Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Willibrordusweg 16, Schaijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1685.BPbgb2019willibw16-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Willibrordusweg 16 van de gemeente Landerd;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1685.BPbgb2019willibw16-VG01, met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aardkundige waarde:

gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde mate van bescherming genieten;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.7 agrarisch bedrijf:

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren;

1.8 agrarisch bouwvlak;

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch met waarden - 1;

1.9 agrarisch loon(werk)bedrijf:

een agrarisch technisch hulpbedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, zoals: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

1.11 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen;

1.12 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.15 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven:

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.19 beperkt kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.20 Besluit emmissiearme huisvesting:

Besluit van 1 augustus 2015, houdende regels met betrekking tot emissiearme huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.21 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.22 bestaand:

  •  t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  •  t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.26 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.28 Bouwbesluit 2012:

Besluit van 29 augustus 2011, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.29 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, niet zijnde de ruimte onder de kap;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen;

1.36 CROW richtlijnen

richtlijnen opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

1.37 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.38 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 duurzame locatie intensieve veehouderij:

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is om het ter plaatse uit te breiden;

1.41 ecologische verbindingszone:

langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.42 ecologische waarden:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.43 erftoegangsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

1.44 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.45 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.46 gebiedsontsluitingsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidsgevoelige objecten:

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

1.49 geluidsgevoelige terreinen:

terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of woonwagenstandplaatsen;

1.50 geluidzoneringsplichtinge inrichting:

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.51 gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

1.52 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

1.53 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.54 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren:

Wet van 24 september 1992, houdende vaststelling van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.55 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door in hoofdzaak gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;

1.56 groenblauwe mantel:

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;

1.57 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.58 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.59 hervestiging agrarisch bedrijf:

verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bouwvlak naar het andere agrarische bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;

1.60 horeca:

een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;
  • horecacategorie 1: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie- en tearoom, afhaalcentrum, eetwinkels;
  • horecacategorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse. Daaronder worden begrepen: café, bar, pubs, juice- en health-bar;
  • horecacategorie 3: een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid tot dansen. Daaronder worden begrepen: grandcafé, eetcafé, danscafé, snookercentrum, partycentrum;
  • horecacategorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel en overige logiesverstrekkers.
  • horecacategorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé (met nachtvergunning);

1.61 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.62 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.63 hoveniersbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.64 huishouden:

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn;

1.65 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.66 insteek van de watergang:

het begin van het sloottalud;

1.67 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.68 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;

1.69 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.70 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.71 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

1.72 kassen:

gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, zoals het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.73 kwetsbaar gebouw bij een vliegveld:

gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

1.74 kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.75 landbouwdieren:

rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);

1.76 landschappelijke inpassing:

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.77 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.78 lawaaisport:

een sportactiviteit al dan niet individueel of in groepsverband, professioneel of hobbymatig waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.79 legaal:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.80 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;

1.81 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.82 mestbewerking:

behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;

1.83 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen;

1.84 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

1.85 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.86 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

1.87 nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.88 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.89 nieuwvestiging agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die niet is voorzien van een bouwvlak;

1.90 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.91 omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel, dan wel in overwegende mate overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen in een andere, ook in de opsomming genoemde bedrijfsvorm:
  • een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • een intensieve veehouderij;
  • een gemengd bedrijf;
  • een glastuinbouwbedrijf;
  • een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;

1.92 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.93 overkapping/carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.94 paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan;

1.95 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

1.96 pensionstalling:

het stallen van paarden van derden;

1.97 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.98 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.99 recreatief nachtverblijf:

een permanent bouwwerk bestaande uit één of meer ruimtes, bestemd voor verblijfsrecreatie voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.100 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als tijdelijk recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.101 recreatiewoningencomplex:

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

1.102 rijstrook:

strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;

1.103 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.104 routegebonden horeca:

horeca in de vorm van kleinschalige rustpunten met bijvoorbeeld een terras waar koffie, thee, frisdranken en kleine versnaperingen verkrijgbaar zijn, niet zijnde het schenken van alcohol of aanbieden van maaltijden;

1.105 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.106 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.107 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

1.108 stroomweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg waarop gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk ononderbroken kan doorstromen;

1.109 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

1.110 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën: 
  • laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen);
  • overig tijdelijk: vraatnetten, hagelnetten en boomteelthekken, zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, waarbij de constructiepalen permanent aanwezig mogen zijn;

1.111 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.112 trekkershut:

een klein vrijstaand houten gebouw/ blokhut, zonder eigen sanitaire voorzieningen of met eenvoudige sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

1.113 tunnel(kas):

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.114 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor het recreatief verblijf gedurende in ieder geval de nacht, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.115 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.116 Verordening ruimte:

de Verordening ruimte Noord-Brabant, zoals deze is vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant, d.d. 17 februari 2014, en in werking getreden d.d. 12 maart 2014 (geconsolideerde versie d.d. 31 juli 2018);

1.117 vloeroppervlak(te):

de totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.118 volkstuinen:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;

1.119 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.120 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn tot de grenzen van het bestemmingsvlak, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.121 vormverandering bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een agrarisch bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.122 vrijstaand bijgebouw:

een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw, waarbij een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 3 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, als vrijstaand bijgebouw geldt;

1.123 water:

alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld;

1.124 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d. en waterhuishoudkundige voorzieningen;

1.125 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen, dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten;

1.126 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde waterloop;

1.127 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.128 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.129 Wet geurhinder en veehouderij:

Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.130 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.131 woning/wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;

1.132 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991, (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet;

1.133 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.134 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.135 wooneenheid:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.136 woonunit:

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een recreatief nachtverblijf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 peil:

  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.11 Wijze van meten parkeernormen

2.11.1 Berekeningsaantal
Bij het voldoen aan de parkeernorm dient bij de navolgende parkeervoorzieningen uitgegaan te worden van het berekende aantal parkeerplaatsen conform onderstaande tabel:
 
Parkeervoorziening
Theoretisch aantal
Berekeningsaantal
Opmerking
Enkele oprit zonder garage  1
0,8
Oprit min. 5,0 meter diep
Lange oprit zonder garage of carport
21
Oprit min. 10,0 meter diep
Garage zonder oprit (bij woning)  10,4    
Garagebox (niet bij woning)10,5    
Garage met enkele oprit   21
Oprit min. 5,0 meter diep
Garage met lange oprit   31,3
Oprit min. 10,0 meter diep
2.11.2 Afronden
Bij het bepalen van de parkeernorm wordt op één decimaal nauwkeurig gerekend waarna de uitkomst wordt afgerond op hele getallen en waarbij vanaf 0,5 en hoger naar boven wordt afgerond.
2.11.3 Woningtype
Bij het bepalen van woningentype gelden de volgende oppervlaktematen voor het gebruiksvloeroppervlak (NEN2580):
 
 GrondgebondenAppartement  
Goedkoop
< 110 m²
< 100 m²
Midden
110 m² - 155 m²
100 m² - 125 m²
Duur
> 155 m²
> 125 m²
2.11.4 Maatvoering
De ruimte voor het parkeren van auto's is afgestemd op gangbare personenauto's waaraan wordt voldaan indien de afmetingen van:
  1. bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  2. een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3, 5 x 6 m bedragen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de bestemming strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden, te weten de groenblauwe mantel;
  2. agrarisch gebruik;
  3. nevenactiviteiten (voor zover in artikel 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels is toegestaan);
  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  5. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones en EHS, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling';
  6. instandhouding van waarden ten behoeve van verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning zoekgebied watersystemen';
  7. behoud en herstel van aardkundige waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol';
  8. behoud, herstel en ontwikkeling van historisch geografisch waardevolle gebieden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol';
  9. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  10. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  11. extensief recreatief medegebruik;
  12. doeleinden van openbaar nut;
  13. erfbeplanting;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder sloten, en overeenkomstig de in artikel 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3.1.1:
 
a Agrarisch bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een agrarisch bedrijf toegestaan en maximaal één agarisch bedrijf per aanduiding;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn paardenbakken toegestaan;
  3. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b Type agrarisch bedrijf
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij worden uitgeoefend. Voorts is, al dan niet in combinatie hiermee, het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of schapenhouderij;
  3. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of schapenhouderij;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - overig niet grondgebonden' een overig niet grondgebonden agrarisch bedrijf.
c Staat van nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij de betreffende activiteit maximaal de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen, geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:
AfkortingAanduidingNevenactiviteitAdresVloeroppervlakte (m2) 
(op)opslaginpandige statische opslag 1.000  
(kt)kampeerterreinminicamping met de bestaande omvang en het bestaande aantal toegestane plaatsen als maximum   
(saw-2)specifieke vorm van agrarisch met waarden - 2hoveniersbedrijfWillibrordusweg 6 Schaijk  
(saw-3)
specifieke vorm van agrarisch met waarden - 3
excursies, verkoop aan huis van agrarische productenGraafsebaan 3260  
(saw-4)specifieke vorm van agrarisch met waarden - 4 ontvangst- en recreatieruimte, ondersteunende horeca en verkoop hertenproductenKreitsberg 17 Zeeland211 
(saw-7)specifieke vorm van agrarisch met waarden - 7recreatieruimte
bed & breakfast (14 slaapplaatsen)
2 recreatie-appartementen
Driehuizenweg 15500 
(saw-8)specifieke vorm van agrarisch met waarden - 8 kinderopvang, maximaal 12 kindplaatsenZeelandsedreef 28160 
(saw-9)specifieke vorm van agrarisch met waarden - 9 installatiebedrijfElsstraat 1  
 
d Ondergeschikte detailhandel
Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:
  1. ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit;
  2. het mag enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten;
  3. maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
 
e Evenementen
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
  1. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
  2. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
  3. het evenement duurt maximaal 7 aaneengesloten dagen (exclusief opbouwen en afbreken).
 
f Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - voorziening buiten bouwvlak' toegestaan;
  2. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de bestaande teeltondersteunende kassen met de bestaande situering en bestaande maatvoering als maximum;
  3. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (geen bouwwerken zijnde) zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan;
  4. lage en hoge tijdelijke (bouwwerken zijnde) en overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan. Buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn deze teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 3.3.1.
g Voorzieningen binnen en buiten het bouwvlak
Voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, waterbassins, parkeerplaatsen, opslag ten behoeve van het agrarisch bedrijf e.d. gelden de volgende bepalingen:
  1. de voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn deze voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - voorziening buiten bouwvlak' en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande bouwhoogte en situering als maximum. Extra oppervlakte verharding is niet toegestaan.
h Natuur- en landschapswaarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Dit houdt in dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling' ruimtelijke ingrepen achterwege blijven, die natuurontwikkeling in de nabije of verder toekomst kunnen frustreren;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning beslotenheid' is het beleid gericht op behoud van het kleinschalige, besloten karakter van het landschap door behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning zoekgebied watersystemen' het beleid gericht is op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning cultuurhistorische openheid' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de historische landschappelijke openheid en grootschaligheid.
i Aardkundige waarden
Gestreefd wordt naar behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol' de aan het gebied toegekende waarden dienen te worden beschermd.
 
j Historisch geografisch waardevolle gebieden
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol' bestaan de historisch geografische waarden van de gebieden uit het volgende:
  1. Hooge Raam: Ensemble van oude akkers, een beekdal en een heideontginning;
  2. Brand: Akkercomplex met esdek, bolle ligging, openheid, steilranden en hakhoutbosje;
  3. Nabbegat: Akkercomplex met esdek, bolle ligging en openheid;
  4. Herperduin, Groot Ganzenven: Grootschalige heideontginning uit omstreeks 1915, voornamelijk bestaande uit productiebos met grove dennen-, met plaatselijk relicten van heide, vennen en inliggende, door heggen omzoomde bouwlanden en graslanden met kleinschalige percelering. Aan de oostelijke rand van de heideontginning liggen bijzondere stuifzandduinen met zeer hoge zandwallen, in de vorm van een dubbele parabool.
k Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
 
l Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen,
    2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's en dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan,
    3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan;
  2. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, informatieborden e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m;
  3. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande paardenbakken met de bestaande maatvoering en situering als maximum zijn toegestaan;
  4. Veldschuren zijn niet toegestaan, met dien verstande dat bestaande veldschuren zijn toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum gelden;
  5. In afwijking van het bepaalde onder a zijn de genoemde voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - voorziening buiten bouwvlak' en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte en situering als maximum.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 teneinde buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'wro-zone - voorziening buiten bouwvlak' bouwwerken in de vorm van lage en hoge tijdelijke alsmede overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de bouwhoogte van lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 3,5 m;
  2. de bouwhoogte van overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 5 m;
  3. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  4. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  6. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 3.1.
3.3.2 Omgevingsvergunning bouwhoogte erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub a onder 1 onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  2. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
3.3.3 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik bij de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bestemmingsvlak Wonen;
  2. de paardenbak wordt aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
  3. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd dat deze landschappelijk wordt ingepast;
  4. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  5. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte binnen de bestemming Wonen wordt gesitueerd tot maximaal 50% van het perceelsoppervlak;
  6. er is maximaal één paardenbak per bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij de eigen woning;
  7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  8. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling' en ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning zoekgebied watersystemen';
  9. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  10. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  11. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  13. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  14. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. detailhandel;
  3. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  4. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  5. woondoeleinden;
  6. het bewonen van bedrijfsruimte;
  7. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  8. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  9. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;
  10. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
  11. hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen in een omvang groter dan 1 ha;
  12. binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  13. mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van mest van derden;
  14. seksinrichting;
  15. coffeeshop.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) de in het schema onder artikel 3.5.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.5.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder artikel 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in artikel 3.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder artikel 3.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.5.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamhedenCriteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden tot gevolg hebben;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
Afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem
- de werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van natuur-  en landschapswaarden tot gevolg hebben;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
Dempen van poelen, sloten en greppels
- de werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden en de verkavelingsstructuur tot gevolg hebben;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van onderkende ecologische en landschappelijke waarden;
Het kappen en rooien van houtgewas- de landschapswaarden worden niet onevenredig aangetast;
Het aanleggen van nieuwe boom-, fruit- en/of bloembollenteelt zonder kas op een afstand van minder dan 50 m tot bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies alsmede tot een minicamping. Voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of mantelzorg;
  2. huisvesting van tijdelijke werknemers;
  3. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen of bed & breakfast;
  4. routegebonden horeca als nevenactiviteit;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in artikel 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 4.1.1:
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
In een woning of een bijgebouw bij een woning mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  3. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  4. opslag vindt uitsluitend inpandig plaats;
  5. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
  6. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  8. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de bijlagen bij de regels opgenomen Bedrijvenlijst of een daarmee qua milieuhinder en uitstraling vergelijkbare activiteit.
b Nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksoppervlakte is toegestaan en uitsluitend in bestaande gebouwen:
 
AfkortingAanduidingNevenactiviteit
(op)opslaginpandige opslag tot max. 1000 m2 vloeroppervlak
 
c Routegebonden horeca als nevenactiviteit
Routegebonden horeca is als nevenactiviteit bij het wonen toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 4.5.3.
d Aantal woningen
Voor het aantal woningen geldt het volgende:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  2. in afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen is;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is geen woning of bewoning toegestaan.
e Minicamping
Voor minicampings gelden de volgende bepalingen:
  1. gebruik van gronden ten behoeve van een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  2. de bij de minicamping behorende bebouwing is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op het bij de aanduiding 'kampeerterrein' behorende bestemmingsvlak.
f Bed & breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.2.
g Huisvesting tijdelijke werknemers
De huisvesting van tijdelijke werknemers is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 4.5.5.
h Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Toegestane bebouwing
  1. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. Binnen het bestemmingsvlak waarop de aanduiding 'kampeerterrein' voorkomt, is het bouwen ten behoeve van de minicamping toegestaan.
4.2.2 Bouwvlak
Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
4.2.3 Inhoud
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een woning mag maximaal 600 m3 bedragen, inclusief aangebouwde bijgebouwen; een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw;
  2. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 600 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  3. voor zover het een gesplitste woning betreft, geldt de inhoud van vóór de splitsing voor de gesplitste woningen gezamenlijk als totale maximale inhoud;
4.2.4 Maatvoering en situering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
 
Gebouwen algemeen
er mag niet vóór de voorgevel van de woning worden gebouwd.
bestaande afwijkende situaties zijn toegestaan.
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan.
 
WoningMin.Max.
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor
minimaal 60% van de lengte van de goot
n.v.t.
6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum. In afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogt (m)' de met deze aanduiding aangegeven goothoogte.
bouwhoogten.v.t.
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum. In afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de met deze aanduiding aangegeven bouwhoogte als maximum.
inhoud zie artikel 4.2.3
dakhelling12º60º
   
Bijgebouwen bij woning algemeenMin.Max.
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per
woning.
Een vrijstaand bijgebouw mag worden gekoppeld aan
de bedrijfswoning door een tussenlid met een lengte
en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van
maximaal 2,75 m.
De oppervlakte van dit tussenlid telt hierbij mee bij de
oppervlakte van het bijgebouw.
n.v.t.385 m2
goothoogten.v.t.3 m
bouwhoogten.v.t.6 m
afstand vrijstaande bijgebouwen tot woning, waarbij een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw.n.v.t.20 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum.
dakhelling60°
  
Bouwwerken, geen gebouwen zijndeMax.
bouwhoogte erfafscheidingenvoor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen3 m
oppervlakte van een carport c.q. overkapping20 m2
 bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m
de oppervlakte van paardenbakken800 m2 en 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak
4.2.5 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
  1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning 750 m3
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 teneinde een grotere maximale inhoud voor een burgerwoning toe te staan tot een maximum van 750 m3 onder de volgende voorwaarden:
  1. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  2. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  3. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  5. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  6. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 4.2.5 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nieuwe situering van de woning is een duidelijke ruimtelijke verbetering (bijvoorbeeld door sloop van overtollige bijgebouwen, verminderde oppervlakte bebouwing, nabij een andere woning, passende vormgeving en landschappelijke inpassing);
  2. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  3. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  4. herbouw van gesplitste boerderij(woningen) is niet toegestaan;
  5. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  6. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  7. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  8. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  9. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  11. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  12. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.3.3 Omgevingsvergunning herbouw monumentale bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in artikel 4.2.4 teneinde herbouw van monumentale bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bebouwde oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte;
  2. er is een positief advies van de monumentencommissie vereist;
  3. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
  1. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, anders dan genoemd in de in artikel 4.1.2 onder b opgenomen tabel;
  3. het verharden van gronden buiten de aanduiding 'bouwvlak', indien het betreffende bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' heeft;
  4. seksinrichting;
  5. coffeeshop.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits de oppervlakte van bijgebouwen door sloop is teruggebracht naar 385 m2;
  2. gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, conform het bijgevoegde erfbeplantingsplan (of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan), in het eerste volgende plantseizoen is aangelegd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 4.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet zijn genoemd in de bijlagen bij de regels opgenomen Bedrijvenlijst, mits:
  1. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige.
4.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in artikel 4.1.2 onder f teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  2. wanneer bed & breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
  3. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  4. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  5. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  6. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  9. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  10. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  11. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  13. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  14. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.5.3 Omgevingsvergunning routegebonden horeca als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in artikel 4.1.2 onder c, teneinde routegebonden horeca als nevenactiviteit bij het wonen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. routegebonden horeca is toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d., met een inpandige vloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  2. de nevenactiviteit dient in de directe nabijheid van de bestaande wandel- en fietsroutestructuren (direct aan of op maximaal 100 meter van zowel het fiets- als het wandelroutenetwerk) plaats te vinden;
  3. de nevenactiviteit vindt uitsluitend plaats binnen bestaande bebouwing;
  4. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  5. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  6. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  7. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  8. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  10. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  11. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.5.4 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt;
  4. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  6. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.5.5 Omgevingsvergunning huisvesting van tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het begrip huishouden als opgenomen in artikel 4.1.2 onder g juncto 1.132 (woning/wooneenheid) ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de huisvesting vindt plaats in de woning;
  2. het wordt verleend voor de duur dat de arbeidsbehoefte bestaat;
  3. per woning mogen niet meer dan 4 personen gehuisvest worden;
  4. de huisvesting van één werknemer bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  6. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  7. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  8. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  10. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  11. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
4.5.6 Omgevingsvergunning woon(zorg)initiatieven
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid, door een woon(zorg)initiatief met daarbij meerdere huishoudens toe te staan, mits:
  1. er sprake is van een maatschappelijk belang;
  2. de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
  3. de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing
Het bevoegd gezag kan de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande gebouwen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
    1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', of
    2. (voormalige) beeldbepalende (woon)boerderijen;
  2. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 1000 m3 bedraagt;
  3. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  4. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  5. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  6. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  7. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  8. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag voor beide woningen gezamenlijk niet meer bedragen dan 385 m2. Alle overige gebouwen dienen te worden gesloopt;
  9. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  10. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onder andere voor het aspect geur indien sprake is van een geurgevoelig object;
  11. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  12. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  13. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  14. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  15. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  16. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  17. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden;
  18. de regels van artikel 4 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Afwijkende maatvoering

Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Voorwaardelijke verplichting

  1. Het in gebruik nemen van de woning conform de bestemmingsomschrijving is pas toegestaan, indien de oppervlakte van bijgebouwen door sloop is teruggebracht naar 385 m2;
  2. Het in gebruik nemen van de woning conform de bestemmingsomschrijving is pas toegestaan, indien
    de landschappelijke inpassing, conform het bijgevoegde erfbeplantingsplan, in het eerste volgende plantseizoen is aangelegd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden.
  3. de sloop van gebouwen is pas toegestaan, indien door middel van een ecologisch onderzoek is vastgesteld dat geen beschermde soorten voorkomen in de te slopen gebouwen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding:
  1. reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
  2. 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel'.
gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Procedureregels nadere eisen

Bij het verbinden van nadere eisen overeenkomstig een in dit plan opgenomen nadere eisenbevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:
  1. het ontwerpbesluit strekkende tot het verplicht stellen van nadere eisen ligt gedurende 4 weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt tevoren bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de in de gemeente gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het ontwerpbesluit kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeernormen buitengebied

10.1.1 Parkeernormen
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Hierbij gelden de normen als opgenomen in de tabel in artikel artikel 10.1.5;
  2. de onder 1. bedoelde parkeerplaatsen voor motorvoertuigen dienen de maatvoering te hebben conform het bepaalde in artikel 2.11.4.
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
10.1.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
  
Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
10.1.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.1 en artikel 10.1.2 indien:
  1. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
  2. op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
    Dit besluit moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.
10.1.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 10.1.1 en artikel 10.1.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
  
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel in artikel 10.1.5.
10.1.5 Tabel
De norm voor voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein is voor de volgende functies:
 
FUNCTIE 
PerBuitengebied
Wonen  
Koop, huis, vrijstaand   woning   2,4  
Koop, huis, twee-onder-een-kap  woning  2,2
Koop, huis, tussen/hoek   woning2
Koop, appartement, duur
woning2,1
Koop, appartement, midden
woning1,9
Koop, appartement, goedkoop
woning1,6
Huur, huis, vrije sector
woning2
Huur, huis, sociale huur   woning1,6
Huur, appartement, duur
woning1,9  
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   woning1,4
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten)
kamer0,7  
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig  kamer0,25
Serviceflat   woning1,2
Kleine eenpersoonswoning (tiny house; meestal grondgebonden)
kamer0,7
10.1.6 Maatvoering parkeerplaats
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken dan wel nadere eisen stellen ten opzichte van het bepaalde in artikel 2.11.4 ten behoeve van lagere dan wel hogere eisen m.b.t. de maatvoering van een parkeerplaats waarbij mede ingegaan wordt op de (parkeertechnische)achtergronden en gevolgen bij dat besluit.
  
Dit besluit moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft en / of dat dit besluit noodzakelijk is t.b.v. de ruimtelijke kwaliteit.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Willibrordusweg 16 Schaijk.