direct naar inhoud van 4.1 Milieuaspecten
Plan: Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00256-0401

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Geluid

Door de vestiging van een luchtscheidingsinstallatie (LSI) ten zuiden van de locatie De Wijk-20 zal het geluidniveau ter plaatse verhoogd worden. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen nabij de LSI wordt de richtwaarde voor landelijk gebied van 40 dB(A) in de operationele fase overschreden.

De gemeente De Wolden heeft geen concreet beleid ten aanzien van industrielawaai vastgesteld (MIG). Voor wat betreft de grenswaarden voor de geluidsnormering bij de vergunningverlening moet gebruik worden gemaakt van de normstellingssystematiek opgenomen in hoofdstuk 4 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van oktober 1998. Deze Handreiking regelt het beleid ten aanzien van de op te nemen geluidsgrenswaarden in een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer.

Geluidsprognose

De luchtscheidingsinstallatie (LSI) wordt ontworpen door een gespecialiseerd bedrijf. Dit bedrijf zal op basis van (milieukundige) voorwaarden een LSI ontwerpen.


Omdat het detailontwerp voor de LSI nog niet bekend is, is voor het bepalen van de geluidsbelasting uitgegaan van een tweetal vergelijkbare LSI's, die als referentie dienen voor de LSI voor het Aardgas+ project (Geluidsprognose ten behoeve van Aardgas+ "De Wijk" project, Noordelijk Akoestisch Adviesbureau BV, Assen, 9 september 2010). De geluidsemissie van de Aardgas+ LSI is ingeschat door de referentie LSI's te corrigeren voor de capaciteit van de installatie en door een optimale lay-out van de onderdelen van de installatie te kiezen.

De geluidsemissie van de referentie LSI's leiden tot vergelijkbare geluidscontouren wanneer deze gecorrigeerd worden voor de Aardgas+ LSI, met een geluidsbelasting ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen van maximaal 45,6 dB(A).


Geluidzonering

Omdat de LSI onder de categorie 'grote lawaaimakers' vanuit de Wet geluidhinder (en het Inrichtingen en vergunningenbesluit) valt, dient deze op een gezoneerd industrieterrein te worden gebouwd. Om een dergelijk terrein wordt een geluidzone gelegd met voorkeursgrenswaarde voor de buitencontour van maximaal 50 dB(A). Deze contour mag niet worden overschreden door geluidsemissie vanaf het industrieterrein. Binnen de contour vallen geen geluidsgevoelige objecten.

Op basis van de referentie LSI's is de inschatting dat de grenswaarde van 50 dB(A) op de gevel van de woningen niet wordt overschreden. De richtwaarde van 40 dB(A) wordt in beginsel wel overschreden.

Geluid luchtscheidingsinstallatie cumulatief met bestaande locatie De Wijk-20

Naast de LSI wordt op de locatie De Wijk-20 geluid geproduceerd. Beide geluidsbronnen leiden tot een berekende cumulatieve geluidsbelasting van 48 dB(A) op de dichtstbijzijnde woning. Daarmee is de inschatting dat de grenswaarde van 50 dB(A) op de woningen niet wordt overschreden. De richtwaarde van 40 dB(A) wordt in beginsel wel overschreden.

Overigens worden cumulatieve effecten als gevolg van de in de buurt gelegen zandwinningslocatie niet verwacht.

Mitigatie

Ten aanzien van geluidsemissie van de LSI zal indien nodig door de leverancier een pakket van maatregelen getroffen worden om deze zoveel mogelijk te mitigeren. De belangrijkste geluidsbronnen van de LSI zijn de compressoren voor het transport van stikstof en de faciliteit voor de emissie van zuurstof verrijkte lucht en stikstof. Potentiële te nemen maatregelen zijn (niet beperkt tot):

  • Toepassen van geluidarme apparatuur ((lucht)compressor, pompen, koelers en ventilatoren).
  • Gebruik van akoestische omkasting, bijvoorbeeld door onderdelen (zoals de compressor) in een geluid geïsoleerde container of gebouw te plaatsen.
  • Het optimaliseren van de lay-out van de verschillende onderdelen van de installatie, zodat de geluiduitstraling richting de dichtstbijzijnde woning minimaal is.

4.1.2 Bodemkwaliteit

In de Wet bodembescherming (Wbb) zijn regels opgenomen ten aanzien van bodemsanering en (voorkomen van) bodemverontreiniging. Het bodem beleid van VROM richt zich op duurzaam gebruik van de bodem. Op 1 januari 2008 zijn het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit in werking getreden. In het Besluit en Regeling bodemkwaliteit komt het bodembeleid van de laatste jaren samen. Hierin staan de kwaliteitseisen waaraan bouwstoffen, grond en baggerspecie moeten voldoen wanneer deze op of in de bodem of in oppervlaktewater worden toegepast.

Bij de aanleg van de LSI-locatie worden geen diepere ontgravingen verwacht. De hoeveelheid vergraven grond blijft beperkt en aantasting van bijzondere bodems wordt niet verwacht.

De effecten op bodemkwaliteit zijn nihil, bodemkundig veldonderzoek (Verkennend bodem onderzoek toekomstige LSI NAM-Locatie De Wijk-20, Oranjewoud, 21 juli 2010) heeft aangetoond dat er geen verontreinigingen aanwezig zijn in het gebied van de LSI en locatie De Wijk-20 .

De locatie moet conform de Wet Milieubeheer voldoen aan de Nederlandse Richtlijnen Bodembescherming voor bedrijfsmatige installaties (NRB). Dit betekent dat de locaties conform de eisen en voorschriften vloeistofdicht of -kerend moeten zijn zodat daar waar potentieel gevaar bestaat voor bodemverontreiniging het risico voor verontreinigingen verwaarloosbaar is.

4.1.3 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in het plangebied voldoet in de huidige situatie aan de normen zoals vastgelegd in de Wet Luchtkwaliteit (WLK).

Voor de beschrijving van de algemene luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de gegevens afkomstig van de historische en geprognosticeerde Grootschalige Concentraties Nederland ('achtergrondconcentraties') zoals bepaald door het Planbureau voor de leefomgeving (PBL). De jaargemiddelde achtergrondconcentraties voor de relevante locaties van de voorgenomen activiteit voor de relevante componenten zijn opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 jaargemiddelde grootschalige achtergrondconcentratie voor NOx, stof, SO2, CO, en benzeen ter hoogte van het plangebied voor het Aardgas+ project

Component   Type norm   Grenswaarde
 
Jaargemiddelde achtergrond concentratie1)  
      2009   2010   2015   2020   2030  
NOx (als NO2)   Jaargemiddelde [mg/m3]   40     13-20   11-16   9-12   8-11  
Stof (PM10)3)   Jaargemiddelde [mg/m3]   40     21-22  
20-21  

19-20  

19-20  
Stof (PM2,5)3)   Jaargemiddelde [mg/m3]   25     13-14   12-13   11-12   11-12  
SO2   Jaargemiddelde [mg/m3]   20     1,3   1,1-1,2   0,9   0,9  
CO   98-percentiel van 8-uurgemiddelden   3.6004)   500-600 (2009)          
Benzeen   Jaargemiddelde [mg/m3]   102)   0,6 (2009)          
  • 1. Jaargemiddelde concentraties zijn ontleend aan GCN-kaarten van MNP 2010.
  • 2. De grenswaarde voor benzeen wordt in 2010 aangescherpt tot 5 mg/m3.
  • 3. De berekende waarde voor fijn stof zijn reeds gecorrigeerd voor de bijdrage van zeezout.
  • 4. 98-percentiel van de 8 uurgemiddelde van 3.600 µg/m3 als equivalent van de feitelijke CO grenswaarde (10.000 µg/m3 als 8 uurgemiddelde concentratie).

Voor de verschillende stoffen geldt dat de achtergrondconcentraties in de huidige situaties (zonder luchtscheidingsinstallatie) zo laag zijn dat een mogelijke overschrijding van grenswaarden niet in het geding is.

Het toekomstige effect op de luchtkwaliteit wordt veroorzaakt door verkeersbewegingen in de aanlegfase, door het incidenteel affakkelen van aardgas en door oliedamp van compressoren. De effecten hiervan zijn beperkt. De hoeveelheid emissies is gering en de duur van de aanlegfase en het affakkelen is daarnaast tijdelijk.

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

4.1.4 Geur

In de ontwikkeling bevinden zich op de locatie in het plangebied geen geur relevante emissiebronnen.

4.1.5 Externe veiligheid

Ten behoeve van de MER is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd (Kwantitatieve Risico Analyse NAM - Aardgas+, meer aardgas uit kleine velden - Safeti-NL, ArcadisVectra, 15 juli 2010). De resultaten van deze analyse zijn weergegeven in Plaatsgebonden Risico contouren en Groepsrisico. De grens- en richtwaarde voor (beperkt) kwetsbare objecten het Plaatsgebonden Risico wordt in het overheidsbeleid (Bevi) gesteld op een niveau van 10-6 per jaar (kans op overlijden één op de miljoen jaar). Indien (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 contour aanwezig zijn wordt de norm overschreden.


Veiligheidsrisico's met betrekking tot inrichtingen worden getoetst aan de richt- en grenswaarden zoals opgenomen in de Bevi. De LSI is Bevi-plichtig, wat inhoudt dat de activiteiten op de locatie van de LSI dienen te voldoen aan de Bevi.


Voor het Plaatsgebonden Risico is de 10-6 risicocontour bepalend. Voor zowel de LSI als de locatie De Wijk-20 geldt dat de 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens valt. Er komen geen kwetsbare objecten danwel beperkt kwetsbare objecten voor binnen de berekende 10-6 contouren. Op basis van de resultaten van de kwantitatieve risicoanalyse blijkt dat wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico (de wettelijke norm). De nieuwe 10-6 risicocontour van De Wijk-20 is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.


Wat betreft het Groepsrisico bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de effectafstand van de locatie voor de LSI welke een Groepsrisico veroorzaken. Van een Groepsrisico is dan ook geen sprake.

4.1.6 Lichthinder

Het aspect lichthinder binnen het totale project is beschreven in de Milieueffectrapportage. Voor de LSI geldt dat de belangrijkste effecten met betrekking tot licht tijdens de aanlegfase kunnen ontstaan. Wanneer de situatie er om vraagt, zal ten behoeve van het veilig uitvoeren van de werkzaamheden de werkplek verlicht worden. Het voor de werkzaamheden benodigde licht zal zichtbaar zijn. De hinder hiervan is echter gering. De LSI is tijdens de operationele fase niet verlicht, er is in deze fase dan ook geen sprake van lichtuitstraling. Alleen in uitzonderlijke situaties waarbij werkzaamheden in de avonduren nodig zijn, zal verlichting noodzakelijk zijn. Tijdens normale operationele omstandigheden is van lichthinder geen sprake.