direct naar inhoud van Artikel 5 Recreatie - 2
Plan: Bestemmingsplan Recreatiepark d'Olde Kamp te Ansen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00248-0405

Artikel 5 Recreatie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. recreatiewoningen, uitsluitend met een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. buitenzwembad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' zijn tevens centrale voorzieningen, waaronder receptie, kantoor, binnenzwembad, detailhandel, horeca, lichamelijke verzorging, stalling, opslag en werkplaats toegestaan. Genoemde activiteiten / functies zijn gericht op de functie verblijfsrecreatie;

mede bestemd voor:

  • e. het behoud van bestaande natuurwaarden waaronder met name wordt begrepen het behoud van vliegroutes, 'hop-overs', nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming;

met het oog op het gestelde onder e mogen:

  • vliegroutes, 'hop-overs', nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, niet worden verlicht.

met de daarbij behorende:

  • f. erven en tuinen;
  • g. wegen, voet- en fietspaden;
  • h. verblijfsgebieden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. waterberging en waterlopen, ter plaatse van de aanduiding "water";
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. sportvoorzieningen;
  • p. recreatieve voorzieningen;
  • q. dierenverblijven;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels
  • a. bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
  • c. de bouw van een buitenzwembad is niet toegestaan.
5.2.2 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen maximaal 125 recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. de recreatiewoningen mogen vrijstaand en aaneen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van recreatiewoningen bedraagt maximaal 7 m;
  • d. de dakhelling van een recreatiewoning, bedraagt minimaal 20° en maximaal:
    • 1. 30° bij recreatiewoningen, groter dan 80 m²;
    • 2. 45° bij recreatiewoningen, kleiner dan of gelijk aan 80 m²;
  • e. er mogen geen bijgebouwen bij een recreatiewoning worden gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte bedraagt per recreatiewoning niet meer dan 9 m en niet minder dan 5 m;
  • g. de afstand tussen de voor- en achtergevel van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 14 m en niet minder dan 6 m;
  • h. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 100 m²;
  • i. de afstand tussen:
    • 1. vrijstaande recreatiewoningen en een complex van aaneengebouwde recreatiewoningen;
    • 2. vrijstaande recreatiewoningen onderling, of;
    • 3. complexen van aaneengebouwde recreatiewoningen onderling;

bedraagt maximaal 10 m.

5.2.3 Centrale voorzieningen

Voor het bouwen van centrale voorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken ten behoeve van centrale voorzieningen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen';
  • b. centrale voorzieningen mogen in één gebouw of in meerdere al dan niet aaneengesloten gebouwen worden gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van receptie en kantoor bedraagt maximaal 150 m²;
  • d. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een binnenzwembad bedraagt maximaal 250 m²;
  • e. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van detailhandel bedraagt maximaal 200 m²;
  • f. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van horeca bedraagt maximaal 300 m²;
  • g. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van sport en lichamelijke verzorging bedraagt maximaal 300 m²;
  • h. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen bedraagt maximaal 4 m;
  • i. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen bedraagt maximaal 9 m;
  • j. de dakhelling van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen mag niet meer bedragen dan 60° en niet minder dan 20°.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 15 meter;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 10 m;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m.
5.2.5 Overige gebouwen

Voor het bouwen van dierenverblijven en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, stalling, opslag en werkplaats gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking op het bepaalde in artikel 5.2.1 sub b. mogen dierenverblijven buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de afstand van dierenverblijven tot de bestemmingsplangrens bedraagt minimaal 10 m;
  • c. de totale oppervlakte van dierenverblijven bedraagt maximaal 200 m²;
  • d. de bouwhoogte van dierenverblijven bedraagt maximaal 6 m;
  • e. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van stalling, opslag en werkplaats bedraagt maximaal 200 m²;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. de situering van terreinverlichting en andere lichtuitstralende elementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van dieren te voorkomen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Maximale oppervlakte recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub h. ten behoeve van een grotere oppervlakte van een recreatiewoning, mits:

  • a. de oppervlakte van deze recreatiewoning niet meer dan 126 m² bedraagt;
  • b. deze recreatiewoning geschikt is voor ten minste 1 lichamelijk beperkte persoon;
  • c. het aantal recreatiewoningen binnen de bestemming Recreatie - 2 groter dan 100 m² niet meer dan 15 bedraagt.
5.4.2 Minimale afstand recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub i. ten behoeve van een kleinere afstand tussen gebouwen van recreatiewoningen, mits het samenhangend bebouwingsbeeld niet wordt aangetast.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een niet-bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatiewoningen, indien er gemiddeld minder dan 1,25 parkeerplaats per recreatiewoning wordt gerealiseerd;
  • d. het plaatsen van verlichting op gronden en/of aan bouwwerken, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor:
    • 1. vliegroutes, 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten het plangebied en foerageergebied van vogels en vleermuizen gelegen binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
    • 2. foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.

Met het oog op het hiervoor gestelde dient indien na het in werking treden van dit bestemmingsplan nieuwe verlichting wordt aangebracht (binnen deze bestemming) uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zullen verstoren dat het gebruik hiervan afneemt, waarbij geldt dat het aanbrengen van nieuwe verlichting alleen is toegestaan indien dit noodzakelijk is vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Algemene regel

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van beplanting;
5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van

  • a. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt waardoor vliegroutes, 'hop-overs' en nesten binnen en buiten het plangebied en foerageergebied binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
  • b. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt, waardoor foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.
  • c. met het oog op het hiervoor gestelde dient uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat:
    • 1. deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en het foerageergebied van vogels en vleermuizen binnen het plangebied niet zodanig zullen verstoren, dat het gebruik hiervan afneemt, en
    • 2. geen lichtuitstraling plaatsvindt op fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving van het plangebied.