Inhoudsopgave
2.1.2 Provinciale Omgevingsverordening (POV)
2.1.3 Toetsing aan provinciaal beleid
2.2.2 Toeristisch recreatief beleidsplan voor de gemeente Borger-Odoorn
2.2.3 Toetsing aan gemeentelijk beleid
Hoofdstuk 3 Huidige en nieuwe situatie
3.2 Uitbreiding en kwaliteitsverbetering
Hoofdstuk 4 Milieu en onderzoek
4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.4 Archeologie en cultuurhistorie
4.5 Bedrijven en milieuzonering
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het geldende bestemmingsplan voor het vakantiepark 'Het Land van Bartje' dateert van 2003. In dit bestemmingsplan zijn mogelijkheden geboden voor een upgrading van het gehele recreatieterrein. Dit heeft de afgelopen jaren (groten)deels vorm gekregen.
In 2010 en 2012 zijn er twee percelen grond aangekocht, één ten noorden en één ten zuiden van het vakantiepark: hierdoor kan het bestaande park worden uitgebreid en anders worden ingericht, waarmee een kwaliteitsverbetering van het hele park kan worden doorgevoerd.
Perceel A ligt aan de noordzijde van het vakantiepark en betreft een perceel met de tijdelijke functie 'bos'. Dit perceel is circa 3,6 hectare groot en wordt omsloten door een verharde weg aan de westzijde, een verhard fietspad en zandpad aan de oostzijde en een (deels) verharde weg aan de zuidzijde.
Perceel B ligt ten zuiden van het vakantiepark en betreft een perceel met de functie 'agrarische grond'. Dit perceel is circa 8 hectare groot en wordt omsloten door een zandpad aan de westzijde, een verhard fietspad en zandpad aan de oostzijde en een bosperceel aan de zuidzijde. Tussen het bestaande vakantiepark en perceel B ligt aan de noordzijde van perceel B een golfbaan.
Afbeelding 1. Het bestaande vakantiepark met de uitbreiding (perceel A en B)
(bron: BügelHajema Adviseurs)
Om de beoogde kwaliteitsverbetering te kunnen realiseren, moeten de bestemmingen van de percelen A en B worden gewijzigd. Ook de gewenste aanpassingen op het bestaande park passen niet helemaal binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de nieuwe ontwikkeling mogelijk.
Het bestemmingsplan is zo globaal mogelijk opgesteld. De ontwikkelingen in de recreatieve sector gaan snel en daarom heeft de initiatiefnemer de wens om een zo flexibel mogelijk en toekomstbestendig bestemmingsplan te hebben.
1.2 Geldend bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan betreft (voor de recreatiewoningen) het vorengenoemde bestemmingsplan 'Herziening bestemmingsplan Recreatieterrein Land van Bartje' , dat is vastgesteld door de raad op 31 maart 2003. Hierin heeft het recreatieterrein de bestemmingen 'Verblijfsrecreatie', 'Recreatieve voorzieningen' en 'Houtsingel'.
De percelen A en B maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borger', dat is vastgesteld op 13 mei 1997. Hierin heeft perceel A de bestemming 'Bos en natuurgebieden' en perceel B de bestemming 'Agrarisch gebied west'.
1.3 Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleid van de gemeente en hogere overheden. Daarna komen de huidige en nieuwe situatie aan de orde. Vervolgens worden de verplichte milieutoetsen en overig onderzoek behandeld. Tot slot volgen de juridische vorm van het bestemmingsplan en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Provinciaal beleid
2.1.1 Omgevingsvisie
Door de Wet ruimtelijke ordening is de positie van de provincie als bestuurlijke partner in de ruimtelijke ordening ingrijpend veranderd. Het nieuwe motto luidt 'centraal wat moet, decentraal wat kan'. De provincie zal voortaan alleen nog op thema's met een (inter)regionaal of bovenlokaal belang de (hoofd)koers aangeven. Het is aan de gemeenten om daaraan op lokaal niveau invulling te geven. Een en ander heeft de provincie vastgelegd in de Omgevingsvisie Drenthe.
De Omgevingsvisie (2010, met actualisatie in 2014) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020 met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten’.
De kernkwaliteiten zijn:
-
rust, ruimte, natuur en landschap;
-
oorspronkelijkheid;
-
naoberschap;
-
menselijke maat;
-
veiligheid;
-
kleinschaligheid (Drentse schaal).
Ruimtelijke kwaliteit
In de Omgevingsvisie geeft de provincie aan dat zij de ruimtelijke kwaliteit wil bevorderen. Ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit worden door de provincie gestimuleerd. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik kiest de provincie ervoor om verdichting voor uitbreiding te laten gaan. Extra ruimte voor wonen is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. Het is niet de bedoeling dat dit streven ten koste gaat van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen.
SER-ladder/Ladder voor duurzame verstedelijking
Voor het inpassen van ruimte vragende functies gebruikt de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking (voorheen: SER-ladder) als denkmodel, in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik. Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan betreft een invulling van een bestaand recreatieterrein waarin al bouwmogelijkheden voor recreatiewoningen voorhanden zijn. Op grond van marktonderzoek van de initiatiefnemer is duidelijk geworden dat er behoefte is aan specifieke typen recreatiebungalows. Door Recron is deze conclusie eveneens bevestigd. Recron vermeldt (mei/juni 2015) dat grote bungalowparken met veel verhuuraanbod als 'Het Land van Bartje' en 'Hunzebergen' (ten opzichte van andere Drentse recreatieparken) de wind in de zeilen hebben. Wie in de recreatiesector wil overleven, moet zich onderscheiden. Kamperen in het algemeen neemt wat af. Oercampings met trekkershutten en boswachtershuisjes en de zeer luxe campings blijven in trek. Maar wie zich in dat topsegment wil handhaven, zal moeten blijven investeren in innovatie, duurzaamheid en verhoging van kwaliteit, aldus Recron. Het voornemen, zoals voorliggend plan, voldoet aan de bovengenoemde randvoorwaarden. Daarom kan worden voldaan aan de Ladder. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Recreatie en toerisme
De ambitie van de provincie ten aanzien van recreatie en toerisme is om een topspeler te zijn op de (binnenlandse) toeristische markt. Hierbij vindt de provincie het van belang dat Drenthe in haar diversiteit een totaalproduct aanbiedt dat onderscheidend en van hoogwaardig niveau is. Een totaalproduct met veel variatie, aansluitend op de behoeften van de hedendaagse toerist en leidend tot een bruisend Drenthe.
Actualisatie
Op 20 augustus 2014 is de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014 van kracht geworden. Inhoudelijk voorziet de actualisatie in een beperkte bijstelling van de teksten en kaarten. Belangrijkste verandering in het document is geweest het aspect bedrijvigheid, dat een kernwaarde voor de provincie is, beter in het stuk te verwerken. Een in het oog springend punt is verder dat gemeenten meer vrijheid krijgen voor het toepassen van de zogenaamde Ruimte voor Ruimte-regeling. Verrommelde agrarische bebouwing kan zo worden opgeschoond. Met de actualisatie is het document tot slot digitaal beter ontsloten, waardoor het gemakkelijker en gerichter is te raadplegen.
De volgende thema's van de Omgevingsvisie zijn inhoudelijk geactualiseerd:
-
Kernwaarde bedrijvigheid.
-
Beekdalenvisie.
-
Ruimte voor Ruimte-regeling.
-
SER-ladder/leegstand.
-
Natuur.
-
Benadering agrarische bouwvlakken.
-
Windenergie.
-
Kernkwaliteiten.
-
Vrijetijdseconomie.
-
Omgevingswet.
-
Zonne-ladder.
Voor onderhavig project zijn vooral de SER-ladder en de vrijetijdseconomie (dag- en verblijfsrecreatie) van belang. De SER-ladder is vervangen door de Ladder duurzame verstedelijking, zoals hiervoor ook al is weergegeven. Aan de eisen voor de vrijetijdseconomie kan worden voldaan. Dit omdat er sprake is van de versterking en de vernieuwing van een bestaand bedrijf in samenhang met de omgeving.
2.1.2 Provinciale Omgevingsverordening (POV)
De Provinciale Omgevingsverordening is opgesteld om het beleid uit het Provinciaal Omgevingsplan goed te kunnen uitvoeren en handhaven. Onder het POV vallen regels die samenhangen met het thema ruimtelijke ordening. Uit het POV vloeit met inachtneming van de kaarten behorend bij het POV geen relevant beleid voort dat een rechtstreekse werking heeft voor onderhavig plan.
2.1.3 Toetsing aan provinciaal beleid
De provincie heeft meerdere ambities vanuit verschillende invalshoeken. De verschillende ambities zijn, voor zover relevant, voor het plangebied hiervoor uiteengezet. Als het provinciaal beleid met bijbehorende ambities wordt bezien aan de hand van het navolgende gemeentelijk beleid valt op dat het gemeentelijk beleid goed inpasbaar is in de provinciale doelstellingen. Het gemeentelijk beleid komt hierna aan de orde.
2.2 Gemeentelijk beleid
2.2.1 Structuurvisie
In de structuurvisie is aangegeven welke kansen en ontwikkelingen in de gemeente Borger-Odoorn voor de eerstkomende 10 à 15 jaar zullen plaatsvinden. Het gaat daarbij niet alleen om ruimtelijke ordeningsvraagstukken, maar ook die van andere beleidsvelden. Deze is samen met een concreet Uitvoeringsprogramma door de gemeenteraad op 9 december 2010 vastgesteld en zijn beide op 21 januari 2011 in werking getreden.
Aangegeven is dat de komende tien jaar sprake zal zijn van vergrijzing en krimp, van schaalvergroting in de landbouw, en onzekerheid in andere economische sectoren. Ook de invloed van het veranderende klimaat is onzeker. De gemeente anticipeert op deze trends door het formuleren van integraal ruimtelijk beleid.
De basis voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente wordt gevormd door de kenmerken van het landschap. Het landschap kent een driedeling op basis van ontstaansgeschiedenis. Het (noord)westelijke deel wordt gevormd door het Zand op het Drents-Friese keileemplateau en de Hondsrug. Het oostelijke en zuidwestelijke deel van de gemeente is veenkoloniaal landschap. Hieronder vallen de kernen Nieuw Buinen en Buinerveen. Het Hunzedal, het centrale deel, dat grofweg de scheiding markeert tussen zand- en veengebied, is nagenoeg opgegaan in het veenkoloniaal landschap. Binnen de drie deelgebieden zijn kernkwaliteiten te onderscheiden die de landschappelijke onderlegger vormen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze landschappelijke onderlegger is de 'robuuste laag'. De robuuste laag bevat onder andere de Hondsrug, de bos- en heidegebieden, de openheid van het veenkoloniaal landschap, de lintstructuren in het veen en de esdorpen.
Rekening houdend met genoemde trends en kernkwaliteiten heeft de gemeente een integrale gebiedsvisie opgesteld. De integrale visie schept de kaders voor de ontwikkeling van het Zand, het Veen en de Hunze en geeft richting aan nieuwe initiatieven. Daarbij wordt de robuuste laag van Borger-Odoorn behouden of versterkt.
Ten aanzien van de recreatie wordt aangegeven dat recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van de gemeente Borger-Odoorn vormen. Binnen de gemeente is een groot aantal recreatieve voorzieningen aanwezig. De natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen de gemeente hebben een hoge recreatieve waarde. Deze visie zet in op het fysiek en visueel verbinden van deze waarden, zodat er samenhang ontstaat tussen het toeristische aanbod binnen de gemeente.
Vrijwel alle verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn gelegen op of aan de rand van de Hondsrug. Er zijn kansen om de recreatieve betekenis van de Hondsrug verder te versterken door:
-
het verbinden van cultuurhistorische plekken en toeristische voorzieningen;
-
profilering van cultuurhistorisch en geologische waarden langs de Hondsrug;
-
de aanwijzing van de Hondsrug als Geopark ten behoeve van ontwikkelen van aardkundige en cultuurhistorische waarden, toeristisch recreatieve voorzieningen en netwerkvorming;
-
het Geopark (op de Hondsrug) als recreatiegebied biedt kansen voor de op de Hondsrug gelegen dorpen om zich sterker te profileren als toeristische kernen.
Streefbeeld
Het streefbeeld bestaat uit het volgende:
-
vestiging of uitbreiding van bestaande bedrijven langs de rand van de Hunze en in en rond Ellertshaar;
-
inzet op kwalitatief hoogwaardige, kleinschalige voorzieningen;
-
investeren in het maken van verbindingen, zowel visueel (landschappelijke verbinding) als fysiek (wandel- en fietspaden);
-
ontwikkeling Geopark;
-
multifunctioneel dwarslint Exloërkijl.
2.2.2 Toeristisch recreatief beleidsplan voor de gemeente Borger-Odoorn
In 2008 is het toeristisch recreatief beleidsplan definitief gemaakt. In dit plan is de recreatief-toeristische visie van de gemeente uitgewerkt in vijf beleidsstrategieën.
Visie
De gemeente heeft alle Drenthe-elementen in zich. De gemeente dient zich aan de ene kant aan te sluiten bij het typische Drenthe verhaal en aan de andere kant dient het zich binnen Drenthe te onderscheiden. Door de ligging op de rand van de Hondsrug en het veen, dient zich hier een prachtige kans aan in de vorm van de ontstaansgeschiedenis van het landschap. Dit in samenhang met het uitgebreide aanbod, dat zich vooral leent voor de uitbouw van routegebonden recreatie en voor overig dag- en verblijfstoerisme, een goed uitgangspunt. Hierbij moet vooral worden ingezet op kwaliteitsverbetering en vernieuwing.
Beleidsstrategieën
De visie is uitgewerkt in een vijftal beleidsstrategieën zoals hiervoor al is weergegeven:
-
uitbreiding en kwaliteitsverbetering infrastructuur ten behoeve van de routegebonden recreatie;
-
uitbreiding en kwaliteitsverbetering van de infrastructuur ten behoeve van het overig dagtoerisme;
-
stimuleren en richting geven aan de ontwikkeling van toeristische trekpleisters;
-
optimaliseren van de marketing en het verbeteren van informatievoorziening;
-
optimaliseren van de gemeentelijke organisatie en het faciliteren van ondernemers.
Actieoverzicht
De beleidsstrategieën zijn vertaald in concrete acties. Deze acties lopen zeer uiteen. Er zijn actiepunten van organisatorische aard, maar ook op het gebied van uitvoering, personeel, stimulering en marketing. Voor ieder actiepunt is een prioriteit aangegeven.
2.2.3 Toetsing aan gemeentelijk beleid
Op basis van het voorgaande blijkt dat de in dit bestemmingsplan voorgestane ontwikkeling binnen het gemeentelijk en het provinciaal beleid past.
Hoofdstuk 3 Huidige en nieuwe situatie
3.1 Huidige situatie
Ligging
Het vakantiepark 'Het Land van Bartje' is gelegen aan de Buinerweg 8 in Ees. Aan de noordwestkant van het park ligt een landbouwgebied. Aan de westkant ligt het dorp Ees en aan de zuidkant ligt een golfterrein. Aan de oostkant ligt de Boswachterij Exloo. De ontsluiting van het park vindt plaats vanaf de westkant (Buinerweg/Oosterweg). Het Land van Bartje' ligt op circa 300 m van het dorp Ees. De afstand tot het centrum van Borger is ongeveer 2 km.
Het vakantiepark maakt deel uit van de Hondsrug, een gebied waar meerdere recreatieve voorzieningen aanwezig zijn, waaronder verschillende musea (onder meer in Exloo, Buinen en Borger) en attractieparken (bijvoorbeeld Kabouterland in Exloo, Wildlands Emmen en Plopsaland in Dalen). Voorts is er volop ruimte om te wandelen en te fietsen in het gebied.
Bebouwing
Het huidige recreatieterrein kent een omvang van circa 40 ha en is omsloten door een houtsingel. Er staan 299 recreatiewoningen, 100 stacaravans, twee bedrijfswoningen en een aantal recreatieve en facilitaire gebouwen. De recreatiewoningen zijn in verschillende (bouw)perioden gebouwd, maar zien er alle over het algemeen verzorgd en goed onderhouden uit. De centrumvoorzieningen (o.a. receptie, snackbar, supermarkt, wasserette), het zwembad, de tennisbaan en andere sport- en spelvoorzieningen zijn grotendeels geclusterd bij de hoofdingang, maar ook elders in het park zijn centrumvoorzieningen aanwezig, zoals speelplaatsen, een ponyranch en horeca.
Parkeren en wegenstructuur
Het terrein is ontsloten via de Oosterweg/Buinerweg. Bij de recreatiewoningen en stacaravans kan één auto per accommodatie worden geparkeerd. De overige auto's - van gasten, medewerkers en de bezoekers van Country Golf Ees - moeten op het parkeerterrein vooraan op het park worden geparkeerd. Het huidige parkeerterrein is bij een volle bezetting te klein.
Er is steeds meer behoefte om te parkeren bij de recreatiewoning. Onderzocht wordt of het creëren van extra parkeerplaatsen voor de gasten een positief effect heeft. Hierdoor zal de verkeersdruk in het park zelf toenemen. Door het creëren van extra in- en uitgangen zal deze verkeersdruk op het park zich meer spreiden en afnemen, omdat het autoverkeer een kortere route naar de recreatiewoning kan nemen en de gasten niet allemaal bij dezelfde poort naar binnen en buiten zullen gaan.
Groen en waterstructuur
Het terrein is royaal in het (opgaand) groen gesitueerd. Langs de wegen, de recreatiewoningen en langs de randen zijn opgaande beplanting en (volwassen) bomen aanwezig. Het terrein is door forse randbeplanting (bijna) niet zichtbaar vanaf de weg en buitengebied. De ingang heeft wel een open structuur en is goed zichtbaar vanaf de openbare weg.
3.2 Uitbreiding en kwaliteitsverbetering
Toekomstvisie
Het vakantiepark 'Het Land van Bartje' behoort tot de beste recreatieparken van Nederland. Ondanks het huidige succes is het van belang dat het vakantiepark zichzelf blijft ontwikkelen en inspeelt op de veranderende wensen uit de markt. Nadat de mogelijkheid ontstond om de naastliggende gronden te verwerven en te ontwikkelen heeft het park in 2012 een visiedocument opgesteld voor de toekomstige uitbreiding en ontwikkeling van het vakantiepark ('HET LAND VAN boer BARTje', Arcadis, 2012). Het Advies van het Kwaliteitsteam Natuurlijke Recreatie (3 september 2010) heeft hiervoor belangrijke input geleverd.
De drie belangrijkste onderdelen van de visie zijn:
-
'Het Land van Bartje' als onderdeel van het landschap. Door het oorspronkelijke landschap zichtbaar te maken wordt het Drentse landschap voelbaar voor de bezoeker van 'Het Land van Bartje'. De drie landschapsstructuren zijn op de historische kaarten als thematische onderdelen zichtbaar worden gemaakt: het beekdal, het veld en het bos.
-
De aanwezigheid van het dorp Ees. Het is belangrijk om de overgang van het dorp naar 'Het Land van Bartje' goed in te richten. Het uitgangspunt is om de historische beekdalstructuur hier zichtbaar te maken en als groene buffer in te zetten tussen het dorp en het vakantiepark. De al aanwezige bebouwing en de nieuwe bebouwing kunnen in deze structuur goed worden ingepast.
-
Drie themagebieden. De drie landschappelijke eenheden beekdal, veld en bos worden als thema gebruikt om structuur te brengen in 'Het Land van Bartje' voor een betere oriëntatie en herkenbaarheid.
Het visiedocument vormt de basis voor de nieuwe ontwikkeling die in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Door bij de uitbreiding en inrichting rekening te houden met het omliggende landschap en door de typerende landschappelijke kenmerken en structuren in het park terug te brengen draagt de nieuwe ontwikkeling bij aan de kwaliteitsverbetering van het park en haar omgeving. De complete toekomstvisie is als bijlage bij de toelichting opgenomen.
Nota van uitgangspunten
In september 2016 heeft BügelHajema Adviseurs een nota van uitgangspunten opgesteld die als basis dient voor het voorliggende bestemmingsplan, waarmee de uitbreiding van het park mogelijk wordt gemaakt. In december 2016 zijn nog een aantal aanvullingen en verdiepingen opgenomen waarna 'Het Land van Bartje' de nota heeft vastgesteld en naar de gemeente heeft gestuurd.
Principebesluit gemeente
Op 14 december 2016 heeft de gemeente Borger-Odoorn ingestemd met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het vakantiepark 'Het Land van Bartje'. De gemeente heeft in haar afweging betrokken dat kwaliteitsverbetering het uitgangspunt moet zijn als het gaat om een andere inrichting en de uitbreiding van het bestaande park . De gemeente gaat er daarbij vanuit dat het visiedocument (zie vorenstaande) als leidraad hiervoor op alle punten overeind blijft.
Op een aantal punten stemt het college van burgemeester en wethouders niet op voorhand zonder meer in met een aantal in de nota van uitgangspunten genoemde ontwikkelingen:
-
Het toevoegen van twee bedrijfswoningen wordt vooralsnog niet toegestaan. De gemeente vindt de (bestaande) bedrijfswoningen voldoende en heeft gevraagd naar een onderbouwing van de extra toe te voegen bedrijfswoningen.
-
De invulling van perceel B als volledig zelfstandige dagrecreatieve functie is vooralsnog ongewenst. De gemeente stelt voor om een verhouding aan te houden van minimaal 50% ten behoeve van het vakantiepark en maximaal 50% ten behoeve van zelfstandige dagrecreatie. Het parkeren speelt daarbij een grote rol.
-
Bij de bouw (bouw- en goothoogte) van de recreatiewoningen moet rekening worden gehouden met de inpassing in de landschapsstructuur.
-
Er zal overleg met de provincie moeten plaatsvinden over de vraag of uitbreiding van het aantal recreatiewoningen buiten de huidige plangrenzen past binnen het provinciaal beleid. Ook moet een Laddertoets worden doorlopen.
Bij de uitwerking van het bestemmingsplan is met vorengenoemde punten rekening gehouden.
3.3 Nieuwe situatie
Ontwikkeling verblijfsrecreatie
Op het huidige park is nu ruimte voor 400 verhuureenheden, te weten 300 recreatiewoningen en 100 stacaravans. Perceel A wordt gezien als mogelijke uitbreidingslocatie voor verhuureenheden. Het perceel is 3,6 hectare groot en leent zich voor invulling met in aantal en soort nader vast te stellen verhuureenheden.
De stacaravans op het huidige park zullen mogelijk op den duur worden vervangen door andere verhuureenheden. Dit zal dan geleidelijk plaatsvinden. Het type verhuureenheden zal passen binnen het huidige park, maar de grootte is nog variabel.
De percelen met recreatiewoningen zijn ruimer van opzet, waardoor er op het huidige park minder dan 100 recreatiewoningen teruggebouwd kunnen worden. De uitbreidingslocatie is in dit kader nodig om in totaal minimaal hetzelfde aantal verhuureenheden te behouden. Bij de huidige plannen wordt rekening gehouden met een toename van 40 verhuureenheden, waardoor er in de toekomst plaats zal zijn voor 440 verhuureenheden op het vakantiepark, inclusief de uitbreidingslocatie perceel A.
In totaal zal er in de toekomst plaats zijn voor 440 verhuureenheden op het vakantiepark, inclusief perceel A. De bestaande recreatieve en facilitaire gebouwen blijven bestaan, maar er is ook ruimte voor nieuwe centrumvoorzieningen.
Ontwikkeling dagrecreatieve voorzieningen
Ten zuiden van het vakantiepark 'Het Land van Bartje' ligt perceel B dat zal worden ingericht voor dagrecreatieve voorzieningen waar een recreatief programma wordt aangeboden met onder meer fietsverhuur, fietsactiviteiten, parcours en activiteiten ten behoeve van een paardentram. Allemaal functies die passen binnen de dagrecreatieve bestemming. Hiervoor zullen voorzieningengebouwen als paardenstallen en onderhoudsgebouwen geplaatst kunnen worden. Ook is het mogelijk om op het terrein aanvullende dagrecreatieve voorzieningen te realiseren, afhankelijk van de marktontwikkelingen, en/of ondersteunende voorzieningen als opslag en stalling. Er zijn geen lawaaisporten op het terrein toegestaan, dat wil zeggen sporten die lawaai veroorzaken, zoals schietsporten, crossen met motoren en auto's, modelvliegen en karten. Wel toegestaan zijn verrichtingen met electrisch aangedreven motoren zoals drones, segways, etc...
Op de oostzijde van het terrein zal een multifunctioneel gebouw worden gebouwd. Gedacht wordt aan een (grond)oppervlakte van 1.000 m2 en maximaal circa 1.500 m2 bruto vloeroppervlakte, waarvan vooralsnog 1.000 m2 op de begane grond en 500 m2 op de verdieping.
Omdat er nog geen concreet bouwplan is, wordt in het bestemmingsplan alleen het bouwvlak bepaald en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 11 m, zodat er voldoende flexibiliteit is. Het terrein zal geheel toegankelijk zijn voor publiek. Het multifunctionele gebouw en het aan te leggen terrein zal behalve voor de gasten van het vakantiepark 'Het Land van Bartje' ook bedoeld zijn voor dagrecreatie en als start- en eindpunt voor wandelaars, fietsers en ruiters.
De overige gebouwen mogen gedeeltelijk binnen (ten hoogste 1.000 m2) en gedeeltelijk buiten het bouwvlak (ten hoogste 1.000 m2) worden gebouwd. Per gebouw bedraagt de oppervlakte ten hoogste 500 m2. De gebouwen zijn onder meer bestemd voor onderhoud en beheer en voor paardenstallen (voor het stallen van 24 paarden is een oppervlakte van circa 1.000 m2 nodig).
Het autoverkeer zal minimaal zijn in dit gebied, slechts voor mindervaliden, auto's met paardentrailers, laden en lossen en hulpdiensten zal een toegangsroute worden aangelegd vanaf de ingang van het recreatiepark aan de Buinerweg via het zandpad langs het golfterrein. De toegang van het dagrecreatieterrein wordt aan de zuidkant van het terrein gesitueerd, ter hoogte van het multifunctionele gebouw.
Voor het gebruik van het zandpad zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:
-
alleen noodzakelijk bestemmingsverkeer voor onderhoud terrein, gebouwen en verzorging paarden (landbouwverkeer);
-
waar mogelijk met (klein) elektrisch vervoer (golfkar met aanhangwagen);
-
voor (park)gasten beperkt het vervoer richting dagrecreatieterrein zich tot fietsen / MTB, wandelen, per paard, ponykar en paardentram;
-
voor onderhoud van de weilanden en toevoer van voer voor paarden en pony's worden geen ander of meer verkeersbewegingen verwacht dan de huidige. Dit beperkt zich tot 1 á 2 verkeersbewegingen per tractortje per dag;
-
voor verzorging van paarden en pony's moet het mogelijk zijn voor een dierenarts om ter plaatse te kunnen komen. Ook dit zal niet veel anders zijn dan in de huidige situatie. Naar schatting circa 2 keer per jaar;
-
bestemmingsverkeer bevoorrading van het voorzieningengebouw zal in de hoogseizoenweken maximaal 2 x per week plaatsvinden;
Voor het parkeren van auto's met paardentrailers worden plekken gecreëerd op de huidige en toekomstige parkeerplaats van het park. de verkeersbeweging hiervoor beperkt zich tot halen en brengen van materialen voor de paarden richting stallen / weiland op aankomst- en vertrekdagen. Uitgaande van een groeimodel over meerdere jaren tot circa 20 paarden worden er, alleen op de wisseldagen (2 keer per week), circa 80 (enkele) verkeersbewegingen verwacht. Er wordt ook gezocht naar mogelijkheden om het paard lopend vanaf het parkeerterrein naar het dagrecreatieterein te brengen en de benodigde materialen per golfkarretje.
Het parkeren op het dagrecreatieterrein beperkt zich tot minder validen plaatsen. Op basis van de huidige voorzieningen leert de ervaring dat deze parkeerplaatsen nauwelijks bezet zijn.
Er zijn nog geen concrete plannen bestaan voor de bebouwing en de inrichting van het dagrecreatieterrein. Dat maakt het lastig, onder andere voor omwonenden, om een goed beeld te krijgen van de ruimtelijke impact van de dagrecreatie op de omgeving. Daarom is voor het dagrecreatieterrein een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat vooraf een goed beeld en toetsingskader biedt voor de gewenste kwaliteit van de bebouwing en inrichting.
Bedrijfswoningen
De uitbreiding en intensivering van de bedrijfsvoering én de noodzaak van een adequate kwalitatief hoogwaardige dienstverlening maakt het bedrijfseconomisch noodzakelijk om, naast de huidige twee bedrijfswoningen op het bestaande vakantiepark, nog één extra bedrijfswoning te realiseren, te weten één (inpandige) bedrijfswoning op perceel B vanwege de toevoeging van dagrecreatieve voorzieningen. Op zowel perceel A, B en het bestaande terrein is een bedrijfswoning mogelijk.
Hoofdingang/Parkeren
Mede als gevolg van de gewenste ontwikkeling op perceel B en op het huidige vakantiepark ontstaat er behoefte aan meer parkeerruimte. Deze ruimte wordt gevonden binnen het huidige park en op perceel A. De huidige parkeerplaats en het gebied rondom de huidige ingang zal een metamorfose ondergaan, in uitstraling passend bij het Drentse dorpsgezicht.
Door bij de uitbreiding, ten behoeve van ruimere opzet, en inrichting rekening te houden met het omliggende landschap en door de typerende landschappelijke kenmerken en structuren van bos, veld en beekdal in het park terug te brengen draagt de nieuwe ontwikkeling bij aan de kwaliteitsverbetering van het park en haar omgeving.
Hoofdstuk 4 Milieu en onderzoek
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Meer concreet wordt beoordeeld hoe het plan zich verhoudt tot de diverse milieukaders (zoals archeologie, bodem, externe veiligheid, geluid, flora en fauna, luchtkwaliteit en water).
4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Wetgeving
Een van de nationale belangen die de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte benoemt, is het belang van een "zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten". Concreet betekent dit onder meer dat ruimte zorgvuldig moet worden benut en overprogrammering moet worden voorkomen. Om die doelstellingen te bereiken, is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
De, op 1 juli 2017 gewijzigde, Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onderzoek
STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een uitbreiding van het bestaande vakantiepark mogelijk gemaakt op gronden die nu in gebruik zijn als bos- en agrarisch gebied. Deze gronden zijn ook als zodanig bestemd. Omdat er sprake is van een functiewijziging met nieuw ruimtebeslag moet de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevestigend worden beantwoord.
BEHOEFTE
Het huidige recreatieterrein kent een omvang van circa 40 ha. Er staan 300 recreatiewoningen en 100 stacaravans. In 2010 en 2012 zijn er twee percelen grond aangekocht, één ten noorden (circa 3,6 ha) en één ten zuiden van het vakantiepark (circa 8 ha), met de bedoeling om het park te kunnen uitbreiden.
Het Land van Bartje behoort tot de beste recreatieparken van Nederland. Ondanks het huidige succes is het van belang dat het vakantiepark zichzelf blijft ontwikkelen en inspeelt op de veranderende wensen uit de markt. Nadat de mogelijkheid ontstond om de naastliggende gronden te verwerven en te ontwikkelen heeft het park in 2012 een visiedocument opgesteld voor de toekomstige uitbreiding en ontwikkeling van het vakantiepark ('HET LAND VAN boer BARTje', Arcadis, 2012). Het Advies van het Kwaliteitsteam Natuurlijke Recreatie (3 september 2010) heeft hiervoor belangrijke input geleverd (zie ook paragraaf 3.2).
Het visiedocument vormt de basis voor de nieuwe ontwikkeling die in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Door bij de uitbreiding en inrichting rekening te houden met het omliggende landschap en door de typerende landschappelijke kenmerken en structuren in het park terug te brengen draagt de nieuwe ontwikkeling bij aan de kwaliteitsverbetering van het park en haar omgeving.
Uit de verschillende onderzoeken blijkt dat inspelen op de veranderende wensen uit de markt noodzakelijk is voor recreatieparken om te overleven. Door 'Het Land van Bartje' wordt daarbij bewust de keuze gemaakt voor een inzet op kwaliteit in plaats van kwantiteit.
Dit bestemmingsplan betreft deels een invulling van een bestaand recreatieterrein waarin al bouwmogelijkheden voor recreatiewoningen voorhanden zijn. De stacaravans op het huidige park zullen daarbij op den duur worden vervangen door andere verhuureenheden. De nieuwe percelen met recreatiewoningen op het bestaande park zijn, in het kader van de kwaliteitsslag, ruimer van opzet, waardoor er op het huidige park minder dan 100 recreatiewoningen teruggebouwd kunnen worden. Het aantal verhuureenheden neemt met maximaal 40 toe.
Uit van recente cijfers van de provincie Drenthe (Vrijetijdseconomie Drenthe Feiten en cijfers 2017) blijkt dat sinds 2015 het aantal vakanties en het aantal overnachtingen weer stijgt na een aantal jaren van daling. Drenthe doet het daarbij bovengemiddeld goed. In 2016 vond 54% van de overnachtingen in Drenthe plaats in een bungalow. Met name het aantal buitenlandse gasten en overnachtingen heeft zich de afgelopen jaren sterk positief ontwikkeld, waarbij Duitsland het belangrijkste herkomstland is. Buitenlandse gasten overnachten in Drenthe vaak in een bungalow (80% van de overnachtingen). Deze cijfers van een toename van het aantal buitenlandse bezoekers kunnen worden geboekstaafd met cijfers van het CBS (Internationale bezoekers naar type accommodatie 2011-2016). Vanaf 2011 stijgt dit aantal jaarlijks, waarbij er in 2016 een stijging van 6% was ten opzichte van 2015.
Een (geringe) toename van het aantal verhuureenheden op het park past daarmee in een proviciale trend van een stijging van het aantal overnachtingen in bungalowparken.
De nieuwe ontwikkeling voorziet in een relatief kleine kwantitatieve uitbreiding van de verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen die onderdeel uitmaakt van de inzet op kwaliteit. Het voorziet daarmee in een behoefte.
STEDELIJK GEBIED
De uitbreiding vindt deels plaats op gronden die bestemd waren als agrarische gronden en bosgebied. Deze percelen sluiten aan op het bestaande terrein of bevinden zich in de directe nabijheid en konden de afgelopen jaren worden aangekocht.
Zoals eerder aangegeven, wordt met de plannen ingezet op een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling waarbij rekening wordt gehouden met het omliggende landschap en de typerende landschappelijke kenmerken en structuren in het park terug worden gebracht. Een intensivering van het gebruik van het bestaande bebouwde gebied is gezien de gewenste kwalitatieve ontwikkelingsrichting niet wenselijk. Gezien de aard van het vakantiepark en de grotendeels landelijke omgeving is de behoefte niet op te vangen in bestaand stedelijk gebied.
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat de nieuwe ontwikkeling voorziet in een behoefte en dat die behoefte niet is op te vangen in bestaand stedelijk gebied. Hiermee voldoet de uitbreiding van vakantiepark 'Het Land van Bartje' aan de uitgangspunten voor zorgvuldig ruimtegebruik.
4.3 Bodemonderzoek
Wetgeving
Voordat met bouwwerkzaamheden in het plangebied wordt begonnen, moet onderzoek naar eventuele bodem- en grondwaterverontreiniging zijn uitgevoerd. De procedure voor het verlenen van omgevingsvergunningen schrijft dit voor. Als blijkt dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geen beletsel vormt voor de beoogde bestemming, kan tot realisering worden overgegaan. Indien wel bodemverontreiniging aan het licht komt, kunnen saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.
Ook kan de bodemkwaliteit van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het plan. Daarnaast kan in het kader van een omgevingsvergunning voor het onderdeel Milieu of een melding Activiteitenbesluit ook nog bodemonderzoek noodzakelijk zijn.
Bij grondverzet ten behoeve van de herinrichting van het plangebied zijn het Besluit Bodemkwaliteit en de gemeentelijke Nota bodembeheer van de gemeente Borger-Odoorn van toepassing.
Onderzoek
Op perceel A bleek de begroeiing zodanig dicht te zijn dat bodemonderzoek ter plaatse niet mogelijk bleek. In deze staat is het niet mogelijk om het bodemonderzoek conform de geldende normen en protocollen uit te voeren, aldus onderzoeksbureau Sigma. De boorpunten dienen bijvoorbeeld te worden ingemeten met een maximale afwijking van 0,5 m. Dat is op dit moment niet mogelijk. Na bomenkap is onderzoek wel mogelijk.
Voor perceel B is door onderzoeksbureau Sigma een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt. De onderzoeksresultaten stemmen overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese “onverdacht” wordt aanvaard. De onderzochte grondmengmonsters bevatten geen van de onderzochte stoffen verhoogd ten opzichte van de toetsingswaarden. Vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Het volledige onderzoeksrapport van Sigma is als bijlage aan dit plan toegevoegd.
Conclusie
Voor perceel A dient na bomenkap een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor perceel B heeft dit al plaatsgevonden en hieruit blijkt dat vervolgonderzoek niet nodig is.
4.4 Archeologie en cultuurhistorie
4.4.1 Archeologie
Wetgeving
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend hierop zijn de artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De wet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, ofwel bij overige ruimtelijke ontwikkelingen, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.
Onderzoek
De gemeente Borger-Odoorn heeft sinds 2011 een archeologische beleidsadvieskaart .
Op onderstaande uitsnede van deze kaart is te zien dat een groot deel van het vakantiepark al archeologisch is onderzocht en vrijgegeven (wit met zwarte omkadering).
De rest van het terrein, waaronder de uitbreidingslocaties A en B heeft een 'hoge of middelhoge verwachting'. Bij ingrepen groter dan 1.000 m2 is hier archeologisch onderzoek nodig.
Afbeelding 2. Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart met de onderzochte delen (groen kader) (bron: De Steekproef)
Archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef heeft d.d. 28 oktober 2016 een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek richtte zich op de terreinen waar de concrete ingrepen zijn voorzien.
De bodem op een deel van de noordelijke locatie is matig tot redelijk bewaard gebleven. De bodem op de rest van de noordelijke locatie en op de zuidelijke locatie is sterker verstoord, mogelijk als gevolg van enige egalisatie. Op de zuidelijke locatie zijn een vuursteenafslag en een natuurlijk stuk vuursteen met een geretoucheerde rand gevonden. Op de delen van de noordelijke locatie waar de bodem nog redelijk is (BC-horizont aanwezig) kunnen diepere delen van archeologische grondsporen zoals paalgaten nog aanwezig zijn. Op de delen van de noordelijke locatie waar de bodem sterker is aangetast en op de zuidelijke locatie zullen eventueel aanwezige archeologische resten in minder goede staat verkeren.
Conclusie
Aangezien op de delen van de noordelijke locatie met een redelijke bodem nog diepere delen van archeologische grondsporen bewaard gebleven kunnen zijn, wordt geadviseerd om daar geen graafwerkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan dertig centimeter. Als toch dieper graafwerk nodig is, dan adviseert De Steekproef nader archeologisch onderzoek in de vorm van karterende boringen. Bij die vorm van onderzoek wordt extra monster opgeboord om te zoeken naar archeologische materialen. Daartoe wordt geboord in een dichter grid met een grotere boor. Voor de resterende delen van de noordelijke locatie en voor de zuidelijke locatie wordt geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd. Wel geldt hiervoor een meldingsplicht bij aantreffen van archeologische vondsten en/of grondsporen conform de Erfgoedwet.
Het volledige onderzoeksrapport is als bijlage aan dit plan toegevoegd.
4.4.2 Cultuurhistorie
Wetgeving
Vanaf 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen aandacht worden te besteed aan cultuurhistorie. Dit is een gevolg van de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is aangegeven dat cultuurhistorische waarden dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen.
Onderzoek
Het Land van Bartje ligt in een geologisch bijzonder landschap, het landschap van de Hondsrug. Dit reliëfrijke gebied met de bijbehorende beekdalen is nog steeds duidelijk zichtbaar. Het Land van Bartje ligt op de grens ligt van het Hunzedal en het voormalige Buinerveld (als onderdeel van de Hondsrug). Het voormalige beeklandschap is terug te zien in de smalle verkaveling met zijn karakteristieke houtwallen. De open velden, zoals het Buinerveld, werden bebost om verdere zandverstuiving te voorkomen. Door de jaren heen is dit landschap door de landbouw en de bijbehorende ruilverkaveling gevormd zoals het nu is. De oorspronkelijke beek de Hunze is weliswaar grotendeels gekanaliseerd, maar de landschappelijke elementen zijn nog goed terug te zien in de omgeving.
Vanuit de wens om het park meer in verbinding te laten staan met de omgeving en meer te doen met het thema streekeigenheid, wordt er gekeken naar de inrichting van het park en de inpassing ervan in het omliggende landschap. Oftewel het terugbrengen van typisch landschappelijke kenmerken en structuren in het park. Kijkende naar Het Land van Bartje valt namelijk op dat het park een willekeurige structuur heeft aangenomen.
De historische kaart van 1850 is de inspiratiebron voor de herontwikkeling. Door het oorspronkelijke landschap zichtbaar te maken, wordt het Drentse landschap voelbaar voor de bezoeker van Het Land van Bartje. De drie landschapsstructuren die te zien zijn op de historische kaarten worden de drie structuren die als thematische onderdelen zichtbaar worden gemaakt: het beekdal, het veld en het bos.
Tevens is de ligging van Het Land van Bartje bij het dorp Ees een belangrijk gegeven. In de structuurvisie van de gemeente wordt aandacht gevraagd voor de landschappelijke inpassing van de dorpsranden. Het dorp Ees en Het Land van Bartje zijn twee verschillende entiteiten en dienen dat ook te blijven. Des te belangrijker is het om de overgang van dorp naar Het Land van Bartje goed in te richten. Een goede landschappelijke inpassing is hierbij de opgave. Het park gaat geleidelijk over in het landschap en andersom. Hoewel het - vanwege de verschillende eigendomsverhoudingen - moeite zal kosten om beplantingsstructuren, zoal singels en houtwallen, aan te leggen verdient het wel aandacht en moeite om dit te doen, omdat het een betere verweving van functies in het landschap oplevert.
Andere aspecten die aandacht verdienen bij de landschappelijke inpassing zijn:
-
de uitbreiding aan de noordzijde (perceel A). De beplanting is hier voornamelijk naaldhout (sparren). Het is geen bos met een belangrijke landschappelijke waarde, maar de volgroeide beplanting kan wel direct een volwassen uitstraling geven aan het beoogde nieuwe deel van het park. Dit volwassen boskarakter kan worden benut bij de nieuwe aankleding, wellicht aangevuld met loofhoutstruiken.
-
bij de uitbreiding aan de zuidzijde (perceel B) is vanaf de Buinerweg een wat open structuur wenselijk om het kleinschalige karakter van het dorp te behouden, dus geen dichte beplanting en bebouwing dicht op de weg. Op deze manier blijft de afwisseling tussen bos, open ruimte en kleinschalige ontwikkelingen behouden. De inpassing van de nieuwe bebouwing vraagt bijzondere aandacht.
-
door het creëren van meerdere ingangen kan de routing op het park duidelijker en overzichtelijker worden. Daarbij is het uiteraard van belang dat de wegen en paden goed op meer verkeer zijn toegerust. Bij de inpassing is het belangrijk om de beleving van een 'landweggetje' als onderdeel van de toeristische beleving en van de recreatieve beleving van de omwonenden behouden blijft.
Conclusie
Met de plannen voor de herontwikkeling en uitbreiding van het recreatiepark wordt aangesloten bij de cultuurhistorische waarden en -structuren in het gebied. De waarden worden met het plan behouden en waar mogelijk teruggebracht of hersteld.
4.4.3 Aardkundige waarden
Wetgeving
De provincie Drenthe heeft het afgelopen decennium de aardkundige hoofdlandschappen zorgvuldig in beeld gebracht. Dit is vervolgens ook weer opgenomen in de Omgevingsvisie en -verordening. Bodem(aard)kundige waarden behoren tot de kernwaarden van de provincie.
Onderzoek
Het plangebied valt in het aardkundige hoofdlandschap 'Hondsruggebied'. Het Hondsruggebied is onderdeel van het Unesco Global Geopark de Hondsrug. Door aanwijzing van dit gebied als Unesco Global Geopark worden de aardkundige en cultuurhistorische waarden van dit gebied beter beschermd en 'verzilverd'. Een Unesco Global Geopark biedt de mogelijkheid om de kwaliteiten van het gebied op een duurzame manier te benutten voor economische ontwikkeling, bijvoorbeeld in de sectoren recreatie en toerisme en landbouw.
De Hondsrug vormt samen met de noordnoordwest-zuidzuidoost georiënteerde keileemruggen van het Drents Plateau het Hondsrug-complex. De hoofdrug is de eigenlijke Hondsrug en vormt de oostgrens van het Drents Plateau. Hij is gevormd door een latere fase van de landijsbedekking in het Saalien.
De karakteristieke aardkundige eenheden zijn:
-
stuifzandcomplexen;
-
droogdalen;
-
beekdalen;
-
essen;
-
stelsel van ruggen met bijbehorende laagten (Hondsrug, inclusief pingo-restanten);
-
macro gradiënt.
Ontwikkelingen in het Hondsruggebied kunnen alleen worden toegestaan als de kenmerken en de gaafheid worden behouden.
Unesco Global Geopark de Hondsrug stelt de identiteit van het Hondsruggebied
centraal. De bijzondere geologie, natuur en cultuurhistorie maken het tot een onderscheidend gebied met internationale aantrekkingskracht. De kracht van het Hondrsuggebied is de unieke driedeling. De ruggen en dalen door ijs gevormd, een veelheid aan archeologische schatten en het cultuurlandschap in de loop van duizenden jaren door mensenhanden gevormd. Unesco Global Geopark de Hondsrug stimuleert een duurzame economische ontwikkeling op basis van deze kernwaarden. De robuustheid en veerkracht van het gebied wordt behouden door het beschermen van en investeren in de gebiedskwaliteiten. Daarbij is innovatie en de participatie van ondernemers en bewoners essentieel.
Een voorbeeld van een investering in de gebiedskwaliteiten is het pingoprogramma van Landschapsbeheer Drenthe. Hierbij worden onder andere de pingoruïnes ontsloten voor recreatieve doelstellingen. Nabij het plangebied zijn pingoruïnes aanwezig.
Conclusie
Zoals beschreven in paragraaf 3.2 wordt bij de uitbreiding en inrichting van het vakantiepark rekening gehouden met het omliggende landschap en de aanwezige structuren. Vanwege de aardkundige waarden, zoals de aanwezigheid van keileem en droogdalen zijn er delen van het zuidelijk - nieuw te ontwikkelen - deel van het plangebied waar bij graven, bouwen of aanplanten rekening mee gehouden moet worden.
De aardkundige waarden van het gebied zijn, samen met de cultuurhistorische waarden, in de regels en verbeelding opgenomen ten behoeve van bescherming en behoud.
4.5 Bedrijven en milieuzonering
Wetgeving
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
-
het voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
-
het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Onderzoek
Een vakantiepark valt in de categorie 'verhuur van vakantiehuisjes en appartementen (SBI 55201) . In de VNG-brochure wordt dit tot milieucategorie 3.1 gerekend met een richtafstand van 50 m tot hindergevoelige functies zoals woningen. Het geluid (continu) is de meest bepalende hinderfactor. Verder is ten aanzien van verkeer een kwalitatieve index van 2 (op een index van 1 tot en met 3) aangegeven, wat staat voor een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer.
Aangezien de afstand tot de meest nabijgelegen woning ruim 100 m bedraagt, wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de nieuwe ontwikkeling.
4.6 Verkeer en geluid
Wetgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) richt zich op de zogenaamde zoneringsplichtige wegen. In principe zijn alle wegen zoneringsplichtig behalve:
-
wegen die deel uitmaken van een woonerf (art. 74.2a);
-
wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt (art. 74. 2b).
Langs zoneringsplichtige wegen is een geluidszone gelegen waarvan de breedte wordt bepaald door het aantal rijstroken evenals de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied conform artikel 74 van de Wet geluidhinder. Indien wordt gebouwd binnen de geluidszone, verplicht de Wet geluidhinder door middel van akoestisch onderzoek aandacht te besteden aan de geluidssituatie.
De wettelijke zone voor de hier te beschouwen wegen bedraagt 250 m.
Onderzoek
ONTSLUITING
In de huidige situatie wordt het vakantiepark centraal ontsloten ter hoogte van het parkeerterrein op de Oosterweg. In zuidelijke richting gaat deze weg over in een zandpad. In noordelijke richting sluit deze weg aan op De Drift, die na 2,5 km uiteindelijk uitmondt op de provinciale weg N374.
Het verkeer van en naar het vakantiepark maakt echter gebruik van de Boerweg in Ees, waarna via de Hoofdstraat de mogelijkheid bestaat om in zuidelijke richting de N34 en in noordelijke richting Borger te bereiken.
In de toekomstige situatie wordt het vakantiepark, door het creëren van extra in- en uitgangen, op meerdere punten ontsloten op de hierboven genoemde en overige omliggende wegen. Door de reconstructie van de N34 is de afslag bij Ees vervallen. De N34 is daarmee niet meer bereikbaar vanuit Ees zelf, maar wel via Borger of Exloo.
Afbeelding 3. Huidige ontsluiting (Bron: BügelHajema Adviseurs)
TOENAME VERKEER
Ten gevolge van de kwaliteitsverbetering van het vakantiepark zal het aantal verkeersbewegingen op de Boerweg toenemen ten opzichte van de huidige situatie. In onderstaande tabel is een berekening gemaakt van de toename van het verkeer aan de hand van CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012).
De verkeersintensiteit in de huidige situatie wordt bepaald door de functies recreatiewoningen/stacaravans, woningen en het golfterrein.
Tabel 1 - Huidige situatie |
|
|
|
|
||
functie |
aantal/ |
ritten per eenheid/100m2 bvo |
ritten/ |
omschr. |
|
grootte |
min |
max |
gemid. |
etm |
Crow-publ. |
huisjes |
399 |
2.6 |
2.8 |
2.7 |
1077 |
bungalowpark |
woning |
2 |
7.8 |
8.6 |
8.2 |
16 |
vrijstaand |
golfterrein |
5 |
14.9 |
17.6 |
16.3 |
16 |
golfterrein gebaseerd op 1/12 groot terrein |
totaal aantal ritten per etmaal |
|
|
1109 |
|
De toename van het verkeer komt door de uitbreiding van het aantal (recreatie)woningen en de komst van het dagrecreatieterrein met het multifunctionele gebouw. In de CROW-publicatie is geen multifunctioneel gebouw opgenomen. Om toch het aantal verkeersbewegingen te kunnen berekenen, wordt daarom een vergelijkbaar object, te weten een 'indoorspeeltuin', als vergelijkingsobject genomen voor deze berekening. Wat betreft het country-golfterrein is uitgegaan van een twaalfde van het aantal verkeersbewegingen van en naar het country-golfterrein omdat het hier om een terrein gaat met een grootte van ongeveer 5 ha. Het in de publicatie gehanteerde golfterrein gaat uit van een terrein met een grootte van 60 ha.
Tabel 2 - Nieuwe situatie |
|
|
|
|
||
functie |
aantal/ |
ritten per eenheid/100m2 bvo |
ritten/ |
omschr. |
|
grootte |
min |
max |
gemid. |
etm |
Crow-publ. |
huisjes |
440 |
2.6 |
2.8 |
2.7 |
1188 |
bungalowpark |
MFG |
1500 |
4.4 |
12.9 |
8.7 |
130 |
indoor speeltuin (ter vergelijking) |
woning |
4 |
7.8 |
8.6 |
8.2 |
33 |
vrijstaand |
golfterrein |
5 |
14.9 |
17.6 |
16.3 |
16 |
golfterrein gebaseerd op 1/12 groot terrein |
totaal aantal ritten per etmaal |
|
|
1367 |
|
Uit deze tabellen blijkt dat de verkeersintensiteit op de Boerweg ten gevolge van de uitbreiding van het complex met ongeveer 260 mvt/etmaal toeneemt.
VERKEERSVEILIGHEID
In het kader van duurzaam veilig wordt een veilige opbouw en inrichting van het wegennet bereikt door het toekennen van eenduidige functies aan wegen. Hierbij worden drie functies van wegen onderscheiden; functies die elkaar bovendien uitsluiten.
-
Stromen (stroomweg): Bij deze functie gaat het om verwerken van doorgaand autoverkeer over grotere afstanden.
-
Ontsluiten (gebiedsontsluitingsweg): Bij deze functie staat het vlot bereiken van wijken en dorpen centraal. Binnen de bebouwde kom zijn bij deze functie snelheden van 50 km/uur en 70 km/uur aanvaardbaar. Buiten de bebouwde kom bedraagt de snelheid 80 km/uur.
-
Verblijven (erftoegangsweg): Bij de functie verblijven staat het toegankelijk maken van woningen, winkels, bedrijven, percelen en dergelijke centraal. Tevens wordt de ontmoetingsfunctie van de straat veiliggesteld. Binnen de bebouwde kom is bij deze functie een snelheid van 30 km/uur aanvaardbaar. Buiten de bebouwde kom bedraagt de snelheid 60 km/uur.
De Boerweg moet worden gezien als een erftoegangsweg deels binnen en deels buiten de bebouwde kom. De wegbreedte van deze weg bedraagt ongeveer 5.0 meter. Dit komt overeen met het dwarsprofiel dat voor dergelijke wegen aangehouden dient te worden (erftoegangsweg type II, CROW-publicatie 164d - Handboek Wegontwerp Erftoegangswegen).
Aanvaardbare verkeersintensiteiten die in de literatuur worden genoemd worden zijn maximaal 6.000 mvt/etmaal op de erftoegangsweg.
De in deze verkeersparagraaf berekende verkeersintensiteit van ongeveer 1.300 mvt/etmaal is fors lager. Voor de Boerweg zijn daarom geen bijzondere verkeersmaatregelen aan de orde.
GELUIDHINDER
-
Nieuwbouw
Het plan voorziet in de bouw van twee nieuwe woningen. De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een zogenaamd geluidsgevoelig gebouw. In principe dient onderzocht te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder nodig is. Éen van de bedrijfswoningen wordt op het verblijfsrecretieterrein gerealiseerd waar alleen tereinwegen zijn (Wet geluidhinder niet van toepassing). De andere (inpandige) bedrijfswoning maakt deel uit van het multifunctioneel gebouw en is gesitueerd op een plek waar de verkeersintensiteit zeer gering is. Gelet hierop kan akoestisch onderzoek wat betreft deze bedrijfs woningen achterwege blijven.
-
Bestaande woningen
Langs de Boerweg staat een aantal woningen op korte afstand van deze weg. Deze woningen krijgen te maken met een hogere geluidsbelasting ten gevolge van de toename van het verkeer. Formeel hoeft hier geen onderzoek naar gedaan te worden omdat er geen sprake is een reconstructie van de Boerweg in de zin van de Wet geluidhinder. Bij reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is sprake van een fysieke wijziging van de weg. Voorbeelden van een fysieke wijziging zijn:
-
wijziging van profiel, wegbreedte, hoogteligging of wegdek;
-
wijziging van het aantal rijstroken;
-
aanleg van kruispunten;
-
aanleg van aansluitingen, op- en afritten;
-
verwijdering, plaatsing of wijziging van verkeerstekens;
-
verandering snelheidsregime.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter onderzoek gedaan naar de toename van de gevelbelasting van de betreffende woningen. Daarbij is aangesloten bij de regels die de Wet geluidhinder voorschrijft bij reconstructie van een weg.
-
Berekeningen
De berekeningen zijn uitgevoerd met Standaard Rekenmethode II. Daarbij zijn waarneempunten op gevel gelegd.
Met het oog op de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen door technische ontwikkelingen en aanscherping van typekeuringen, mag een aftrek worden gehanteerd op de berekende geluidsbelastingen alvorens deze aan de wettelijke grenswaarden worden getoetst (art. 110g Wgh). De aftrek bedraagt over het algemeen:
-
2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of hoger is.
-
5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/uur is.
In de berekeningen is daarom 5 dB van de rekenresultaten afgetrokken. Berekend is de gevelbelasting van de betreffende woningen op een waarneemhoogte van 1,5 en 4,5 m. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in navolgende tabel en afbeelding. In de bijlage zijn de volledige berekeningen opgenomen.
Afbeelding 4. Waarneempunten (Bron: BügelHajema Adviseurs)
Tabel 3 - Geluidbelasting huidige en nieuwe situatie in dB |
waarneempunt |
huidige situatie |
nieuwe situatie |
toename |
waarneemhoogte |
1.5m |
4.5m |
1.5m |
4.5m |
1.5m |
4.5m |
1.1 |
48.2 |
49.0 |
49.1 |
49.8 |
0.9 |
0.9 |
1.2 |
53.8 |
53.9 |
54.7 |
54.8 |
0.9 |
0.9 |
1.3 |
51.2 |
51.1 |
52.0 |
51.9 |
0.9 |
0.9 |
1.4 |
45.7 |
45.7 |
46.6 |
46.6 |
0.9 |
0.9 |
2.1 |
50.4 |
50.9 |
51.3 |
51.8 |
0.9 |
0.9 |
2.2 |
45.1 |
46.0 |
46.0 |
46.9 |
0.9 |
0.9 |
2.3 |
23.2 |
27.5 |
24.1 |
28.4 |
0.9 |
0.9 |
3.1 |
48.3 |
49.0 |
49.2 |
49.9 |
0.9 |
0.9 |
3.2 |
51.3 |
51.8 |
52.2 |
52.7 |
0.9 |
0.9 |
3.3 |
46.8 |
47.4 |
47.6 |
48.3 |
0.9 |
0.9 |
4.1 |
51.3 |
51.5 |
52.2 |
52.4 |
0.9 |
0.9 |
4.2 |
55.8 |
55.8 |
56.7 |
56.6 |
0.9 |
0.9 |
4.3 |
56.9 |
56.7 |
57.8 |
57.5 |
0.9 |
0.9 |
4.4 |
50.1 |
50.4 |
51.0 |
51.2 |
0.9 |
0.9 |
5.1 |
49.5 |
50.0 |
50.4 |
50.8 |
0.9 |
0.9 |
5.2 |
53.9 |
54.0 |
54.7 |
54.9 |
0.9 |
0.9 |
5.3 |
54.1 |
54.2 |
54.9 |
55.1 |
0.9 |
0.9 |
5.4 |
48.0 |
48.2 |
48.9 |
49.0 |
0.9 |
0.9 |
Uit het verschil tussen de huidige situatie en de toekomstige situatie kan bepaald worden of er een significante toename is van de geluidsbelasting (2 dB of meer). De toetsing voor een significante toename kan beïnvloed worden door afronding. In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 zijn daarom regels gesteld voor de afronding in het kader van een reconstructie. Dit houdt in dat een toename van 1,5 dB tot 2,5 dB wordt afgerond tot 2 dB.
Uit de berekeningen van de huidige situatie en de toekomstige situatie blijkt dat de toename 0,9 dB bedraagt. In de zin van de Wet geluidhinder is er daarom geen sprake van reconstructie.
Conclusie
Uit dit onderzoek blijkt dat de toename van het verkeer beperkt is (ongeveer 250 mvt/etmaal per dag). De totale verkeersintensiteit op de Boerweg blijft daardoor zodanig dat de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt.
Ook is onderzoek verricht naar de toename van de geluidsbelasting op de langs de Boerweg gelegen woningen. Daarbij is aangesloten op de normen van de Wet geluidhinder. De toename bedraagt 0,9 dB. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van de wet geluidhinder.
Dit neemt niet weg dat de toename van het verkeer door het dorp Ees als hinder kan worden ervaren door de inwoners. De gemeente zal daarom met de inwoners van Ees en de exploitant van het vakantiepark in overleg gaan om de routing/bebording naar het park te verbeteren, maatregelen te treffen om te voorkomen dat de zandweg als sluiproute wordt gebruikt (niet doorgaand, alleen toegankelijk voor aanwonenden) en maatregelen om parkeeroverlast te voorkomen, vooral langs de zandweg.
4.7 Luchtkwaliteit
Wetgeving
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben’.
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de nor-men (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Onderzoek
Het plan biedt de mogelijkheid tot uitbreiding van het bestaande vakantiepark met 40 recreatiewoningen. Tevens zal er een multifunctioneel gebouw worden gerealiseerd voor dagrecreatie. Ook zullen in het nieuwe plan twee bedrijfswoningen worden toegevoegd.
In de navolgende tabel zijn de functies en het bijbehorende aantal ritten per etmaal opgenomen op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012).
Tabel 4 - Ritten per etmaal |
|
|
|
Functie |
|
Ritten per etmaal |
Totaal aantal ritten/etmaal |
Recreatiewoningen |
Bungalowpark (huisjescomplex) |
2,3 per recreatiewoning |
92 |
Kinderboerderij |
Kinderboerderij (stadsboerderij) |
22,5 |
22,5 |
Ontwikkelen multifunctioneel gebouw |
Evenementenhal/beursgebouw/ |
11,0 per 100 m2 bvo |
165 |
Bedrijfswoningen |
Koop, vrijstaand |
8,6 |
17,2 |
Totaal (afgerond) |
|
|
297 |
In vorenstaande tabel is uitgegaan van een evenementenhal/beursgebouw/ congresgebouw, terwijl de invulling van het multifunctioneel gebouw een kleinschaliger karakter zal hebben. Naar verwachting zal de totale toename van het aantal ritten in werkelijkheid minder bedragen.
NIBM-TOOL
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool 2016 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt.
In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM 2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM 10 en PM 2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt InfoMil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel ook altijd wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5". In overweging nemende dat er sprake is van een nibm-toename van PM 10 wordt ook een overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 niet verwacht.
Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
4.8 Externe veiligheid
Wetgeving
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.
INRICHTINGEN MET GEVAARLIJKE STOFFEN
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.
De risicobenadering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep).
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans dat een persoon die continu en onbeschermd op die plaats aanwezig is, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die activiteit. De 10-6-contour geldt hiervoor als risicomaat.
Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve en vergeleken met de oriëntatiewaarde.
TRANSPORT GEVAARLIJKE STOFFEN OVER WEGEN
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) (spoor, weg en waterwegen). Deze AMvB bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het landelijk Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
TRANSPORT GEVAARLIJKE STOFFEN DOOR BUISLEIDINGEN
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Op grond van de wetgeving dienen de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderzoek
Om te bepalen of in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Op het terrein zelf mag 1.000 liter chloorbleekloog worden opgeslagen ten behoeve van het zwembad. Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig zijn, ofwel geen risico vormen. Wel bevinden zich in de nabijheid, ten westen van het plangebied, een viertal hoge druk aardgasleidingen (A-661/A-516/A-519/A-619). Het invloedsgebied van de leidingbundel is 540-590 meter. De afstand van het plangebied tot de leidingbundel bedraagt circa 300 meter.
De vier buisleidingen hebben nabij en in het plangebied geen PR106 contour en vormen wat betreft de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico geen knelpunt.
Het groepsrisico neemt vanwege de aanpassing van het bestemmingsplan niet toe en de hoogte van het groepsrisico is laag. Evenmin wijzigt het groepsrisico. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Er zijn geen maatregelen nodig die tot een lager groepsrisico leiden.
Het onderzoek externe veiligheid is als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Advies verantwoording groepsrisico
Op 3 augustus 2017 heeft de brandweer advies uitgebracht over de verantwoording van het groepsrisico. Uit de QRA berekening blijkt dat het groepsrisico in het plangebied niet toeneemt. De brandweer geeft wel aan dat zich in het invloedsgebied van de buisleidingen - dat varieert tussen de 540 en 590 meter - beter geen zeer kwetsbare groepen kunnen vestigen, zoals bijvoorbeeld een kinderdagverblijf. Het volledige advies is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Conclusie
Het bestemmingsplan is voor wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.9 Water
Wetgeving
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Onderzoek
Op 13 september 2016 is, conform de wens van het Waterschap Hunze en Aa’s, de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) doorlopen. Hieruit blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd.
De wijziging van de bestemming en/of de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer.
RIOLERING
Uitgegaan wordt van duurzame oplossingen, waarbij het hemelwater en daarmee het watersysteem niet negatief wordt belast. Hemelwater wordt gescheiden opgevangen, zo mogelijk vastgehouden en/of geïnfiltreerd en pas dan afgevoerd naar het watersysteem.
Bij nieuwbouw wordt de hemelwaterafvoer niet gekoppeld aan de riolering. Het infiltreren van hemelwater in de bodem heeft de voorkeur, wanneer dit niet mogelijk is, kan het naar het oppervlaktewater worden afgevoerd. Hierbij dient er voldoende waterbergende capaciteit te zijn. Indien deze capaciteit niet beschikbaar is, zullen er sloten en/of greppels worden gegraven.
De nieuwbouw van de recreatiwoningen wordt aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel. De toename van de afvoer op de riolering is relatief beperkt. Er vindt geen afvoer van hemelwater plaats op de riolering.
WATEROVERLAST
Bij een bouwplan moet, ook als er geen wateroverlast bekend is, in het nieuwe plan rekening worden gehouden met de klimaatveranderingen. Voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat, is beter dan later alsnog aanpassingen of inspanningen te moeten uitvoeren.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient het watersysteem zodanig te worden aangelegd, dat wateroverlast wordt voorkomen. Door de toename van het verharde oppervlak en door het afkoppelen van verharde oppervlakken zal neerslagwater sneller tot afvoer komen. Dit veroorzaakt pieken in de waterafvoer. Om het afwentelen van problemen te voorkomen, dient de afvoer in de nieuwe situatie de huidige maatgevende afvoer niet te overschrijden.
Voor het overtollige regenwater dat vrijkomt, moet in of nabij het plangebied berging worden gerealiseerd. De omvang van de berging is afhankelijk van de toegestane peilfluctuaties. Berging van water kan worden gezocht in de bodem, in oppervlaktewater of in groenelementen. Het uitgangspunt voor berging is een bui die één keer in de 100 jaar voorkomt, waarbij geen wateroverlast mag optreden. Berging en infiltratie in de bodem is afhankelijk van het bodemtype en is niet altijd mogelijk. Een vertraagde afvoer dient niet te resulteren in grondwateroverlast.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient een minimum bescherming tegen wateroverlast te worden gegarandeerd. Het waterschap hanteert hierbij wateroverlast-normen voor extensief, gemiddeld en intensief bebouwde gebieden. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is een extensief bebouwd gebied. Het waterschap hanteert hierbij als norm dat 0% van de gronden mogen inunderen.
Conclusie
De waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's. De gemeente heeft op 18 augustus 2017 een reactie van het Waterschap ontvangen waarin wordt aangegeven dat het Waterschap geen opmerkingen heeft en kan instemmen met het plan.
De volledige watertoets en het advies van het Waterschap zijn als bijlage aan dit plan toegevoegd.
4.10 Natuurwaarden
Wet- en regelgeving
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 17 juli 2016 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Op 1 maart 2017 is nader onderzoek naar dassen uitgevoerd en op 1 maart, 7 april, 18 april en 6 juni 2017 is tenslotte nader onderzoek naar roofvogels, uilen en eekhoorn uitgevoerd.
Onderstaand zijn de samenvatting en de conclusie van het onderzoek weergegeven. Het volledige onderzoeksrapport is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Beschermde gebieden
De gronden van het plangebied zijn geen onderdeel van beschermde natuurgebieden in het kader van de Wnb en/of de provinciale omgevingsverordening.
Gezien de ligging van beschermde natuurgebieden ten opzichte van het plangebied en de aard van de activiteiten was het noodzakelijk om een stikstofberekening uit te voeren. Uit deze stikstofberekening met het programma Aerius bleek dat er geen negatieve effecten op in het kader van de Wnb beschermde natuurgebieden optreden. De projectbijdrage op het meest nabij gelegen verzuringsgevoelige Natura 2000-gebied, Drouwenerzand, bedraagt 0,00 mol/ha/jaar. Daarbij wordt er wel van uitgegaan dat de gebouwen gasloos worden. In de gebruiksregels van het bestemmingsplan wordt dit geborgd. Ook wordt er van uitgegaan dat de recreatiewoningen zodanig worden gebouwd dat er niet hoeft te worden geheid en dat er geen wordt gestort op de bouwplaats. Eventuele betonvloeren worden prefab aangeleverd. Dit zal in de omgevingsvergunning voor het bouwen worden vastgelegd.
De Notitie stikstofdepositie is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Voor het plan is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het gebied van natuur niet strijdig met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
Beschermde soorten
ZOOGDIEREN - VLEERMUIZEN
Op het vakantiepark kunnen vleermuisverblijfplaatsen in bomen niet worden uitgesloten. Bij concrete plannen op het huidige vakantiepark waarvoor bomen moeten worden gekapt, is nader onderzoek noodzakelijk om te bepalen of vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn.
De lijnvormige elementen, zoals bosranden en bospaden aan de rand van het plangebied die kunnen dienen als belangrijke vliegroute en foerageergebied van vleermuizen. Om negatieve effecten op vleermuizen te voorkomen, dienen de randen van het plangebied niet overmatig verlicht worden. Dit kan bereikt worden door gebruik te maken van lampen met gerichte armaturen en/of vleermuisvriendelijke verlichting. Daarmee kunnen negatieve effecten op vleermuizen uitgesloten worden.
ZOOGDIEREN - OVERIGE SOORTEN
Het huidige vakantiepark vormt geschikt leefgebied voor eekhoorns. Bij concrete plannen, waarvoor bomen gekapt moeten worden, is nader onderzoek nodig om te bepalen of (nesten van) eekhoorns aanwezig zijn. Aan de hand daarvan kan bepaald worden of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb noodzakelijk is.
Als gevolg van het plan gaat geen essentieel onderdeel van foerageergebied en/of looproutes van das, eekhoorn, boom- en steenmarter verloren.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen tenslotte verblijfplaatsen van enkele algemene beschermde zoogdieren worden verstoord en/of vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de provincie Drenthe onder de vrijstellingsregeling van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
BROEDVOGELS - ALGEMEEN
Voor vogelsoorten in het algemeen - de soorten waarvan de nestplaats alleen beschermd is ten tijde van het gebruik als broedplaats (broedseizoen) - geldt in het gehele gebied dat wanneer werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, er in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
REPTIELEN
Omdat een incidenteel overwinterende hazelworm of levendbarende hagedis niet kan worden uitgesloten onder de stacaravans, wordt in het kader van de zorgplicht aanbevolen om werkzaamheden omtrent de stacaravans uit te voeren buiten het overwinteringsseizoen (globaal van half oktober tot eind maart) van deze soorten. Voor deze soorten blijft ruim voldoende overwinteringsbiotoop voorhanden.
AMFIBIEËN
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene beschermde amfibieën worden verstoord en/of vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de provincie Drenthe onder de vrijstellingsregeling van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Conclusie
Door het ontbreken van concrete plannen voor het bestaande terrein van het vakantiepark ‘Het Land van Bartje’, kunnen negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nest- en verblijfplaatsen, vleermuizen en eekhoorn nog niet getoetst worden. Daarom dient bij concrete plannen nader onderzoek naar deze soort(groep)en te worden uitgevoerd. Mogelijk dient in dit kader een ontheffing te worden aangevraagd. Er zijn op voorhand geen indicaties dat deze niet kan worden verkregen.
Voor het overige zijn de activiteiten uitvoerbaar wanneer bij uitvoering van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (alle deelgebieden) en het overwinteringsseizoen van hazelworm en levendbarende hagedis (alleen stacaravans op vakantiepark).
Uit het onderzoek blijkt dat er in dat geval geen sprake zal zijn van negatieve effecten op in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten en natuurgebieden. Ook is geen sprake van negatieve effecten op in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid beschermde NNN-gebieden.
Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied, die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden. Dit geldt ook wanneer het beleid voor beschermde soorten of gebieden in de omgeving verandert.
4.11 M.e.r.-beoordeling
Wetgeving
In het Besluit m.e.r. onder 10 in de D lijst staat dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
de aanleg, wijziging of uitbreiding van (c) vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
-
250.000 bezoekers of meer per jaar;
-
een oppervlakte van 25 hectare of meer.
Zoals blijkt uit de planbeschrijving heeft het project betrekking op de wijziging van een gedeelte van het bestaande vakantiepark (de totale omvang is circa 40 ha) en de uitbreiding van het vakantiepark met een verblijfsrecreatief deel en een dagrecreatief deel (in totaal circa 11,6 ha). De totale oppervlakte van het project beslaat weliswaar meer dan 25 ha, maar de aanpassingen zijn beperkt van aard en omvang. Het project is gericht op kwaliteitsverbetering van het vakantiepark, waarbij de 100 stacaravans op het bestaande park mogelijk worden vervangen door andere verhuureenheden en het aantal recreatiewoningen beperkt wordt uitgebreid, mogelijk op perceel A. Het totaal aantal verhuureenheden neemt met slechts 40 toe ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden.
De drempelwaarde zoals genoemd in het Besluit m.e.r. wordt daarmee niet overschreden.
Conform het Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r. -beoordeling. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op op grond van de als bijlage bijgevoegde Notitie vomvrije m.e.r. beoordeling, besloten dat voor het bestemmingsplan Het land van Bartje, vanwege het ontbreken van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. er geen milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
Algemeen
Het bestemmingsplan is gebaseerd op artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Het doel van het bestemmingsplan is enerzijds het actualiseren van het geldende planologische regime en anderzijds de bestaande bedrijvigheid te legaliseren.
Het plan is overeenkomstig artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening vervat in:
-
een verbeelding met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen;
-
een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel is of de toe te kennen doeleinden zijn aangegeven;
-
regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen.
Opzet
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). De standaard heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels.
Bestemmingen
Het bestemmingsplan kent meerdere bestemmingen, namelijk de bestemming 'Groen', de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en de bestemming 'Recreatie – Verblijfsrecreatie'.
-
Groen
De bestaande houtsingel rondom het huidige vakantiepark is bestemd als Groen. In de bestemming zijn verkeersontsluitingen ten behoeve van de recreatiewoningen toegelaten. Er is een maximum aantal ontsluitingen opgenomen. Het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen deze bestemming is niet toegestaan.
Ook in het noordelijk deel van het plangebied (perceel A) is aan de oostkant een afschermende houtsingel bestemd.
-
Recreatie - Dagrecreatie
Het nieuwe terrein voor dagrecreatie is bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. De recreatieve voorzieningen zijn bedoeld voor verblijfsrecreanten van 'Het Land van Bartje', maar eventueel ook voor (dag)recreanten. Binnen het bouwvlak mag een multifunctioneel gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m2 en een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 4 m en 11 m. Het gebouw is ter ondersteuning van de activiteiten op het perceel. Het multifunctionele gebouw biedt ook voor maximaal 50% van de oppervlakte ruimte voor horeca van categorie I en III. Dit houdt in: horeca die ondergeschikt is aan de dagrecreatieve functie die daarmee ook qua openingstijden nagenoeg spoort. Een restaurant behoort ook tot de mogelijkheden, mits het restaurant zich in hoofdzaak richt op bezoekers van het vakantiepark.
Er is één (inpandige) bedrijfswoning toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m2. Als de bedrijfswoning vrijstaand wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de dichtstbijzijnde gevel van het multifunctionele gebouw niet meer dan 50 m.
Daarnaast mag nog een oppervlakte van 2.000 m2 worden bebouwd met gebouwen voor beheer en onderhoud en voor paardenstallen. Hiervan mag maximaal 1.000 m2 binnen het bouwvlak en maximaal 1.000 m2 buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 500 m2 bedragen.
Ook wordt de mogelijkheid geboden om een boomhut of klimtoren te bouwen. Deze voorziening mag uitsluitend gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - klimtoren'.
Binnen een strook van 200 m2 vanaf de Buinerweg mogen alleen schuilstallen worden gebouwd. Het aantal schuilstallen binnen deze strook bedraagt ten hoogste 3, de afstand tot de bouwperceelgrens is minimaal 10 m en de afstand tussen de schuilstallen onderling bedraagt minimaal 25 m.
Alle gebouwen moeten landschappelijk worden ingepast en moeten voldoen aan de beeldkwaliteitseisen die voor dit deel van het terrein zijn opgesteld.
Binnen het bouwvlak en op het oostelijke deel van het terrein mogen sport- en speelactiviteiten plaatsvinden en kunnen voorzieningen hiervoor worden aangelegd. Dit is aangegeven met de aanduiding 'speelterrein'. Lawaaisporten zijn niet toegestaan.
De ontsluiting van het dagrecreatieterrein vindt plaats vanaf de Boerweg/Buinerweg. De toegang is geprojecteerd aan de zuidkant van het terrein ter hoogte van het bouwvlak. Dit is vastgelegd in de regels. Verder is vastgelegd dat parkeren uitsluitend in het bouwvlak is toegestaan. Het parkeren is bovendien beperkt tot laden en lossen van goederen en auto's met paardentrailers van dagrecreanten mogen er parkeren. Voor het overige moeten de bezoekers, inclusief dagrecreanten, gebruik maken van de parkeervoorzieningen op het vakantiepark.
-
Recreatie - Verblijfsrecreatie
Het vakantiepark is bestemd als 'Recreatie – Verblijfsrecreatie'. In de bouwregels is het aantal verhuureenheden vastgelegd op 440, alsmede de minimale onderlinge afstand en de maximale oppervlakte van een verhuureenheid, inclusief bijbehorende bouwwerken.
Naast de recreatiewoningen biedt het vakantiepark ruimte voor centrumvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, paden en parkeervoorzieningen.
Naast de bestaande twee bedrijfswoningen wordt de mogelijkheid gegeven voor de bouw van één extra bedrijfswoning.
Op perceel A is aan de west- en zuidkant een strook van 10 m langs de perceelsgrens aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - landschappelijke inpassing'. In de regels is bovendien een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin is geregeld dat de landschappelijke inpassing moet worden aangelegd en in stand gehouden in lijn met de Toekomstvisie.
-
Waarde - Archeologie 4
Voor het terrein geldt een hoge of middelhoge verwachting. Deze gronden hebben daarom de dubbelbesteming 'Waarde - Archeologie 4' gekregen. Voor een toelichting hierop zie paragraaf 4.4.1.
De gronden die al zijn onderzocht en vrijgegeven hebben geen archeologische dubbelbestemming gekregen. Dit betreft een deel van van het bestaande vakantiepark dat in het verleden al is onderzocht en vrijgegeven, alsmede voor de percelen A en B (bouwvlak) die in het kader van dit bestemmingsplan zijn onderzocht zijn ook vrijgegeven, met uitzondering van het middengedeelte van perceel A. Voor dit gedeelte blijft voor graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter een onderzoeksverplichting gelden (karterende boringen).
-
Waarde - Landschap en cultuurhistorie 1
De gronden worden beschermd in verband met de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden van de Hondsrug. De waarden en kenmerken van het landschap zijn beschreven. Bij de uitbreiding van het vakantiepark moet rekening worden gehouden met deze waarden en kenmerken.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - steilrand' is geen bebouwing toegestaan en is het niet toegestaan om de gronden te egaliseren, af te vlakken of te hogen.
Algemene regels en overgangs- en slotregels
Onder de algemene regels zijn een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels opgenomen. Daarnaast zijn overgangsregels en een slotregel opgenomen.
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Kosten samenhangend met ontwikkeling van dit plan worden gedragen door de initiatiefnemer. Daarom zijn er geen kosten voor de gemeente, dan wel worden die gecombineerd met de leges geïnd.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak en overleg
7.1.1 Inspraak
Op 29 oktober 2013 heeft 'Het Land van Bartje' in samenwerking met de gemeente Borger-Odoorn en Arcadis een informatiebijeenkomst georganiseerd voor de inwoners van het dorp Ees. Op 31 oktober 2015 is een tweede informatiebijeenkomst geweest voor de inwoners van Ees. Tijdens deze avonden was de algemene reactie op de plannen positief. Maar er werden ook bezwaren naar voren gebracht, waarbij vooral verkeersoverlast en gebruik van het zandpad zijn genoemd en daarnaast overlast door de hoogte van de bebouwing.
Ook werd de vraag gesteld in hoeverre de bewoners van Ees mee kunnen doen aan de activiteiten op perceel B. Daarnaast is het verzoek gedaan om het voorste gedeelte van perceel B aan de kant van Ees te behouden als weiland voor pony's en paarden.
7.1.2 Overleg
Het conceptontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de betrokken instanties gestuurd. Er zijn reacties ontvangen van:
-
Brandweer Drenthe
-
Waterschap Hunze en Aa's
-
Provincie Drenthe
De reacties zijn als bijlagen aan de toelichting toegevoegd.
ad 1. Brandweer Drenthe
Voor het advies van de brandweer wordt verwezen naar paragraaf 4.8.
ad 2. Waterschap Hunze en Aa's
Voor de reactie van het waterschap wordt verwezen naar pagraaf 4.9.
ad 3. Provincie Drenthe
De provincie Drenthe heeft op 11 september 2017 een reactie op het bestemmingsplan gegeven. Onderstaand een overzicht van de opmerkingen alsmede de reactie van de gemeente.
VERBLIJFSRECREATIE
De plannen van Land van Bartje passen prima in het provinciaal beleid gericht op kwaliteitsverbetering van de recreatiebedrijven. Wel merkt de provincie op dat de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking erg summier is. De kwantitatieve behoefte aan de uitbreiding is niet echt onderbouwd.
Reactie gemeente:
Paragraaf 4.2 zal op dit punt worden aangevuld.
WONINGBOUW
De onderbouwing van de twee extra bedrijfswoningen is te summier, met name de noodzaak voor een extra woning op perceel A is onvoldoende onderbouwd.
Reactie gemeente:
Paragraaf 3.3 (onderdeel bedrijfswoningen) zal op dit punt worden aangevuld.
NATUUR
Uit het verkennend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (onderdeel soortenbescherming) blijk dat er nog nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek moet het plan mogelijk worden aangepast.
Perceel A en B vallen buiten het Natuur Netwerk Nederland. Perceel A heeft voor het grootste deel echter de bestemming 'tijdelijk bos' en hoeft niet te worden gecompenseerd. Dit geldt niet voor de meest noordelijke punt van het perceel die wel moet worden gecompenseerd. De provincie vraagt om dit in de planvorming mee te nemen.
Reactie gemeente:
Het nader onderzoek flora en fauna heeft inmiddels plaatsgevonden. Paragraaf 4.10 Natuurwaarden is op dit punt aangevuld en het onderzoeksrapport is als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Uit de beschikking voor de aanplant van tijdelijk bos blijkt niet dat er sprake is van een verplichting tot herbeplanting op de meest noordelijke punt van perceel A. Gelet op deze beschikking, de geringe oppervlakte van 0,15 ha en het feit dat er geen verschil is in de leeftijd van het aangeplante bos, gaat de provincie er na telefonisch overleg d.d. 13 oktober 2017 mee akkoord dat het bestemmingsplan op dit punt niet hoeft te worden aangepast.
LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE
De provincie adviseert om bij de nieuwe aankleding van de noordelijke uitbreiding (perceel A) het volwassen boskarakter te benutten, wellicht aangevuld met loofhoutstruiken.
Voor wat betreft de uitbreiding aan de zuidzijde (perceel B) vindt de provincie (mede vanuit aardkundige waarden) een wat open structuur vanaf de Buinerweg wenselijk om het kleinschalige karakter van het dorp te behouden. De vraag is of de voorgenomen bebouwing (met een hoogte van 14 m) vanuit het aspect cultuurhistorie passend is bij de sfeer en uitstraling van het toekomstige park. Dit verdient in het ontwerp nog aandacht.
Bij het herstructureren van het park zijn de entree en de routing een belangrijk onderdeel. Daarbij is het wenselijk dat de omliggende wegen hierop toegerust zijn, maar ook dat ze het karakter en de beleving behouden van een landweggetje.
De indeling op basis van landschappelijke eenheden/kenmerken kan ervoor zorgen dat het park meer een relatie krijgt met het dorp en de natuur in de omgeving. Het park gaat geleidelijk over in het landschap en andersom. De particuliere eigendom op het park en het landbouwkundig gebruik buiten het park maken het lastig om beplantingsstructuren, zoals singel en houtwallen aan te leggen. Het verdient echter wel aandacht en moeite om dit te doen, omdat het een betere verweving van functies in het landschap oplevert.
Reactie gemeente:
De aandachtspunten van de provincie voor wat betreft de landschappelijke inpassing en het aspect cultuurhistorie zullen in paragraaf 4.4.2 worden verwerkt.
AARDKUNDIGE WAARDEN
Het Geopark heeft een officiële status als "UNESCO Global Geopark de Hondsrug'. Het plan zou verbeterd kunnen worden door dit overal juist te benoemen.
De provincie ziet kansen voor toerisme en recreatie in het gebied door aansluiting te zoeken bij het lopende pingoprogramma (Landschapsbeher Drenthe), nabij het plangebied zijn namelijk pingoruïnes aanwezig.
Vanwege de aardkundige waarden, zoals de aanwezigheid van keileem en droogdalen zijn er delen van het zuidelijk - nieuw te ontwikkelen - deel van het plangebied waar bij graven, bouwen of aanplanten rekening mee gehouden moet worden. De provincie treedt hierover graag met de gemeente in overleg.
Reactie gemeente:
Paragraaf 4.4.3 van de toelichting zal op dit punt worden aangevuld. Ook artikel 7 van de regels wordt aangevuld.
ARCHEOLOGIE
Voor het onderdeel archeologie heeft de provincie geen opmerkingen.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 november tot en met 20 december 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er 17 zienswijzen binnengekomen en 3 reacties van overheidsinstanties. In de zienswijzennota die als bijlage bij de toelichting is gevoegd, zijn de zienswijzen van een reactie voorzien.
