direct naar inhoud van Regels

Buitengebied

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.1684.18BPbuitengeb2010-VA01

Artikel 26 Leiding – Hoogspanningsverbinding

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding’;

  2. groenvoorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 55 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dienen te zijn gewaarborgd.

  2. Burgemeester en wethouders winnen schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1 Verboden werkzaamheden

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning vereist om de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.

  2. Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

  4. Het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting.

  5. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  2. Reeds in uitvoering zijn krachtens een verleende omgevingsvergunning, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 26.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding, zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.