Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf II.

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Bedrijventerrein - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1 uitgesloten' is een bedrijf van categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitgesloten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - goederenlijn' tevens een goederenlijn ten behoeve van de spoorwegontsluiting van de bedrijven, met dien verstande dat:

  1. per dag maximaal 2 treinen heen en 2 treinen terug rijden, waarbij elke trein uit maximaal 20 bakken bestaat;

  2. de goederenlijn slechts in de dagperiode gebruikt wordt;

  3. de maximumsnelheid 20 km per uur bedraagt;

  4. er geen sprake is van vervoer van gevaarlijke stoffen;

  5. de goederenlijn een gemeentelijke spoorlijn is;

  6. het parallelspoor wordt gebruikt om kop te maken;

  7. de treinen 5 dagen in week rijden;

  8. de treinen worden getrokken door diesellocs (1 dieselloc per trein);

 

  1. geluidwerende voorzieningen;

  2. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

 

  1. nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;

  2. een bestaande risicovolle inrichting waarbij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar zich uitstrekt buiten de perceelsgrens van het bedrijf, mag worden voortgezet of gewijzigd op voorwaarde dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar niet wordt vergroot of gewijzigd;

  3. binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een bedrijf geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht;

  4. binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar mag een bestaand kwetsbaar object niet worden uitgebreid;

  5. transport/vervoer van gevaarlijke stoffen via de stamlijn niet is toegestaan;

  6. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1.500 m².

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 1.000 m² groot te zijn;

  3. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 75%;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient tenminste 1 m te bedragen;

  5. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;

  6. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen, tenzij anders op de kaart is aangegeven.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

 

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 3 m;

  2. geluidwerende voorzieningen 3 m;

  3. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 25 m;

  4. bliksemafleiders 15 m.

 

3.2.4 Parkeernormen

Voor wat het parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie:

 

  1. Groothandel / transport / industrie 2,60 parkeerplaats per 100 m² bvo

  2. Opslag / magazijn 0,80 parkeerplaats per 100 m² bvo

  3. Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaats per 100 m² bvo

 

met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder a tot en met d op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. in 3.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer bedraagt dan 5 m;

  2. in 3.2.2 onder c tot een verlaging van het minimum bebouwingspercentage naar ten hoogste 20% c.q. tot een verhoging van het maximale bebouwingspercentage naar ten hoogste 85%;

  3. in 3.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op 1 m van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen;

  4. in 3.2.2 onder f voor het oprichten van bedrijfsgebouwen met een hoogte van maximaal 16 m;

  5. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:

  1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

  2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;

  5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  2. voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen ligt;

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

3.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

 

3.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

3.4.4 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen.

 

3.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

3.4.6 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

3.4.7 Horeca

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant.

 

3.4.8 Goederenlijn

Het is niet toegestaan de gronden met aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - goederenlijn' meer dan 5 dagen in de week gedurende de dagperiode te gebruiken.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

 

  1. 3.1 teneinde bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan genoemd in 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50), niet zijn toegestaan.

 

3.5.2 Plaatsgebonden risicocontour

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder f voor de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar buiten de perceelsgrens of -grenzen van het bedrijf, op voorwaarde dat:

 

  1. de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt;

  2. met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;

  3. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

  4. vooraf advies van de Regionale Brandweer wordt ingewonnen

 

3.5.3 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 3.1onder k teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m², op voorwaarde dat:

  1. het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf;

  2. het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;

  3. inwilliging van een verzoek om omgevingsvergunning niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een risicovolle inrichting.

 

3.5.4 Goederenlijn

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.8:

  1. De dienstregeling zodanig uit te breiden dat meer dan 5 dagen in de week gedurende de dagperiode kan worden gereden;

 

met dien verstande dat:

 

  1. het als zodanig gebruiken van de als 'specifieke vorm van verkeer - goederenlijn' aangewezen gronden alleen is toegestaan indien een geluidscherm tussen de goederenlijn en de woning Gastelseweg 183, met een lengte van ca 41 m en een hoogte van 3 m wordt opgericht.