Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Leiding - Riool
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregeling
Artikel 21 Algemene bouwregels
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Artikel 26 Algemene procedureregels
Artikel 27 Overige regels
Hoofdstuk 4 Slot- en overgangsregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Bijlage bij de regels
Staat van Bedrijfsactiviteiten (toelichting)
Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf
Staat van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan
het bestemmingsplan 'Haps' van de gemeente Cuijk (svbp2008).
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1684.02BPhaps-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) (svbp2008).
plankaart
de analoge verbeelding van het bestemmingsplan 'Haps', bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.1684.02BPhaps-VA01 met legenda;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden (svbp2008).
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft (svbp2008).
aaneengebouwd
minimaal drie hoofdgebouwen die aan elkaar zijn gebouwd en geen interne verbindingen hebben (Cuijk).
aangebouwd
minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben (Cuijk).
achtererf
het erf dat achter de voorgevelrooilijn ligt (Cuijk).
afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is (Cuijk).
(be)bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats (svbp2008).
bouwen, ondergronds-
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil (Cuijk).
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde (svbp2008).
bedrijf / bedrijfsmatige activiteiten
een inrichting gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel bedrijfsmatige dienstverlening, aan-huis-verbonden-beroep/-bedrijf niet meegerekend (Cuijk).
bedrijf, ambachtelijk-
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht (Cuijk).
bedrijf, escort-
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een seksinrichting wordt uitgeoefend (Cuijk).
bedrijf, prostitutie-
een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt (Cuijk).
begane grond
de eerste bouwlaag volledig gelegen boven het peil (Cuijk).
beroep
het uitoefenenen van een bedrijfsmatige activiteit waarmee in het levensonderhoud wordt voorzien (Cuijk).
beroep-aan-huis
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals juridische, administratieve, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen (Cuijk).
bedrijf-aan-huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunen worden uitgeoefend (Cuijk).
bestaand
de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
het gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen (Cuijk).
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak (svbp2008).
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming (svbp2008).
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning (Cuijk).
bingohal
een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht of gebruikt voor het beoefenen van het bingospel of een daarmee vergelijkbaar spel (Cuijk).
bouwgrens
de grens van een bouwvlak (svbp2008).
bouwgrens, voorste-
de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte grens van een bouwvlak of, indien meerdere bouwgrenzen naar een openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwgrens (Cuijk).
bouwlaag of verdieping(slaag)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op gelijk of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds, met inbegrip van de begane grond, en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en vliering (Cuijk).
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan (svbp2008).
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel (svbp2008).
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten (svbp2008).
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond (svbp2008).
bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)
elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft, met uitzondering van een overkapping zonder wanden dat als gebouw moet worden getoetst (Cuijk).
bouwwerk, bijbehorend-
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of bouwwerk geen gebouw zijnde, met een dak (Bor/Cuijk).
dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang in de vorm van:
extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen, skeeleren, fietsen of kanoën;
intensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aanbieden van recreatieve activiteiten op een vaste locatie, zoals dierentuinen of attractieparken (Cuijk).
dak
elke bovenbeëindiging van een gebouw (Cuijk).
daknok
hoogste punt van een schuin dakvlak (Bor).
dakvlak
een vlak van het dak (Cuijk).
dakvoet
laagste punt van een schuin dakvlak (Bor).
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse (Cuijk).
detailhandel, productiegebonden-
detailhandel van goederen vanuit het bedrijf dat die goederen vervaardigt, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is van dat bedrijf (Cuijk).
dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden (Cuijk).
dienstverlenend bedrijf/instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij direct contact met de klant centraal staat, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
discotheek/dancing
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen (Cuijk).
erf
al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, voor zover de regels van dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbieden (Bor/Cuijk).
extensief recreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten en landen betreft (Cuijk).
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt (svbp2008).
gebouw, bedrijfs-
een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend (Cuijk).
geluidhinder
gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid (Wg).
geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen (Wg/Cuijk).
geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem (svbp2008).
gestapeld
minimaal twee hoofdgebouwen die op elkaar zijn gebouwd en geen interne verbindingen hebben, anders dan gemeenschappelijke voorzieningen en -ruimten (Cuijk).
gevel of gevelvlak
bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak (Wg).
groeiplaats
de bovengrondse en ondergrondse plaats die een boom, een bomenlaan of een bos nodig heeft om tot volle wasdom te groeien (Cuijk).
grond(en)
de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen (Wro).
hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is (Bor/Cuijk).
hoofdgebouw, oorspronkelijk-
het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gerealiseerd in overeenstemming met de voor dat hoofdgebouw verleende omgevingsvergunning (Bor/Cuijk).
hoofdverblijf
de woning waar naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen overnacht wordt, en dat tevens als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van een huishouden aan te merken is (Wgbp/Cuijk).
horeca / horecabedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccomodatie; hieronder worden begrepen de volgende catgeorieën:
hoofdkenmerken |
per nacht |
meer nacht |
maaltijden |
snacks |
niet-alcoholisch |
alcoholisch |
overdag |
avond |
nacht |
winstoogmerk |
dansen |
hotel |
X |
|
X |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
pension |
|
X |
X |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
|
zalencentrum/partycentrum |
|
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
bedrijfsrestaurant/kantine |
|
|
X |
X |
X |
|
X |
|
|
|
|
cafetaria/snackbar |
|
|
|
X |
X |
|
X |
X |
|
X |
|
dagzaak |
|
|
|
X |
X |
|
X |
|
|
X |
|
café |
|
|
|
X |
X |
X |
|
X |
|
X |
|
(nacht)bar |
|
|
|
X |
X |
X |
|
X |
X |
X |
|
discotheek/bar-dancing |
|
|
|
X |
X |
X |
|
X |
X |
X |
X |
huishouden, huisgenoten
personen (of persoon) die ieder het hoofdverblijf in een woning hebben en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van een bijdrage in de kosten te leveren van de huishouding dan wel anderszins, en waarbij geen sprake is van intensieve therapeutische of medische verzorging/behandeling anders dan voor mantelzorg (Wmo/Cuijk).
inrichting
elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht (Wm).
inrichting, Bevi-
een inrichting die valt onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Cuijk).
inrichting, geluidszoneringsplichtige-
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van een vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld (Wgh).
inrichting, seks-
een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar (Cuijk).
installatie
één of een aantal bij elkaar behorende technische en/of mechanische hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een hijsinstallatie, antenneinstallatie, waterzuiveringsinstallatie en dergelijke (Cuijk).
instelling
organisatie met niet-economische doelen (sociaal, politiek, ecologisch) met als juridische vorm de vereniging of de stichting, of met een bestuursrechtelijk karakter, zoals instellingen voor liefdadigheid, hoger onderwijs en wetenschap en kunst (Cuijk).
instelling, educatieve-
een instelling op het gebied van onderwijs of daarmee gelijk te stellen doeleinden, zoals een
school en een peuterspeelzaal (Cuijk).
kantoor
een bedrijf gericht op de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij direct contact met de klant niet centraal staat (Cuijk).
kap
een dak met een helling (Cuijk).
luifel
een afdak met een diepte van meer dan 0,50 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond (Cuijk).
maaiveld
het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht (WAM).
maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak (Cuijk).
maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt (Cuijk).
mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt (Wmo).
milieusituatie
ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening te worden gehouden met:
de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;
strijdigheid met de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen, zoals de Wet milieubeheer dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer (Cuijk).
monumentale boom
elke boom die is opgenomen in de gemeentelijke 'monumentale bomenlijst', behorende bij de gemeentelijke 'monumentale bomennota' (Cuijk).
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening (Cuijk).
(gewoon) onderhoud, gebruik en beheer
het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft (Bor/Cuijk).
omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
onderbouw
een geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen deel van een gebouw (Cuijk).
ondergeschikt bouwdeel
bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlakte, zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels en balkons (Cuijk).
ondergeschikte nevenactiviteit
activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit (Cuijk).
onderkomen
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken (Cuijk).
onevenredige aantasting
de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling (Cuijk).
openbaar toegankelijk gebied
weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van bouwpercelen door langzaam verkeer (Bor/Cuijk);
overkapping
een gebouw voorzien van een dak en maximaal drie al dan niet tot de overkapping behorende wanden (Cuijk).
peil
een denkbeeldig horizontaal vlak dat gebruikt wordt om de verticale maatvoering mee te bepalen (Cuijk).
plangebied
alle gronden gelegen binnen de aanduiding 'plangebied' op de plankaart Cuijk).
prostituee
degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (Regeling Uitstapprogramma’s Prosituees).
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (Cuijk).
prostitutie, raam-
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken (Cuijk).
prostitutie, straat-
het in openbaar toegankelijk gebied door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken (Cuijk).
recreatie / recreatieve activiteit
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben (Cuijk).
recreatie, extensieve-
recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, gezien het beperkte aantal recreanten per tijdseenheid en oppervlakte-eenheid. Het gaat om bijvoorbeeld wandelen, fietsen, vissen en skeeleren (Cuijk).
recreatie, verblijfs-
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen, in de vorm van:
extensieve verblijfsrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals een natuurkampeerterrein en dergelijke;
intensieve verblijfsrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig aanbieden van verblijf en recreatieve voorzieningen op een vaste locatie, zoals bungalowparken, campings en dergelijke (Cuijk).
sociale veiligheid
het instandhouden c.q. tot stand brengen van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is (Cuijk).
speelautomatenhal
een (gedeelte van een) gebouw dat gebruikt wordt voor of is ingericht om het publiek de gelegenheid te geven een spel te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen (Cuijk).
standplaats
een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten (Cuijk).
stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen (Cuijk).
straat- en bebouwingsbeeld
het instandhouden c.q. tot standbrengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, waarbij gelet wordt op de volgende aspecten:
een goede verhouding tussen bouwmassa, gevelbeeld en openbare ruimte;
een goede hoogte/breedte verhouding tussen de bebouwing onderling;
een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
de hoogtedifferentatie (Cuijk).
twee-aaneen
twee hoofdgebouwen die aan elkaar zijn gebouwd en geen interne verbindingen hebben (Cuijk).
verkeersveiligheid
het instandhouden c.q. tot stand brengen van een goede verkeersveilige situatie, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen (Cuijk).
vliering
het gedeelte van een gebouw gelegen onder het hellende dak en dat niet voor bewoning te gebruiken is (Cuijk).
volkstuin
perceel grond dat zich niet in de onmiddelijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik (Cuijk).
voorerf
het erf dat vóór de voorgevelrooilijn ligt (Cuijk).
voorgevel
de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel (Cuijk).
voorgevellijn
de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van een bouwwerk is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel (Cuijk).
voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwperceel (Cuijk).
voorkeursgrenswaarde
de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
voorziening, groen-
voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke (Cuijk).
voorziening, maatschappelijke-
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
voorziening, nuts-
voorziening voor de distributie en ontsluiting van producten en diensten van openbaar nut, zoals bushokjes, kleine pompgemalen, verkeersregelinstallaties, verdeelstations voor stroom, water en gas, telefooncellen en dergelijke (Cuijk).
voorziening, speel-
voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke (Cuijk).
voorziening, verkeers-
voorziening voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen, zoals bankjes, verkeersremmers, brughoofden, lichtmasten, bewegwijzering, plantenbakken, parkeerautomaten, parkeerplaatsen, fietsklemmen, fietsenstallingen en dergelijke (Cuijk).
voorzieningen, waterhuishoudkundige-
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke (WAM).
vrijstaand
bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken (Cuijk).
waarden, cultuurhistorische-
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur (Cuijk).
waarden, landschappelijke-
het geheel van waarden in verband met bijzonder landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang (Cuijk);
waarden, natuurwaarden/natuurwetenschappelijke-
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied (Cuijk)
water
alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld (WAM).
weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen (Wegenverkeerswet 1994/Bouwverordening Cuijk).
werk, geen bouwwerk zijnde
een constructie, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke (Cuijk).
werkzaamheden
het (laten) uitvoeren van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, heien en dergelijke (Cuijk).
wonen, bewonen, bewoning
het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf (Cuijk).
woning
een voor bewoning bestemd (gedeelte van een) gebouw (Wg/Cuijk).
woning, bedrijfs-
een voor bewoning bestemd (gedeelte van een) bedrijfsgebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens verblijf daar gelet op de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk wordt geacht (Cuijk).
woonsituatie
het instandhouden c.q. garanderen van een goede woonomgeving, in het bijzonder met het oog op:
de lichttoetreding/bezonning ten opzcihte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
het uitzicht;
de aanwezigheid van voldoende privacy (Cuijk).
zolder
het gedeelte van een gebouw gelegen onder het hellende dak en dat (deels) voor bewoning te gebruiken is (Cuijk).
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven (Cuijk).
2.2 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
a. voor lengten in meters (m);
b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
d. voor verhoudingen in procenten (%);
e. voor hoeken/hellingen in graden (º) (Cuijk).
2.3 Bouwwerken
de bepaling van het peil
op droge grond is het peil: de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het hoofdgebouw gelegen binnen maximaal 0,50 m van de hoogte van de weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt, dan wel de hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer van het bestaande hoofdgebouw (Bor/Cuijk);
op of in het water is het peil: het gemiddeld jaarlijks waterpeil ter plaatse van het bouwperceel (Cuijk).
de hoogte van de weg
de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld (bouwverordening Cuijk).
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel (svbp2008).
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen (svbp2008).
de bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen (Cuijk).
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk (svbp2008).
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen (svbp2008).
de afstand tot de bouwperceelgrens
vanaf de bouwperceelgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk (Cuijk).
het bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming (Cuijk).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplanting(en);
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
en de bij het gebruik behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
erf- en terreinafscheidingen en veekeringen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte en de oppervlakte maximaal 4,00 m, respectievelijk 20 m² mag zijn;
kadaverkoelingen, gastanks en versomaten, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
bouwwerken ten behoeve van ooievaarsnesten, waarvan de bouwhoogte maximaal 7,00 m mag zijn.
3.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.2 onder a voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:
de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig worden aangetast.
lid 3.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6,00 m, onder voorwaarde dat:
dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
lid 3.2.2 onder b voor het bouwen van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik met een hogere hoogte tot 8,00 m en/of een grotere oppervlakte tot 30 m², onder voorwaarde dat:
dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
de landschappelijke waarden;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.
3.5 Afwijking van de gebruikregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in :
lid 3.2.2 onder a voor het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, onder voorwaarden dat:
de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig worden aangetast.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
de landschappelijke waarden;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende agrarische voorzieningen;
behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker' is ook in het bijzonder voor cultuurhistorisch waardevolle akkers het behoud, herstel en/of ontwikkeling toegestaan;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplanting(en);
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
en de bij het gebruik behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
erf- en terreinafscheidingen en veekeringen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, waarvan de bouwhoogte en de oppervlakte maximaal 4,00 m, respectievelijk 20 m² mag zijn;
kadaverkoelingen, gastanks en versomaten, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
bouwwerken ten behoeve van ooievaarsnesten, waarvan de bouwhoogte maximaal 7,00 m mag zijn;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 4.2.2 onder a voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:
de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig worden aangetast.
lid 4.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6,00 m, onder voorwaarde dat:
dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
lid 4.2.2 onder b voor het bouwen van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik met een hogere hoogte tot 8,00 m en/of een grotere oppervlakte tot 30 m², onder voorwaarde dat:
dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
de landschappelijke waarden;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in :
lid 4.2.2 onder a voor het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, onder voorwaarden dat:
de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig worden aangetast.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
de landschappelijke waarden;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding:
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische akker':
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf' van de regels;
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn alleen nutsvoorzieningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ook het wonen in een bedrijfswoning toegestaan, onder voorwaarde dat:
de bedrijfswoning als bedrijfsgebouw onderdeel uitmaakt van de bedrijfsbebouwing;
het is niet toegestaan om het deel van het bouwperceel gelegen tussen het openbaar toegankelijk gebied en de voorste bouwgrens te gebruiken als opslag- of werkterrein;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel;
per bouwperceel mag maximaal één bedrijf worden gebouwd.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven;
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw voor een nutsvoorziening, al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' geldt:
het bebouwingspecentage is maximaal 100%;
de goothoogte mag maximaal 3,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m zijn;
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van een bedrijfswoning geldt:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
het mag een vrijstaand, aangebouwd of inpandig gebouw zijn;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10,00 m zijn;
de inhoud mag maximaal 650 m³ zijn;
Voor het bouwen van een erker bij de bedrijfswoning op het voorerf geldt:
de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied moet minimaal 3,00 m blijven;
de breedte mag maximaal 40% van de breedte van de voorgevel zijn;
de diepte mag maximaal 1/3 van de breedte zijn, met een maximum van 1,00 m;
de bouwhoogte moet minimaal de kozijnhoogte van de entreepui zijn en mag maximaal de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag zijn, onder voorwaarde dat:
de bouwhoogte minimaal 0,50 meter onder de goothoogte van de bedrijfswoning blijft.
Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning geldt:
het bebouwingspercentage op het achtererf, exclusief het oorspronkelijke hoofdgebouw, mag maximaal 50% zijn;
het moet op het achtererf worden gebouwd;
de afstand tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 3,00 m zijn;
de afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken moet minimaal 3,00 meter zijn;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3,00 m zijn;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3,00 m zijn;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 5,00 m zijn;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 45 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 60 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag meer dan 60 m² zijn, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte van het achtererf groter is dan 120 m²;
maximaal 10% van het meerdere van 120 m² mag worden toegevoegd aan de norm van 60 m²;
de toegevoegde oppervlakte maximaal 30 m² mag zijn.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
tuinverlichting, erf- en perceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
verlichtingsarmaturen voor het bedrijfsgedeelte, vlaggenmasten, antennes, reclamezuilen en vergelijkbare constructies waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 2,00 m zijn.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 5.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:
het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;
lid 5.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;
een advies van de brandweer is ontvangen.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
vuurwerkbedrijven;
Bevi-inrichtingen;
zelfstandige kantoren;
persoonlijke dienstverlening;
detailhandel;
prositutiebedrijven en seksinrichtingen.
5.5.2 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
5.6 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 5.5.1 onder f en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
detailhandel in ter plaatse vervaardige produkten als ondergeschikte nevenactiviteit;
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
het plaatselijk en/of regionaal distributie-apparaat dan wel een vergroting van een reeds bestaande verstoring;
de verkeers- of parkeeroverlast voor het omringende gebied.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijf' geheel of gedeeltelijk gewijzigd kan worden, door het laten vervallen of toevoegen van bedrijfsactiviteiten, en/of het toekennen van een hogere of lagere categorie van milieubelasting aan bedrijfsactiviteiten, onder voorwaarde dat:
technologische ontwikkelingen of nieuwe milieuhygiënische inzichten de wijzigingen ondersteunen.
de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' geheel of gedeeltelijk gewijzigd kunnen worden naar de bestemming 'Groen' en/of 'Verkeer' en/of 'Wonen', onder voorwaarde dat:
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel-activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ook het wonen in een bedrijfswoning toegestaan, onder voorwaarde dat:
de bedrijfswoning als bedrijfsgebouw onderdeel uit maakt van de bedrijfsbebouwing;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel;
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn;
6.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van een bedrijfswoning geldt:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
het mag een vrijstaand, aangebouwd of inpandig gebouw zijn;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10,00 m zijn;
de inhoud mag maximaal 650 m³ zijn;
Voor het bouwen van een erker bij de bedrijfswoning op het voorerf geldt:
de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied moet minimaal 3,00 m blijven;
de breedte mag maximaal 40% van de breedte van de voorgevel zijn;
de diepte mag maximaal 1/3 van de breedte zijn, met een maximum van 1,00 m;
de bouwhoogte moet minimaal de kozijnhoogte van de entreepui zijn en mag maximaal de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag zijn, onder voorwaarde dat:
de bouwhoogte minimaal 0,50 meter onder de goothoogte van de bedrijfswoning blijft.
Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning geldt:
het bebouwingspercentage op het achtererf, exclusief het oorspronkelijke hoofdgebouw, mag maximaal 50% zijn;
het moet op het achtererf worden gebouwd;
de afstand tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 3,00 m zijn;
de afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken moet minimaal 3,00 meter zijn;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3,00 m zijn;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3,00 m zijn;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 5,00 m zijn;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 45 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 60 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag meer dan 60 m² zijn, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte van het achtererf groter is dan 120 m²;
maximaal 10% van het meerdere van 120 m² mag worden toegevoegd aan de norm van 60 m²;
de toegevoegde oppervlakte maximaal 30 m² mag zijn.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag maximaal 2,00 m zijn;
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 6.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:
het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;
lid 6.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;
een advies van de brandweer is ontvangen.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
een sekswinkel;
een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;
horeca-activiteiten.
6.5.2 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
6.6 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 6.5.1 onder c en toestaan dat horeca-activiteiten uit categorie VI, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels worden uitgeoefend, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte maximaal 10% van het totaal bebouwde oppervlakte mag zijn, met een maximum van 50 m²;
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel' geheel of gedeeltelijk gewijzigd wordt naar:
de bestemming 'Dienstverlening', 'Horeca' of 'Maatschappelijk' onder voorwaarde dat:
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 7 Dienstverlening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
dienstverlenende bedrijven en instellingen;
zelfstandige kantoren, al dan niet met baliefunctie;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
tuinverlichting, erf- en perceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
verlichtingsarmaturen voor het bedrijfsgedeelte, vlaggenmasten, antennes, reclamezuilen en vergelijkbare constructies waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 7.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:
het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;
lid 7.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;
een advies van de brandweer is ontvangen.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
persoonlijke dienstverlening.
7.5.2 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Dienstverlening' geheel of gedeeltelijk gewijzigd wordt naar:
de bestemming 'Detailhandel', 'Horeca' of 'Maatschappelijk' onder voorwaarde dat:
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
culturele en ontspannende activiteiten;
maatschappelijke activiteiten;
horeca-activiteiten uit categorie I en II, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels;
detailhandel;
wonen, voor zover het één huishouden in één woning betreft;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel;
8.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn.
Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een woning geldt:
het bebouwingspercentage op het achtererf, exclusief het oorspronkelijke hoofdgebouw, mag maximaal 50% zijn;
het moet op het achtererf worden gebouwd;
de afstand tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 3,00 m zijn;
de afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken moet minimaal 3,00 meter zijn;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3,00 m zijn;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3,00 m zijn;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 5,00 m zijn;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 45 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 60 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag meer dan 60 m² zijn, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte van het achtererf groter is dan 120 m²;
maximaal 10% van het meerdere van 120 m² mag worden toegevoegd aan de norm van 60 m²;
de toegevoegde oppervlakte maximaal 30 m² mag zijn.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
tuinverlichting, erf- en perceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
verlichtingsarmaturen voor het bedrijfsgedeelte, vlaggenmasten, antennes, reclamezuilen en vergelijkbare constructies waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 8.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:
het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;
lid 8.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;
een advies van de brandweer is ontvangen.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
8.6 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 8.5.1 onder c en toestaan dat horeca-activiteiten uit categorie III, V en VI, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels worden uitgeoefend, onder voorwaarde dat:
de nieuwe categorie past in het gemeentelijke horecabeleid;
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:
openbaar groen en groenvoorzieningen;
openbare speelplaatsen en -voorzieningen;
hondenuitlaatplaatsen;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeren, parkeervoorzieningen en uitritten;
verkeersvoorzieningen voor langzaam verkeer;
ter plaatse van de aanduiding 'parkeren uitgesloten' is het parkeren en het aanleggen van parkeervoorzieningen niet toegestaan;
culturele uitingen zoals beeldende kunstwerken, heiligenhuisjes en dergelijke;
extensief recreatief medegebruik;
en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 4,00 m zijn, met uitzondering van:
erf- en perceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn;
de oppervlakte mag maximaal 30,00 m² zijn.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
het inrichten en gebruiken van gronden als erf bij een woning of als volkstuin.
9.4 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 9.3 onder b en toestaan dat de gronden geheel of gedeeltelijk worden gebruikt als erf bij een woning, onder voorwaarde dat:
de gronden volgens het gemeentelijke Groenbeleid in aanmerking komen voor dergelijk gebruik;
het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de openbare groenstructuur in de directe omgeving.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' geheel of gedeeltelijk gewijzigd wordt naar:
de bestemming 'Verkeer', onder voorwaarde dat:
de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de openbare groenstructuur in de directe omgeving;
de nieuwe verkeersfunctie noodzakelijk wordt geacht om een goede geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen te waarborgen binnen het plangebied;
de regels van artikel 13 onverkort van toepassing worden verklaard.
de bestemming 'Wonen', onder voorwaarde dat:
de te wijzigen gronden worden toegevoegd aan een aangrenzend bouwperceel met een woonbestemming;
de te wijzigen gronden volgens het gemeentelijke Groenbeleid in aanmerking komen voor dergelijk gebruik;
de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de openbare groenstructuur in de directe omgeving;
de regels van artikel 15 onverkort van toepassing worden verklaard;
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca-activiteiten uit categorie I en II, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels;
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie III' zijn ook horeca-activiteiten toegestaan die vallen in categorie III, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels;
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing nagestreefd;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel;
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn.
10.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag maximaal 2,00 m zijn;
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 10.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:
het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;
lid 10.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;
een advies van de brandweer is ontvangen.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;
een speelautomatenhal, een discotheek/dancing of bingohal.
10.5.2 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
10.6 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 10.1 onder a en toestaan dat horeca-activiteiten uit de categorieën III en V, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels, worden toegelaten, onder voorwaarde dat:
de nieuwe categorie past in het gemeentelijke horecabeleid;
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie als er onduidelijkheid bestaat over de karakteristieke hoofdvorm.
10.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:
de bestemming 'Horeca' geheel of gedeeltelijk gewijzigd wordt naar de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening' of 'Maatschappelijk' onder voorwaarde dat:
de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:
de bescherming van de betreffende karakteristieke bebouwing niet langer noodzakelijk is, omdat de bebouwing bij een calamiteit verloren is gegaan;
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen;
de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument aan gronden wordt toegevoegd, onder voorwaarde dat:
door een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie is vastgesteld dat een object karakteristiek is vanwege cultuurhistorische-, architectuurhistorische- en ensemblewaarden, herkenbaarheid/gaafheid en zeldzaamheid.
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten;
openbare dienstverlening;
openbare speelplaatsen en speelvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'religie' is alleen een levensbeschouwelijk activiteit toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is alleen een begraafplaats toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is ook een maatschappelijke woonvoorziening toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is ook een zend-/ontvangstinstallatie toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de bouwwerken als rijksmonument aangewezen en beschermd zoals bedoeld in de Monumentenwet;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Het bebouwingspercentage is maximaal 65% van een bouwperceel, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven.
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn;
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 15 m² zijn;
11.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn, met uitzondering van:
speelvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag zijn;
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
erf- en perceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn.
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ter plaatse van:
de aanduiding 'begraafplaats' geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 2,00 m zijn;
de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 40,00 m zijn.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 11.2.1 onder a en toestaan dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak behorende bij een bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 80%, onder voorwaarde dat:
het parkeren en laden en lossen op eigen terrein mogelijk blijft;
lid 11.2.2 onder b en toestaan dat gebouwen tot in de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen;
een advies van de brandweer is ontvangen.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden;
horeca-activiteiten.
11.5.2 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
11.6 Afwijken van de gebruikregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 11.5.1 onder b en toestaan dat horeca-activiteiten uit categorie VI, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels worden uitgeoefend, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte maximaal 10% van het totaal bebouwde oppervlakte mag zijn, met een maximum van 50 m²;
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:
de bestemming 'Maatschappelijk' geheel of gedeeltelijk gewijzigd wordt naar de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening' of 'Horeca' onder voorwaarde dat:
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:
de bescherming van de betreffende karakteristieke bebouwing niet langer noodzakelijk is, omdat de bebouwing bij een calamiteit verloren is gegaan;
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen;
de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument aan gronden wordt toegevoegd, onder voorwaarde dat:
door een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie is vastgesteld dat een object karakteristiek is vanwege cultuurhistorische-, architectuurhistorische- en ensemblewaarden, herkenbaarheid/gaafheid en zeldzaamheid.
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de beoefening van sporten;
horeca-activiteiten uit categorie VI, zoals opgenomen in bijlage 4 'Staat van Horeca-activiteiten' van de regels, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte maximaal 10% van het totaal bebouwde oppervlakte mag zijn, met een maximum van 50 m²;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Het bebouwingspercentage is maximaal 70% van een bouwperceel.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw geldt:
het moet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn.
12.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
erf- en perceelsafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn;
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 m mag zijn;
ballenvangers waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 m mag zijn;
de oppervlakte mag maximaal 30,00 m² zijn.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 12.2.3 onder a.2 en toestaan dat verlichtingsarmaturen hoger dan 6,00 m worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
de bouwhoogte maximaal 15,00 m is.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
het beoefenen van sporten met motorvoertuigen;
detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.
12.5.2 Parkeren
Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met een bedrijf, dient volledig te worden gerealiseerd binnen het bouwperceel behorende bij dat bedrijf. Als dit niet mogelijk blijkt, dan mogen andere gronden gebruikt worden, onder voorwaarde dat:
aan de parkeernormen wordt voldaan, zoals vastgelegd in het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' geheel of gedeeltelijk gewijzigd kunnen worden naar de bestemming 'Groen' en/of 'Verkeer' en/of 'Wonen', onder voorwaarde dat:
er maximaal 19 grondgebonden woningen mogen worden gebouwd;
gestapelde woningen uitdrukkelijk niet zijn toegestaan;
de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is onderzocht en aangetoond;
de regels van de artikel 9 'Groen' en/of 13 'Verkeer' en/of 15 'Wonen' onverkort van toepassing worden verklaard.
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen;
de ontsluiting van de aanliggende percelen;
parkeren;
ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn ook garageboxen toegestaan;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
culturele uitingen zoals beeldende kunstwerken, heiligenhuisjes en dergelijke;
en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, werken en werkzaamheden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen garageboxen worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
de goothoogte maximaal 3,00 m mag zijn;
de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag zijn.
13.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeersbewegingen geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 6,00 m zijn;
de oppervlakte mag maximaal 30 m² zijn.
Voor alle overige bouwwerken geen gebouw zijnde geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 4,00 m zijn;
de oppervlakte mag maximaal 30,00 m² zijn.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de regulering van het aanwezige watersysteem;
natuurontwikkeling;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
verkeersvoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
en daarbij behorende bouwwerk geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt:
de situering en omvang van een bouwwerk geen gebouw zijnde mag geen gevaar opleveren voor het functioneren van het watersysteem;
het bevoegd gezag wint, ten behoeve van de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, advies in bij de waterbeheerder.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de regels, nadere eisen te stellen aan:
de situering van bouwwerken geen gebouw zijnde;
de afmetingen van bouwwerken geen gebouw zijnde;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken geen gebouw zijnde in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
de waterhuishoudkundige situatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
het gebruik van grond voor opslag van obstakels als boten, caravans e.d. alsmede van onbruikbare of thans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen;
het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen en aan het wonen verbonden activiteiten, waaronder het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is ook detaihandel op de begane grond toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag één vrijstaand hoofdgebouw worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' moeten twee hoofdgebouwen aan elkaar worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' moeten minimaal drie hoofdgebouwen aan elkaar worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' moeten minimaal twee hoofdgebouwen op elkaar worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' mogen vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn ook maatschappelijke activiteiten toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' is het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde niet toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond niet worden bebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is ook de opslag van niet-explosieve materialen toegestaan behorend bij bedrijfsactiviteiten vallend in maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf' van de regels;
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing nagestreefd;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zijn de bouwwerken als rijksmonument aangewezen en beschermd zoals bedoeld in de Monumentenwet;
en daaraan ondergeschikt het gebruik voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken en werkzaamheden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt:
het moet binnen de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn, voor zover het de niet-aangebouwde gevel betreft;
de voorgevel mag maximaal 3,00 m achter de voorste bouwgrens worden gebouwd;
de goothoogte mag maximaal 6,00 m zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' waar de weergegeven goothoogte geldend is;
de bouwhoogte mag maximaal 10,00 m zijn, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' waar de weergegeven goothoogte geldend is;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' gelden afwijkende bouwregels:
hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de inhoud van de woningen moet minimaal 250 m³ en mag maximaal 550 m³ zijn;
de goothoogte moet minimaal 2,50 m zijn en mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 11,00 m zijn;
de afstand tussen hoofdgebouw en zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn, voor zover het de niet-aaneengebouwde gevel betreft;
de breedte van een hoofdgebouw moet minimaal 4,50 m en mag maximaal 15,00 m zijn;
ieder hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kapconstructie met hellende dakvlakken;
geen vermeerdering van het aantal woningen per bouwvlak is toegestaan, met als peildatum de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waar maximaal het weergeven aantal woningen mag worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2' gelden afwijkende bouwregels:
hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de inhoud van de woningen moet minimaal 250 m³ en mag maximaal 650 m³ zijn;
de goothoogte moet minimaal 2,50 m zijn en mag maximaal 6,00 m zijn;
de bouwhoogte mag maximaal 11,00 m zijn;
de afstand tussen hoofdgebouw en zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3,00 m zijn;
de breedte van een hoofdgebouw moet minimaal 4,50 m en mag maximaal 15,00 m zijn;
ieder hoofdgebouw dient zoveel mogelijk te zijn voorzien van een kapconstructie met hellende dakvlakken;
geen vermeerdering van het aantal woningen per bouwvlak is toegestaan, met als peildatum de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waar maximaal het weergeven aantal woningen mag worden gebouwd.
Voor het bouwen van een erker op het voorerf geldt:
de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied moet minimaal 3,00 m blijven;
de breedte mag maximaal 40% van de breedte van de voorgevel zijn;
de diepte mag maximaal 1/3 van de breedte zijn, met een maximum van 1,00 m;
de bouwhoogte moet minimaal de kozijnhoogte van de entreepui zijn en mag maximaal de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag zijn, onder voorwaarde dat:
de bouwhoogte minimaal 0,50 meter onder de goothoogte van de woning blijft;
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt:
het bebouwingspercentage op het achtererf, exclusief het oorspronkelijke hoofdgebouw, mag maximaal 50% zijn;
het moet op het achtererf worden gebouwd;
de afstand tot de voorgevelrooilijn moet minimaal 3,00 m zijn;
de afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken moet minimaal 3,00 meter zijn;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3,00 m zijn;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3,00 m zijn;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 5,00 m zijn;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw zijn;
de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 45 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 60 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte mag meer dan 60 m² zijn, onder voorwaarde dat:
de oppervlakte van het achtererf groter is dan 120 m²;
maximaal 10% van het meerdere van 120 m² mag worden toegevoegd aan de norm van 60 m²;
de toegevoegde oppervlakte maximaal 30 m² mag zijn.
15.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het voorerf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 1,00 m zijn;
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde gelegen op het achtererf geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 3,00 m zijn, met uitzondering van:
de bouwdiepte van een zwembad of vijver mag maximaal 2,50 m zijn;
de bouwhoogte van een zwembad, vijver, whirlpool of jacuzzi mag maximaal 1,50 m zijn;
de bouwhoogte van tuinverlichting, erf- en perceelsafscheidingen en een paardenbak mag maximaal 2,00 m zijn.
Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt:
de bouwhoogte mag maximaal 8,00 m zijn.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van de regels, nadere eisen te stellen aan:
de bouw- en goothoogte van bouwwerken;
de afmetingen van bouwwerken;
de situering van bouwwerken;
het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein;
onder voorwaarde dat:
de nadere eisen niet op onevenredige wijze aan een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan;
de nadere eisen alleen worden gesteld in de specifieke situatie dat de regels leiden tot een onevenredige aantasting van één of meerdere van de onderstaande gronden:
de woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 15.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte van een gebouw wordt verhoogd tot maximaal 8,00 m, onder voorwaarde dat:
de afstand tot enige woning minimaal 6,00 m moet zijn;
de bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 11,00 m mag zijn;
de goothoogte van een aangebouwde woning evenzoveel wordt vergroot;
lid 15.2.1 onder v en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 75 m² mag zijn, onder voorwaarde dat:
een onbebouwde en onoverdekte aaneengesloten ruimte van minimaal 25 m² overblijft.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
een zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte in een bijbehorend bouwwerk;
detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden;
horeca-activiteiten.
15.6 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 15.1 onder a en toestaan dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, dat geheel of gedeeltelijk buiten de aanduiding 'bouwvlak' ligt, wordt gebruikt zoals bepaald in lid 15.1 onder a, onder voorwaarde dat:
is voldaan aan het overig bepaalde in lid 15.2.1 onder k t/m v;
in aanvulling op de bedoelde bepalingen onder 1. dat de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 3,00 m moet zijn, of zoveel minder als de afstand van de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
de overschrijding van het bouwvlak maximaal 3,00 m is.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of te laten slopen.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie als er onduidelijkheid bestaat over de karakteristieke hoofdvorm.
15.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:
de bescherming van de betreffende karakteristieke bebouwing niet langer noodzakelijk is, omdat de bebouwing bij een calamiteit verloren is gegaan;
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen;
de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument aan gronden wordt toegevoegd, onder voorwaarde dat:
door een ter zake deskundige instantie of de gemeentelijke monumentencommissie is vastgesteld dat een object karakteristiek is vanwege cultuurhistorische-, architectuurhistorische- en ensemblewaarden, herkenbaarheid/gaafheid en zeldzaamheid.
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse rioolwatertransportleiding(en) met bijbehorende belemmeringenzone met een breedte van 3,50 m gemeten, vanuit het hart van de leiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
16.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemmingen, mogen op en in de gronden uitsluitend bouwwerken voor de leiding worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
de bouwhoogte mag maximaal 4,00 m zijn;
de oppervlakte mag maximaal 30 m² zijn.
16.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de ter plaatse geldende bestemmingen, onder voorwaarde dat:
de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming worden gebruikt;
het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leiding is gewaarborgd;
het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder.
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool':
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakte-verhardingen;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting;
het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:
het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leiding is gewaarborgd;
het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:
de bescherming van de rioolleiding niet langer noodzakelijk is, omdat de rioolleiding wordt verplaatst;
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat:
de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.
Aan een wijziging wordt alleen meegewerkt als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn op basis van de Monumentenwet 1988 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als beschermd archeologisch rijksmonument.
17.2 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden om zonder archeologische monumentenvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
een beschermd archeologisch monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
een beschermd archeologisch monument zodanig te herstellen of te (laten) gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
een archeologische monumentenvergunning kan worden aangevraagd bij het ministerie dat verantwoordelijk is voor de archeologische monumentenzorg;
een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, een sloopactiviteit of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, op of in een beschermd archeologisch rijksmonument treedt niet in werking voordat voor de voorgenomen activiteiten ook een archeologische monumentenvergunning op grond van artikel 11, lid 2 van de Monumentenwet 1988 in werking is getreden.
17.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij het ministerie dat verantwoordelijk is voor de archeologische monumentenzorg;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat:
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij het ministerie dat verantwoordelijk is voor de archeologische monumentenzorg;
de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
18.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
18.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 18.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 3":
het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:
de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
is gebleken dat de in lid 18.3 onder a t/m j genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
de in lid 18.3 onder a t/m j genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
Ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 3" kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het slopen de volgende voorschriften worden verbonden:
de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 m vanaf 0,30 m boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat:
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 5
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
19.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in lid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in lid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 19.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 5":
het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,50 m;
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:
de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
is gebleken dat de in lid 19.3 onder a t/m j genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
de in lid 19.3 onder a t/m j genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
Ter plaatse van de aanduiding "Waarde - Archeologie 5" kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het slopen de volgende voorschriften worden verbonden:
de sloopwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 m vanaf 0,30 m boven het maaiveld en minder worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, onder voorwaarde dat:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' alsnog aan gronden wordt toegekend, onder voorwaarde dat:
uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
de regels van de reeds aanwezige bestemming(en) onverkort van toepassing blijven.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene bouwregels
21.1 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 21.1 onder a en lid 21.1 onder b alleen van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
21.2 Ondergeschikte bouwdelen
Met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen gelden de volgende regels:
bij de toepassing van de bouwregels, worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat:
de overschrijding van de bouwregels in het horizontale vlak maximaal 1,50 meter is;
de overschrijding van de bouwregels in het verticale vlak maximaal 3,00 m is;
de oppervlakte mag maximaal 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zijn.
21.3 Ondergronds bouwen
Ondergonds bouwen in combinatie met een bovengronds gebouw is toegestaan, onder voorwaarde dat:
de onderbouw moet binnen het bouwvlak liggen;
de onderbouw is niet groter dan de maatvoering van de buitenzijde van de gevels op de begane grond;
de bovenzijde van de begane grondvloer mag maximaal 0,50 m boven peil liggen;
de bouwdiepte mag maximaal 4,00 m onder peil zijn;
inritten en andere toegangspartijen naar de ondergrondse bouwlaag zijn vrijgesteld van de punten 1 t/m 4.
Ondergronds bouwen van een zwembad of vergelijkbare constructie is toegestaan, onder voorwaarde dat:
het moet achter de achtergevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;
de afstand tot de perceelgrenzen moet minimaal 3,00 meter zijn;
de bouwdiepte is maximaal 2,50 meter en de bouwhoogte is maximaal 1,00 meter;
de oppervlakte mag maximaal 100 m² zijn;
het bouwwerk is niet overdekt, tenzij de overdekking voldoet wordt aan de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij een woning;
per bouwperceel mag maximaal één zwembad worden gebouwd.
21.4 Bijbehorende bouwwerken
Een bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een dakterras, balkon of een andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
een bijbehorend bouwwerk mag gelijktijdig, maar niet eerder dan het hoofdgebouw worden gebouwd.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
22.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
een zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte in een bijbehorend bouwwerk of een bedrijfsgebouw;
het uitoefenen van een aan-huis-verbonden-bedrijf;
het uitoefenen van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
het uitoefenen van een smartshop, een growshop en een headshop, alsmede het gebruik van opstallen voor het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;
het uitoefenen van een speelautomatenhal, een discotheek/dancing of bingohal;
de opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens als zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het gebruik van een bouwwerk voor het recreatief nachtverblijf;
het gebruik van gronden voor het plaatsen van kampeermiddelen, andere onderkomens of als dagcamping;
tenzij dit gebruik in de regels uitdrukkelijk is toegestaan.
22.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 22.1 onder a en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, onder voorwaarde dat:
door de aanvrager aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
bewoning van een bijbehorend bouwwerk noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen onder andere dient te blijken uit een positief advies van de onafhankelijke deskundige instantie;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 80 m²;
de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijbehorend bouwwerk dat op maximaal 20,00 m afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw;
nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk is alleen toegestaan als op het erf van het hoofdgebouw geen sprake is van reeds aanwezige bijbehorende bouwwerken die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
bij nieuwbouw of plaatsing van een verplaatsbaar bouwwerk mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 10,00 m zijn;
de afwijking, verleend op grond van lid 22.2 onder a, wordt ingetrokken, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het gebruik van het bijbehorende bouwwerk moet vervolgens worden teruggebracht naar de gebruiksituatie van voor verlening van de afwijking en tijdelijke bouwwerken moeten worden verwijderd van het bouwperceel.
22.3 Beroep- of bedrijf-aan-huis
22.3.1 Gebruiks- en bouwregels
In de bestemmingen waarin een woning is toegestaan of na een omgevingsvergunning mogelijk kan worden gemaakt, is ondergeschikt aan deze bestemmingen de uitoefening van een beroep-aan-huis of een bedrijf-aan-huis toegestaan als medegebruik, onder voorwaarde dat:
het een dienstverlenend of ambachtelijk beroep of bedrijf is met een ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming met de functie wonen, zoals administratieve, juridische, (para-)medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of daarmee vergelijkbare beroepen en bedrijven;
het medegebruik van ondergeschikte betekenis blijft en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
het medegebruik niet is toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
het geen beroep of bedrijf betreft met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning vereist is;
er geen sprake is van detailhandel, waaronder in ieder geval begrepen de verkoop over de toonbank en het ophalen van goederen na elektornische betaling;
het beroep of bedrijf alleen incidentele en geen structurele verkeersbewegingen tot gevolg heeft, veroorzaakt door bezoekers en het laden en lossen;
de benodigde parkeervoorzieningen voor de woning en het beroep of bedrijf op eigen terrein worden gerealiseerd;
het medegebruik beperkt blijft tot de bewoners van de woning;
het medegebruik beperkt blijft tot maximaal 35% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
de reclame-uitingen onverlicht zijn, een maximale oppervlakte van 0,20 m² en een maximale bouwhoogte hebben van 1,20 m.
22.3.2 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.3.1 en toestaan dat:
een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend met een milieucomponent waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, onder voorwaarde dat:
de milieucomponent van de omgevingsvergunning verleend kan worden;
detailhandel mogelijk is, onder voorwaarde dat:
het om producten gaat die specifiek ten dienste staan of voortkomen uit het beroep of bedrijf en daarmee direct vernand houden;
de detailhandel in economische en ruimtelijke zin ondergeschikt is aan het beroep of bedrijf;
op de openbare weg wordt geparkeerd ten behoeve van het beroep of bedrijf, onder voorwaarde dat:
het fysiek niet mogelijk is te parkeren op eigen terrein;
het stedenbouwkundig niet verantwoord is te parkeren op eigen terrein;
uit de verkeerssituatie ter plaatse is af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking en het parkeren niet tot structurele problemen in de verkeersafwikkeling zal leiden;
maximaal één personeelslid niet als bewoner staat ingeschreven.
Een afwijking wordt alleen verleend als:
aan de overige voorwaarden uit lid 31.3.1 is voldaan, al dan niet in samenhang met de in dit lid opgenomen overige afwijkingsmogelijkheden;
en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
23.1 vrijwaringszone - radar
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan
65,00 m boven NAP.
in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.
23.2 monumentale boom
23.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming cq. instandhouding van de groeiplaats(en) van (potentieel) monumentale bo(o)m(en).
23.2.2 Bouwregels
Het is ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' verboden om bouwwerken te bouwen, met uitzondering van:
de herbouw van bestaande bouwwerken;
de realisering van hekwerken waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag zijn.
23.2.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 23.2.2 en toestaan dat een nieuw bouwwerk wordt gebouwd, onder voorwaarde dat:
aangetoond is dat door het bouwen en/of het gebruik van de gronden de groeiplaats(en), conditie, levensverwachting en (beeld)kwaliteit van de bo(o)m(en) niet wordt aangetast;
het bevoegd gezag kan desgewenst een Bomeneffectenanalyse verlangen, waaruit moet blijken dat de bouw en de werken en/of werkzaamheden behorende bij de bouw, niet tot onevenredige aantasting leiden van de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bo(o)m(en) en bijbehorende groeiplaats(en);
de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming van toepassing worden verklaard.
23.2.4 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik strijdig met de aanduiding ‘monumentale boom’ wordt in ieder geval verstaan:
het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;
het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels binnen de groeiplaats van de betreffende monumentale boom.
23.2.5 Afwijken van specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 23.2.4 en toestaan dat de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels worden gebruikt, onder voorwaarde dat:
deze werken niet tot onevenredige aantasting leiden van de conditie, levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bo(o)m(en) en bijbehorende groeiplaats(en).
23.2.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verlagen, ophogen of egaliseren van het maaiveld;
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;
het opslaan van goederen waaronder ook inbegrepen het opslaan van afvalstoffen.
Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat:
de werken en werkzaamheden niet tot onevenredige aantasting leiden van de conditie, levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de bo(o)m(en) en bijbehorende groeiplaats(en).
23.2.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen in die zin dat:
de aanduiding 'monumentale boom' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, in het geval dat:
de levensverwachting van de monumentale bo(o)m(en) door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is;
de bescherming van de monumentale bo(o)m(en) niet langer noodzakelijk is, omdat de bo(o)m(en) wordt verplaatst;
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de plankaart en toestaan dat:
maximaal 10% wordt afgeweken van de gegeven maatvoering en percentages;
gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer bij geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
het gebouw geheel binnen het bestemmingsvlak moet worden gebouwd;
het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen maximaal gelijk is aan het oppervlak van het bouwvlak vermeerderd met 10%;
het gebouw maximaal 3,00 m buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
de stedenbouwkundige structuur in acht wordt genomen;
Een afwijking wordt alleen verleend als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
een goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
25.1 Wettelijke regeling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de planregels met verwijzingen naar wettelijke regelingen te wijzigen, in het geval dat deze wettelijke regelingen na het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
25.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor de overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, onder voorwaarde dat:
de overschrijdingen niet meer dan 5,00 m zijn;
het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de sociale veiligheid;
het stedenbouwkundige beeld;
het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de waterbeheerder, als het wijzigingsplan naar verwachting gevolgen heeft voor de waterhuishouding.
25.2.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, heeft het belang van de dubbelbestemming prioriteit. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid, en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria worden voldaan en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
Artikel 26 Algemene procedureregels
26.1 Procedure bij nadere eisen
Burgemeester en wethouders stellen belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijzen omtrent een voorgenomen nadere eis naar voren te brengen. De wijze van in gelegenheid stellen is vormvrij, onder voorwaarde dat in het besluit wordt vastgelegd:
de wijze van in gelegenheid stellen;
de samengevatte zienswijze(n) van de belanghebbende(n);
de afweging van deze zienswijze(n).
Artikel 27 Overige regels
27.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen gebouwen.
27.2 Wettelijke en gemeentelijke regelingen
Voor zover in deze regels verwezen wordt naar andere wettelijke en gemeentelijke regelingen, worden deze regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 4 Slot- en overgangsregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan 'Haps' van de gemeente Cuijk”.
Bijlage bij de regels
Staat van Bedrijfsactiviteiten - toelichting
Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijf
Staat van Horeca-activiteiten