direct naar inhoud van 4.9 Externe veiligheid
Plan: Recreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Beleid en normstelling

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten3. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. De provincie Zeeland heeft voor het verantwoorden van het GR in de Beleidsvisie externe veiligheid een aantal richtlijnen gegeven die hieronder worden toegelicht.

Beleidsvisie Externe Veiligheid provincie Zeeland

Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)4, of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is5.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Voor een aantal categorieën van risicovolle inrichtingen is een standaardbenadering voor het omgaan met risico's voorgeschreven in het Bevi. Deze benadering is uitgewerkt in een aantal veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De categorieën van inrichtingen waarop het Revi van toepassing is, betreffen onder meer lpg-tankstations en opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen die voldoen aan de PGS 15.

Recreatieterreinen die beschikken over een propaantank van meer dan 13 m³ vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) 

Campings en verblijfsrecreatieterreinen waar ten hoogste 13 m³ propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen, vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit besluit geeft aan te houden afstanden tussen de propaantank(s), het vulpunt van de tank(s) en de opstelplaats van de tankwagen en (beperkt) kwetsbare objecten die zijn gelegen buiten de inrichting.

Artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit geeft voor de opslag van propaan de volgende veiligheidsafstanden.

Tabel 4.2. Veiligheidsafstanden propaan

  opslagtank met propaan tot en met 5 m3   opslagtank met propaan groter dan 5 m3 tot en met 13  m3  
Bevoorrading tot en met 5 keer per jaar   10 meter   15 meter  
Bevoorrading meer dan 5 keer per jaar   20 meter   25 meter  

De afstanden gelden vanaf de propaantank, het vulpunt en de opstelplaats voor de tankauto.

Uit de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit kan worden afgeleid dat de afstanden ook gelden voor gebouwen binnen de inrichting. Het Activiteitenbesluit regelt niet de afstanden tot andere beperkt kwetsbare objecten, zoals op een camping de tenten en caravans die binnen de inrichting zijn gelegen. Dit aspect kan worden geregeld in een bestemmingsplan, indien opslag van propaan in bovengrondse opslagtanks plaatsvindt.

De gemeentelijke brandweer hanteert als uitgangspunt dat ten opzichte van propaangastanks met een inhoud van 3 m3 of meer een afstand van 7,5 m tot de standplaatsen moet worden aangehouden.

Bij de plaatsing van propaantanks moet worden gestreefd naar een veilige afstand tussen de tank en derden. De technische eisen waaraan een propaantank moet voldoen, zijn opgenomen in de bij het Activiteitenbesluit behorende regeling. Hierin wordt verwezen naar de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nummer 19. Ook tot kwetsbare objecten dient te worden gezorgd voor een zo groot mogelijke afstand. Propaantanks moeten zodanig worden geplaatst dat ze voor het vullen bereikbaar zijn, zonder dat daarvoor gebieden met kwetsbare objecten (kampeerterreinen) moeten worden doorkruist (dus aan de rand van het terrein bij de weg).

Overigens werkt het Activiteitenbesluit, in tegenstelling tot het Bevi, niet met als milieukwaliteitseis geformuleerde veiligheidsafstanden. De afstanden uit het Activiteitenbesluit voor kleine propaantanks moeten door de inrichtinghouder (ongeacht de planologische situatie) in acht worden genomen. Indien nodig zal, in het kader van milieuhandhaving en -toezicht, door de gemeente tegen illegale situaties worden opgetreden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden (zie hierna). De inwerkingtreding van het Btev wordt pas in 2012 verwacht.

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht6. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Basisnet

Op dit moment wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.

Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS 3 . Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water.

Basisnet Weg

Het Basisnet Weg moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen voor wat betreft de gevaarlijke stoffen. Daarnaast moeten ruimtelijke ontwikkelingen langs het hoofdwegennet op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid.

Het Basisnet Weg bestaat uit twee kaarten (een kaart met de veiligheidszones en een kaart met de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) en een tabel. Op de kaarten kan een gemeente zien of er langs een weg rekening moet worden gehouden met een veiligheidszone of een PAG. In de tabel is aangegeven hoe groot de zone voor elk wegvak is en met welke vervoergegevens de gemeente groepsrisicoberekeningen moet maken.

Voor de gemeente Schouwen-Duiveland gaat het om de rijksweg N57 en de rijksweg N59.

Basisnet Water

Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen waarbij ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven.

In het Basisnet Water is gebruik gemaakt van CEMT-klassen7 die in Europa gelden. Opgenomen zijn de vaarwegen met CEMT-klasse 2 en hoger. Vaarwegen die zijn ingedeeld in een lagere CEMT-klasse, maken geen onderdeel uit van het Basisnet. Op die vaarwegen (en alle andere vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen in bulk plaats. Af en toe vaart er een bunkerschip van maximaal 300 ton voor de bevoorrading van brandstofstations langs de vaarweg. Opname in het Basisnet van deze vaarwegen heeft geen effect op de veiligheid. Zij zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

De opgenomen vaarwegen zijn in 3 typen routes verdeeld zijn:

  • Zeevaartroutes (rood): dit zijn alle vaarwegen vanaf zee naar zeehavens (gebruikt door grote zeeschepen en binnenvaartschepen), zoals in Zeeland de Westerschelde.
  • Binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met het achterland en de Noord-Zuid verbindingen. Dit zijn tevens de vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zoals het Zijpe.
  • Binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (groen): overige vaarwegen waar weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld minder dan 1 geladen benzinetanker per dag). Voor Schouwen-Duiveland gaat het dan om de Grevelingen en vaarroutes op de Oosterschelde.

Per route geeft het Basisnet Water dan een gebruiksruimte aan door langs alle vaarwegen een maximale ligging van deze PR10-6 contour vast te stellen. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR10-6 contour is (ook niet op het water zelf) en naar verwachting zelfs bij voortgaande groei ook niet zal komen. Voor zwarte en rode vaarwegen komt de PR10-6 contour maximaal tot de oeverlijn.

Na inwerkingtreding van het Basisnet moeten gemeenten bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening houden met de maximale risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht.

Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

Tussen een bestaand gasontvangstation (G.O.S.) en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden aan te houden veiligheidsafstanden volgens de Wet Milieubeheer. Afhankelijk van de inlaatdruk worden nadere eisen gesteld.

In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid met betrekking tot risicovolle inrichtingen, propaantanks en het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen het plangebied.

4.9.2 Toetsing

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied en de directe omgeving bevindt zich één risicovolle inrichting met een veiligheidscontour die een belemmering kan opleveren voor de verschillende recreatieterreinen. Het gaat om de hieronder aangegeven propaantank van 18 m3.

Propaantanks (Bevi-plichtig)

Stacaravanpark Onze Hoeve beschikt over een bovengrondse opslagtank voor propaan van 18 m3. Op grond van deze capaciteit (boven de 13 m3) valt het bedrijf onder de werkingssfeer van het Bevi. Er is een QRA (kwantitatieve risicoberekening) uitgevoerd, die de risico's in kaart brengt. De resultaten uit deze berekening zijn opgenomen in bijlage 5 van de toelichting. Verder is er een verantwoordingsplicht opgesteld. Deze verantwoording is opgenomen in bijlage 6. Volgens de uitgevoerde berekening van het groepsrisico is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De huidige situatie wordt door de gemeente Schouwen-Duiveland als niet aanvaardbaar gezien. In de verantwoording worden maatregelen aangereikt waardoor de overschrijding van het groepsrisico in deze situatie door de gemeente Schouwen als aanvaardbaar wordt beschouwd. De gemeente treedt hierover met de campingeigenaar/campingbeheerder in overleg.

Deze propaantank is in het bestemmingsplan specifiek bestemd. Wanneer het gedeelte van Aquadelta (opnieuw) wordt ontwikkeld, moet serieus rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de propaantank.

Propaantanks (niet Bevi-plichtig)

Binnen het bestemmingsplangebied zijn de volgende bovengrondse opslagtanks voor propaan aanwezig. Ondanks dat dit buiten de werkingssfeer van het Bevi valt, is dit voor de volledigheid in het kader van de veiligheid inzichtelijk gemaakt via onderstaande tabel.

Tabel 4.3. Propaantanks gelegen binnen bestemmingsplangebied

De Klaverweide   Kuijerdamseweg 56   2 x 5 m3  
C.J. Elenbaas   Moolweg 19   1 m3  
Caravanpark Alles Wisselt   Nieuweweg 4   8 m3  
't Witte Paerdje   Kuijerdamseweg 18   3 m3  
Camping de Strandloper   Kuijerdamseweg 64   3 m3  
Havenzicht   Haven Kloosternol 1a   1 m3  
Camping Muralt   Elkerzeeseweg 34   5 m3  
Camping De Vliedberg   Elkerzeeseweg 42   5 m3  
Camping Noorder Nieuwland   Schouwsedijk 1   5 m3  
Stacaravanpark Grevelingenpolder   Spuiweg 4   5 m3  
Zeelanderij   Trambaan 21   3 m3 en 5 m3  
Caravanpark Sirjansland   Zandweg 3a   1 x 8 m3  
Recreatiebedrijf 't Hart   Zandweg 2   1,6 m3  
Fruitbedrijf Houtekamer   Hageweg 3   3 m3  
Stacaravanpark Onze Hoeve   Hageweg 1a   18 m3  
Aquavitesse Bruinisse B.V.   Jachthaven 1   1,6 m3  
Salvatorhoeve   Oostweg 2   1,6 m3  

In de huidige situatie wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit. Ook zijn binnen de door de brandweer gewenste aan te houden afstand geen standplaatsen voor kampeermiddelen aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt bij de milieutoets in ieder geval gekeken naar het aspect externe veiligheid en daarbij ook naar eventuele propaantanks. Hiermee wordt geborgd dat wordt voldaan de benodigde afstand tussen propaantanks en kwetsbare objecten. In deze concrete situaties wordt de risicokaart van Zeeland geraadpleegd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de weg

Zoals eerder vermeld zijn de rijkswegen N57 en N59 aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor beide wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).

Groepsrisico

Ook blijkt uit het Basisnet Weg (bijlage 7) dat voor het betreffende wegvak in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde).

De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde wegen niet overschreden.

  • Verantwoording groepsrisico

Omdat sprake is van een consoliderend bestemmingsplan en er geen verandering van de bevolkingsamenstelling wordt voorzien, is er geen toename van het groepsrisico. Conform de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) betekent dit dat er in het bestemmingsplan geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.

  • 1. Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid

Ondanks dat verantwoording van het groepsrisico in het bestemmingsplan niet verplicht is, is het wenselijk om, gelet op de korte afstanden van de wegen tot de recreatieterreinen, kort in te gaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De concrete recreatieterreinen waar het gaat om de korte afstanden op de wegen N57 en N59 zijn:

- de recreatieterreinen van Ellemeet en Scharendijke langs de rijksweg N57.

- de recreatieterreinen van Bruinisse ten oosten van de rijksweg N59.

Over de N57 en de N59 worden gevaarlijke stoffen van verschillende klassen vervoerd. Hierdoor bestaat er een kans dat er een incident plaatsvindt waarbij brandbare gassen of vloeistoffen kunnen vrijkomen. Tevens worden over deze wegen toxische stoffen vervoerd, waardoor het ook mogelijk is dat zich een giftig incident voltrekt. Het aantal transporthoeveelheden toxische stoffen in relatie tot de brandbare stoffen is op deze wegen erg laag. Gelet op de invloedsgebieden van de (zeer weinig) aanwezige toxische stoffen bestaat er een (zeer kleine) kans dat er bij een incident met gevaarlijke stoffen op de N57 of de N59 slachtoffers vallen in de omgeving van Ellemeet, Scharendijke of Bruinisse.

  • 2. Dekking sirenestelsel

De dekking van het sirenestelsel blijkt voor Ellemeet op orde te zijn. De recreatiegebieden ten westen van Scharendijke worden echter niet gedekt door een sirene. Dit betekent dat bij een calamiteit de alarmering van personen in dit gebied middels een sirene waarschijnlijk niet mogelijk is. Dit zal voornamelijk gelden bij een noordwestelijke windrichting. Bij een incident op de N57 zal en gevaarlijke stof bij die windrichting over de recreatieterreinen van Scharendijke waaien. Omdat geluid ook gedragen wordt door de wind, bestaat bij een noordwestelijke windrichting de kans dat het geluid van de sirenes van Ellemeet en Scharendijke het recreatiegebeid van Scharendijke niet zal bereiken.

De recreatieterreinen bij Bruinisse worden ook niet geheel gedekt door de aanwezige sirenepalen. Het is aan te nemen dat de (sirene-)dekking ter plaatse voldoende is op basis van hoorbaarheid (buiten).

Het huidige (landelijke) beleid voor de plaatsing van sirenepalen is er op gericht dat alleen sirenepalen in woonkernen moeten worden geplaatst. Recreatiegebieden vallen hier niet onder, waardoor de plaatsing van sirenepalen daar conform het geldende beleid niet noodzakelijk is.

  • 3. Risicocommunicatie

Ter vergroting van de zelfredzaamheid van aanwezige personen is het belangrijk dat deze personen (voornamelijk recreanten) weten hoe gehandeld moet worden bij een calamiteit. De gemeente heeft uiteraard een prominente taak om te zorgen voor een goede voorlichting op het gebied communicatie. Echter de campingeigenaar / -beheerder heeft op het campingterrein zelf de taak om te (blijven) investeren in een goede risicocommunicatie naar zijn recreanten toe. Vooral de recreatieterreinen van Ellemeet, Scharendijke en Bruinisse is het zaak te (blijven) investeren in een goede risicocommunicatie.

  • 4. Brandveiligheid, bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid

Het toetskader Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid is in het voorontwerp bestemmingsplan aangemerkt als beleid waarvan de regels en voorschriften moeten worden toegepast binnen de gemeente. Voor kampeerterreinen is in het verleden brandveiligheidsbeleid ontwikkeld. Dit beleid heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in de Brandbeveiligingsverordening 2010 vastgelegd. Uit informatie van de lokale brandweer blijkt dat de bluswatervoorziening over het algemeen binnen het plangebied in orde en in voldoende mate beschikbaar is.

Over het water

Op de kaart behorende bij het Basisnet Water is het Zijpe aangeduid als binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart). Voor zwarte vaarwegen komt de PR 10-6 -contour maximaal tot de oeverlijn. Er is daarom geen noodzaak op het land rekening te houden met veiligheidszones.

Door buisleidingen

De meest nabij gelegen planologisch relevante aardgastransportleiding betreft een 8 inch leiding met een maximale werkdruk van 40 bar die komt vanuit de Grevelingen en die loopt langs de Dreischorsedijk richting naar een gasontvangstation nabij de kruising met de Stoofweg. De afstand tot aan het dichtbijgelegen recreatieterrein bedraagt circa 2 km. De effectafstand voor deze leiding bedraagt 100 meter. De leiding vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Ook de afstand van het G.O.S tot de verblijfsrecreatie is zodanig groot dat hier evenmin belemmeringen uit voortvloeien.

4.9.3 Conclusie

Met het voorliggend bestemmingsplan worden rechtstreeks geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt die zijn gelegen binnen de PR 10-6-contour van een risicovolle inrichting, of van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het beleid ten aanzien van het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Het bestemmingsplan voldoet vanuit het oogpunt van externe veiligheid aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan komt, voor wat betreft de planologische aspecten, tegemoet aan het advies van de Veiligheidsregio.