Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Cuijk, Molenstraat 43
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1684.BPCuMolenstr43-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Cuijk, Molenstraat 43’ identificatienummer NL.IMRO.1684.BPCuMolenstr43-
VA01 van de gemeente Cuijk.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
 
1.3 aanbouw
een als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aaneengebouwd
minimaal drie hoofdgebouwen die aan elkaar zijn gebouwd en geen interne verbindingen hebben.
 
1.7 aangebouwd
minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding
hebben.
 
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze
(bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
gehuisvest is.
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
1.10 bedrijf / bedrijfsmatige activiteiten
een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel bedrijfsmatige dienstverlening, aan-huisverbonden-
beroep/-bedrijf niet meegerekend.
 
1.11 bedrijf, ambachtelijkeen
bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen,
bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als
ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.
 
1.12 bedrijf, escortde
natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een seksinrichting
wordt uitgeoefend.
 
1.13 bedrijf, prostitutie
een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.
 
1.14 bedrijf-aan-huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel
of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat
de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie
kunnen worden uitgeoefend.
 
1.15 begane grond
de eerste bouwlaag volledig gelegen boven het peil.
 
1.16 bergbezinkbassin
een bijzondere vorm van een riooloverstort, om het onder bepaalde omstandigheden geloosde
afvalwater te verminderen en/of de samenstelling van dit afvalwater te wijzigen.
 
1.17 beroep
het uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit waarmee in het levensonderhoud wordt voorzien.
 
1.18 beroep-aan-huis
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat en een ruimtelijke uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals juridische, administratieve, (para-)medische,
therapeutische, kunstzinnige, vastgesteldtechnische of daarmee vergelijkbare beroepen.
 
1.19 bestaand
de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft
verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
omgevingsvergunning;
het gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan
rechtskracht heeft verkregen.
 
1.20 bestemming / bestemmen
het hoofdgebruik van gronden en bouwwerken dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel.
Bijvoorbeeld bij een woning is het hoofdgebruik herkenbaar aan een woonkamer, slaapkamer,
keuken, serre, studeerkamer, ruimte voor een beroep/bedrijf-aan-huis et cetera.
 
1.21 bestemming, mede- / medebestemmen
het medegebruik van gronden ten behoeve van het hoofdgebruik en/of de openbare ruimte.
 
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.24 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
1.25 bouwen / bebouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
 
1.26 bouwen, ondergrondshet
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk
onder het ter plaatse vastbepaalde peil.
 
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.28 bouwgrens, voorstede
naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van een bouwvlak of, indien meerdere
bouwgrenzen naar een openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door burgemeester
en wethouders aan te wijzen bouwgrens.
 
1.29 bouwlaag of verdieping(slaag)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte
liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de begane grond, en met uitsluiting van
kruipruimte, zolder en vliering.
 
1.30 bouwmassa
een complex van aaneengebouwde bouwwerken.
 
1.31 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegestaan.
 
1.32 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.34 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.
 
1.35 bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)
elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft, met uitzondering
van een overkapping zonder wanden.
 
1.36 bouwwerk, bijbehorenduitbreiding
van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of bouwwerk
geen gebouw zijnde, met een dak.
 
1.37 dak
elke bovenbeëindiging van een gebouw.
 
1.38 dakvlak
een vlak van het dak.
 
1.39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders
dan voor gebruik ter plaatse.
 
1.40 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
 
1.41 dienstverlenend bedrijf/instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en
maatschappelijke diensten aan derden, waarbij direct contact met de klant centraal staat, waaronder
zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een
seksinrichting.
 
1.42 discotheek/dancing
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het
doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een
wezenlijk onderdeel vormen.
 
1.43 erf
al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
hoofdgebouw, voor zover de regels van dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbieden.
 
1.44 erf, achterhet
erf dat 1 meter achter de voorgevelrooilijn ligt.
 
1.45 erf, voorhet
erf dat geen achtererf is.
 
1.46 funnel
obstakelvrije zone rond een start- en landingsbaan voor de vliegveiligheid.
 
1.47 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
 
1.48 geluidhinder
gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.
 
1.49 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen
zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit
geluidhinder spoorwegen, zoals woningen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van
gymnastieklokalen), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen,
medische centra, poliklinieken of medische kleuterdagverblijven.
 
1.50 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet
geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit
grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
1.51 gestapeld
minimaal twee hoofdgebouwen die op elkaar zijn gebouwd en geen interne verbindingen hebben,
anders dan gemeenschappelijke voorzieningen en –ruimten.
 
1.52 gevel of gevelvlak
bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder
begrepen het dak.
 
1.53 groeiplaats
de bovengrondse en ondergrondse plaats die een boom, een bomenlaan of een bos nodig heeft om
tot volle wasdom te groeien.
 
1.54 grond(en)
de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de
exclusieve economische zone daaronder begrepen.
 
1.55 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.56 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel
aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
 
1.57 hoofdgebouw, oorspronkelijkhet
hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gerealiseerd in overeenstemming met de voor dat
hoofdgebouw verleende omgevingsvergunning.
 
1.58 hoofdgebouw, functionele uitbreiding
een uitbreiding van het hoofdgebouw met een functie die gelet op de bestemming tot het
hoofdgebruik kan worden gerekend.
 
1.59 hoofdverblijf
de woning waar naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen door een
huishouden overnacht wordt, en als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van
dat huishouden aan te merken is, en waar dat huishouden staat ingeschreven in de GBA.
 
1.60 huishouden, huisgenoten
personen (of persoon) die ieder het hoofdverblijf in een woning hebben en blijk geven duurzaam
zorg te dragen voor elkaar door middel van een bijdrage in de kosten te leveren van de huishouding
dan wel anderszins, en waarbij geen sprake is van intensieve therapeutische of medische
verzorging/behandeling anders dan voor mantelzorg.
 
1.61 inrichting
elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
 
1.62 inrichting, seks
een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf,
waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.63 installatie
één of een aantal bij elkaar behorende technische en/of mechanische hulpmiddelen zoals
bijvoorbeeld een hijsinstallatie, antenneinstallatie, waterzuiveringsinstallatie en dergelijke.
 
1.64 instelling
organisatie met niet-economische doelen (sociaal, politiek, ecologisch) met als juridische vorm de
vereniging of de stichting, of met een bestuursrechtelijk karakter, zoals instellingen voor
liefdadigheid, hoger onderwijs en wetenschap en kunst.
 
1.65 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of
gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover
deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel
worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.66 kantoor
een bedrijf gericht op de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die
verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en
naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij direct contact met de klant niet centraal
staat.
 
1.67 kap
een dak met een helling.
 
1.68 maaiveld
het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.
 
1.69 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een
hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks
voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
 
1.70 milieusituatie
ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van
milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en
verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening te worden gehouden met:
  • de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;
  • strijdigheid met de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen, zoals de Wet milieubeheer dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer.
1.71 NAP
Normaal Amsterdams Peil.
 
1.72 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.73 nota parkeernormen
'Nota Parkeernormen auto en fiets Gemeente Cuijk 2016-2023', vastgesteld op 6 juni 2016, in
werking getreden op 3 augustus 2019 en planologisch vastgelegd in Paraplubestemmingsplan
Parkeren vastgesteld op 3 februari 2020. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt
vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
 
1.74 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
 
1.75 onderbouw
een geheel of grotendeels onder peil gelegen deel van een gebouw.
 
1.76 ondergeschikt bouwdeel
bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt
en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken,
regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, liftopbouwen, lichtkappen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons.
 
1.77 (gewoon) onderhoud, gebruik en beheer
het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op
ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en
vormgeving gelijk blijft.
 
1.78 onderkomen
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen,
waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten,
schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze
niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
1.79 onevenredige aantasting
de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen
en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van
de ontwikkeling.
 
1.80 openbaar toegankelijk gebied
weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor
publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de
ontsluiting van bouwpercelen door langzaam verkeer.
 
1.81 overkapping
een bouwwerk geen gebouw zijnde toegankelijk voor mensen, voorzien van een dak maar zonder
wanden.
 
1.82 paardenbak
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
 
1.83 peil
een denkbeeldig horizontaal vlak dat gebruikt wordt om de verticale maatvoering mee te bepalen.
 
1.84 plangebied
alle gronden gelegen binnen de aanduiding 'plangebied' op de verbeelding.
 
1.85 prostituee
degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen betaling.
 
1.86 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
betaling.
 
1.87 prostitutie, raameen
seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee door handelingen, houding,
woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
 
1.88 prostitutie, straathet
in openbaar toegankelijk gebied door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze,
passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
 
1.89 radarverstoringsgebied
gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen ten behoeve van een goede werking
van de radar op een radarstation.
 
1.90 recreatie / recreatieve activiteit
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.
 
1.91 ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
 
1.92 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de
belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete
aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de
beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische
kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe
omgeving.
 
1.93 sociale veiligheid
het instandhouden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar
en sociaal controleerbaar is.
 
1.94 speelautomatenhal
een (gedeelte van een) gebouw dat gebruikt wordt voor of is ingericht om het publiek gelegenheid te
geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet
op de kansspelen.
 
1.95 spoorweg
spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, voor zover deze is aangegeven op een bij of
krachtens deze wet vastbepaalde kaart.
 
1.96 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de
aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
 
1.97 straat- en bebouwingsbeeld
het instandhouden c.q. tot standbrengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend
straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:
  • een goede verhouding tussen bouwmassa, gevelbeeld en openbare ruimte;
  • een goede hoogte/breedte verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • de hoogtedifferentatie.
1.98 verkeersveiligheid
het instandhouden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het
benodigde uitzicht op hoeken van wegen.
 
1.99 vliering
het gedeelte van een gebouw gelegen onder het hellende dak en dat niet voor bewoning te
gebruiken is.
 
1.100 voorgevel
de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere
gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan
te wijzen gevel.
 
1.101 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede
het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel.
 
1.102 voorkeursgrenswaarde
de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het
Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones
langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
1.103 voorziening, bijbehorendevoorzieningen,
die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en
waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).
 
1.104 voorziening, groenvoorziening
voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals
boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels,
nestkastjes en dergelijke.
 
1.105 voorziening, maatschappelijkeeducatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
 
1.106 voorziening, nuts
voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals
bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en
gas, telefooncellen en dergelijke.
 
1.107 voorziening, verkeersvoorziening
voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, zoals bankjes,
verkeersremmers, brughoofden, lichtmasten, bewegwijzering, plantenbakken, parkeerautomaten,
parkeerplaatsen, fietsklemmen, fietsenstallingen en dergelijke.
 
1.108 voorzieningen, waterhuishoudkundigevoorzieningen
die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan
infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en
infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en
dergelijke.
 
1.109 vrijstaand
bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.
 
1.110 vrijwaringszone
gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een
goed functioneren van bijvoorbeeld een weg of molen.
 
1.111 waarden, aardkundigelandschapswaarden
die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie,
geomorfologie, reliëf, steilranden, grondwaterhuishouding (kwelgebieden),
bodemtypen/bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
 
1.112 waarden, archeologischeactuele
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere
menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en
het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
1.113 waarden, cultuurhistorischewaarden
en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het
bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historischgeografisch
erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.114 waarden, hydrologischegronden
met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied,
intermediar gebied en/of kwelgebied.
 
1.115 waarden, landschappelijkehet
geheel van waarden in verband met bijzonder landschappelijke kenmerken van een gebied of
object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat
bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in
onderlinge samenhang.
 
1.116 waarden, natuurwaarden
in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in
onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden
met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkend voor
het gebied.
 
1.117 water
alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers,
meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden
het maaiveld.
 
1.118 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de
daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten,
alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
 
1.119 werk
een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.
 
1.120 werkzaamheid
op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten,
dempen van sloten, ploegen, heien en dergelijke.
 
1.121 woning
een voor het wonen bestemd (gedeelte van een) gebouw.
 
1.122 woonsituatie
het instandhouden c.q. garanderen van een goede woonomgeving, in het bijzonder met het oog op:
  • de lichttoetreding/bezonning ten opzcihte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
  • het uitzicht;
  • de aanwezigheid van voldoende privacy.
1.123 zolder
het gedeelte van een gebouw gelegen onder het hellende dak en dat (deels) voor bewoning te
gebruiken is
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Meten
  1. Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven.
  2. De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 Maatvoering
 
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.3 Bestaande maten
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal, respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a. alleen van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
2.4 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van de bouwregels worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing
gelaten, onder voorwaarde dat:
  1. de overschrijding van de bouwregels in het horizontale vlak maximaal 1,6 meter is;
  2. de overschrijding van de bouwregels in het verticale vlak maximaal 3 m is;
  3. de oppervlakte mag maximaal 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zijn.
2.5 Bouwwerken
 
de bepaling van het peil
  • op droge grond is het peil: de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het hoofdgebouw gelegen binnen maximaal 0,5 m van de hoogte van de weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt, dan wel de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het bestaande hoofdgebouw;
  • op of in het water is het peil: het gemiddeld jaarlijks waterpeil ter plaatse van het bouwperceel.
  • de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.
  • de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
 
de bedrijfsvloeroppervlakte van een bouwwerk
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein dat wordt
gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende
instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.
 
de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de afstand tot de bouwperceelgrens
vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk.
 
het bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan
te duiden gedeelte van die bestemming.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Verkeer
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, met uitzondering van railverkeer;
  2. de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  3. parkeren;
  4. geluidreducerende en geluidwerende voorzieningen;
en mede bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. groenvoorzieningen, al dan niet met een visueel afschermende functie;
  3. paden, wegen en verkeersvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. openbare speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  6. culturele uitingen zoals beeldende kunstwerken, heiligenhuisjes en dergelijke;
  7. en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, werken en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
 
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat de inhoud
maximaal 25 m³ mag zijn en de bouwhoogte maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van:
  1. verlichting, palen, masten en portalen, waarvan de bouwhoogte maximaal 15 m mag zijn;
  2. signalerings- en telecommunicatiemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 40 m mag zijn.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid
11.1, nadere eisen te stellen aan:
  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  2. de afmetingen van bouwwerken;
  3. de situering van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.
In het geval van nieuwbouw, verbouw en/of uitbreiding van bebouwing van en/of bij karakteristieke
en (rijks)monumentale objecten kunnen aanvullend nadere eisen worden gesteld aan:
  1. de onderlinge situering van bouwwerken;
  2. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte;
  3. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm van bouwwerken;
onder de aanvullende voorwaarden dat:
  1. er een noodzaak is uit het oogpunt van behoud en/of herstel van de aan de bestaande bebouwing te onderkennen cultuurhistorische en historisch stedenbouwkundige waarden;
  2. het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie.
3.4 Afwijking van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 12.1, bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van hogere geluidreducerende en
geluidwerende voorzieningen, onder voorwaarde dat:
  1. de afwijking noodzakelijk is om aan de eisen te kunnen voldoen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  2. de bouwhoogte maximaal 8 m mag zijn.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
  1. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
  3. het niet voldoen aan de parkeernormen zoals bepaald in lid 12.3.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de huisvesting van huishoudens;
en mede bestemd voor:
  1. tuinen en bergingen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. paden, wegen, verkeers- en parkeervoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Het bouwen van een hoofdgebouw is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', onder
voorwaarde dat:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ maximaal het weergegeven aantal woningen is toegestaan;
  3. de bouwhoogte maximaal de weergegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag zijn;
  4. de goothoogte maximaal de weergegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ mag zijn.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen is toegestaan, onder de algemene
voorwaarden dat:
  1. ze zijn gesitueerd binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘bijgebouwen’;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de begane grond alleen gebruikt mag worden voor bijbehorende bouwwerken, overkappingen en verkeersruimten;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ het niet is toegestaan om bijbehorende bouwwerken en overkappingen te bouwen;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 4 m mag zijn;
In aanvulling op de algemene voorwaarden geldt voor:
  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dat de bouwhoogte maximaal gelijk mag zijn aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
4.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde is toegestaan, onder voorwaarde dat:
  1. de bouwhoogte op het voorerf maximaal 1 m mag zijn;
  2. de bouwhoogte op het achtererf maximaal 3 m mag zijn, met uitzondering van:
    1. een whirlpool of jacuzzi, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag zijn;
    2. tuinverlichting of erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m mag zijn.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels en het bepaalde lid
11.1, nadere eisen te stellen aan:
  1. de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
  2. de afmetingen van bouwwerken;
  3. de situering van bouwwerken;
  4. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.
4.4 Afwijking van de bouwregels
 
4.4.1 Hoofdgebouwen
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.1, bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het bouwen van het hoofdgebouw tot maximaal 5 m
achter de voorste bouwgrens, onder voorwaarde dat dit welstandstechnisch en stedenbouwkundig
aanvaardbaar is.
 
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
  1. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden;
  4. horeca-activiteiten.
4.5.2 Bijbehorende bouwwerken
Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag alleen functioneel ondergeschikt aan het wonen worden
gebruikt.
 
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde lid 12.1 bevoegd om het plan
te wijzigen in die zin dat de situering, de grootte en de vorm van de aanduiding 'bouwvlak' wordt
aangepast, dan wel bouwvlakken worden toegevoegd of komen te vervallen, onder voorwaarde dat;
  1. de maatvoeringseisen en de bouwwijze niet mogen worden veranderd;
  2. het aantal woningen op het bouwperceel gelijk blijft;
  3. een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.
4.7 Informatieve verwijzing naar andere regels van dit plan
 
Voor de volledige inhoud zijn alle hoofdstukken en de bijlagen van de regels van belang, in het
bijzonder wordt hier verwezen naar hetgeen geregeld in artikel 12.4 Voorwaardelijke verplichting
bodem van de regels van dit bestemmingsplan.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Ondergronds bouwen
  1. Ondergonds bouwen in combinatie met een bovengronds gebouw is toegestaan, onder voorwaarde dat:
    1. de onderbouw binnen het bouwvlak moet liggen;
    2. de onderbouw niet groter is dan de maatvoering van de buitenzijde van de gevels op de begane grond;
    3. de bovenzijde van de begane grondvloer maximaal 0,5 m boven peil mag liggen;
    4. de bouwdiepte maximaal 4 m onder peil mag zijn, met uitzondering van ondergrondse parkeergarages waarvan de bouwdiepte maximaal 7 mag zijn;
    5. inritten en andere toegangspartijen naar de ondergrondse bouwlaag zijn vrijgesteld van de punten 1 t/m 4.
  2. Ondergronds bouwen van bergbezinkbassins, infiltratiebakken en vergelijkbare waterhuishoudkundige voorzieningen in alle bestemmingen is toegestaan, tenzij in een (dubbel)bestemming specifieke regels zijn opgenomen.
6.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde
  1. Een bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een dakterras, balkon of een andere niet op de grond gelegen buitenruimte.
  2. Een bijbehorend bouwwerk of bouwwerk geen gebouw zijnde mag gelijktijdig, maar niet eerder dan het hoofdgebouw worden gebouwd, met uitzondering van een perceelsafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 1 m.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
  1. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. het uitbaten van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  4. het uitbaten van een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;
  5. het uitbaten van een speelautomatenhal, een casino of een discotheek/dancing;
  6. de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. het recreatief nachtverblijf;
  8. het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
  9. paardenbakken;
tenzij dit gebruik in de regels uitdrukkelijk is toegestaan.
 
7.2 Mantelzorg
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 en lid 7.1
voor het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte,
onder voorwaarde dat:
  1. door de aanvrager aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  2. bewoning van een bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 80 m²;
  5. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijbehorend bouwwerk dat op maximaal 20 m afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw;
  6. nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk is alleen toegestaan als op het erf van het hoofdgebouw geen sprake is van reeds aanwezige bijbehorende bouwwerken die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
  7. bij nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 10 m zijn;
De afwijking, verleend op grond van lid 7.3, wordt ingetrokken, indien de bij het verlenen van de
afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het
gebruik van het bijbehorende bouwwerk moet vervolgens worden teruggebracht naar de
gebruikssituatie van voor verlening van de afwijking en tijdelijke bouwwerken moeten worden
verwijderd van het bouwperceel.
 
7.3 Beroep- of bedrijf-aan-huis
 
7.3.1 Gebruiks- en bouwregels
n de bestemmingen waarin een woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan
worden gemaakt, is - in afwijking van het bepaalde in lid 4.4.1 - ondergeschikt aan deze
bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als
medegebruik, onder voorwaarde dat:
  1. het een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf is met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, vastgesteldtechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven;
  2. het medegebruik van ondergeschikte betekenis blijft en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
  3. het medegebruik niet is toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  4. het geen beroep of bedrijf betreft met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning vereist is;
  5. er geen sprake is van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektronische betaling;
  6. het beroep of bedrijf alleen incidentele en geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg heeft, veroorzaakt door bezoekers en het laden en lossen;
  7. de benodigde parkeervoorzieningen voor de woning en het beroep of bedrijf op eigen terrein worden gerealiseerd;
  8. het medegebruik beperkt blijft tot de bewoners van de woning;
  9. het medegebruik beperkt blijft tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
  10. de reclame-uitingen onverlicht zijn, een maximale oppervlakte van 0,20 m² en een maximale bouwhoogte hebben van 1,20 m.
7.3.2 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 12.1, bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 en lid 7.3.1 voor:
  1. een beroep of bedrijf met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, onder voorwaarde dat de milieucomponent van de omgevingsvergunning verleend kan worden;
  2. detailhandel, onder voorwaarde dat:
    1. het om producten gaat die specifiek ten dienste staan of voortkomen uit het beroep of bedrijf en daarmee direct verband houden;
    2. de detailhandel in economische en ruimtelijke zin ondergeschikt is aan het beroep of bedrijf;
  3. parkeren op de openbare weg ten behoeve van het beroep of bedrijf, onder voorwaarde dat:
    1. het fysiek niet mogelijk is te parkeren op eigen terrein;
    2. het stedenbouwkundig niet verantwoord is te parkeren op eigen terrein;
    3. uit de verkeerssituatie ter plaatse is af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking en het parkeren niet tot structurele problemen in de verkeersafwikkeling zal leiden;
  4. maximaal één personeelslid die niet als bewoner staat ingeschreven.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 vrijwaringszone - radar
 
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt, in aanvulling op het bepaalde in
hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een
hogere bebouwing dan 65 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van
een radarinstallatie voor vliegbewegingen.
 
8.2 overig - funnel
 
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - funnel' geldt, in aanvulling op het bepaalde in
hoofdstuk 2, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een
bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing
dan 150 m boven NAP, in verband met het beschermingsgebied van een in- en uitvliegfunnel voor
vliegtuigen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde lid 12.1 bij een omgevingsvergunning
afwijken van de regels en de verbeelding voor:
  1. het maximaal 10% afwijken van de gegeven maatvoering en percentages, zulks met uitzondering van de maximale bouwhoogte en maximale goothoogte als bedoeld in de artikelen 4.2.1 leden c en d en de maximale bouwhoogte als bedoeld in artikel 4.2.2 lid d;
  2. het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:
    1. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer bij geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
    2. het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak moet worden gebouwd;
    3. het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen maximaal gelijk is aan het oppervlak van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
    4. het gebouw maximaal 3 m buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
    5. de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
  3. het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen of het bestemmingsvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. het bouwen van gebouwen van openbaar nut, zoals openbare nutsgebouwen, wachthuizen voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen voor de bediening van waterhuishoudkundige voorzieningen, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, onder voorwaarde dat:
    1. de inhoud per gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Wettelijke regeling
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de planregels met verwijzingen naar wettelijke
regelingen te wijzigen, in het geval dat deze wettelijke regelingen na het tijdstip van terinzagelegging
van het vastgesteldplan worden gewijzigd.
 
10.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen
bestemmingen te wijzigen voor de overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, onder voorwaarde
dat:
  1. de overschrijdingen niet meer dan 5 m zijn;
  2. het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de sociale veiligheid;
    2. het stedenbouwkundige beeld;
    3. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de milieusituatie;
    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  4. burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de waterbeheerder, als het wijzigingsplan naar verwachting gevolgen heeft voor de waterhuishouding.
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
11.1 Procedure bij nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders stellen belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijzen
omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen. De wijze van in gelegenheid stellen is
vormvrij, onder voorwaarde dat in het besluit wordt vastgelegd:
  1. de wijze van in gelegenheid stellen;
  2. de samengevatte zienswijze(n) van de belanghebbende(n);
  3. de afweging van deze zienswijze(n).
Burgemeester en wethouders leggen alleen een nadere eis op, onder voorwaarde dat:
  1. de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
  2. de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. een goede woonsituatie;
    2. de sociale veiligheid;
    3. het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld;
    4. het straat- en bebouwingsbeeld;
    5. de karakteristieke hoofdvorm en kenmerken;
    6. de verkeersveiligheid;
    7. de milieusituatie;
    8. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Afweging bij afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden
 
Het bevoegd gezag weegt in aanvulling op overig bepaalde voorwaarden in ieder geval af, of bij een
omgevingsvergunning met afwijking, of bij het gebruik van een wijzigingsbevoegdheid, het verlenen
van medewerking niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de sociale veiligheid;
  3. het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de karakteristieke hoofdvorm en kenmerken;
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Strijdigheid van belangen
 
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met
name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, heeft het belang van de dubbelbestemming prioriteit.
De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid, en levert als zodanig
extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan
deze criteria worden voldaan en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht, dan kan
geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
 
12.2 Wettelijke en gemeentelijke regelingen
 
Voor zover in deze regels verwezen wordt naar andere wettelijke en gemeentelijke regelingen,
worden deze regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van terinzagelegging van het
vastgesteldplan.
 
12.3 Parkeerregels
 
12.3.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er
niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen.
 
12.3.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt
bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de
planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
 
12.3.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het geheel of gedeeltelijk veranderen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken
daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien
in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals
beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt
vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
 
12.3.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n)
krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander
gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
 
12.4 Voorwaardelijke verplichting bodem
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend heeft het bevoegd gezag
beoordeeld dat de bodem geschikt is voor de functie waarvoor het bouwwerk wordt opgericht.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Cuijk, Molenstraat 43’.