direct naar inhoud van 4.2 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Bebouwde kom Bruinisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Hiertoe wordt, naast het in ontwikkeling zijnde beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.

Aan de beleidskaart van het Beleidsplan Archeologie (behandeld in hoofdstuk 2 Beleidskader) zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen gemeentelijke bestemmingsplannen. Ten aanzien van de vergunningverlening wordt een aantal gebieden onderscheiden, waarvoor verschillende drempelwaarden en voorwaarden gelden.

Voor onderhavig plan zijn het archeologisch onderzoeksgebied A en B van toepassing. De archeologische onderzoeksgebieden A en B zijn in dit bestemmingsplan dan ook planologisch beschermd in de vorm van een dubbelbestemming (Waarde - Archeologie - 6 en Waarde - Archeologie - 7). Vertaald naar het bestemmingsplan kent archeologisch onderzoeksgebied A een zwaardere bescherming van de aanwezige waarden dan archeologisch onderzoeksgebied B, waarbij (aanleg)regels zijn opgenomen die zijn gebaseerd op eisen en randvoorwaarden.

Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo wijzigt de Bro (artikel 3.1.6, lid 2). Wat eerst voor alleen archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed.

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

In de provincie Zeeland kan in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven. Binnen het plangebied zijn één rijksmonument en vele beeldbepalende panden aanwezig, waaronder enkele historische boerderijen. De cultuurhistorisch waardevolle boerderijen worden beschermd middels beleid dat is opgenomen in het beleid 'Buitengebied in Beweging'. Tenslotte is de Vluchthaven aangeduid als bijzonder cultuurhistorisch element.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0011.jpg"

Uitsnede kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur, bron: Provincie Zeeland

Op het gebied van cultuurhistorie is alleen het rijksmonument aan de Oudestraat 27 formeel beschermd middels de Monumentenwet 1988. De beeldbepalende woningen en boerderijen zijn niet specifiek beschermd in gemeentelijk beleid en deze beleidslijn vindt dan ook geen doorvertaling in onderhavig bestemmingsplan.

Naast de individuele panden is de ruimtelijke opbouw van het dorpscentrum cultuurhistorisch van belang. Omdat de cultuurhistorische waarde van het voorstraatdorp uniek voor Schouwen-Duiveland dient het traditionele stratenpatroon met de karakteristieke bebouwing in voor- en achterstraten daarom zo veel mogelijk behouden blijven. De oude structuur van het voorstraatdorp is met name ten noorden van de Ring duidelijk herkenbaar. Omdat ten zuiden van de Ring het stratenpatroon minder rationeel is, is deze ook minder goed herkenbaar als horend bij een voorstraatdorp.

Het feit dat vrijwel alle straten in de historische kern aan beide zijden zijn bebouwd, waarbij de panden zijn georiënteerd op de straat, draagt bij aan een aantrekkelijk straatbeeld. De voornamelijk kleinschalige en individuele panden horen in dit beeld, dat een stenig karakter krijgt door het grotendeels ontbreken van privé-buitenruimte aan de voorzijde. Het steeds variëren van bouwmassa, goot- en nokhoogte, geveltype en de afwisseling van rijk gedetailleerde met sober uitgevoerde panden maakt het beeld divers en aantrekkelijk. Op enkele locaties zijn op bescheiden wijze rijwoningen toegevoegd aan het straatbeeld. Hoewel het om relatief kleine blokken rijwoningen gaat passen deze minder goed bij het overheersende beeld van individuele, geschakelde panden. De bescherming van de typerende verschijningsvorm van bebouwing in het dorpscentrum is verankerd in het welstandsbeleid. Het welstandsbeleid is erop gericht om de typische kleinschaligheid door individuele invullingen te behouden en waar mogelijk te versterken. Daartoe zijn specifieke welstandscriteria opgesteld.

De Vluchthaven is in 1931 aangelegd door Rijkswaterstaat om beschutting te bieden aan schepen die op de drukke vaarroute tussen Rotterdam en België in moeilijkheden dreigden te komen. De haven is om deze reden in de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als waardevol object in de categorie nijverheid/industrie. Ondanks dat de Vluchthaven in de cultuurhistorische waardenkaart specifiek is aangeduid wordt deze in onderhavig bestemmingsplan niet specifiek beschermd. De haven maakt integraal onderdeel uit van de havengerelateerde bedrijfsmatige activiteiten in de directe omgeving. Het is van belang de regionale functie van deze haven voor overslag van goederen te versterken. Daartoe wordt in dit bestemmingsplan planologische ruimte geboden.