direct naar inhoud van 3.2 Omgevingsaspecten
vastgesteld
NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Voor de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

Door de vaststelling van deze verordening wordt geen grotere hinder op de omgeving verwacht. De mogelijkheden uit de (voorheen) geldende regelingen worden immers overgenomen. In het (voorheen) geldende bestemmingsplan is enige uitwisseling van functies en dus ook van milieucategorieën mogelijk. De categorieën kunnen echter niet zwaarder worden. Bovendien is sprake van een situatie die ter plaatse al jaren zo bestaat en door deze verordening niet in grote mate veranderd kan worden.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer, scheepvaart, luchtvaart en industrie. Van spoorweg-, luchtvaart- en industrielawaai is in dit verordeningsgebied geen sprake. In de omgeving van het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen, beroepsvaartroutes, (laag)vliegroutes en bedrijven aanwezig die invloed hebben op de gebieden.

Voor wegverkeerslawaai is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbij aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Een deel van de wegen in het verordeningsgebied vallen hieronder en hebben dus geen wettelijke zone. Er zijn echter enkele uitzonderingen, waaronder de provinciale weg N374 en de Hoofdstraat, waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt. De beheersverordening maakt de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogelijk. Bestaande geluidsgevoelige objecten zijn op hun huidige plaats vastgelegd, waardoor ze ook niet dichter naar een zoneringsplichtige weg gebouwd kunnen worden. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). De provinciale weg N374 is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het verordeningsgebied twee risicovolle inrichtingen aanwezig (zie onderstaande uitsnede van de risicokaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01_0003.png"

Fragment risicokaart.nl

Bij de risicovolle inrichtingen gaat het om een LPG-tankstation (Buinerweg) en om een vuurwerkopslag (Hoofdstraat).

Het LPG-tankstation heeft contouren voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6). Deze zijn aangegeven op de voorgaande afbeelding en liggen niet binnen het verordeningsgebied. Daarnaast is het invloedsgebied van het groepsrisico van belang bij een dergelijke inrichting. Bij LPG-tankstations is deze vastgelegd op 150 meter. Het invloedsgebied ligt daarmee over het verordeningsgebied heen. Het levert daarvoor echter geen belemmeringen op. Het groepsrisico wijzigt door de regeling van deze beheersverordening niet ten opzichte van de bestaande (planologische) situatie. Een uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan.

De tweede risicovolle inrichting is een opslag van vuurwerk bij een rijwielhandel aan de Hoofdstraat. Zoals ook op voorgaande afbeelding te zien is, heeft deze geen vastgelegd plaatsgebonden risico. De opslag van vuurwerk is dan ook tijdelijk van aard, alleen rond de jaarwisseling. Er is dan ook tijdelijk sprake van een groepsrisico. Voor dit groepsrisico geldt dat wat bij het LPG-tankstation ook geldt.

In het verordeningsgebied is een transportroute voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Rond een dergelijke route zijn plaatsgebonden risicocontouren aanwezig, in dit geval liggen deze (PR 10-6) op de rand van de weg (0 meter). Het groepsrisico is voor deze weg berekend en daarbij is bepaald dat deze kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Het groepsrisico wordt hiermee aanvaardbaar geacht en geeft geen belemmeringen voor het omliggende gebied en geen uitgangspunten voor deze verordening.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie van het verordeningsgebied geen negatieve effecten op. Voor de bestaande situatie was dit al zo. Deze beheersverordening laat geen nieuwe ontwikkelingen toe die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.

Door het langdurige gebruik van het verordeningsgebied voor de verschillende functies is enige verontreiniging van de bodem niet uit te sluiten. Nieuwe gevoelige functies (waaronder (bedrijfs)woningen) worden in het verordeningsgebied echter niet toegestaan. Belemmeringen worden voor de bestaande situatie niet verwacht en een bodemonderzoek is voor deze beheersverordening niet nodig.

3.2.6 Water

Het verordeningsgebied valt grotendeels onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Met deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Andere ontwikkelingen dan in het (voorheen) geldende bestemmingsplan worden niet voorzien. In het gebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die invloed kunnen hebben op het watersysteem. Waterschapsdoelstellingen komen dan ook niet in het geding.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

Archeologie

De gemeente heeft archeologisch beleid vastgesteld. Daarbij zijn kaarten gevoegd, waarin eventuele archeologische (verwachtings)waarden opgenomen zijn. In het verordeningsgebied is sprake van een terrein van hoge archeologische waarde (AMK); een (voormalige) es. Voor het AMK-terrein staat het behoud van de bestaande situatie voorop. Wanneer ontwikkelingen plaatsvinden, geldt dat bij ingrepen groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek vereist is. Rond dit gebied is een buffer aanwezig, waarbij bij ingrepen vooraf overleg met de gemeente nodig is. Tot slot heeft een groot deel van het gebied een hoge verwachtingswaarde (essen). Daarvoor geldt dat bij ingrepen een verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek nodig is. In onderstaande afbeelding staat een fragment van de archeologische beleidskaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01_0004.png"

fragment archeologische beleidskaart Borger-Odoorn

De aanwezige en verwachte archeologische waarden hebben invloed op deze verordening. Perceelsgebonden ontwikkelingen met de genoemde omvang zijn niet uit te sluiten en het (voorheen) geldende bestemmingsplan geeft nog geen regeling voor archeologische (verwachtings)waarden. In deze verordening is een specifieke regeling opgenomen voor dit aspect. In 4.1 wordt hierop verder ingegaan.

Cultuurhistorie

Het verordeningsgebied kent gebouwde rijks- en gemeentelijke monumenten. Daarnaast zijn gebouwen aangegeven die vallen onder de jongere bouwkunst en karakteristiek genoemd kunnen worden. De gemeente heeft voor de gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden geen beleid vastgesteld.

Een specifieke regeling is niet nodig. De rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet. De gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden zijn in het (voorheen) geldende bestemmingsplan Borger Centrum aangeduid. Daarnaast gaat de beheersverordening uit van het behoud van de bestaande situatie van de bebouwing en maakt het alleen ontwikkelingen mogelijk wanneer deze in het (voorheen) geldende bestemmingsplan waren opgenomen. Wanneer wijzigingen aan hoofdvorm en/of gevel plaatsvinden is een toetsing van de omgevingsvergunningaanvraag aan de verordening nodig.

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In het verordeningsgebied zijn geen beschermde Natura 2000- en EHS-gebieden aanwezig. Op enige afstand oostelijk van het verordeningsgebied is wel een EHS-gebied begrensd. Het verordeningsgebied heeft hier echter geen invloed op. Enerzijds vanwege de afstand tot het gebied en anderszins omdat de verordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die in het (voorheen) geldende bestemmingsplan ook al niet mogelijk waren.

Soortenbescherming

Het verordeningsgebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten. Bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van de (oudere bakstenen) gebouwen. Echter, de bestaande situatie van het verordeningsgebied verandert niet, waardoor mogelijke verblijfs-, doorvlieg en foerageergebied van beschermde soorten niet aangetast wordt. Een nader onderzoek naar beschermde soorten is bij deze verordening niet nodig.

3.2.9 Kabels en leidingen

In het verordeningsgebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen aanwezig.