direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Kop van Schouwen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kop van Schouwen van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 aaneengebouwd:

blokken van meer dan twee aaneengebouwde (recreatie)woningen.

1.8 achtererf bij een hoofdgebouw:

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.9 achtergevel:

het meest achterwaarts gelegen deel van een gebouw.

1.10 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.11 afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.12 afhaalrestaurant:

een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren voor consumptie elders al dan niet met het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse.

1.13 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat mede is gericht op het verlenen van diensten ten behoeve van andere agrarische bedrijven.

1.14 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of grotendeels is gericht op het verlenen van diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.15 archeologische deskundige:

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.16 archeologische waarde:

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.19 bed & breakfast:

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.21 bedrijfsmatig gebruik van de woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behouden aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt.

1.22 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouwof op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.23 beheersplan:

een plan dat gericht is op het beheer, het onderhoud, instandhouding en herstel dan wel versterking van de gewenste landschaps- en/of natuurwaarden in een gebied.

1.24 beroepsmatig gebruik van de woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.25 bestaand:

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.29 bordes (sta) caravan:

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een (sta)caravan bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.30 bordes (woning):

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.31 bouwaanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwen van deze gronden.

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 bruto-standplaatsgrootte:

De totale oppervlakte van een kampeerterrein, inclusief landschappelijke inpassing, gedeeld door het totaal aantal standplaatsen.

1.39 cafetaria/snackbar:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.40 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.41 campinghotel:

een voorziening op een camping dat gericht is op het verstrekken van logies (per nacht), waarbij de gasten van de camping en het campinghotel gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen, zoals horeca, zwembad, kampwinkel etc.

1.42 centrale bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.43 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.44 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.

1.46 duinvoet:

de scheidingslijn tussen strand en duinen zijnde de hoogtelijn in meters ten opzichte van NAP.

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.48 erfgrens:

de grens van het erf.

1.49 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig ,of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.50 extensieve dagrecreatie:

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van de Kop van Schouwen, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.51 fietstunnel:

een ongelijkvloerse fietsverbinding onder een weg, die deel uitmaakt van een fietspad.

1.52 gastenverblijf:

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.54 geluidgevoelig object:

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.56 gevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.57 grondgebonden agrarisch bedrijf:
  • a. akkerbouw, fruitteelt-, en overig tuinbouwbedrijf waaronder bloem- en boomkwekerij: een bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij begrepen);
  • b. veeteeltbedrijf: een bedrijf dat zich toelegt op het houden van melkvee en/of overig vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is.
1.58 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.59 horecabedrijf:

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties.

1.60 horecaterrasoverkapping:

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.61 hotel/motel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en zaalverhuur voor congressen.

1.62 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op het ontwerp, de aanleg, het onderhoud en de renovatie van tuinen.

1.63 Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer:

het Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.64 kampeerhuisje:

een op een standplaats gelegen eenvoudig gebouw met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,50 meter, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 kampeermiddel:

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes of -lodges, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.66 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.67 kantoor(ruimte):

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.69 kwaliteitseis:

eisen voor kampeerterreinen ten aanzien van de bescherming van natuur- en landschapswaarden zoals bepaald in bijlage 10 behorende bij deze regels.

1.70 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.71 landschapsdeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige landschapswaarden.

1.72 logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.73 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.74 mantelzorg:

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voorvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.75 milieudeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.76 NED:

Nieuwe Economische Drager: een niet agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, of een vervolgfunctie bij een voormalig agrarisch bedrijf (VAB).

1.77 NEN:

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.78 netto-standplaatsgrootte:

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.79 nevenactiviteit:

niet-agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een (voormalig) agrarisch bouwvlak.

1.80 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.81 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 15% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.82 ondersteunende detailhandel:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.83 ondersteunende horeca:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder.

1.84 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel een wand.

1.85 passend in straat- en bebouwingsbeeld:
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georienteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.86 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.87 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.88 perifere detailhandel:

detailhandel met een bovenlokale functie, waarvoor vanwege de aard en de omvang van het gevoerde assortiment en de dagelijkse bevoorrading een groot bedrijfsvloeroppervlak en/of een goede (auto)bereikbaarheid nodig is, zoals gespecialiseerde detailhandel in auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans, landbouwwerktuigen, tuinbenodigdheden, bouwmaterialen of meubels. Supermarkten en warenhuizen daaronder niet begrepen.

1.89 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.90 permanente teeltondersteunende voorzieningen:

boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies en stellingen als teeltondersteunende voorzieningen.

1.91 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.92 plaatsgebonden risicocontour:

de risicocontour 10-6/jaar volgende de artikelen 6, 7 en 8 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft aan waar een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.93 privé-sanitair:

een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op een standplaats aanwezig is.

1.94 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.95 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.96 recreatief nachtverblijf:

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.97 recreatief gebruik (Duinpolder e.o.):

recreatief nachtverblijf door een persoon of huishouden, zoals aangewezen in 43.8.

1.98 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.99 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.100 risicocontour:

contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan of groter is dan 10-6 per jaar.

1.101 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.102 ruimtelijke kwaliteitswinst:

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve recreatie.

1.103 sanitair:
  • a. prive-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  • b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.
1.104 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.105 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.106 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.107 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.108 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.109 stacaravan:

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel zelfstandig (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55m2 en maximaal 5 meter hoog, gemeten vanaf het afgewerkt bouwterrein.

1.110 standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  • a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende het zomer- en/of winterseizoen. nader te onderscheiden in:

      • één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter of
      • maximaal drie tentjes van maximaal acht vierkante meter.
1.111 stedenbouwkundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw.

1.112 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.113 teeltondersteunende voorziening:

bouwwerken ten behoeve van de bescherming van de teeltgewassen en/of de voorkweek van voor het eigen bedrijf benodigd plantenmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.

1.114 trekkerhut(plus):

een eenvoudig gebouw bestaande uit één ruimte, zonder verdieping met een oppervlakte van maximaal 20 vierkante meter en een bouwhoogte van 3,50 meter.

1.115 tuincentrum:

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen, tuinmeubilair en tuingrond, alsmede voor aanverwante artikelen ten behoeve van dierenverzorging en lifestyle.

1.116 twee-aaneen:

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.117 uitponden:

het verkaveld verkopen of in erfpacht uitgeven van standplaatsen op recreatieterreinen aan derden.

1.118 vab:

voormalige agrarisch bedrijf, waarbij alle bedrijfsmatige activiteitten zijn gestaakt en de voormalige bedrijfswoning voor wonen wordt gebruikt.

1.119 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreeatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.120 verblijfsrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.121 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.122 volkstuin:

een perceel grond dat wordt gebruikt voor dagrecreatief verblijven, alsmede voor het niet bedrijfsmatig kweken van groenten, fruit of bloemen.

1.123 voorgevel van een hoofdgebouw:

het meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.124 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.125 vrijstaand:

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.126 webwinkel:

detailhandel zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse.

1.127 weg:

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.128 weidegang:

het bieden van gelegenheid voor dieren om buiten te lopen, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte voor de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.

1.129 winterkamperen:

het gebruik van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart.

1.130 winterseizoen:

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.131 winterstalling:

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.132 woning:

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.

1.133 Wro:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.134 zijerf bij een hoofdgebouw:

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.135 zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.136 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.137 zomerseizoen:

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.