direct naar inhoud van Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning
Plan: Bebouwde kom Brouwershaven, Dreischor en Noordgouwe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00064BpAwk-vast

Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Bestemming

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. permanente verblijfsrecreatie, zijnde recreatie in gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. wegen, parkeerruimte, groenvoorzieningen, waterlopen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
13.1.2 Bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 13.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen en de volgende regels:

13.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. voor zover niet aangeduid gelden de bouwregels aangaande de hoogten en gevelbreedten van bestaande hoofdgebouwen zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;
  • b. onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt;
    • 5. de betreffende grond op basis van het bestemmingsplan ten dienste staat van de recreatiewoning.
  • c. in afwijking van het onder lid 13.2.2, sub a bepaalde mag de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3,00 meter bedragen;
  • d. in afwijking van het onder lid 13.2.2, sub a bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1,00 meter bedragen;
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 13.2.1, sub d tot een steilere dakhelling;
  • b. lid 13.2.2, sub a voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter, met uitzondering van overkappingen.
13.4.2 Voorwaarden

De in lid 13.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

  • a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als bed & breakfast
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.
13.5.2 Niet strijdig gebruik

    • 1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 13.5.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
    • 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.1, sub b voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • 1. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • 2. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • 3. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • 4. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • 5. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • 6. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • 7. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1,00 meter moet bedragen;
  • 8. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • 9. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • 10. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
13.6.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.1, sub c voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • 1. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • 2. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • 3. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • 4. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1,00 meter moet bedragen;
  • 5. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • 6. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).