur wordt verstaan de biodiversiteit in de provincie. Biodiversiteit is echter veelomvattend. De provinciale inzet op het behouden en het versterken van de biodiversiteit richt zich primair op het soortenbeleid en op het realiseren van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Deze EHS vormt de ruggengraat van de biodiversiteit.

Wonen

In de Omgevingsvisie is de provinciale ambitie verwoord om Drenthe als woonprovincie te versterken met aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Hierbij spelen de volgende punten een rol:

  • gemeenten maken afspraken over soort en aantal woningen;
  • bestaande woningen worden aangepast aan nieuwe woonwensen;
  • nieuwe vormen van wonen, met experimentele architectuur.

Nieuwe ontwikkelingen in het kader van onder andere woningbouw dienen te worden gemotiveerd aan de hand van de drie treden van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (zie 3.1 Rijksbeleid). Bij de Omgevingsvisie is een handreiking opgenomen voor duurzame verstedelijking in Drenthe. Doelen bij het toepassen van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in Drenthe zijn onder andere zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe, het tegengaan van overaanbod met kwaliteitsverlies en leegstand en focus op bestaand stedelijk gebied.

Natuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De Ecologische Hoofdstructuur vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. De op perceelsniveau begrensde EHS vormt het kader voor regelgeving en subsidies. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen de EHS. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten de EHS. In een te ontwikkelen Natuurvisie wordt uitgewerkt welke rol de provincie heeft in natuurwaarden buiten de begrensde EHS.

Het plangebied ligt in de EHS, zoals op navolgende afbeelding zichtbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0021.png"

Ekelenberg (rood omrand) en ligging EHS (groen).(bron: Provinciale Omgevingsverordening)


Afweging

In het onderhavige plan wordt een bestaand recreatieterrein aan de zuidoostelijke dorpsrand herontwikkeld ten behoeve van woningbouw. In het kader van de regionale afstemming is een regionale woonvisie opgesteld. Onder regionaal beleid wordt daarop ingegaan. In de gemeentelijke structuurvisie De Wolden is een afweging gemaakt ten aanzien van de locaties voor nieuw te bouwen woningen (zie onder gemeente). In deze afweging waar de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' een van de wegingsinstrumenten is geweest wordt betreffende locatie aangemerkt als uitbreidingslocatie.

De natuurwaarden van het recreatieterrein zijn beperkt. Het plangebied bestaat uit grasvelden met opgaande beplanting en bomen langs wegen en paden en rond de kampeervelden. Voorheen was het gebied intensief in gebruik als camping, hiervan is nog tuinbeplanting her en der in het terrein terug te vinden. Het noordelijk deel nabij de entree is altijd bebouwd geweest met algemene voorzieningen voor de camping en bedrijfswoningen. In de EHS gelegen gebieden (onlosmakelijk deel uitmakend van een aaneengesloten EHS) met een meervoudige of afwijkende functie, bijvoorbeeld recreatiebedrijven, woningen of agrarische bedrijven, zijn onderdeel van de EHS om versnippering van de EHS te voorkomen. De voornaamste natuurwaarde van het terrein is dan ook gelegen in de verbindende functie die het heeft met omliggende bospercelen. De relatie met de oostelijk gelegen EHS-gebieden wordt gehinderd door de aanwezigheid van de provinciale weg N48.

3.2.2 Omgevingsverordening

De provincie heeft de Omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, is het ook noodzakelijk de Provinciale Omgevingsverordening te actualiseren.


In de omgevingsverordening is bepaald dat indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn:

  • in het ruimtelijk plan uiteen wordt gezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie;
  • het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten mogelijke maakt, dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten.


Zoals hiervoor staat beschreven, worden de kernkwaliteiten niet aangetast vanwege voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.


Artikel 3.15 van de Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan slechts in ruimte vragende ontwikkelingen voorziet op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking is gerechtvaardigd. In paragraaf 3.1 is de verantwoording van de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.

Artikel 3.34 lid 1b van de Provinciale Omgevingsverordening stelt dat een ruimtelijk plan, indien het een bestemmingsplan betreft geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur significant aantasten. In paragraaf 5.8 is een motivering opgenomen.

3.3 Regionaal beleid

Regionale woonvisie

De afstemming van de regionale woningbouw afstemming vindt onder andere plaats via de Regionale woonvisie. De Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe (eerste fase) is in oktober 2012 door het college van de gemeente De Wolden en de andere betrokken gemeenten vastgesteld.

De opgave voor woningbouw ligt in de regio Zuidwest op ongeveer 3.700 woningen van 2010 tot 2020 volgens de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012.

Alle bestemmingsplannen die nog niet 'hard' zijn worden besproken. De gemeente monitort regelmatig de ontwikkelingen en jaarlijks worden de plannen herijkt. Uitgangspunt van de regionale woonvisie is dat de gemeente in de pas blijft lopen binnen de aantallen die de gemeente op regionaal verband is toegewezen. Daarnaast wordt in de gaten gehouden of er niet teveel onderlinge concurrentie ontstaat tussen de plannen van buurgemeenten.

Afstemming van ontwikkelingen binnen de regio is ook gewenst gelet op de afvlakking van de groei, het palet aan woonmilieus in de regio en de relatie met andere functies (werken, recreatie en voorzieningen). De Wolden biedt binnen de regio landelijke en dorpse woonmilieus die bijdragen aan de totale regionale woonkwaliteit. Met de buurgemeenten wil De Wolden in de regionale woonvisie nadere afspraken maken over de afstemming. De inzet van de gemeente is hierbij de toevoeging van 270 woningen (2011-2016) en 170 woningen (2016-2021) (conform provinciale prognose), 75% in de hoofdkernen, 25% in de kleine kernen.

3.4 Gemeente

3.4.1 Structuurvisie

De gemeentelijke Structuurvisie 2010-2030 is een strategische beleidsdocument met een uitvoeringsparagraaf. De structuurvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2011 en is alleen bindend voor de opsteller, in dit geval de gemeente.

De structuurvisie is gebaseerd op de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de vijf kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange). Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar.

Bij alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. Indien in of bij de dorpen geen ruimte meer voor uitbreiding is, kan worden ingezet op landschappelijk bouwen in het buitengebied. De planmatige uitbreidingsrichtingen voor woningbouw in de vijf kerndorpen zijn met sterren op de visiekaart weergegeven. Ook Ekelenberg is met een ster aangegeven, zie navolgende uitsnede van de visiekaart.

De woningbehoefte en het daarmee samenhangend bouwvolume zijn nader uitgewerkt in het woonplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0022.png"

Uitsnede structuurvisiekaart

Als alternatieve locaties voor Ekelenberg zijn de in de structuurvisie aangegeven:

  • Middelveen IV
  • Middelveen V
  • westelijke uitbreiding
  • noordelijke uitbreiding


De ontwikkeling van de locatie Middelveen IV is nagenoeg afgerond.

Voor wat betreft de noordelijke uitbreiding gaat het slechts om zeer beperkte bouwmogelijkheden en is het een locatie voor woningbouw op de langere termijn. Daarbij is een zorgvuldige landschappelijke inpassing een voorwaarde. Bij de verdere uitwerking van de westelijke uitbreidingslocatie zal rekening worden gehouden met landschappelijke, ecologische en recreatieve waarden. Deze zullen zo veel mogelijk worden gehandhaafd en waar mogelijk worden 'geïntegreerd' in het uitbreidingsplan. Er is ook nog geen aanvang gemaakt met de voorbereiding van de locaties Middelveen V. Daarmee is Ekelenberg het enige en reële alternatief voor woningbouw in Zuidwolde.

3.4.2 Woonplan

Op 12 juli 2012 is het Woonplan 2011-2015 vastgesteld, waarin het beleid ten aanzien van het wonen is neergelegd. Hierbij wordt ingegaan op de vraag naar woningen in totaal en de verdeling naar doelgroep voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020 en 2030.

De gemeente wil onevenwichtigheden in de lokale woningmarkt verminderen. De woningmarktopgave wordt deels door uitvoerende partijen (ontwikkelaars, woningcorporaties) zelf opgepakt. Daar wil de gemeente ruimte voor bieden. Enkele specifieke woningmarktopgaven worden echter minder vanzelfsprekend opgepakt. Voor die onderdelen geeft de gemeente sturing aan woningmarktontwikkelingen, te beginnen door het stellen van prioriteiten (prioriteiten 2 en 3 overlappen overigens met 1):

Prioriteit 1:

Voldoende aanbod sociale huur- (tot € 650,--) en koopwoningen (tot € 180.000),--: huishoudens met een laag en middeninkomen hebben in De Wolden beperkte mogelijkheden. Met nieuwe richtlijnen vanuit het Rijk over de toewijzing van sociale huurwoningen komt hier een nieuwe doelgroep bij: inkomens boven € 38.000,--. Zij kunnen niet terecht in een sociale huurwoning. Voor hen is aanvullend aanbod sociale koopwoningen gewenst. De gemeente wil de helft van de toevoegingen laten bestaan uit sociale huur- en koopwoningen. Dit doet zij door in anterieure overeenkomsten hierover afspraken te maken met ontwikkelende partijen en dit vervolgens vast te leggen in bestemmingsplannen. Voor kleine locaties (minder dan vijf woningen) voorziet de gemeente in een compensatieregeling indien hier de sociale doelstelling niet haalbaar is.

Prioriteit 2:

Voldoende geschikte woningen voor senioren: voor de groeiende en gedifferentieerde groep senioren (vanaf 55 jaar; met onderscheid naar 55 - 75 jaar en 75+) wil de gemeente nieuwe woonconcepten toevoegen. Deels door aanpassing van de bestaande woningvoorraad te stimuleren (particulier en sociaal); toevoeging in de kerndorpen van geschikte nieuwe woonvormen (soms ook met zorginfrastructuur).

Prioriteit 3:

Ruimte bieden aan ontwikkelingen voor jonge huishoudens: Jongeren in De Wolden hebben last van de onevenwichtigheid op de lokale woningmarkt. Daarom wil de gemeente in alle kernen ruimte bieden aan ontwikkelingen voor jonge huishoudens (tot 35 - 40 jaar). Naast nieuwbouw van sociale huur- en koopwoningen, wil de gemeente flankerende instrumenten inzetten: afspraken over de verkoop van huurwoningen (KoopGarant) en mogelijkheden voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). De prioriteitstelling heeft belangrijke financiële consequenties voor de exploitatie van woningbouwplannen. Om dit haalbaar te maken, wil de gemeente ontwikkelende partijen ruimte bieden voor meer 'traditionele' koopwoningen.

Uitvoeringsprogramma woonplan

In het Uitvoeringsprogramma van het woonplan is de Ekelenberg een 'hard' plan. Op 31 januari 2013 is het herijkte Uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daarin zijn voor het plangebied 50 woningen genoemd. Dit aantal is exclusief WWZ (Wonen Welzijn en Zorg). Voorheen lag het aantal te bouwen woningen hoger, namelijk de 115 woningen tot 2020.


AFWEGING

In de planvorming is rekening gehouden met de drie genoemde prioriteiten:

  • de helft van de woningen zal bestaan uit sociale huur- en/of sociale koopwoningen;
  • er worden voldoende woningen voor senioren gerealiseerd;
  • er worden voldoende woningen voor starters gerealiseerd.

Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor de bouw van maximaal 59 woningen, zes bedrijfskavels met bedrijfswoningen en een woonzorgcomplex voor circa 60 eenheden. In het gebied staan momenteel nog twee bedrijfswoningen. Het contingent wordt met twee woningen overschreden.

In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de afstemming van het plan met buurgemeenten.

3.4.3 Waterplan

In het gemeentelijk waterbeleid wordt aangegeven dat zowel in nieuwbouwwijken als in bestaand stedelijk gebied het gebruik van een gescheiden riolering het streven is. Hierbij wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater dat naar de rioolzuiveringsinstallatie wordt gevoerd. Het hemelwater wordt hierbij niet-zichtbaar afgekoppeld (onder andere afgevoerd via het oppervlaktewater). In het kader van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap. De resultaten daarvan staan weergegeven in hoofdstuk 7.

3.4.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2010 - 2019

In een Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) staat het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente beschreven. In hoofdlijnen is het beleid erop gericht om de (toekomstige) problemen met betrekking tot het verkeer en vervoer zo veel mogelijk te beperken en waar mogelijk op te lossen. Begin 2009 is gestart met het opstellen van een nieuw GVVP. Het proces dat is gevolgd bij het opstellen, is in een startnotitie beschreven. Deze notitie is in april 2009 door de raad vastgesteld. Naast het proces zijn ook de belangrijkste thema's benoemd. Het nieuwe GVVP beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid van een gemeente. Het verkeersbeleid van De Wolden is in hoofdzaak gericht op het voorkomen, dan wel zo veel mogelijk beperken en waar mogelijk oplossen van (toekomstige) verkeersproblemen.

Beleid en doelen

Het rijksbeleid en het provinciaal beleid zijn niet meer gericht op vervanging van autokilometers door openbaarvervoerkilometers. Een gebiedsgerichte aanpak met alle partners is het speerpunt. Een betrouwbare reistijd is belangrijk.

Het hoofddoel van het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid van De Wolden is het realiseren van een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem. Afgeleide doelstellingen zijn:

  • vergroten van de verkeersveiligheid;
  • bevorderen van fietsverkeer en gebruik van openbaar vervoer;
  • zo veel mogelijk faciliteren van autogebruik;
  • leveren van een bijdrage aan economische en ruimtelijke ontwikkelingen;
  • verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving (beperken schade aan natuur, landschap, milieu).

Ook voor de inrichting van Ekelenberg wordt het GVVP gehanteerd.

3.4.5 Beheersverordening Buitengebied De Wolden

Op 31 oktober 2013 heeft gemeente De Wolden een beheersverordening voor het buitengebied vastgesteld. De beheersverordening bevat het juridisch-planologisch regiem voor dit gebied. Het plangebied ligt in het beheersgebied van deze verordening. De beheersverordening bestendigt de recreatieve bestemming van het plangebied. Met dit bestemmingsplan wijzigt de bestemming.

3.4.6 Landschappelijk OntwikkelingsKader De Wolden

De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd.

Er worden in het LOK randvoorwaarden aangegeven waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Er worden 'rode' en 'groene' middelen aangereikt die gebruikt kunnen worden voor het creëren van bij het landschap en het dorp passende dorpsranden. Het LOK biedt dan ook goede aanknopingspunten voor deze planontwikkeling aan de rand van het dorp en de vormgeving van de nieuwe dorpsrand.

3.4.7 Welstandsnota

Het welstandsbeleid is per 1 januari 2013 in de gemeente De Wolden gewijzigd. Op 13 december 2012 heeft de raad van de gemeente De Wolden de Welstandsnota 2013 vastgesteld. Door het in werking treden van de Welstandsnota 2013 zal voor het verlenen van een omgevingsvergunning in grote gebieden geen advies meer van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie (CRKC), voorheen welstandscommissie, nodig zijn. Het welstandstoezicht in de beschermde dorpsgezichten, landgoed Rheebruggen, het Reestdal en het dubbellint Ruinerwold blijft wel gehandhaafd.

Ekelenberg is daarmee welstandsvrij. Dat betekent dat er geen beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld als onderdeel van het bestemmingsplan en dat geen welstandstoets zal plaatsvinden. Hierop geldt voor een deelgebied een uitzondering. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Wel bevat het bestemmingsplan uiteraard de normen zoals de goot- en bouwhoogte, het maximaal te bouwen oppervlak en de situering op de kavel. Overigens zal een bouwplan naast het bestemmingsplan wel altijd worden getoetst aan het Bouwbesluit.

De gemeente heeft de brochure DE WOLDEN. gemaakt over welstandsvrij bouwen. De brochure biedt inspiratie voor bouw- en verbouwplannen in de gemeente.

3.4.8 Archeologiebeleid

De gemeente De Wolden beschikt over een eigen archeologiebeleid (vastgesteld op 25 januari 2012). Op de archeologische beleidsadvieskaart is aangegeven welke maatregelen in het plangebied genomen moeten worden met betrekking op het behoud van archeologische waarden. In hoofdstuk 5 wordt nader op het onderzoeksaspect archeologie ingegaan.

Hoofdstuk 4 Het stedenbouwkundig plan

4.1 Beoogde kwaliteit

Het begrip kwaliteit betekent meer dan alleen een goed product (woning) voor een goede prijs. Het gaat hier om het beeldende en gevoelsmatige imago van Ekelenberg. Daar moet heel zorgvuldig aan worden gebouwd met een goede afstemming op de verschillende ingrediënten. Stedenbouw is de juiste afstemming en integratie van de openbare ruimte en architectuur. De aanwezige ruimtelijke kwaliteiten zullen daarom zorgvuldig worden geëxploiteerd en als meerwaarde worden gezien bij de planvorming.

Mede gezien vanuit het beoogde kwaliteitsniveau zal de bestaande bebouwing, de bestaande infrastructuur en een groot deel van de bestaande ondergrondse infrastructuur verdwijnen.

In het kader van de woonkwaliteit wordt gesteld dat de hedendaagse doelgroepen niet alleen maar zijn geïnteresseerd in waar men woont, maar vooral ook hoe men woont. Ruimte, rust en kwaliteit bepalen de vraag. Ekelenberg heeft grote potenties voor dergelijke doelgroepen: korte afstand tot wegennet, korte afstand tot relatief goede voorzieningen (Zuidwolde en Hoogeveen), rust en ruimte.

Daarnaast wordt het niet ondenkbaar geacht andere typen woningen in te passen. Vanuit programmatische invalshoek bezien, zal de typologie en de plek vooral door de markt worden bepaald. Belangrijk is hierbij niet alleen de lokale markt en doelgroepen te volgen.

Per doelgroep of marktsegment kunnen de bebouwingsstructuren en typologieën voor dit plangebied variëren. Dit zou kunnen leiden tot onverwachte structuren en typologieën. Het vergt enige moed hierop in te zetten, maar de potenties zijn aanwezig. Ekelenberg zal zich onderscheiden als een bijzonder en kwalitatief hoogwaardig woongebied.

4.2 Planconcept en inrichting

De planopzet is gelaagd opgebouwd op basis van enkele thema's. De specifieke kenmerken van deze thema's vormen de basis van de verschillende concepten voor de inrichting van het plangebied.

Thema abiotische milieu

De in hoofdstuk 2 beschreven geomorfologie en bodem van het plangebied hebben enkele specifieke kenmerken van het gebied opgeleverd.

Het karakteristieke geaccidenteerde verloop van het gebied is in de planopzet gebruikt. De hoofdontsluiting van het plangebied loopt over de relatief "hoge"noord-zuid as van de stuwwal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0023.png"

Hoogtelijnen met GBKN

Thema cultuurhistorie

Het gebied is reeds lang door de mens in gebruik geweest. Het onderzoek naar de aanwezige archeologische waarden in het gebied leert dat de geregistreerde vindplaatsen en de mogelijke vindplaatsen moeten worden ontzien.

In de huidige situatie ligt Ekelenberg gevoelsmatig aan de achterkant van het dorp Zuidwolde. Dit wordt in de hand gewerkt door de ligging buiten de Slagendijk. Het gebied laat zich visueel nauwelijks zien. Tussen het dorp en Ekelenberg ligt bovendien een bedrijventerrein dat zich naar Ekelenberg toe met achterkanten presenteert.

Beoogd wordt dat Ekelenberg niet de 'achterkant' van het dorp zal worden of blijven. De ligging op de overgang van dorp en landschap zal worden uitgebuit. Een visueel royale aansluiting op de Slagendijk is daarbij de eerste aanzet.

Ekelenberg zal aan de 'buitenzijde' (zuidzijde) van de Slagendijk blijven liggen. Nu het plangebied als woongebied met buitengewone kwaliteit wordt ontwikkeld, zal het een positie krijgen in de overgangszone en daar zelfs deel van uitmaken. Daarom is het van belang om de hechting van het woongebied aan het dorp Zuidwolde te optimaliseren.

De zuidoostzijde van Zuidwolde kenmerkt zich nu door stedenbouwkundige eenheden die zich intern oriënteren en zich afkeren van de omgeving (bedrijventerrein, camping, terrein met recreatiebungalows). De aanleg in het verleden en de recente herinrichting van de N48 heeft gezorgd voor een verder isolement van het gebied. Bouwen aan een dorp betekent ook bouwen aan de relatie van het dorp met het landschap. In dit geval betekent dat het openbreken van het isolement waarin deze zijde van Zuidwolde zich bevindt.

Thema natuur en landschap

Vanuit het landschap bezien, wordt als primaire doelstelling het handhaven van de bestaande kwaliteiten gehanteerd. De waarden van het gebied (zoals natuur, landschap en archeologie) worden als meerwaarde in het plan ingepast. Daarnaast zal door het exploiteren en versterken van deze kwaliteiten de meerwaarde van het plangebied worden vergroot. Doordat de te ontwikkelen bebouwingsstructuren hierop worden afgestemd, ontstaat een kwalitatief hoogwaardig woongebied.

In dat kader wordt veel waarde gehecht aan de bestaande bomen. Deze zijn geïnventariseerd op aanwezigheid. Van de belangrijkste bomen is de soort, de stam- en kroondiameter, de habitus en de vitaliteit vastgelegd. Minder waardevolle bomen zoals dennen, zij in het recente verleden reeds gekapt.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De Ommerweg is een bestaand gegeven deel uitmakend van de oorspronkelijke structuur van Zuidwolde. Haaks daarop ligt de oude Slagendijk. Deze structuurlijnen worden opgepakt in de nieuwe lijnen in Ekelenberg. Voortbordurend op deze structuur wordt de interne ontsluiting in noord-zuid richting opgezet haaks op de Slagendijk, waarmee de eeuwenoude dijk opnieuw betekenis krijgt.

Ekelenberg doet daarmee een ingreep die nieuwe kwaliteit en vooral nieuwe identiteit verschaft aan de zuidoostzijde van Zuidwolde.

De opzet voor bestemmingsplan Ekelenberg is gegroeid vanuit de structuur die de omgeving biedt. Het sluit aan bij het bestaande Zuidwolde, het versterkt de kwaliteiten van bosgebied en open landschap en het maakt de verbindingen die van oorsprong in het gebied in noord-zuidrichting liggen.

Ontsluiting voor auto's en langzaam verkeer

Voor de ontsluiting van het plangebied voor auto's wordt gebruikgemaakt van de bestaande toegang tot de camping. Ter plaatse zijn in de Slagendijk verkeersgeleiders aanwezig. Het fietspad van de camping naar de Industrieweg wordt in dit kader aangepast waarbij de fietser via deze verkeersgeleiders wordt geleid. Ook de voetgangers- en fietsverbinding naar de Ommerweg wordt met een kortsluiting vanuit het plangebied aangevuld.

De bestaande zandweg langs de voormalige vuilstort tussen het plangebied en de Ommerweg wordt ingericht voor fietsers. Tevens zal deze verbinding een functie als calamiteitenontsluiting gaan vervullen.

Parkeren

In het plangebied dienen voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Uit een parkeerberekening blijkt dat dit het geval is.

Voor woningen geldt een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning. Op eigen terrein dient in elk geval 1 parkeerplaats te worden gerealiseerd. In de praktijk kan bij vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen geheel op eigen terrein worden geparkeerd (garage + oprit).

In het centrale middendeel worden enkele parkeerkoffers gerealiseerd ten behoeve van de rijenwoningen, aangezien bij de tussenwoningen niet op eigen terrein kan worden geparkeerd.

Voor de bedrijfskavels geldt een norm van 2,5 parkeerplaats per perceel. Het parkeren dient geheel op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Voor het woonzorggebouw geldt een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is inclusief de parkeerbehoefte van personeel en bezoekers. Ook deze behoefte dient geheel op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Bouwprogramma

Bedrijven (woon-werkunits)

Langs de zuidzijde van de Slagendijk is een zestal kavels voor woon-werkeenheden gesitueerd. De kavels variëren in maat maar zijn gemiddeld circa 1.100 m2 groot.

Zorgeenheden

Het plan voorziet in een zorgcluster in de vorm van een woonzorggebouw met circa 60 eenheden.

Woningen

Het bouwprogramma wordt gekenmerkt door gevarieerde kavels. In de voorliggende planopzet is een programma opgenomen met in totaal 59 woningen, waaronder 1 bestaande woning.

Fasering

Ten aanzien van de fasering is gekozen voor een gelijkmatige fasering van de afzet van de woningen. De start van de bouw van de woningen is gepland in 2017, afgestemd op de marktvraag.

Typologie bedrijven

Evenwijdig langs de oude Slagendijk staan enkele kleinere bedrijfsgebouwen met een daarbij behorende bedrijfswoning. De gebouwen staan in een rij aan de zuidzijde van de Slagendijk achter de boomwal (wegprofiel oude Slagendijk). Op de kavel wordt de bedrijfswoning en het parkeren en daarbij een bedrijfswoning gerealiseerd. De bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw vormen samen een architectonisch geheel.

Typologieën woningen

De woningtypologie omvat vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen en rijenwoningen. De locatie van de rijenwoningen staat vast. Vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen mogen worden uitgewisseld.

Typologie zorgeenheden

De zorgeenheden worden ondergebracht in een gebouw met maximaal twee en gedeeltelijk drie bouwlagen.

Beeldkwaliteit

Het plangebied is welstandsvrij. Dat betekent dat er geen beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld als onderdeel van het bestemmingsplan en dat geen welstandstoets zal plaatsvinden.

Voor wat betreft de bedrijfskavels ligt dit anders. De ligging nabij de entree van het woongebied en de ligging direct grenzend aan een woonwijk vraagt om sturing op kwaliteit. Voorkomen moet worden dat de betreffende kavels de uitstraling krijgen van een regulier bedrijventerrein.

Voor de bedrijfskavels is daarom een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is als bijlage opgenomen. De in dit plan verwoorde kwalitatieve bepalingen moeten in acht genomen worden bij de ontwikkeling van de zes bedrijfskavels en zijn toetsbaar bij vergunningverlening.

Archeologie

In de planopzet is rekening gehouden met de archeologische waarden (vuursteenvindplaatsen) door deze locaties veelal in het openbare gebied te situeren. Zodoende blijven de archeologische waarden aanwezig in de ondergrond ter plaatse.

Water

Vanwege de hoogteligging en de bodemopbouw in het plangebied zal het water geen fysiek ruimtelijk thema vormen. Toch is de wijze waarop het water in de planvorming wordt ingepast voorwaardenscheppend voor andere functies, zoals ecologie en infiltratie.

Uitgangspunt voor de waterhuishoudkundige inrichting is om het hemelwater - ook dat van de daken en oppervlakteverhardingen afvloeit - zoveel mogelijk in het gebied vast te houden. Hiermee wordt verdroging van de aangrenzende natuurgebieden tegengegaan, evenals de afwenteling van wateroverlast op gebieden elders. Vasthouden van het hemelwater sluit ook aan bij een project dat in een groot gebied rond Zuidwolde in gang is gezet en dat er onder meer op is gericht de verdroogde bossen bij het plangebied van een beter waterregiem te voorzien.

Uit booronderzoek en metingen die in het verleden zijn uitgevoerd, blijkt dat met uitzondering van de noordoostpunt van het plangebied de doorlatendheid van de bodem voldoende is voor ondergrondse infiltratie. Uit het waterhuishoudkundig onderzoek (zie ook paragraaf 5.2) blijkt dat het voor nagenoeg het gehele plangebied mogelijk is om in de toekomstige situatie buien van T=10 jaar en T=100 jaar op te vangen met infiltratie op maaiveld. Uitsluitend bij de rijenwoningen dient voor buien tussen T=10 jaar en T=100 jaar een infiltratievoorziening te worden aangelegd. Bijvoorbeeld een infiltratieriool of infiltratiekratten met per strekkende meter tussen de percelen een capaciteit van 1,1 m3. Daarnaast worden de volgende uitgangspunten in acht genomen bij de inrichting van de percelen.

  • Het aanlegpeil van de gebouwen ligt ten minste 30 cm boven het maaiveld.
  • Hemelwater op het eigen perceel (bebouwing, verharding en onverhard) infiltreert op het eigen perceel. Het is niet toegestaan de aangrenzende percelen te belasten met overtollig hemelwater.
  • Om uitspoeling te voorkomen wordt hemelwater zoveel mogelijk verdeeld over het onverharde gedeelte. Vanaf de verharding stroomt hemelwater zoveel mogelijk af in alle richtingen naar onverharde gedeelten. Hemelwater dat via goten en regenpijpen vanaf het bebouwde gedeelte komt, wordt opnieuw verdeeld over het onverharde gedeelte, hetzij via de verharding, hetzij via een greppel, hetzij via een verlaagd infiltratieveld. Bij het aanbrengen van berging voor het hemelwater van het dak wordt per 25 m2 meter dakoppervlak rekening te worden gehouden met 1 m3 berging (uitgaande van 40 mm neerslag).
  • Ter plaatse van de wegen in het gebied stroomt het hemelwater naar de bermen af, waar voldoende gelegenheid is om te infiltreren. Indien een weg loodrecht op de hoogtelijnen ligt, wordt de weg zodanig uitgevoerd dat het hemelwater niet over het wegdek tot onderaan de helling kan afstromen. Op regelmatige afstanden wordt het water naar de berm afgeleid, hetzij door hoogteverschillen in de weg aan te brengen, hetzij door een opvanggoot in de weg te leggen.
  • Bij de bouw worden geen materialen toegepast op een wijze, waarbij verontreinigende stoffen kunnen uitlogen naar het grondwater. Het betreft met name onbeschermd lood, zink, koper en teerhoudende mastiek.

Hoewel het grondwater in het plangebied diep zit, kan de aanwezigheid van leemlagen dicht onder de oppervlakte tot grondwateroverlast op kavelniveau leiden. Om kruipruimten van woningen en kabels en leidingen droog te kunnen houden, is het daarom aan te bevelen de percelen lokaal van drainage te voorzien en aan te sluiten op de infiltratieriolering. De gewenste ontwateringsdiepte kan op 0,8 m worden gesteld.

De vuilwaterafvoer zal worden aangesloten op het droogweerafvoerstelsel van Zuidwolde. Vanwege de opzet om het regenwater volledig af te koppelen is uit onderzoek gebleken dat het bestaande stelsel ruim voldoende capaciteit heeft om de beoogde ontwikkelingen op te vangen.

4.3 Duurzaam ontwikkelen

Ambitieniveau

De duurzaamheid van deze nieuwe ontwikkeling wordt bepaald door een goede inpassing in bestaande ruimtelijke structuren. De goede inpassing blijkt met name uit de gekozen noord-zuidrichting van de ontsluiting en de wijze waarop ecologische en landschappelijke mogelijkheden in het plan zijn benut om een onderscheidend woonmilieu te creëren.

Het ambitieniveau voor het duurzaam ontwikkelen van het plan is gerelateerd aan diverse onderwerpen van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (water, energie, natuur en ecologie, verkeer en leefbaarheid). Doel is kansrijke ontwikkelrichtingen te signaleren en keuzen te maken. De keuzes zullen worden gemaakt een afweging van duurzaamheid en economische haalbaarheid.

Het kwaliteitsniveau dat wordt nagestreefd, heeft niet alleen betrekking op het ontwikkelen en voltooien van het plan, maar vooral ook op het in stand houden van dit niveau gedurende de exploitatie. Niet alleen vanwege maatschappelijke overwegingen (imago en regelgeving), maar ook als onderscheidend thema en niet in de laatste plaats vanwege financiële en economische overwegingen.

Energie

Als uitgangspunt voor de planvorming wordt aangehouden dat de vraag zoveel mogelijk zal worden beperkt en dat zo mogelijk zal worden gebruikgemaakt van duurzame bronnen.

4.4 Voorzieningen

De ligging van het plangebied tegen de Slagendijk aan draagt zorg voor een goede verbinding met het centrum van Zuidwolde. De afstand van het plangebied tot de centrumvoorzieningen is circa 800 m. Dit is gelijk aan de afstand van de andere nieuwbouwwijken in Zuidwolde tot het centrum.

4.5 Veiligheid verkeer en sociaal

Uitgangspunt bij de planvorming is het inrichten van het plangebied conform de uitgangspunten voor duurzaam veilig. Hiertoe zal het gebied worden ingericht met een 30 km/uur-regiem.

Bij de nadere uitwerking zal het plan worden ingericht conform en worden getoetst aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.

Hoofdstuk 5 Milieu en andere randvoorwaarden

In dit hoofdstuk komt een aantal randvoorwaarden aan de orde, die een belemmering kunnen vormen voor het plan. Overwegend betreft dit milieuaspecten.

5.1 Milieuhygiënische gesteldheid van de bodem

ONDERZOEK CAMPING

In 2007 is in het plangebied een verkennend milieukundig bodemonderzoek2 uitgevoerd. Het doel hiervan was een indruk te krijgen van de eventuele aanwezigheid van bodem- of grondwaterverontreiniging, teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen zijn voor het toekomstige gebruik van het terrein. Ten tijde van het onderzoek waren de recreatiewoningen en stacaravans grotendeels verwijderd. Op veel plaatsen lagen echter nog sloopresten. Tussen het sloopafval zijn enkele asbesthoudende golfplaten waargenomen. Bij het onderzoek in de bodem en in het opgeboorde materiaal zijn echter zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Al het sloopafval is inmiddels verwijderd door een erkend bedrijf. De resterende wegverharding in het gebied bestaat uit asfalt. Uit separaat onderzoek is gebleken dat dit geen teerhoudend asfalt betreft.

ONDERZOEKSRESULTATEN

Het bodemonderzoek bracht op twee locaties verontreinigingen aan het licht:

  • aan de noordzijde van het terrein, rond de plek van een voormalige dieselolietank;
  • de zanduitgraving aan de zuidwestzijde van het terrein die grenst aan de voormalige stortplaats en die met licht vervuilde (categorie 1) grond is opgevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0024.png"

Bodemonderzoek ECO-Reest, maart 2007

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

De olieverontreiniging zal volgens de onderzoekers op wettelijke gronden moeten worden gesaneerd. Als het tot sanering komt, dient een BUS-melding te worden gedaan die vervolgens ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de provincie Drenthe. Indien er een voorschrift is opgenomen in de vergunning van het (recreatie)bedrijf, dan is het mogelijk dat de gemeente bevoegd gezag is.

Wanneer ter plaatse van de zandafgraving gebouwd mocht gaan worden, dan dient de ophooglaag te worden ontgraven, waarna deze elders kan worden toegepast als categorie 1 grond. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van een leeflaag over de locatie.

In de overige delen van het plangebied geven de aard en concentraties van de aangetroffen stoffen in de bodem geen aanleiding om verhoogde risico's voor de volksgezondheid en het milieu bij het toekomstig grondgebruik te verwachten.

Gelet op de activiteiten die sinds 2007 hebben plaats gevonden in het plangebied, kan gesteld worden dat de conclusies en aanbevelingen nog steeds actueel zijn.

DIRECTE OMGEVING VAN HET PLANGEBIED

Ten zuidwesten van het plangebied ligt een voormalige gemeentelijke stortplaats. Deze locatie is bij de provincie bekend als DR/165/0001. Het plangebied is van de stortplaats gescheiden door een aarden wal, die is aangelegd met licht vervuilde (categorie 1) grond.

ONDERZOEK VOORMALIGE STORTPLAATS

Deels binnen en deels buiten de grenzen van het campingterrein ligt de voormalige gemeentelijke stortplaats Ekelenberg. Daar is een ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Deze geldt als niet urgent. Het grondwater en de omliggende grond is niet ernstig verontreinigd. Twee stortgaten met grind, glas en puin zijn afgegraven en afgevoerd. Het betrof een voormalige opslag van bedrijfsafval van een schildersbedrijf. De gemeente beschikt over onderzoeksrapporten uit 1992 en 1997.

Buiten de grens van het vigerende plangebied ligt een groepsaccommodatie waar een bodemsanering is uitgevoerd en een motorbrandstoffenservicepunt waar een bodemsanering aan de gang is. Die wordt voltooid als het station begin 2006 wordt ontmanteld (Ommerweg 16 en 18).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0025.png"

Kaart bodemonderzoek vuilstort 1992 (bron: STRABIS)

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In dit kader moet de watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied.

Het planvoornemen is voorgelegd aan het waterschap middels de digitale watertoets. Via de digitale watertoets werd één ruimtelijke beperking aangegeven, namelijk de rioolwaterpersleiding die in het vroegere tracé van de Slagendijk ligt. De strook waar deze leiding ligt grenst direct aan de noordzijde van het plangebied en geeft derhalve in de praktijk geen beperking aan de inrichting van het plangebied.

Ten behoeve van het plan is een waterhuishoudkundig onderzoek uitgevoerd (Waterhuishoudkundig onderzoek ter toelichting op de waterparagraaf in het bestemmingsplan voor onderhavig Woonplan Ekelenberg, Eco Reest B.V., 26 mei 2016). De uitgangspunten van het waterschap zijn in dit onderzoek verwerkt. Het voornoemde onderzoek is als bijlage toegevoegd.

In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten van de planopzet Ekelenberg.

Wat betreft de omgang met hemelwater gelden de volgende voorwaarden, opdat wateroverlast in het plangebied wordt voorkomen. Het waterschap adviseert dat deze voorwaarden in de koopcontracten worden vertaald.

  • Hemelwater op het eigen perceel (bebouwing, verharding en onverhard) dient op het eigen perceel te infiltreren. Het is niet toegestaan de aangrenzende percelen te belasten met overtollig hemelwater.
  • Om uitspoeling te voorkomen dient hemelwater zoveel mogelijk te worden verdeeld over het onverharde gedeelte. Vanaf de verharding dient hemelwater zoveel mogelijk in alle richtingen af te stromen naar onverharde gedeelten. Hemelwater dat via goten en regenpijpen vanaf het bebouwde gedeelte komt moet opnieuw verdeeld worden over het onverharde gedeelte, hetzij via de verharding, hetzij via een greppel, hetzij via een verlaagd infiltratieveld.
  • Bij het aanbrengen van berging voor het hemelwater van het dak dient per 25 m2 meter dakoppervlak rekening te worden gehouden met 1 m3 berging.
  • Ter plaatse van de woonblokken dient tussen de percelen een infiltratievoorziening te worden aangebracht met een capaciteit van 1,1 m3 per strekkende meter perceelsgrens. Deze infiltratievoorziening heeft geen afvoer.
  • Bij de bouw worden geen materialen toegepast op een wijze, waarbij verontreinigende stoffen kunnen uitlogen naar het grondwater. Het betreft met name onbeschermd lood, zink, koper en teerhoudende mastiek.
  • Het aanlegpeil van de gebouwen dient ten minste 30 cm boven het maaiveld te liggen.

Daarnaast gelden de volgende inrichtingsuitgangspunten waar bij de inrichting van het openbare terrein rekening mee moet worden gehouden:

  • Ter plaatse van de wegen in het gebied dient het hemelwater naar de bermen af te stromen, waar voldoende gelegenheid is om te infiltreren. Indien een weg loodrecht op de hoogtelijnen ligt dient de weg zodanig uitgevoerd te worden dat het hemelwater niet over het wegdek tot onderaan de helling kan afstromen. Op regelmatige afstanden dient het water naar de berm te worden afgeleid, hetzij door hoogteverschillen in de weg aan te brengen, hetzij door een opvanggoot in de weg te leggen.

5.3 Archeologische waarden

Sinds Nederland in 1992 het Verdrag van Valletta (Malta) heeft ondertekend, heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een vaste plaats in het proces van de ruimtelijke planvorming gekregen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het op 1 september 2007 in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg. Uitgangspunten van deze wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die in de bodem ingrijpt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met zowel de bekende als te verwachten archeologische waarden.

Voor het plangebied is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (Recreatieterrein Ekelenberg in Zuidwolde, gemeente De Wolden, een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, ADC ArcheoProjecten, maart 2016). Het voornoemde onderzoek is als bijlage toegevoegd. In het onderstaande zijn de aanleiding tot dit onderzoek en de belangrijkste bevindingen weergegeven.

Vooronderzoek in 2005 heeft aangetoond dat het plangebied een hoge verwachting heeft op het aantreffen van archeologische resten. Bij een eerste booronderzoek (2005 )bleek een grotendeels onverstoord veldpodzolprofiel aanwezig. Hiernaast werden in enkele boringen vuursteenafslagen aangetroffen die niet nader konden worden gedateerd. Op basis van deze resultaten werd geadviseerd om een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren. Om praktische redenen (aanwezigheid vakantiehuisjes en stacaravans, ongedocumenteerde leidingen zoals riool, aardgas, water, elektra, telefoon en 250 oude septic tanks) is destijds in overleg met de betrokken partijen afgezien van een proefsleuvenonderzoek. In plaats daarvan werd besloten de archeologische waarden te karteren middels een booronderzoek. Bij dit onderzoek zijn vier vuursteenvindplaatsen in kaart gebracht. Daarnaast werden in een aantal boringen ook (mogelijk) bewerkt vuursteen en houtskoolfragmenten gevonden. Hiervan was het niet zeker of het daadwerkelijk vindplaatsen betrof. In het rapport werd aanbevolen om het stedenbouwkundige plan aan te passen zodat de zekere vuursteenvindplaatsen niet in bouwblokken en bouwkavels zouden worden opgenomen. Tevens werd aanbevolen om, indien mogelijk, ook de locaties met bewerkt vuursteen (geen vindplaatsen) en mogelijk bewerkt vuursteen te ontzien. De onderzoekers schreven dat het grondverzet tot een minimum beperkt moest worden omdat het vuursteen zich dicht onder het oppervlak bevond en dat ondanks het dichte boorgrid graven gemist konden zijn. De provinciaal archeoloog kon zich vinden in de conclusies van het rapport en de vier zekere vindplaatsen moesten worden ingepast in het stedenbouwkundige plan.

De vuursteenvindplaatsen zijn op onderstaane afbeelding in blauw aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0026.png"

Ligging van de boorpunten en vindplaatsen van het verkennend en karterend booronderzoek(bron: ARC 2005)

In 2015 is het booronderzoek opnieuw beoordeeld door de deskundige van de gemeente. Deze stelde dat het uitgevoerde onderzoek onvoldoende was, omdat grafstructuren en huisplattegronden (die in het plangebied ook konden worden verwacht) met boringen niet kunnen worden opgespoord.

Op de in 2012 vastgestelde Archeologische Waardenkaart van de gemeente De Wolden heeft het plangebied een hoge of middelhoge archeologische verwachting. Het plangebied is tevens aangegeven als reeds onderzocht gebied waarbij verder onderzoek nog verplicht is behoudens de zuidwesthoek van het plangebied. Omdat de voorgenomen bouwplannen een eventueel in het plangebied aanwezige archeologische vindplaats ernstig konden beschadigen en mogelijk zelfs geheel vernietigen, heeft het bevoegd gezag daarom gesteld dat vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk was.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0027.png"

Uitsnede archeologische waardenkaart

Het veldwerk is uitgevoerd van 8 tot en met 16 februari 2016. In die periode zijn de proefsleuven aangelegd en onderzocht conform het Programma van Eisen (PvE), dat door Bureau voor Archeologie is opgesteld. Dit ontwerp is goedgekeurd door de gemeente De Wolden. De opgravingsdocumentatie van het proefsleuvenonderzoek is gedeponeerd in het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de KNA 3.3 en de bepalingen uit het PvE. Tijdens het IVO zijn 42 proefsleuven aangelegd. In het op basis van het vooronderzoek onverstoorde deel van het plangebied zijn 40 proefsleuven aangelegd. Daarnaast zijn twee sleuven aangelegd in een mogelijk verstoord deel van het plangebied in het zuidwesten. Alle sleuven waren 30 m lang en 4 m breed. In het PvE voorgestelde puttenplan was rekening gehouden met de ligging van de huidige wegen die zullen worden gebruikt bij de nieuwbouw. Ook is rekening gehouden met de locaties van bekende vindplaatsen (hier geen proefsleuven), verstoorde zones en te behouden bomen. Desondanks bleek het toch noodzakelijk om enkele sleuven iets te verplaatsen of iets anders aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0028.png"

In het PvE voorgestelde puttenplan geprojecteerd op een luchtfoto uit 2012

Het proefsleuvenonderzoek had tot doel vast te stellen of er in het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig waren en bij het aantreffen van een vindplaats een waardering te geven over de behoudenswaardigheid ervan. Zowel op fysieke als op inhoudelijke kwaliteit wordt de vindplaats laag gewaardeerd. Een vuursteenvindplaats is niet aangetroffen, evenals sporen van bewoning of begraving die samenhangen met het nabijgelegen trechterbekergrafveld en grafheuvels. Ook uit jongere perioden zijn geen sporen van bewoning aangetroffen. De vier reeds bekende vuursteenvindplaatsen zijn bij het huidige proefsleuvenonderzoek niet nader onderzocht. Uit onderhavig onderzoek is in ieder geval gebleken dat deze vuursteenvindplaatsen niet doorlopen tot in de aangelegde proefsleuven. Indien zich bomen op de locatie van een vuursteenvindplaats bevinden, kunnen de stobben/wortelkluiten voor verstoring hebben gezorgd. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en de lage waardering van de vindplaats adviseert ADC ArcheoProjecten de bevoegde overheid om het onderzochte deel van het plangebied vrij te geven voor ontwikkeling. De gemeente heeft dit advies overgenomen.

Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het plangebied toch nog archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.

Het stedenbouwkundig plan houdt rekening met de vuursteenvindplaatsen, in die zin dat deze ongemoeid worden gelaten. Op de verbeelding en in de regels is ter plaatse van deze vindplaatsen een beschermenende dubbelbestemming opgenomen.

Ook voor de oostelijk gelegen gronden, die niet zijn betrokken in het proefsleuvenonderzoek, is een beschermende dubbelbestemming opgenomen. Conform de archeologische waardenkaart zijn ter plaatse grondroerende werkzaamheden groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld alleen toegestaan indien voorafgaand archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

5.4 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder beschouwt een woning en een woonzorgcentrum als een zogenaamd geluidsgevoelig gebouw. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder dient plaats te vinden.

Wet geluidhinder

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt, uitgezonderd:

  • de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • de wegen waarop een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 200 m. Buiten de bebouwde kom bedraagt deze afstand 250 meter. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

De langs de locatie en buiten de bebouwde kom gelegen N48 kent een maximum snelheid van 100 km/uur en derhalve een zone. De langs de locatie en binnen de bebouwde kom gelegen Ommerweg en Slagenweg kennen een maximum snelheid van 50 km/uur en derhalve eveneens een zone. De te realiseren woningen en het woonzorgcentrum liggen binnen de zones van deze wegen en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Normen

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB op de gevel. Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen (artikel 77 van de Wet geluidhinder).

Indien de geluidsbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders, mits gemotiveerd, een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder).

Indien het nog niet geprojecteerde geluidsgevoelige bebouwing langs een aanwezige weg betreft,kunnen burgemeester en wethouders in dit geval een hogere waarde tot maximaal 53 dB vaststellen wat betreft de N48 en 63 dB wat betreft de overige wegen.

Uitgangspunten berekeningen

De wet- en regelgeving rond spoorwegen en rijkswegen is in 2012 gewijzigd met de komst van Swung I (Wet milieubeheer hoofdstuk 11 Geluid). Als gevolg hiervan is een geluidregister opgesteld. In dit register zijn onder andere de brongegevens van rijkswegen opgenomen. Bij het uitvoeren van akoestische berekeningen dienen deze brongegevens gebruikt te worden. Het register geeft aan dat bij akoestisch onderzoek wat betreft de N48 rekening moet worden gehouden met de volgende (verkeers-)gegevens.

Verkeersgegevens N48  
etmaal-intensiteit   object id   rijstrook   wegdek   periode   uurintensiteit lichte mvt   uurintensiteit
middelzw. mvt  
uurintensiteit
zw. mvt  
7334   14861   links   dab   dag   410   194   60  
        avond   40   13   4  
        nacht   39   17   7  
8571   9995   rechts   dab   dag   470   222   81  
        avond   43   12   10  
        nacht   46   19   16  

Wat betreft de Slagendijk en de Ommerweg is gebruik gemaakt van de gegevens van de gemeente De Wolden. De verwachting is dat deze wegen in 2026 een verkeersintensiteit kennen van respectievelijk 3.016 en 4.643 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). De verkeersgegevens zijn opgenomen in onderstaande tabel. In de berekeningen is er verder rekening gehouden met dicht asfaltbeton (referentiewegdek).

Verkeersintensiteiten  
weg   wegdek   verkeersintensiteit   max. snel   periode uur   % verdeling  
    2012   2026   heid     %   lv   mv   zv  
Slagenweg   ref. wegdek   2646   3.016   50 km/u   dag   6.8   90   8   2  
          avond   2.4        
          nacht   1.1        
Ommerweg   ref. wegdek   4.073   4.643   50 km/u   dag   6.8   90   8   2  
          avond   2.4        
          nacht   1.1        

Berekeningen

De berekeningen zijn uitgevoerd met Standaard Rekenmethode II. Op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder wordt een aftrek op de geluidsbelasting vanwege een weg toegepast. De toe te passen aftrek van de geluidsbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen bedraagt over het algemeen:

  • a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
  • b. 5 dB voor de overige wegen;
  • c. 0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111b, tweede en derde lid, 112 en 113 van de Wet geluidhinder.

De onder c genoemde aftrek heeft betrekking op het vaststellen van eventuele gevelisolatiemaatregelen om de vereiste binnenwaarde te bereiken.

In de berekeningen is op grond van dit artikel 2 dB van de rekenresultaten wat betreft de N48 afgetrokken en 5 dB wat betreft de Slagenweg en Ommerweg. Berekend zijn de gevelbelastingen van de betreffende woningen op waarneemhoogtes van respectievelijk 1,8 en 4,8 m. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in navolgende afbeelding en tabel. In de bijlagen zijn de volledige berekeningen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0029.png"

Geluidsbelasting waarneempunten per bouwlaag in dB inclusief aftrek op grond van art. 110g Wgh  
wnp   N48   Slagenweg/Ommerweg   wnp   N48   Slagenweg/Ommerweg  
  bouwlaag   bouwlaag     bouwlaag   bouwlaag  
  1e   2e   1e   2e     1e   2e   1e   2e  
1   --   --   45   47   20   38   39   42   44  
2   --   --   47   48   21   42   43   44   46  
3   --   --   46   48   22   40   41   40   42  
4   --   --   46   48   23   44   45   --   --  
5   --   --   43   45   24   36   37   42   44  
6   39   39   44   46   25   44   45   44   46  
7   30   34   41   42   26   48   48   41   42  
8   31   33   41   43   27   45   46   31   31  
9   39   40   45   47   28   42   43   35   35  
10   42   42   44   46   29   45   45   38   38  
11   40   41   41   43   30   47   48   38   38  
12   --   --   43   45   31   41   42   --   --  
13   35   36   44   46   32   44   44   33   34  
14   33   36   40   42   33   44   44   30   30  
15   41   42   44   45   34   44   45   --   --  
16   38   39   42   43   35   30   33   --   --  
17   34   36   40   42   36   48   48   --   --  
18   42   42   44   45   37   45   46   --   --  
19   42   42   42   43            

Conclusie berekeningen

Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting van de gevels de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB niet overschrijdt. De Wet geluidhinder verzet zich daarmee niet tegen komst van deze woning.

5.5 Milieuzonering van bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies noodzakelijk. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (geluid, stof, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstanden tussen bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals rustig buitengebied), waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden.

Op het bedrijventerrein Zuider-Kerkes, dat aan de overzijde van de Slagendijk ligt, zijn bedrijven in maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. Dit houdt in dat gevoelige functies zoals woningen op een afstand van niet minder dan 100 m van de bedrijfsbestemming mogen worden geplaatst.

In de beheersverordening Zuidwolde, dat van toepassing is op het bedrijventerrein, is middels een interne milieuzonering rekening gehouden met de (inmiddels opgeheven) verblijfsrecreatie ten zuiden van de Slagendijk en met woningen aan de Slagendijk en de Tolweg. In genoemd bestemmingsplan is bepaald dat zich geen bedrijven in categorie 3.2 mogen vestigen op een afstand van minder dan 100 m van de dichtstbijzijnde toenmalige recreatiewoning, alsmede de bestaande woningen aan de Slagendijk en twee (toentertijd) geprojecteerde woningen aan de Tolweg. De hieruit resulterende milieuzone is aangegeven op onderstaande kaart. De zone overlapt delen van het plangebied aan de noordzijde. Binnen deze zone mogen geen woningen worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0030.png"

Milieuzone bedrijventerrein

Binnen de aangegeven milieuzone zijn de kavels voor wonen/werken geprojecteerd. Bovengenoemde richtafstanden hebben betrekking op de afstand tot een rustige woonwijk. Het deelgebied voor wonen/werken kan worden aangemerkt als gemengd gebied. Derhalve kunnen aldaar kleinere richtafstanden (50 m i.p.v. 100 m) worden aangehouden, zodat de realisatie van bedrijfwoningen mogelijk is. De feitelijk afstand tussen het bedrijventerrein en de kavels voor wonen/werken betreft circa 65 m.

In het deelgebied voor wonen/werken zijn gelet op de afstanden tot de nieuwe woningen, bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan.

5.6 Luchtkwaliteit

Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU-richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Deze nieuwe richtlijn vervangt de tot dan toe geldende EU-richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn). Ten opzichte van de vorige regelgeving zijn onder ander de volgende zaken gewijzigd:

  • die locaties waarop de regelgeving van toepassing is;
  • de definitie van natuurlijke bronnen;
  • mogelijkheden tot uitstel.

De Nederlandse regelgeving voor de luchtkwaliteit is aan deze nieuwe richtlijn aangepast.

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Met behulp van de nibm-tool kan worden bepaald of de 3% verslechtering wordt overschreden.

De luchtkwaliteit ter plaatse voldoet ruimschoots aan de grenswaarden zoals die zijn vastgelegd in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer (Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten 2013, RIVM).

Toets extra verkeer

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 59 woningen, 6 kavels voor wonen/werken en een woonzorgcentrum. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie per onderdeel is gebruikgemaakt van CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”. Aangesloten is bij de kencijfers voor een weinig stedelijke gemeente en de categorie 'rest bebouwde kom'.

Voor het woonzorgcentrum is aangesloten bij de kencijfers voor een aanleunwoning vanwege het ontbreken van het ontbreken van kencijfers voor een verleeg- en verzorgingstehuis. Voor wonen/werken is uitgegaan van arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven.

onderdeel   verkeersgeneratie   aantal   totaal  
woningen   7 ritten per woning   59   413  
wonen/werken   7 ritten per bedrijfswoning
4 ritten per 100 m2 bvo  
6
1.500 m2  
42
60  
woonzorgcentrum   2,2 ritten per eenheid   60   132  

De totale verkeersgeneratie vanwege het plan bedraagt derhalve ongeveer 647 ritten per etmaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0031.png"

Uit de berekening blijkt dat de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet wordt overschreden. De realisatie van het plan moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

5.7 Externe veiligheid

Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen (Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen, Bevi en Revi), vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen ( Besluit externe veiligheid transportroutes, Bevt, met bijbehorend Basisnet) en vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen, Bevb en Revb).

De belangrijkste risicomaten zijn het plaatsgebonden risico (10-6-jaar/contour die als grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten) en het groepsrisico (binnen het invloedsgebied wordt getoetst aan een oriënterende waarde en het groepsrisico verantwoord).

Onderzoek

Om te bepalen of in de nabijheid van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedssfeer ligt van risicovolle inrichtingen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat aan de Nijverheidsweg 40 een lpg-tankstation is gevestigd. Deze Bevi-inrichting ligt echter op een dusdanig grote afstand dat de plaatsgebonden risicocontouren (maximaal 45 m vanuit het vulpunt) en het invloedsgebied (150 m vanuit het vulpunt en ondergronds reservoir) niet tot het plangebied reiken.

Het plangebied ligt ook niet in de nabijheid van buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Advies Brandweer

De Veiligheidsregio Drenthe (VRD) heeft het plan beoordeeld op de aspecten bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. In het geval van brand neemt de Brandweer Drenthe zelf water mee in de vorm van waterwagens. In overleg zal worden bepaald op een geboorde put noodzakelijk is voor bluswater.

Wat betreft bereikbaarheid zal een noodontsluitingsweg naar het plangebied worden aangelegd via de Ommerweg, opdat in geval van calamiteiten er twee ontsluitingswegen voor de hulpverlening beschikbaar zijn.

5.7.1 Transportroutes van gevaarlijke stoffen

Aan de oostzijde van het plangebied ligt de rijksweg N48 waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Conform het Bevt valt de plaatsgebonden risicocontour van de N48 (wegvak 'Knp. Hoogeveen - afrit N377 (Balkbrug)') niet buiten de weg. Daarnaast beschikt de weg niet over een plasbrandaandachtsgebied.

Het maatgevende transport over de N48 betreft LPG/propaan met bijna 185 transporten per jaar. LPG-transport heeft een invloedsgebied van 355 m. De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) geeft aan dat op basis van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) geconcludeerd kan worden dat er geen overschrijding is van de orientatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico blijft onder de 10% van de orientatiewaarde blijft. Hierdoor kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Binnen het invloedsgebied zijn (bedrijfs)woningen (kwetsbare objecten, geen kwetsbare groepen) en een woonzorggebouw (kwetsbaar object en kwetsbare groep) geprojecteerd.

Bij een calamiteit met een LPG-transport kan een fakkelbrand ontstaan. Het effect van een fakkelbrand is hittestraling. Dit effect kan slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken. Hittestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en schadebeeld. Op een afstand van 130 m van de tankwagen is er geen sprake van branden en letaliteit. Aan deze effectafstand wordt in onderhavig geval voldaan.

De VRD heeft de aspecten bestrijdbaarheid en bereikbaarheid als voldoende beoordeeld. De gemeente is van mening dat er geen onverantwoorde risico's zijn ten aanzien van externe veiligheid.

5.8 Natuurwaarden

Voor het plan is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk aandacht te besteden aan de natuurwet en –regelgeving. Er dient onder meer aangegeven te worden of er als gevolg van het plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn, en zo ja, of deze verkregen kunnen worden. Relevante regelgeving op dit gebied zijn de Flora- en faunawet (Ffw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) en de Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

In de loop van de jaren zijn er verschillende ecologische onderzoeken uitgevoerd op het terrein:

  • Advies Flora- en faunawet Camping Ekelenberg te Zuidwolde, BügelHajema Adviseurs, 31 oktober 2005;
  • Nader onderzoek Ekelenberg. Vleermuizeninventarisatie, BügelHajema Adviseurs, 7 oktober 2008;
  • Memo veldbezoek roofvogels en eekhoorn, omstandigheden en bevindingen 7 en 17 mei 2013, BügelHajema Adviseurs;
  • Nader onderzoek vleermuizen ter plaatse van Slagendijk 2 Zuidwolde, Eco Reest B.V., 24 november 2014;
  • Nader ecologisch onderzoek ter plaatse van Slagendijk 2 Zuidwolde (Dr.), Eco Reest B.V., 21 oktober 2015.
5.8.1 Verleende ontheffing

Voor dit project is een ontheffing verleend van de Flora- en faunawet, voor het beschadigen, vernielen, of verstoren van verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis (kenmerk ontheffing: FF/75C/2008/0605, d.d. 26 februari 2009). De ontheffing is onder voorwaarden verleend. Deze voorwaarden stellen onder andere dat de gebouwen voorafgaand aan de sloop onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van vleermuizen en dat indien deze aanwezig zijn de gebouwen voor de sloop ongeschikt moeten worden gemaakt door middel van strippen (voorwaarde 10). De bungalows zijn reeds gesloopt.

Daarom is een nader ecologisch onderzoek bij het hoofdgebouw uitgevoerd om vast te stellen of hierin verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn (Eco Reest B.V., 21 oktober 2015). Een andere voorwaarde uit de ontheffing is dat in de nieuwbouw geschikte verblijfplaatsen voor gewone dwergvleermuis moeten worden aangeboden (voorwaarde 11). Omdat er geen nieuwe gebouwen komen voordat er wordt gesloopt is gekozen de tussenliggende periode te overbruggen met vleermuiskasten. Derhalve is ervoor gekozen om vleermuiskasten op te hangen.

Het voornoemde onderzoek is als bijlage toegevoegd. In het onderstaande zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven.

Uit de door Eco Reest in 2013 uitgevoerde veldbezoeken voor het vleermuisonderzoek komt naar voren dat in het hoofdgebouw en de woning geen verblijfplaatsen van vleermuizen zijn waargenomen. Er zijn vanuit westelijke richting dwergvleermuizen en een laatvlieger waargenomen die naar hun foerageergebied oostelijk van het onderzoeksgebied vlogen. Het onderzoeksgebied maakt derhalve wel deel uit van een vliegroute. Omdat er in het gebied voldoende potentiële vliegroutes zijn, betreft het geen essentiële vliegroute.

Op 21 augustus 2013 is een inspectie op broedende vogels in en aan het gebouw uitgevoerd door Eco Reest. Hierbij is vastgesteld dat er in het pand geen sprake is van broedende vogels of jaarrond beschermde nesten. Wanneer het hoofdgebouw in het najaar van 2013 is gesloopt zullen geen broedende vogels of jaarrond beschermde nesten zijn geschaad. In het broedseizoen van 2015 zijn binnen het plangebied twee inspecties op jaarrond beschermde nesten uitgevoerd. Deze zijn niet aangetoond binnen het plangebied.

Op grond van de in de Flora- en faunawet opgenomen zorgplicht adviseert Eco Reest om voorafgaand aan werkzaamheden als sloop, verwijderen van potentiële verblijfplaatsen (behalve gebouwen b.v. ook bulten puin of vegetatie) en bomen, een controle op aanwezigheid van flora en fauna uit te voeren. Belangrijk is dat deze werkzaamheden niet in de kwetsbare periodes plaatsvindt (overwinteringsperiode van vleermuizen, reptielen en amfibieën, broedperiode voor vogels).

5.8.2 Update onderzoeken

In de loop van de jaren is er op het terrein het een en ander veranderd, zo zijn de bungalows reeds gesloopt. Daarom is een nieuw verkennend onderzoek Flora- en faunawet uitgevoerd (Update verkennend onderzoek Flora- en faunawet ter plaatse van Slagendijk 2 Zuidwolde (Dr.), Eco Reest B.V., 24 december 2015). Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd. In het onderstaande zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven.

5.8.2.1 Gebiedsbescherming

Bij ruimtelijke ingrepen moet vooraf worden getoetst of er schade kan optreden aan beschermde natuurgebieden. De onderzoekslocatie ligt op circa 13 kilometer afstand ten zuidwesten van het van het Natura 2000-gebied Dwingelderveld. Gezien de grote afstand van het plangebied tot het Natura 2000 gebied is er geen voortoets aan de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd.

Gezien de grote afstand tussen het plangebied en het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied worden geen effecten als gevolg van de werkzaamheden op Natura 2000-gebieden verwacht. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het Natuurnetwerk Drenthe (NND), waarvan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) het belangrijkste onderdeel is, is een onderdeel van een landelijk netwerk van natuur- en agrarische gebieden met een speciale natuurkwaliteit (Natuurnetwerk Nederland, NNN). Het netwerk bestaat zowel uit afzonderlijke natuurgebieden als uit verbindingszones die deze natuurgebieden met elkaar verbinden.

Het plangebied ligt grotendeels in de EHS, zoals onderstaande afbeelding laat zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0032.png"

Ekelenberg (rood omrand) en ligging EHS (groen) (bron: Provinciale Omgevingsverordening)


In het Natuurbeheerplan zijn enkele deelgebieden van recreatieterrein Ekelenberg aangeduid met een natuurbeheertype.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0033.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00361-0401_0034.png"
Ekelenberg (rood omrand) met daarin aangegeven de voor het gebied begrensde beheertypen droog bos met productie (bruin) en bossingel en bosje (groen) zowel in het Natuurbeheerplan 2015 (links) als de ambitikaart (rechts)

Artikel 3.34 lid 1b van de Provinciale Omgevingsverordening stelt dat een ruimtelijk plan, indien het een bestemmingsplan betreft geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur significant aantasten.

In artikel 3.35 lid 3 van de Provinciale Omgevingsverordening is opgenomen dat een ruimtelijk plan in afwijking van artikel 3.34, lid 1 en 2, een activiteit of een combinatie van activiteiten mogelijk kan maken indien uit een in een provinciale of intergemeentelijke structuurvisie neergelegde gebiedsvisie blijkt dat die activiteit of combinatie van activiteiten mede tot doel heeft de kwaliteit of kwantiteit van de ecologische hoofdstructuur per saldo te verbeteren, waarbij in samenhang met een of meer andere ruimtelijke plannen die eveneens behoren tot de desbetreffende structuurvisie:

  • de kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur verbetert, waarbij de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur niet afneemt;
  • het areaal van de ecologische hoofdstructuur wordt vergroot, ter compensatie van het gebied dat door de ontwikkeling verloren gaat, indien daarmee een beter functionerende ecologische hoofdstructuur ontstaat, en;
  • in dat ruimtelijk plan verantwoord wordt waaruit de aard, wijze en het tijdstip van realisatie van de kwaliteits- of kwantiteitswinst bestaat.


Natuurwaarden Ekelenberg

De natuurwaarden van het recreatieterrein zijn beperkt. Het gebied bestaat uit grasvelden met opgaande beplanting en bomen langs wegen en paden en rond de kampeervelden. Voorheen was het gebied intensief in gebruik als camping, hiervan is nog tuinbeplanting her en der in het terrein terug te vinden. Het gebied heeft een functie als foerageergebied voor vleermuizen, broedgebied voor vogels en vormt leefgebied voor enkele algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren (zie ook rapportage Update vekennend onderzoek Ekelenberg, Ecoreest). Het noordelijk deel nabij de entree is altijd bebouwd geweest met algemene voorzieningen voor de camping en bedrijfwoningen.


In de EHS gelegen gebieden (onlosmakelijk deel uitmakend van een aaneengesloten EHS) met een meervoudige of afwijkende functie, bijvoorbeeld recreatiebedrijven, woningen of agrarische bedrijven, zijn onderdeel van de EHS om versnippering van de EHS te voorkomen.

De voornaamste natuurwaarde van het terrein is dan ook gelegen in de verbindende functie die het heeft met omliggende bospercelen. De relatie met de oostelijk gelegen EHS-gebieden wordt gehinderd door de aanwezigheid van de provinciale weg N48.

Wezenlijke kenmerken en waarden

In het Natuurbeheerplan zijn wezenlijke kenmerken en waarden aangegeven. Wezenlijke kenmerken en waarden hebben betrekking op aanwezige natuurwaarden, niet op potentiele waarden (dat geldt enkel voor delen met een bestemming natuur). Op het recreatieterrein Ekelenberg hebben enkele percelen langs de zuidrand en een smalle strook langs de noordzijde van de camping wezenlijke kenmerken en waarden. Deze delen zijn aangeduid als beheertype “bosjes en bossingel (L01.04)”. De ambitiekaart geeft als gewenste ontwikkeling aan "droogbos met productie (N16.01)".

Effecten

Delen waar woningbouw en het woonzorggebouw zijn voorzien worden onomkeerbaar belemmerd in omzetting tot de natuurfunctie. Waar bebouwing staat, is immers geen natuur mogelijk. Op dit punt is de ontwikkeling strijdig met artikel 3.34 van de Provinciale Omgevingsverordening.

Overigens was de belemmering ook aanwezig ten tijde van het in gebruik zijn als recreatieterrein. Op het recreatieterrein was bebouwing aanwezig bij de entree (algemene voorzieningen en bedrijfswoning) en in het centrale deel van het terrein (recreatieverblijven).

De ontwikkeling van het woongebied en het woonzorggebouw vinden geheel plaats buiten de in het Natuurbeheerplan begrensde delen.

Omzetting van recreatie naar wonen heeft een ander gebruik van het terrein tot gevolg. Betreding van het terrein geschiedt in geval van wonen meer constant en verspreid over het gehele jaar. Ten tijde van het recreatieterrein was het gebruik seizoensgebonden met een dip in de herft/winter en een piek in het voorjaar/zomer.

Het aantal mensen dat in het plangebied verblijft zal kleiner worden en daarmee zal de druk op de omliggende bospercelen ook afnemen.

Als gevolg van wonen neemt het oppervlak verharding (versterking bestaande wegen en paden, en aanleg opritten bij woningen) in het gebied toe, hoewel de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwd oppervlak kleiner zal zijn dan op grond van het huidige bestemmingsplan toegestaan is. De plannen hebben een afname van grasland en opgaande beplanting tot gevolg.

Conclusie
Het initiatief en bovenstaande motivatie is besproken met de Provincie Drenthe. De provincie is van mening dat het plan voldoet aan Provinciale Omgevingsverordening indien de zuidelijke rand met wezenlijke natuurwaarden en de oostelijk gelegen gronden als natuur worden bestemd en gevrijwaard worden van bebouwing. Aan deze voorwaarden wordt voldaan zodat ter plaatse wordt bijgedragen aan de verbetering van de kwaliteit van de EHS. Er wordt aldus voldaan aan het gestelde in artikel 3.35 lid 3 van de Provinciale Omgevingsverordening.

5.8.2.2 Soortenbescherming

In Nederland is de bescherming van soorten en gebieden (nog) geregeld in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Deze twee wetten zijn per 1 januari 2017 vervangen door de nieuwe wet Natuurbescherming. Onderhavig plan is nog getoetst aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van soorten. Deze wet gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken met een ontheffing of een rijstelling. Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek concludeert Eco Reest dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van het voorkomen van een strikt beschermde soort (tabel 2 of 3-soort van de Flora- en faunawet) , anders dan tabel 1-soorten waarvoor in onderhavig geval een vrijstelling geldt.

Rietorchis

Groeiplaatsen van rietorchis op de nattere stukken grasland binnen het plangebied kunnen niet worden uitgesloten. Rietorchis is een soort van tabel 2 van de Flora- en faunawet. Voor het verwijderen van groeiplaatsen is bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig, tenzij gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode.

Steenmarter

Het is aannemelijk dat steenmarter foerageergebied en een of meer verblijfplaatsen binnen het plangebied heeft. Steenmarter is een soort van tabel 2 van de Flora- en faunawet. Voor het wegnemen van de verblijfplaatsen van steenmarter is een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig, tenzij gewerkt wordt middels en goedgekeurde gedragscode.

Vleermuizen

De aanwezigheid van een of meerdere verblijfplaatsen binnen de te slopen gebouwen is niet uit te sluiten. Het zal dan gaan om een verblijfplaats van een of enkele dieren, buiten een strenge vorstperiode. Alle vleermuizen staan op tabel 3 van de Flora-en faunawet; verblijfplaatsen zijn wettelijk beschermd. Er is een ontheffing afgegeven voor het wegnemen van verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis in deze gebouwen. Conform de voorwaarde in de ontheffing zijn kasten opgehangen en zijn verblijfplaatsen zo veel mogelijk ongeschikt gemaakt.

Broedvogels

In de bomen en struiken binnen het plangebied kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen. Alle vogelnesten zijn in het broedseizoen beschermd. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.

Overige soorten

Tussen de ruigte en het puin hebben mogelijk soorten van tabel 1, zoals kleine marterachtigen, een verblijfplaats. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Opgemerkt dient te worden dat te allen tijde de zorgplicht blijft gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.

AANBEVELINGEN EN ADVIES

Rietorchis

Geadviseerd wordt om te werken conform een goedgekeurde gedragscode. De gemeente De Wolden beschikt zelf niet over een goedgekeurde gedragscode, maar het is mogelijk om een van bijvoorbeeld een andere gemeente of van Rijkswaterstaat. De gedragscode van de gemeenten Dalfsen, Staphorst en Zwartewaterland geven ten aanzien van het bouwrijp maken van grond met beschermde planten de volgende maatregel:

  • Groeiplaatsen van beschermde plantensoorten worden gespaard. Wanneer dat niet mogelijk is, worden de planten op de juiste wijze verplaatst onder leiding van een terzakekundige op het gebied van planten.

Het sparen van groeiplaatsen op locaties waar bebouwing komt is niet mogelijk. Geadviseerd wordt voor rietorchis geschikte plekken in het plangebied voor de bebouwing, binnen de bloeiperiode (mei tot en met juli) te laten controleren op groeiplaatsen van rietorchis, zodat deze eventueel verplaatst kunnen worden.

Steenmarter

Geadviseerd wordt om te werken met een goedgekeurde gedragscode. De gedragscode van de gemeenten Dalfsen, Staphorst en Zwartewaterland geven het volgende voorschrift voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden van een gebouw met verblijfplaatsen van steenmarter:

  • Er worden geen sloopwerkzaamheden uitgevoerd ten tijde van het voortplantingseizoen van de Steenmarter, van eind maart tot en met eind juni op locaties waar de soort is aangetroffen of als hier aanwijzingen voor zijn.

Vleermuizen

Geadviseerd wordt om het hoofdgebouw enkele dagen voor de sloop te laten onderzoeken op het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen, om zeker te stellen dat geen vleermuizen gedood of verwond worden bij de sloop.

Broedvogels

Om een overtreding te voorkomen wordt geadviseerd om de bomen en struiken voor de start van het broedseizoen te verwijderen. Het broedseizoen loopt globaal van 1 maart tot 1 september. Een overtreding van de Flora- en faunawet kan worden voorkomen door de bomen en struiken die ten behoeve van de woningbouw moeten wijken, voor de start van het broedseizoen te rooien en het gras voor het broedseizoen kort te maaien en kort te houden tot het bouwrijp maken van de grond. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.

Overige aanbevelingen

In de ruigte en tussen het aanwezige puin kunnen verschillende zoogdieren, waaronder kleine marterachtigen, een verblijf hebben. Deze soorten staan op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt de zorgplicht. Geadviseerd wordt om bij het opruimen van puin en verwijderen vanbosschages en ruigte rekening te houden met deze soorten. Dit kan door deze werkzaamheden niet in de kwetsbare voorjaarsperiode uit te voeren, wanneer de jongen geboren worden. Daarnaast is het van belang maai- en opruimwerkzaamheden één richting op uit te voeren, in de richting van geschikt habitat, zodat dieren een kans hebben om te vluchten.

5.9 Straalverbindingen

Over het plangebied lopen geen straalverbindingen. De dichtstbijzijnde loopt ongeveer op 3 km van het plangebied van zuid naar noord. In de plannen hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met de daarbij te hanteren zoneringen.

5.10 Vormvrije MER

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevol-gen van het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • 1. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aange-geven welke activiteiten planMER-plichtig, Besluit m.e.r.- plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. In het geval de activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Zijn belangrijke nadelige milieugevolgen uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  • 2. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.
  • 3. Wanneer Provinciale Staten in de Provinciale Milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Toets planmer-plicht

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor een nieuwe woonwijk met inbegrip van een woonzorggebouw en enkele kavels voor wonen/werken. De activiteiten die mogelijk wordt gemaakt vallen onder categorie 'D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 ha of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling zal blijken of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In het navolgende is de vormvrije m.e.r.-beoordeling behandeld.


De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt circa 13 km. Gelet op de soort activiteit (woonwijk met de daarbij behorende functies) en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van het Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht. Zie hiervoor ook de paragraaf Flora en fauna.


De Provinciale Staten van Drenthe hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.

Vormvrije mer-beoordeling
Zoals hier boven is aangegeven, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is het geval bij dit bestemmingsplan. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect).


Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit vloeit ook voort uit de beschouwing van de diverse milieuaspecten in dit hoofdstuk. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden een aantal in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zo veel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de in de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen mogen worden gebruikt. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

6.2 Bestemmingen

Agrarisch met waarden

Een agrarisch perceel aan de zuidoostzijde van het plangebied heeft net als de aanliggende gronden de bestemming Agrarisch met waarden gekregen.

Bedrijf

Deze gronden zijn bestemd voor bedrijvigheid en dienstverlening in combinatie met het wonen te behoeve van het bedrijf; De toelaatbaarheid van een bedrijfssoort is gerelateerd aan een Staat van Bedrijven die als bijlage bij de regels is opgenomen. Het betreft tamelijk "lichte" bedrijven, die weinig milieuhinderlijk zijn ten opzichte van de omliggende woonbebouwing.

Bedrjfsbebouwing en bedrijfswoning moeten worden geintegreerd en de bebouwing dient plat te worden afgedekt. Verder zijn er regels gesteld over oppervlaktes, bouwhoogte en afstand tot de perceelsgrenzen.

Groen

De gronden met de bestemming Groen zijn bestemd voor een paar forse groenstroken nabij de entree van he plangebied.

Maatschappelijk

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor woonzorgvoorzieningen, parkeervoorzieningen. groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bouwregels zijn opgenomen voor de maximale bouwhoogte en maximale bebouwingspercentage.

Natuur

Gronden met een belangrijke natuurwaarde zijn bestemd als Natuur. Op de gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. Voorts is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen om de natuurwaarden te beschermen.

Verkeer

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wegen, bruggen, dammen en/of duikers en met daaraan ondergeschikt voor sloten, bermen en beplanting, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Woongebied

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. De gronden die niet betrokken zijn bij het huidige bouwprogramma zijn nader aangeduid als "specifieke vorm van woongebied - toekomstig woongebied'. Het is niet toegelaten om deze gronden te bebouwen en te gebruiken ten behoeve van wonen, verkeers- en verblijsfvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Er mogen maximaal 59 woningen worden gebouwd. De woningen mogen vrijstaand en twee-aaneen gebouwd worden gebouwd. op de gronden die zijn aangeduid als 'aaneengebouwd' mogen woningen tot maximaal 5 aaneen worden gebouwd

Verder zijn er regels gesteld wat betreft de maximale goot- en bouwhoogten en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens.

Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m2 bedragen, zodat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

Waarde - Archeologie hoge verwachting

De gronden die niet door middel van proefsleufen zijn ondergrond hebben een dubbelbestemming gekregen. Grondroerende werkzaamheden groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld mogen alleen na archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Normaal beheer en onderhoud worden uitgezonderd van de vergunningplicht. Hieronder wordt verstaan: het beheer en het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

Waarde - Archeologische betekenis

De vuursteenvindplaatsen hebben een dubbelbestemming gekregen. Er geldt een bouwverbod. Grondroerende werkzaamheden mogen alleen na archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Normaal beheer en onderhoud worden uitgezonderd van de vergunningplicht. Hieronder wordt verstaan: het beheer en het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan Ekelenberg, Zuidwolde heeft van 16 juni tot en met 14 juli 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een inspraakreactie geven aan het college van burgemeester en wethouders. Tevens is het bestemmingsplan toegezonden aan de Provincie Drenthe voor vooroverleg. Hieronder staat een samenvatting van de overlegreactie van de provincie en een gemeentelijk antwoord daarop.

Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

Overlegreactie Provincie Drenthe

Het plan raakt drie aspecten van provinciaal belang, te weten: wonen (herontwikkeling, Ladder duurzame verstedelijking), kernkwaliteiten (natuur/EHS, archeologie, aardkundige waarden), milieu- en leefomgevingskwaliteit.

  • 1. Compensatie

Met het plan wordt beoogd een hoogwaardig woongebied te realiseren aan de zuidoostzijde van het dorp Zuidwolde op basis van de kwaliteiten die er al zijn. Het woongebied is gesitueerd op een deel van een voormalig verblijfsrecreatieterrein. Voor zover dit terrein niet nodig is voor woningbouw zal het worden "teruggegeven" aan de natuur. Het gehele gebied behoort tot de ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor zover het niet wordt bestemd voor woningbouw blijft dit zo.

Wat in het plan nadere aandacht hoeft is het onderdeel EHS-compensatie. In het bestemmingsplan krijgt dit nu onvoldoende uitwerking. Eerder is in ambtelijk overleg vastgesteld dat hiervoor goede mogelijkheden zijn. Het gebied is zodanig groot dat naast de oppervlakte die nodig is voor woningbouw een substantiële oppervlakte overblijft voor bos- en natuurontwikkeling. Het gaat hier vooral om de zuid- en oostzijde van het plangebied. Door dit gebied te bestemmen voor natuur (op de verbeelding correct weergegeven) draagt dit ter plaatse bij aan de verbetering van de kwaliteit van de EHS.

Hiermee krijgt het plan op het onderdeel EHS-compensatie ook een deugdelijke juridische grondslag, zoals verwoord in de Provinciale Omgevingsverordening (artikel 3.35, derde lid). Wel is het van wezenlijk belang de in dit artikellid opgesomde argumentatie terug komt in de toelichting op het bestemmingsplan. Kort samengevat moet uit een gebiedsvisie blijken dat de activiteit mede tot doel heeft de ecologische hoofdstructuur per saldo te verbeteren. Hiervoor is het van belang de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS in het gebied in samenhang met genoemd artikellid te beschrijven en daarmee ook aan te tonen dat de kwaliteit van de EHS verbetert. Aanvullend is het ook relevant dat u als gemeente aangeeft dat de natuurbestemming door middel van een anterieure overeenkomst is vastgelegd.

  • 2. Archeologie

Het gedeelte van het plangebied dat eerder door middel van proefsleuven is onderzocht omvat het westelijke en centrale deel van het plangebied. Het resterende oostelijk aangrenzend gebied is nog niet onderzocht door middel van proefsleuven. Nu dit niet is gebeurd is het belangrijk dit deel van het plangebied te voorzien van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting. Hiermee wordt aangesloten op uw gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart. De Regels en Verbeelding hoeven hierop aanvulling. Voor meer inhoudelijke informatie verwijzen wij naar een door de provinciaal archeoloog opgestelde rapportage.


De provinciaal archeoloog adviseert de toelichting aan te vullen voor het oostelijke, niet middels proefsleuven onderzochte deel van het plangebied, en de regels en de verbeelding aan te vullen met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoge verwachting.

  • 3. Milieu- en leefomgevingskwaliteit


Onder de paragraaf Externe Veiligheid (EV) is een tabel met vervoersintensiteiten van de A28 vermeld, terwijl het plangebied binnen de invloed van de N48 ligt. Hierdoor zijn onjuiste conclusies getrokken. Het plan hoeft hierop aanpassing. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting wordt verwezen naar een door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) opgestelde rapportage.

De RUD adviseert om in paragraaf 5.5 de aangepaste (minimale) richtafstanden in de tekst op te nemen en tevens aan te geven of daaraan kan worden voldaan en wat de werkelijke (kortste) afstand is. Op de situatietekening 'milieuzone bedrijventerrein' kan de kleinere afstand bijvoorbeeld met een tweede lijn worden aangegeven.

De RUD geeft voorts aan dat de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) kan adviseren over hulpverlening en zelfredzaamheid in het kader van de verantwoording van het groepsrisico.


Antwoord 1

De toelichting is aangevuld met de argumentatie conform artikel 3.35, derde lid van de Provinciale Omgevingsverordening. De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS in het gebied zijn in samenhang met dit artikellid beschreven. De gemeente zal de natuurbestemming door middel van een anterieure overeenkomst vastleggen.

Antwoord 2

Het plan is op deze punten aangepast.


Antwoord 3

De actuele vervoersintensiteiten van de N48 zijn opgenomen in de toelichting. De conclusie is daarop aangepast.

Paragraaf 5.5 Milieuzonering van bedrijven is waar nodig verduidelijkt. De kleinere afstand (50 m) is niet weergegeven op de afbeelding Milieuzone bedrijventerrein, aangezien deze zone niet tot het plangebied reikt. In het kader van een verantwoording van het groepsrisico is de Veiligheidsregio Drenthe om advies m.b.t. hulpverlening en zelfredzaamheid gevraagd. Het advies is verwerkt in de toelichting.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente De Wolden heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, zodat de economische uitvoerbaarheid 'anderszins verzekerd' is.

De kosten voor de uitvoering van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Gelet op bovenstaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.