direct naar inhoud van Artikel 5 Natuur
Plan: Hogezoom - Burgh-Haamstede / Renesse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00061BPGhp00010-vast

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen en recreatieve en educatieve voorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte, van bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 5 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking bouwen van bouwwerken ten behoeve van extensieve dagrecreatie

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2, lid b voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van extensieve dagrecreatie of een gebouw ten behoeve van het terreinbeheer, met in achtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van een uitkijktoren bedraagt ten hoogste 20 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 8 meter;
  • e. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 100 m2;
  • f. het aantal uitkijktorens bedraagt niet meer dan 1 per 25 ha;
  • g. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als daardoor de landschappelijke karakteristiek niet onevenredig wordt aangetast; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
5.4 Specifieke gebruiksregels

het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen is niet toegestaan op een afstand van minder dan 30 meter van woningen van derden.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
5.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod van lid 5.5.1 is niet van toepassing op gronden of op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. passen binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Natuur of worden genoemd in een beheerplan voor de betreffende natuurgebieden;
  • e. worden uitgevoerd in verband met de natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt door dit plan.
5.5.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien daardoor de in lid 5.1.a genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen;
  • b. indien de belangen van de omliggende percelen niet onevenredig worden geschaad.
5.5.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarden als bedoeld in lid 5.5.3 wordt voldaan.