direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Repelakker
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpzeerepelakk2009-OH01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. woningen met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede tuinen/(open)erven, brandgangen, in- en uitritten;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen;
  • c. verblijfsgebied bestaande uit woonstraten, parkeervoorzieningen, rijwiel- en voetgangerspaden en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groen(gebieden) en speelvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. de bij deze doeleinden behorende erven, tuinen, terreinen, voorzieningen en bouwwerken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - patiowoning' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;
  • f. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 70, uitgezonderd de bouwpercelen voor patiowoningen. Het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel voor patiowoningen is 100%;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven op de plankaart;
  • h. de minimale breedte van een bouwperceel bedraagt per woningtype:
    • 1. bij vrijstaande woningen 10 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen 8 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen 5 meter;
    • 4. bij patiowoningen 8 meter.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. indien geen nadere aanduidingen omtrent maatvoerings- en situeringseisen zijn gegeven, moeten de hoofdgebouwen voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel;

Maatvoeringseisen   Vrijstaande woning   Twee-aaneen gebouwde woning   Aaneen
gebouwde woning  
Patio
woning  
maximale diepte   15 meter   13 meter   13 meter   -  
minimale inhoud   300 m³   300 m³   300 m³   300 m³  
minimale breedte   5,6 meter   5 meter   5 meter   8 meter  
maximale gevelbreedte   15 meter   -   -   -  
         
Situeringseisen          
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens vanaf hoofdgebouw   2 meter aan beide zijden   2 meter aan één zijde   -   -  
minimale afstand tot achterste perceelsgrens vanaf hoofdgebouw   5 meter   5 meter   5 meter   -
 

  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende regels:
    • 1. de voorgevel dient te worden gebouwd in, of maximaal 3 meter achter de aangeduide gevellijn, met dien verstande dat de voorgevellijn parallel moet lopen aan de gevellijn;
    • 2. hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap;
    • 3. op de gronden gelegen tussen de gevellijn en de aan de weg gelegen perceelsgrens, mag per woning één portaal of erker worden gebouwd aan de voorgevel van het hoofdgebouw met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter, mits de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de afstand tussen de voorgevellijn en de weg of openbaar groen, tot een maximum van 1,2 meter.

7.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel;

Maatvoeringseisen   Eis  
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen per bouwperceel   100 m²  
maximale oppervlakte vrijstaand bijgebouw   40 m²  
maximale goothoogte vrijstaand bijgebouw   2,75 meter  
maximale goothoogte aangebouwd bijgebouw   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw  
maximale bouwhoogte   5 meter  
maximale breedte aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw   4 meter  
maximale breedte aan de achtergevel aangebouwd bijgebouw   breedte hoofdgebouw  
   
Situeringseisen    
minimale afstand tot voorgevelrooilijn / voorgevellijn van hoofdgebouw   3 meter  
minimale afstand van vrijstaand bijgebouw tot hoofdgebouw   3 meter  

  • b. bij vrijstaande woningen mogen slechts aan één zijgevel bijgebouwen worden aangebouwd, met uitzondering van portalen of erkers over een diepte van maximaal 2/3 van de breedte van de zijgevel, mits de breedte van het portaal of de erker niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • c. voor de berekening van het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen per bouwperceel worden aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen niet meegerekend die gesitueerd zijn binnen de zone, bepaald door de voorgevel van het hoofdgebouw, de denkbeeldige lijn op 13 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de denkbeeldige lijnen uit de zijgevels. Bij vrijstaande woningen wordt uitgegaan van de denkbeeldige lijn op 15 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de totale diepte van hoofdgebouw inclusief aan de achtergevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw(en) bedraagt maximaal 17 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a. bedraagt de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter indien:
    • 1. het bijgebouw in de hoek ligt, bepaald door het verlengde van de zijgevel en van de achtergevel van het hoofdgebouw en;
    • 2. het bijgebouw voor 75% buiten de vlakken ligt bepaald door het verlengde van de zijgevels van de woning en de breedte van het bijgebouw niet groter wordt dan 4 meter.

7.2.4 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van een voorziening van algemeen nut bedraagt 15 m².

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op bouwpercelen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op bouwpercelen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen, voor zover gelegen voor de voorgevellijn, bedraagt 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte van tuinmeubilair voor zover gelegen voor de gevellijn 2,5 meter bedraagt;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte van bouwwerken voor zover gelegen voor de gevellijn 1 meter bedraagt;
  • e. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten bedraagt 5 meter.

7.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op gronden, niet zijnde bouwpercelen, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter, van afvalcontainers 2 meter, van kunstobjecten 7 meter, van verlichting en van overige bouwwerken 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van afvalcontainers bedraagt 4 m2, indien bovengronds geplaatst;
  • c. ten behoeve van de aanleg van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 7.1 sub c mag de aangeduide gevellijn onderbroken worden.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals bepaald in dit artikel;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, zoals bepaald in dit artikel;
  • c. de nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld ter voorkoming van onevenredige aantasting in:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
    • 3. de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water);
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    • 7. het woon- en leefklimaat.

7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Ontheffing kap

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub b voor de bouw van een woning met een platte afdekking, onder volgende voorwaarden:

  • a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering en hoogtedifferentiatie;
  • b. het bouwplan betreft een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan dat niet kan worden gerealiseerd binnen het bepaalde in artikel 7.2.2 sub b zonder daarbij in essentieel opzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.

7.4.2 Ontheffing bouw hoofdgebouw voor de gevellijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.2 sub b1 voor de bouw van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk voor de aangeduide gevellijn, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het hoofdgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het hoofdgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het gedeelte van het hoofdgebouw dat voor de gevellijn wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteitvan van de directe omgeving;
    • 2. de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water);
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    • 6. het woon- en leefklimaat.

7.4.3 Ontheffing bouw bijgebouw voor de voorgevellijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.3 sub a voor de bouw van een bijgebouw of overkapping op minder dan 3 meter van de voorgevellijn danwel geheel of gedeeltelijk voor de voorgevellijn, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel;
  • d. de maximale oppervlakte van het bijgebouw bedraagt 20 m²;
  • e. de maximale goothoogte van het bijgebouw bedraagt 3 meter;
  • f. het gedeelte van het gebouw dat voor de gevellijn wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteitvan van de directe omgeving;
    • 2. de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water);
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    • 6. het woon- en leefklimaat.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van handel;
  • b. de uitoefening van dienstverlening;
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen;
  • f. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • i. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • j. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

7.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 7.5.1 is niet van toepassing voor het zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
7.6.1 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.5.1 sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw of een bijgebouw onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik waarvoor de ontheffing geldt, geen onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50), tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar zijn aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming dient te zijn en geen publieksgerichte voorziening betreft;
    • 4. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden beroepsmatige activiteit;
  • f. geen onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • g. geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend;
  • h. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een absoluut maximum van 45 m².

7.6.2 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.5.1 sub d voor het gebruik van een bijgebouw bij een reeds bestaande woning als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, het geen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. gebleken dient te zijn dat er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan c.q. bestaande belemmeringen zijn opgeheven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteitvan de directe omgeving;
    • 2. de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water);
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    • 6. het woon- en leefklimaat.