Graspeel

Status: Onherroepelijk
Identificatie: NL.IMRO.1685.bpgraspeel2009-OH01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 3 Agrarisch - 1

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;

  2. agrarisch gebruik;

  3. een caravanstalling ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';

  4. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones en EHS, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling';

  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. doeleinden van openbaar nut;

  8. erfbeplanting;

  9. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg aan de voorzijde;

  10. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

 

3.1.2 Nadere detaillering

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

 

a Agrarisch bouwvlak

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een agrarisch bedrijf toegestaan en maximaal één agrarisch bedrijf per aanduiding;

  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn paardenbakken toegestaan;

  3. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

 

b Type agrarisch bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij worden uitgeoefend. Voorts is, al dan niet in combinatie hiermee, het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij;

  • ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of een schapenhouderij;

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of een schapenhouderij.

 

c Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan.

  2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten.

  3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.

 

d Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  1. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.

  2. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

  3. Het evenement duurt maximaal 7 aaneengesloten dagen (exclusief opbouwen en afbreken).

 

e Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;

  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (geen bouwwerken zijnde) en overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan;

  3. lage en hoge tijdelijke (bouwwerken zijnde) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan. Buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn deze teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 3.3.1.

 

f Voorzieningen binnen en buiten bouwvlak

Voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, waterbassins, parkeerplaatsen, opslag ten behoeve van het agrarisch bedrijf e.d. geldt de volgende bepaling:

  1. de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

 

g Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

 

h Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

 

3.2.2 Ruimtelijke kwaliteitsverbetering

Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - 1’ en 'specifieke vorm van agrarisch - 2’ dient in geval van het bouwen van gebouwen sprake te zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

 

3.2.3 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  1. bedrijfsgebouwen;

  2. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen met dien verstande dat per bouwvlak één bedrijfswoning is toegestaan

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;

  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.4 Bebouwing ten behoeve van geiten / schapenhouderij

In afwijking van het bepaalde in 3.2.2 is het tot 1 juni 2014 niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarische geitenhouderij' bebouwing op te richten, met dien verstande dat het bouwen ten behoeve van de bedrijfswoning, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, is toegestaan.

 

3.2.5 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

 

Gebouwen algemeen

 

er mag niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd

bestaande afwijkende situaties zijn toegestaan

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

goothoogte

n.v.t.

6 m

bouwhoogte

n.v.t.

10 m

dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard

12°

60°

 

Teeltondersteunende voorzieningen

Min.

Max.

bouwhoogte

n.v.t.

4,5 m

oppervlakte teeltondersteunende kassen

n.v.t.

5.000 m2

afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

n.v.t.

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot

n.v.t.

6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum

bouwhoogte

n.v.t.

9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum

inhoud

 

maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

dakhelling

12°

60°

 

Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per woning.
Een vrijstaand bijgebouw mag worden gekoppeld aan de bedrijfswoning door een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m.
De oppervlakte van dit tussenlid telt hierbij mee bij de oppervlakte van het bijgebouw.

n.v.t.

80 m2

goothoogte

n.v.t.

3 m

bouwhoogte

n.v.t.

6 m

afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning

n.v.t.

20 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum

dakhelling

60°

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

bouwhoogte mestbassins

8,5 m

bouwhoogte silo's of waterbassins

15 m

bouwhoogte erfafscheidingen

1 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m achter de voorgevel

bouwhoogte van carports c.q. overkappingen

3 m

oppervlakte van een carport c.q. overkapping

20 m2

bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren

 

 

3.2.6 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

  1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;

  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;

  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

 

3.2.7 (Maatvoeringen) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

  2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's en dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan;

  3. lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan voor zover dit bouwwerken betreffen;

  4. overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m.

  1. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, informatieborden e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.

  2. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande paardenbakken met de bestaande maatvoering en situering als maximum zijn toegestaan.

  3. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum gelden.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder a teneinde buiten de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken in de vorm van lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;

  2. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  3. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  7. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  8. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.3.2 Omgevingsvergunning grotere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde de voorgeschreven maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, te verhogen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;

  3. de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;

  4. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  8. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  9. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.3.3 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;

  2. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;

  3. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;

  4. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;

  5. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  9. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  10. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.3.4 Omgevingsvergunning hogere afscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;

  2. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;

  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  4. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.3.5 Omgevingsvergunning paardenbak m.b.t. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik bij de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de bestemming Wonen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bestemmingsvlak Wonen;

  2. de paardenbak wordt aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;

  3. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd dat deze landschappelijk wordt ingepast;

  4. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;

  5. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte binnen de bestemming Wonen wordt gesitueerd tot maximaal 50% van het perceelsoppervlak;

  6. er is maximaal één paardenbak per bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij de eigen woning;

  7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;

  8. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  10. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  12. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  13. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.3.6 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning te vergroten. Hierbij geldt het volgende:

  1. de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 150 m2;

  2. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  4. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  6. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  7. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in overeenstemming met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;

  2. mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest tot maximaal 25.000 ton op jaarbasis.

 

3.4.2 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.2.1 onder c;

  3. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

  4. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  5. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het bewonen van bedrijfsruimte;

  7. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  8. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;

  9. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;

  10. het gebruiken van meer dan één bouwlaag binnen gebouwen voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  11. mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van mest van derden;

  12. seksinrichting;

  13. coffeeshop.

 

3.4.3 Landschappelijke inpassing

  1. De gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1’ mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat 20% van de gronden binnen het bouwvlak landschappelijk zijn ingepast en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient gehandhaafd te blijven.

  2. De gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2’ mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat 10% van de gronden binnen het bouwvlak landschappelijk zijn ingepast en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient gehandhaafd te blijven.

 

3.4.4 Duurzame locatie

Voordat op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - 1’ en 'specifieke vorm van agrarisch - 2’ bebouwing ten behoeve van de huisvesting van dieren wordt opgericht, moet aangetoond zijn dat ter plaatse sprake is van een duurzame locatie.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Omgevingsvergunning huisvesting tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder h ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de huisvesting vindt plaats in een bedrijfsgebouw of de bedrijfswoning;

  2. de omgevingsvergunning wordt verleend voor de duur dat de arbeidsbehoefte bestaat;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de huisvesting van tijdelijke werknemers mag niet meer bedragen dan 400 m2 en per bedrijf mogen niet meer dan 10 werknemers gehuisvest worden;

  4. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  5. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  6. er ontstaat geen zelfstandige bewoning;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  10. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  12. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  13. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.5.2 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder i ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  2. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  3. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  5. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  6. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.

 

3.5.3 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder d en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;

  3. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;

  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt;

  5. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;

  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  9. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;

  10. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

 

3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

 

3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

 

3.6.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden

 

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

Aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2

- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden tot gevolg hebben.

Afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling';

- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de in 3.1.1 onder e omschreven waarden;

Dempen van poelen, sloten en greppels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
- 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling'

- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de in 3.1.1 onder e omschreven waarden;

Het aanleggen van nieuwe boom-, fruit- en/of bloembollenteelt zonder kas op een afstand van minder dan 50 m tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies alsmede tot een minicamping . Voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid.

- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat;

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijziging naar Bos en of Natuur

Burgemeester en wethouder kunnen de bestemming van de gronden wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling' in de bestemming Bos of Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;

  2. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;

  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  4. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.

 

 

3.7.2 Wijziging aanduiding veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduidingen 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij' deze aanduiding verwijderen indien gebleken is dat het betreffende bedrijf niet langer wordt uitgeoefend.