direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Oldenhave/Bos, Ruinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP000400-0401

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 bij de regels;
  • b. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. andere-werken;
  • f. tuinen;
  • g. erven.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouw in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. deze worden uitsluitend binnen de bouwvlakken gebouwd, en kunnen vrijstaand dan wel halfvrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden tevens rijenwoningen zijn toegestaan waarbij het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan in het bouwvlak aangegeven aantal;
  • b. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;

ter plaatse van de aanduiding nokrichting, de nokrichting aangehouden moet worden, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels;

  • e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 60º;
  • f. de afstand van een vrijstaand woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • g. de afstand van de vrijstaande zijde van aaneengebouwde woonhuizen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
    • 1. plinten pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat:
      • de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
      • de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens niet minder bedraagt dan 3 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte per erker niet meer bedraagt dan 6 m2;
      • de oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen per woning, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel onverminderd van toepassing blijft.
6.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per woonhuis bedraagt niet meer dan 60 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het erf gelegen achter de voorgevel en buiten het bebouwingsvlak niet meer bedraagt dan 50;
  • b. bij de berekening van de oppervlakte en/of percentage als bedoeld onder a wordt niet meegerekend:
    • 1. de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van woonhuizen;
    • 2. de oppervlakte van aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw voor zover deze voldoen aan de planregels voor hoofdgebouwen zonder toepassing van ontheffingen;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen (geen beplanting zijnde), niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. in afwijking en aanvulling van het bepaalde onder a en b geldt voor overkappingen dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet minder dan 1 m mag bedragen.
6.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 6.2.1 onder c ten behoeve van de bouw van een lessenaarsdak en toestaan dat de goothoogte aan één zijde wordt vermeerderd tot niet meer dan 9 m;
  • b. 6.2.1 onder f en afwijkende dakvormen toestaan dan wel dat een hoofdgebouw voor niet meer dan 50 % van het dakoppervlak wordt voorzien van een plat dak;
  • c. 6.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 100 m², met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw niet mag worden overschreden en het bouwen daarvan ruimtelijk gezien verantwoord is;
  • d. 6.2.2 onder e en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 2 m, tenzij het een serre betreft in welke gevallen deze afstand mag worden verminderd tot 1 m;
  • e. 6.2.3 onder c sub 3 en toestaan dat de afstand van een overkapping tot de voorgevel wordt verminderd tot een afstand van 0 m.
6.3.1 Afwegingskader

Een in 6.3 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
6.3.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 10.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen.
6.4.2 Geen strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet gerekend de uitoefening en/of vestiging van aan huis verbonden beroepen of een anderszins toegestane kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien naast de kwantitatieve bepalingen, tevens wordt voldaan aan de criteria zoals genoemd in de gemeentelijke reclamenota en aan de volgende kwalitatieve criteria:

  • er mag alleen gebruik van worden gemaakt door de hoofdbewoner;
  • er mag geen aantasting plaatsvinden van de uitstraling van het gebruik van het perceel voor het wonen, dat wil onder meer zeggen dat uitsluitend zeer beperkte reclameaanduidingen (niet meer dan 0,5 m2) en dergelijk zijn toegestaan;
  • er mag geen onevenredige belemmering plaatsvinden voor de ontwikkeling en bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven;
  • er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van het perceel dan wel de directe (woon)omgeving daarvan;
  • er dient voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf aanwezig te zijn;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende functie;
  • er mag een buitenopslag van goederen en/of materialen plaatsvinden.