direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Cuijkse Cantheelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.07BPCantheelen-VA01

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • a. centrumfuncties, waaronder detailhandel, dienstverlening en horeca;
  • b. maatschappelijke doeleinden;
  • c. verkeersdoeleinden in de vorm van wegen en straten;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, straatmeubilair en beeldende kunstwerken e.d. en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Centrumfuncties

Centrumfuncties, waaronder dienstverlening, detailhandel en horeca, inclusief opslag en andere aan de functie ondergeschikte activiteiten, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "centrum".

b Begane grond

Detailhandel, dienstverlening en horeca, inclusief opslag en andere aan de functie ondergeschikte activiteiten zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

c Horeca

Uitsluitend zijn horecabedrijven toegestaan uit horecacategorie 1 en 2a.

d Bedrijfsvloeroppervlakte

De bedrijfsvloeroppervlakte van de functies detailhandel, dienstverlening en horeca, inclusief opslag en andere aan de functie ondergeschikte activiteiten, mag niet meer bedragen dan 440 m².

e Maatschappelijke doeleinden

Uitsluitend is de bestaande kapel toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde in a en b is de bestaande kapel buiten het bouwvlak toegestaan. Voor de bestaande kapel gelden verder de volgende regels:
    • 1. de bestaande kapel mag worden uitgebreid met niet meer dan 20 m²;
    • 2. de bouwhoogte van de kapel mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. het ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan als onderbouw van een hoofd- of bijgebouw;
  • b. de diepte van de onderbouw mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.
3.2.5 Parkeren

Voor parkeren gelden de volgende regels:

  • a. per wooneenheid dienen 1,2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd;
  • b. per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte aan centrumfuncties dienen 2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer niet hoger zal zijn dan de op grond van de Wet geluidhinder geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het hoofdgebouw geheel binnen het bestemmingsvlak;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak;
  • d. het hoofdgebouw niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • e. de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Omgevingsvergunning bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a en b en toestaan dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot tot ten hoogste 3 m, mits:

  • a. de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige structuur in acht worden genomen;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3 Omgevingsvergunning parkeren

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5, mits:

  • a. op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien;
  • b. aangetoond is dat de verkeersveiligheid niet verslechterd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteit in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
3.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • c. voor het plaatsen van kampeermiddelen of andere onderkomens;
  • d. voor de opslag van grote obstakels als boten, caravans, e.d. alsmede van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het gebruik van ruimten binnen een woning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • g. detailhandel of andere handels- en / of bedrijfsdoeleinden;

Het bepaalde onder f is niet van toepassing op de gronden en opstallen ter plaatse van de aanduiding "centrum".

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning aan-huis-verboden bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder f ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteit in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de (bedrijfs)activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • d. de (bedrijfs)activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet Milieubeheer zijn;
  • e. er mag geen (detail)handel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteit;
  • f. het geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft dat tengevolge daarvan extra verkeersvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn.
3.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  • b. bewoning van een (vrijstaand) bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 ;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw. Afwijking is slechts mogelijk indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 meter;
3.5.3 Intrekken mantelzorg

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van het bepaalde in 3.5.2 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.