Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: beplantingen; bermen; speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband, met uitzondering van de gronden met de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'milieuzone - geurzone'; watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingen voor verkeer, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins; ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een nutsvoorziening van maximaal 150 m2; ter plaatse van de aanduiding 'stadslandbouwzone' tevens kleinschalige educatieve voorzieningen en de bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of het houden van vee op niet intensieve wijze ter verkrijging van plantaardige en/of dierlijke produkten. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband, met uitzondering van de gronden met de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'milieuzone - geurzone; bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; een nutsvoorziening ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'nutsvoorziening'; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels: de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2; de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen. 3.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen. 3.2.4 Nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan met: een maximale oppervlakte van 150 m2; een maximale bouwhoogte van 3 m. 3.2.5 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m; lichtmasten 6 m. 3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1 Algemene bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden met de aanduiding 'stadslandbouwzone' met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1: teneinde maximaal 3 schuilgelegenheden voor vee en 1 gebouw voor educatieve doeleinden op te richten mits de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 80 m2. teneinde maximaal 3 kassen, geen boogkas/tunnel zijnde, op te richten mits de oppervlakte per kas niet meer bedraagt dan 200 m2; de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; de dakhelling van de gebouwen moet minimaal 30º en mag maximaal 45º bedragen met uitzondering van de kassen waarvan de dakhelling minimaal 12º moet zijn en maximaal 45º mag bedragen. 3.4 Nadere eisen 3.4.1 Situering en maatvoering bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de afmetingen van bouwwerken: om te voorkomen dat de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; en dit noodzakelijk is ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of stedenbouwkundig beeld ter plaatse en/of in het belang van sociale veiligheid. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1 Bestrijdingsmiddelen Het is niet toegestaan om bij het gebruik van de gronden bestrijdingsmiddelen te verspreiden. 3.6 Wijzigingsbevoegdheid 3.6.1 Verkeer of Water Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 3.6.2 Wonen en/of Tuin Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en /of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik en behoeve van het aanbrengen van uitwendige energiebesparende gevelvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels: de uit te geven openbare ruimte mag geen overwegende structurele betekenis hebben voor de groenstructuur. 3.6.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 14 in acht te worden genomen. Artikel 4 Tuin 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; ter plaatse van de aanduiding 'bouwwerken toegestaan' zijn erkers, veranda's of daarmee vergelijkbare aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot 1 m in de bestemming toegestaan. verhardingen ten behoeve van de ontsluiting (in de vorm van een inrit of onderhoudspad) van de aangrenzende, binnen de bestemming 'Wonen', opgenomen gronden; voorzieningen voor de opvang, het transport en de infiltratie van regenwater; groenvoorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd: ter plaatse van de aanduiding 'bouwwerken toegestaan' zijn erkers, veranda's of daarmee vergelijkbare aangebouwde bijbehorende bouwwerken toegestaan tot maximaal 1 m in de bestemming; overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; verhardingen ten behoeve van de ontsluiting. 4.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, een gebouw zijnde, gelden de volgende regels: het aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal 1 m in de bestemming gerealiseerd worden; de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen; aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel mogen worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m; de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen. 4.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste bedragen: andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m. 4.2.4 Verhardingen ten behoeve van de ontsluiting In de bestemming 'Tuin' mag per woning maximaal 25 m2 aan verharding worden gerealiseerd. 4.3 Nadere eisen 4.3.1 Situering en maatvoering bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de bouwregels: om te voorkomen dat de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; en voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of stedenbouwkundig beeld ter plaatse en/of in het belang van sociale veiligheid Artikel 5 Verkeer 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen; voet- en fietspaden; parkeervoorzieningen; evenementen, zoals een braderie, vrijmarkt, antiekmarkt e.d.; standplaatsen voor ambulante handel; speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband; beplantingen; bermen; watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals overkluizingen, duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen; civieltechnische kunstwerken, zoals een brug of daarmee vergelijkbare voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen; kunstwerken en kunstobjecten. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband; bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels: de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2; de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen. 5.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van en gebouwen en bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen. 5.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m; lichtmasten 6 m. 5.3 Wijzigingsbevoegdheid 5.3.1 Groen of Water Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 5.3.2 Wonen en/of Tuin Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik en ten behoeve van het aanbrengen van uitwendige energiebesparende gevelvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels: de uit te geven openbare ruimte mag geen overwegende structurele betekenis hebben voor de verkeersstructuur. 5.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 14 in acht te worden genomen. Artikel 6 Water 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen; bergbezinkbassins; retentievoorzieningen; bermen; beplantingen; civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes; kunstwerken en kunstobjecten; ter plaatse van de aanduiding 'stadslandbouwzone' tevens kleinschalige educatieve voorzieningen en de bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of het houden van vee op niet intensieve wijze ter verkrijging van plantaardige en/of dierlijke produkten. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 6.2.2 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen. 6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2. m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Algemene bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden met de aanduiding 'stadslandbouwzone' met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1: teneinde maximaal 3 schuilgelegenheden voor vee en 1 gebouw voor educatieve doeleinden op te richten mits de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 80 m2. teneinde maximaal 3 kassen, geen boogkas/tunnel zijnde, op te richten mits de oppervlakte per kas niet meer bedraagt dan 200 m2; de goothoogte per bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen; de dakhelling van de gebouwen moet minimaal 30º en mag maximaal 45º bedragen met uitzondering van de kassen waarvan de dakhelling minimaal 12º moet en maximaal 45º mag bedragen. 6.4 Wijzigingsbevoegdheid 6.4.1 Groen of Verkeer Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 6.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 14 in acht te worden genomen. Artikel 7 Wonen - Landerije I en II 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen-Landerije I en II' aangewezen gronden zijn bestemd voor: twee-aaneen gebouwde en vrijstaande grondgebonden woningen; voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; niet overdekte zwembaden; parkeerplaatsen. 7.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: er mogen maximaal 2 woningen aaneen gebouwd worden; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte maximaal: 6,60 m; bouwhoogte maximaal: 10 m; de dakhelling mag maximaal 48º bedragen; het hoofdgebouw dient in of minimaal 2 m uit de zijdelingse perceelgrens te worden gerealiseerd met dien verstande dat: indien één zijde van het hoofdgebouw van een vrijstaande grondgebonden woning in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd wordt, de andere zijde minimaal 4 m uit de zijdelingse perceelgrens moet worden geplaatst met uitzondering van erkers, veranda's of hiermee te vergelijken bouwonderdelen die minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelgrens mogen worden geplaatst; indien één zijde van het hoofdgebouw van een woning gelegen op de gronden met de aanduiding 'minimale maatvoering' in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd wordt, de andere zijde 5 m uit de zijdelingse perceelsgrens moet worden geplaatst met uitzondering van erkers, veranda's of hiermee te vergelijken bouwonderdelen die minimaal 4 m uit de zijdelingse perceelsgrens mogen worden geplaatst. de bouwdiepte mag maximaal 17 m bedragen tenzij de verbeelding een maximale bouwdiepte van 20 m aangeeft en de hoofdbebouwing niet in aanduiding 'milieuzone - geurzone' valt. 7.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 75 m2 bedragen met dien verstande: dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken op het achtererf op minimaal 2 m uit enige gevel van het hoofdgebouw dienen te worden geplaatst en dat één gevel in of minimaal 1 m uit enige perceelsgrens moet worden opgericht; dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken op het zij- en achtererf minimaal op 3 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden geplaatst met uitzondering van erkers en veranda's deze mogen voor de voorgevel worden opgericht. dat één gevel van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers of veranda's, in of minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens moeten worden opgericht. dat erkers en veranda's minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens moeten worden opgericht; dat de goot- en/ of bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk ten hoogste mag bedragen: goothoogte: 3,30 m; bouwhoogte: 6 m. 7.2.4 Niet overdekte zwembaden Voor het bouwen van niet overdekte zwembaden gelden de volgende regels: Er mogen niet overdekte zwembaden gerealiseerd worden met een oppervlakte van maximaal 100 m2 . 7.2.5 Parkeerplaatsen Per woning moet minimaal 2,5 parkeerplaats aanwezig zijn, waarvan maximaal 0,5 parkeerplaats in het openbaar gebied moet zijn gerealiseerd. 7.3 Nadere eisen 7.3.1 Situering en maatvoering bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de afmetingen van bouwwerken: om te voorkomen dat de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; en dit noodzakelijk is ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of stedenbouwkundig beeld ter plaatse en/of in het belang van sociale veiligheid 7.4 Afwijken van de bouwregels 7.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 onder b en c: teneinde een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op te richten op het zijerf mits het bouwwerk wordt geplaatst op minimaal 2 m uit enige gevel van het hoofdgebouw en één gevel wordt geplaatst in of minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens ; teneinde een aangebouwd bijbehorend bouwwerk op te richten op het zijerf tot in de bestemmingsgrens. met dien verstande dat daardoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; er geen onevenredige nadelige gevolgen (kunnen) ontstaan voor het woonmilieu ter plaatse; er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld of de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. 7.4.2 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.5 mits of onder de voorwaarden dat: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 7.5 Specifieke gebruiksregels 7.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten niet in de aangegeven op de verbeelding aangegeven aanduiding 'milieuzone - geurzone' valt; de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. 7.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 7.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 7.5.4 Woning / wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving. 7.6 Afwijken van de gebruiksregels 7.6.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; Vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 7.6.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: het bijbehorend bouwwerk niet in de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'milieuzone - geurzone' valt; een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 7.6.3 Woning / wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd: daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 8 Wonen - Landerije III tm VI 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen-Landerije III t/m VI' aangewezen gronden zijn bestemd voor: twee-aaneen gebouwde en vrijstaande grondgebonden woningen met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'vrijstaand', hier mogen uitsluitend vrijstaande woningen; voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; aan-huis-gebonden-beroeps of bedrijfsmatige activiteiten. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen; bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; niet overdekte zwembaden; parkeerplaatsen. 8.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: er mogen maximaal 2 woningen aaneen gebouwd worden met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' waar uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden opgericht; de oriëntatie van het hoofdgebouw moet aansluiten bij de aangrenzende hoofdbebouwing en moet conform de huidige situatie gehandhaafd blijven; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: maximaal 6,60 m tenzij dit op of via de verbeelding anders wordt aangegeven; bouwhoogte: maximaal 10 m tenzij dit op of via de verbeelding anders wordt aangegeven; de dakhelling mag maximaal 60º bedragen; de afstand tot de zijdelingse perceelgrens: mag voor een halfvrijstaand hoofdgebouw aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m; mag voor een vrijstaand hoofdgebouw buiten de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' aan één zijde, ongeacht welke zijde, niet minder bedragen dan 3 m; voor de vrijstaande hoofdgebouwen op de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' moet de afstand tot de meest zuidelijke zijde 3 m of meer bedragen met uitzondering van de woningen aan de Burgstlaan. Bij deze woningen, muv de woning 'Burgstlaan 8', moet de afstand tot de meest noordelijke zijde 3 m of meer bedragen; mag voor het hoofdgebouw 'Burgstlaan 8', kadastraal bekend Roosendaal, sectie S, nr. 1097, niet minder bedragen dan 2 m ten opzichte van beide perceelsgrenzen. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%. 8.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: voor het oprichten van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden dezelfde bepalingen zoals opgenomen in artikel 8.2.2 b tot en met f met dien verstande dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken, conform de begripsbepaling in artikel 1, ondergeschikt moeten zijn aan het hoofdgebouw; het oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 75 m2 bedragen waarbij het bebouwingspercentage van 60% per bouwperceel in acht moet worden genomen: met dien verstande dat: vrijstaande bijbehorende bouwwerken op minimaal 2 m uit enige gevel van het hoofdgebouw dienen te worden geplaatst; de goot- en/ of bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste mag bedragen: goothoogte : 3,30 m; bouwhoogte : 6 m. 8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel mag niet meer bedragen dan 1 m de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 8.2.5 Niet overdekte zwembaden Voor het bouwen van een niet overdekte zwembaden gelden de volgende regels: Er mogen niet overdekte zwembaden gerealiseerd worden met een oppervlakte van maximaal 100 m2 . 8.2.6 Parkeerplaatsen Per woning moeten minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn. 8.3 Nadere eisen 8.3.1 Situering en maatvoering bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de afmetingen van bouwwerken: om te voorkomen dat de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; en dit noodzakelijk is ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of stedenbouwkundig beeld ter plaatse en/of in het belang van sociale veiligheid 8.4 Afwijken van de bouwregels 8.4.1 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.6 mits of onder de voorwaarden dat: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 8.5 Specifieke gebruiksregels 8.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. 8.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 8.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 8.5.4 Woning / wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving. 8.6 Afwijken van de gebruiksregels 8.6.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; Vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 8.6.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 8.6.3 Woning / wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd: daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.