Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; 12.2 Bouwregels 12.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: aangebouwde bijbehorende bouwwerken; overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen; uitwendige energiebesparende gevelvoorzieningen van de bij de tuin behorende hoofdbebouwing. 12.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen; aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel mogen tot op maximaal 1,5 m voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m; de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen; de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen, waarbij een afstand van minimaal 1 m vanaf de voorgevel moet worden aangehouden; de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw + 0.25 m; onverminderd hetgeen bepaald is in a tot en met d mag maximaal 50% van de tuin worden bebouwd. 12.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 1 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2 m. 12.2.4 Uitwendige energiebesparende gevelvoorzieningen Aan de voorgevel van het aan de tuin grenzend pand mogen uitwendige energiebesparende gevelvoorzieningen met een dikte van maximaal 0,30 m worden aangebracht, met dien verstande dat deze voorzieningen niet zijn toegestaan bij panden die zijn aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument.