direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Cuijkse Cantheelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.07BPCantheelen-VA01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen ‘vrijstaand’ en 'twee-aaneen': het wonen in vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde (zorg)woningen;
  • b. ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'specifieke bouwaanduiding-geschakeld' en 'aaneengebouwd': het wonen in vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde en/of aaneengebouwde (zorg)woningen;
  • c. ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen 'gestapeld' en 'aaneengebouwd': het wonen in gestapelde en/of aaneengebouwde (zorg)woningen;
  • d. groenvoorzieningen in de vorm van plantsoenen, groenstroken;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder infiltratievoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor duurzame energie;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

ten behoeve van en ondersteunend aan de bestemming wonen:

  • j. zorgvoorzieningen;
  • k. ter plaatse van de combinatie van aanduidingen genoemd onder c: maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. bijgebouwen en overkappingen;
  • m. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • n. tuinen;
  • o. erven;
  • p. verhardingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen ‘vrijstaand’ en 'twee-aaneen' zijn uitsluitend vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'specifieke bouwaanduiding-geschakeld' en 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde en/of aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de combinatie van de aanduidingen 'gestapeld' en 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend gestapelde en/of aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11,00 meter bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e en f geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dat de goothoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouw en zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3,00 meter bedragen, voor zover het de niet-aaneengebouwde gevel betreft.
7.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 60 m2 bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en het zijerf voor niet meer dan 50% mag zijn bebouwd;
    • 2. indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en de zijerven groter is dan 120 m2 de norm van 60 m2 verhoogd mag worden met 10% van het meerdere tot een maximum van 90 m2 onverlet het bepaalde onder 1;
    • 3. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 45 m2 mag bedragen; indien de gezamenlijke oppervlakte van het achtererf en de zijerven groter is dan 120 m2 mag de norm van 45 m2 worden verhoogd overeenkomstig de onder 2 genoemde vermeerdering tot een maximum van 75 m2 onverlet het bepaalde onder 1;
  • b. de bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3,00 meter achter de oorspronkelijke voorgevel van de woning te worden gesitueerd, met uitzondering van erkers;
  • c. de onderlinge afstand tussen vrijstaande bijgebouwen op een perceel dient minimaal 3,00 meter te zijn;
  • d. de goothoogte van een niet-vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een niet-vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte nooit meer dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
7.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende bepalingen:

  • a. erkers mogen opgericht worden voor de oorspronkelijke voorgevel van de woning;
  • b. de bouwhoogte bedraagt minimaal de kozijnhoogte van de entreepui en maximaal de bovenkant van de verdiepingsvloer;
  • c. de breedte van de erker bedraagt maximaal 40% van de oorspronkelijke voorgevel;
  • d. de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker, met een maximum van 1 m;
  • e. de erker blijft minimaal 0,50 m onder de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de afstand tussen de erker en de openbare weg bedraagt minimaal 3 m.
7.2.4 Duurzame energie

In aanvulling op het gestelde in 7.2.1 en 7.2.2 mogen gebouwen ten behoeve van duurzame energie worden gebouwd, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
  • b. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m².
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
7.2.6 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is alleen toegestaan als onderbouw onder hoofd- en bijgebouwen.

De diepte mag niet meer bedragen dan 4,00 meter onder peil.

7.2.7 Parkeren

Voor parkeren gelden de volgende regels:

  • a. per wooneenheid dienen 1,5 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd;
  • b. per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte aan maatschappelijke en zorgvoorzieningen dienen 2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige waarden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het bepaalde in 7.2.1 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
    • 2. het hoofdgebouw geheel binnen het bestemmingsvlak wordt gebouwd;
    • 3. het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het bouwvlak, vermeerderd met 10%;
    • 4. het hoofdgebouw niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
    • 5. de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de landschappelijke waarden;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. van het bepaalde in 7.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 75 m2 voor zover de gezamenlijke oppervlakte van het zij- en achtererf; niet groter is dan 120 m2, mits een onbebouwde en onoverdekte aaneengesloten ruimte van ten minste 25 m2 overblijft;
  • c. van het bepaalde in 7.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw voor de voorgevel wordt gebouwd, mits:
    • 1. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. het gebouw geheel binnen de bestemmingsgrens wordt gebouwd;
    • 3. het bijgebouw, door de indeling van het hoofdgebouw niet op het zijerf kan worden gebouwd;
    • 4. de afstand tussen het bijgebouw en de voorste bestemmingsgrens met de bestemming ‘Verkeer’ ten minste 3,00 meter bedraagt;
  • d. van het bepaalde in 7.2.5 onder a en 7.2.5 onder b, en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 meter mits:
    • 1. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de verkeersveiligheid alsmede de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. van het bepaalde in 7.2.7 :
    • 1. en toestaan dat per wooneenheid 1,2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, mits er sprake is van sociale woningbouw;
    • 2. indien op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien, mits aangetoond is dat de verkeersveiligheid niet verslechterd.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis verbonden beroep

Het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot ten hoogste 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
7.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • c. het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een aan-huisverbonden bedrijfs- of andere activiteit niet zijnde een aan-huis-verbonden beroep;
  • f. het gebruik van de op de grond gerealiseerde bijgebouwen voor detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie afwijken van het bepaalde in 7.5.2 onder a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  • b. bewoning van een (vrijstaand) bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw. Afwijking is slechts mogelijk indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 meter;
7.6.2 Intrekken mantelzorg

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van het bepaalde in 7.6.1 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

7.6.3 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5 onder e ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten behorend bij deze regels, en/of een activiteit die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is hieraan, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of Bevi-inrichtingen betreft;
  • b. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen en tot ten hoogste 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten;
  • c. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. de (bedrijfs)activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de (bedrijfs)activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet Milieubeheer zijn;
  • f. er mag geen (detail)handel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteit;
  • g. het geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft dat tengevolge daarvan extra verkeersvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.