Bijlage bij regels 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
0 Landbouw, jacht en bosbouw
01 Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
1/2/3 Industrie
05 Visserij- en visteeltbedrijven
15 Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
16 Verwerking van tabak
17 Vervaardiging van textiel
18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
19 Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk
(excl. meubels)
21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media
23 Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie
24 Vervaardiging van chemische producten
25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten
27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm
28 Vervaardiging van producten van metaal
29 Vervaardiging van machines en apparaten
30 Vervaardiging van kantoormachines en computers
31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden
32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en
-benodigdheden
33 Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken
34 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
35 Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers)
36 Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
37 Voorbereiding tot recycling
4 Bouwnijverheid
40 Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water
45 Bouwnijverheid
5 Reparatie van consumentenartikelen en handel
50 Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations
51 Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en motorfietsen)
52 Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren
6 Vervoer, opslag en communicatie
60 Vervoer over land
63 Dienstverlening t.b.v. het vervoer
64 Post en telecommunicatie
7 Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening
71 Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
73 Speur- en ontwikkelingswerk
74 Overige zakelijke dienstverlening
75 Overheidsdiensten
9 Milieudienstverlening en overige dienstverlening
90 Milieudienstverlening
93 Overige dienstverlening
II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen
Bedrijfs(sub)groep of activiteit
|
categorie
|
maatgevende milieuasp.1)
|
continu factor2)
|
|
|
|
|
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
|
|
|
|
01.1 Akker- en tuinbouw
|
|
|
|
01.12 Tuinbouw
|
|
|
|
- champignonkwekerijen (algemeen)
|
2
|
G/Gr/R
|
C
|
- champignonkwekerijen met mestfermentatie
|
3.2
|
Gr
|
C
|
- bloembollendroog- en prepareerbedrijven
|
2
|
G/Gr/S
|
C
|
- witlofkwekerijen (algemeen)
|
2
|
G/Gr/R
|
C
|
01.4 Dienstverlening t.b.v. de landbouw
|
|
|
|
- algemeen (o.a. loonbedrijven)
|
3.2
|
G
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt
|
3.1
|
G
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
- indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55
|
|
|
|
- KI-stations
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen
|
3.1
|
G
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
05 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
|
|
|
|
05.1 - Zeevisserijbedrijven
|
3.2
|
Gr/G
|
C
|
- Binnenvisserijbedrijven
|
3.1
|
Gr/G
|
C
|
05.2 Vis- en schaaldierkwekerijen
|
|
|
|
- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
|
3.2
|
Gr/G
|
C
|
- visteeltbedrijven
|
3.1
|
Gr/G
|
C
|
|
|
|
|
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
|
|
|
|
15.1 Slachterijen en vleesverwerking
|
|
|
|
- slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven
|
3.2
|
G/Gr
|
C
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G/Gr
|
C
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt
|
2
|
G/Gr
|
-
|
- vetsmelterijen
|
5
|
Gr
|
C
|
- bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval
|
4.2
|
Gr
|
C
|
- vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
15.2 Visverwerking
|
|
|
|
- algemeen
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
3.2
|
Gr
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt
|
3.1
|
Gr
|
-
|
- indien drogen
|
5
|
Gr
|
C
|
- indien roken
|
4.2
|
Gr
|
C
|
15.3 Groente- en fruitverwerking
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G/Gr
|
C
|
- vervaardiging van aardappelproducten
|
4.2
|
Gr
|
C
|
- indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m²
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
- verwerking van koolsoorten
|
4.1
|
Gr
|
C
|
- drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven (zoutinleggerij)
|
4.2
|
Gr
|
C
|
15.4 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten
|
|
|
|
- algemeen
|
4.1
|
Gr
|
C
|
- indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer bedraagt
|
4.2A
|
G/Gr
|
C
|
15.5 Vervaardiging van zuivelproducten
|
|
|
|
15.51 Vervaardiging van zuivelproducten
|
|
|
|
- algemeen
|
4.2
|
G
|
C
|
- vervaardiging van consumptiemelk- en melkproducten
|
3.2
|
G
|
C
|
- indien de productiecapaciteit voor melk-, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten 1,5 ton/uur of meer bedraagt
|
5A
|
G
|
C
|
- indien concentratie van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit van 20 ton/uur of meer
|
5A
|
G
|
C
|
- indien de melkverwerkingscapaciteit voor consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer bedraagt
|
4.2A
|
G
|
C
|
15.52 Bereiding van consumptie-ijs
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G
|
C
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
15.6 Vervaardiging van meel
|
|
|
|
- algemeen
|
4.1
|
G
|
C
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G
|
C
|
- indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit van 10 ton/uur of meer
|
4.2A
|
G
|
C
|
15.7 Vervaardiging van diervoeder
|
|
|
|
- mengvoeder algemeen
|
4.1
|
G/Gr
|
C
|
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder 100 ton/uur of meer bedraagt
|
4.2A
|
G/Gr
|
C
|
- drogerijen
|
4.2
|
Gr
|
C
|
- indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer bedraagt
|
5A
|
G
|
C
|
- veevoeder n.e.g.3)
|
5
|
G/Gr
|
C
|
15.8 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
|
|
|
|
15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit
|
|
|
|
15.82 - algemeen
|
3.2
|
G/Gr
|
C
|
- indien de verwerkingscapaciteit minder dan 2.500 kg meel/week bedraagt
|
2
|
G/Gr
|
C
|
15.83 Suiker
|
|
|
|
- algemeen
|
5
|
Gr
|
C
|
- vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een capaciteit van 2.500 ton/dag of meer
|
5A
|
Gr
|
C
|
15.84 Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van chocolade en suikerwerk
|
|
|
|
- cacao en chocolade
|
5
|
Gr
|
-
|
- indien vervaardigen van chocoladewerken met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 2.000 m²
|
3.2
|
Gr
|
-
|
- idem, met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m²
|
2
|
Gr
|
-
|
- suikerbranden
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- suikerwerk
|
3.2
|
Gr
|
-
|
- idem, indien met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m²
|
2
|
Gr
|
-
|
15.85 Deegwaren
|
3.1
|
Gr
|
-
|
15.86 Overige voedingsmiddelen
|
|
|
|
t/m - algemeen
|
4.1
|
Gr
|
-
|
15.89 - theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder poederdrogen
|
3.2
|
Gr
|
-
|
- soep(aroma)fabrieken met poederdrogen
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- koffiebranderijen
|
5
|
Gr
|
C
|
15.9 Vervaardiging van dranken
|
|
|
|
15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen
|
4.2
|
Gr
|
C
|
15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting
|
|
|
|
- algemeen
|
4.1
|
G/Gr
|
-
|
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist 5.000 ton/jaar of meer bedraagt
|
4.2A
|
G/Gr
|
C
|
15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 15.94/ (exclusief bier)
15.95
|
2
|
G
|
C
|
15.96/ Bierbrouwerijen en mouterijen
|
4.2
|
Gr
|
C
|
15.97
|
|
|
|
15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken
|
3.2
|
G
|
C
|
|
|
|
|
16 VERWERKING VAN TABAK
|
|
|
|
160 Tabaksverwerkende industrie
|
4.1
|
G
|
C
|
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
17.2 tiel
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G
|
-
|
- indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen aanwezig zijn
|
4.2A
|
G
|
-
|
17.3 Textielveredeling
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
17.4/ Vervaardiging van textielwaren
|
|
|
|
17.5 - algemeen
|
3.1
|
G
|
-
|
- tapijten en vloerkleden
|
4.1
|
G
|
-
|
17.6/ Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en
17.7 artikelen
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
|
18.1 Vervaardiging van kleding van leer
|
3.1
|
G
|
-
|
18.2 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer)
|
2
|
G
|
-
|
18.3 Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont
|
3.1
|
Gr
|
-
|
|
19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
|
19.1 Looien en bewerken van leer
|
4.2
|
Gr
|
-
|
19.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel)
|
3.1
|
Gr
|
-
|
19.3 Vervaardiging van schoeisel
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
|
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK (EXCL. MEUBELS)
20.1 Primaire houtbewerking
|
- houtzagerijen, -schaverijen e.d.
|
3.2
|
G
|
-
|
- houtverduurzaming met zoutoplossingen
|
3.1
|
G
|
-
|
- idem met creosoot of carbolineum
|
4.1
|
Gr
|
-
|
20.2 Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
20.3 Vervaardiging van timmerwerk
|
3.2
|
G
|
-
|
20.4 Vervaardiging van houten emballage
|
3.2
|
G/R/S
|
-
|
20.5 Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk
|
|
|
|
- overige artikelen van hout
|
3.2
|
G/R/S
|
-
|
- kurkwaren, riet en vlechtwerk
|
2
|
G/S
|
-
|
|
|
|
|
21 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
21.1 Vervaardiging van pulp, papier en karton
|
- pulp
|
4.1
|
G/Gr
|
-
|
- papier en karton algemeen
|
3.1
|
G/Gr/S
|
-
|
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt
|
4.1A
|
G
|
C
|
- idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer bedraagt
|
4.2A
|
G
|
C
|
21.2 Vervaardiging van papier- en kartonwaren
|
|
|
|
- papierwaren, golfkarton en kartonnage
|
3.2
|
G
|
C
|
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of celstof 3 ton/uur of meer bedraagt
|
4.1A
|
G
|
C
|
|
|
|
|
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
|
22.1 Uitgeverijen
|
1
|
G
|
-
|
22.2 Drukkerijen en aanverwante activiteiten
|
|
|
|
- dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met thermische drogerij en rotatie-diepdrukkerijen
|
3.2
|
G
|
C
|
- offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g.3)
|
2
|
G/Gr
|
C
|
- chemigrafische en fotolithografische bedrijven, zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g.3) en grafische afwerkingsbedrijven (binderij e.d.)
|
2
|
G/Gr
|
-
|
- loonzetterijen
|
2
|
Gr
|
-
|
22.3 Reproductie van opgenomen media
|
1
|
G/Gr
|
-
|
|
|
|
|
|
|
|
|
23 AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE
23.1 Vervaardiging van cokesovenproducten
|
|
|
|
- algemeen
|
5
|
G/Gr
|
C
|
- productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer
|
6A
|
Gr
|
C
|
- vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit steenkool of breken, malen, zeven of drogen van steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of meer
|
6A
|
G/Gr
|
C
|
23.2 Aardolieverwerking
|
|
|
|
- raffinaderij
|
6
|
G/Gr/R
|
C
|
- indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties 106 ton/ jaar of meer bedraagt
|
6A
|
G/Gr/R
|
C
|
- vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden aan aardolieraffinaderij)
|
3.2
|
G
|
-
|
- aardolieverwerking n.e.g.3)
|
4.2
|
Gr
|
-
|
|
|
|
|
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
|
|
|
|
24.1/ Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische
24.4 producten
|
|
|
|
- algemeen
|
5
|
G/Gr/R/S
|
C
|
- petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer
|
5A
|
G/Gr/R
|
C
|
- vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar
|
4.1
|
G
|
C
|
- idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
4.2A
|
G
|
C
|
- productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer
|
5A
|
Gr
|
C
|
- overige vetzuren- en alkanolen
|
4.2
|
Gr
|
C
|
- grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar
|
4.2
|
R
|
C
|
- anorganische en organische grondstoffen n.e.g.3) niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"
|
4.2
|
Gr/R
|
C
|
- kleur- en verfstoffen
|
4.1
|
G/Gr/R
|
C
|
- idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000 ton/jaar of meer
|
4.2A
|
G/Gr/R
|
C
|
- formulering en afvullen geneesmiddelen
|
3.1
|
G/R
|
-
|
- verbandmiddelen
|
2
|
G
|
-
|
24.2 Vervaardiging van landbouwchemicaliën
|
|
|
|
- algemeen
|
5
|
R
|
C
|
- indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer
|
5A
|
G/R
|
C
|
24.3 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek
|
4.2
|
Gr/R
|
C
|
|
|
|
|
24.5 Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica
|
4.2
|
Gr
|
C
|
24.6 Vervaardiging van overige chemische producten
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
Gr/R
|
-
|
- lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen
|
5
|
Gr
|
-
|
- munitie en springstoffen
|
5
|
R
|
-
|
- chemische kantoorbenodigdheden
|
3.1
|
G/Gr/R
|
-
|
- chemische producten n.e.g.3) (24.66)
|
4.1
|
Gr/R
|
C
|
24.7 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels
|
4.2
|
G/Gr
|
C
|
|
|
|
|
25 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
|
25.1 Vervaardiging van producten van rubber
|
|
|
|
- banden en rubberregeneratie
|
4.2
|
G/Gr
|
C
|
- rubberproducten (excl. Banden)
|
3.2
|
Gr
|
-
|
- vernieuwen van loopvlakken
|
4.1
|
Gr
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m²
|
3.1
|
Gr
|
-
|
25.2 Vervaardiging van producten van kunststof
|
|
|
|
- algemeen
|
4.1
|
Gr
|
-
|
- indien met toepassing van fenolharsen
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
|
3.1
|
G/Gr/R
|
-
|
|
|
|
|
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
|
26.1 Vervaardiging van glas en glaswerk
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G
|
-
|
- vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer
|
4.2A
|
G
|
C
|
- vervaardigen van glaswol of glasvezels met een productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of meer
|
5
|
Gr
|
C
|
- glasbewerking
|
3.1
|
G/S
|
-
|
- glas-in-lood-zetterijen
|
2
|
G
|
-
|
26.2/ Vervaardiging van keramische producten
|
3.2
|
G/S
|
-
|
26.3
|
|
|
|
26.4 Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen
|
4.1
|
G/S
|
-
|
26.5 Vervaardiging van cement, kalk en gips
|
|
|
|
26.51 Cement
|
|
|
|
- algemeen
|
5
|
G
|
C
|
- indien productie van cement en/of cementklinkers met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
5A
|
G
|
C
|
26.52/ Kalk en gips
|
|
|
|
26.53 - algemeen
|
4.1
|
G/S
|
-
|
- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
5
|
G
|
-
|
- indien breken, malen, zeven of drogen van kalk met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
5A
|
G
|
-
|
26.6 Vervaardiging van producten van beton, cement en gips
|
|
|
|
26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw)
|
|
|
|
- algemeen
|
4.1
|
G
|
-
|
- indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag
|
4.2
|
G
|
-
|
- indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag
|
5A
|
G
|
-
|
26.61 Kalkzandsteen
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G/S
|
-
|
- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
4.2
|
G/S
|
-
|
- indien breken, malen, zeven of drogen met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
4.2A
|
G/S
|
-
|
26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek
|
3.2
|
G/S
|
-
|
26.63/ Beton- en cementmortel
|
|
|
|
26.64 - algemeen
|
3.2
|
G/S
|
-
|
- vervaardigen van cement- of betonmortel met een capaciteit van 100 ton/uur of meer
|
4.2A
|
G/S
|
-
|
26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor de bouw)
|
|
|
|
26.66 - algemeen
|
3.2
|
G/R/S
|
-
|
- indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer
|
4.2
|
G/R/S
|
-
|
|
4.2A
|
G/S
|
-
|
26.7 Natuursteenbewerking
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G/S
|
-
|
|
4.2
|
G
|
-
|
|
5A
|
G
|
-
|
26.8 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten
|
|
|
|
26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen
|
3.1
|
G/S
|
-
|
26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten
|
|
|
|
- bitumineuze materialen
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur of meer
|
5A
|
Gr
|
-
|
- isolatiematerialen (excl. glaswol)
|
4.1
|
Gr
|
C
|
- indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000 ton/jaar of meer bedraagt
|
4.2A
|
G
|
C
|
- minerale producten n.e.g.3)
|
3.2
|
G/S
|
-
|
- asfaltcentrales
|
4.1
|
G
|
-
|
- idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of meer bedraagt
|
4.2A
|
G
|
-
|
|
|
|
|
27 VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM
|
|
|
|
- ijzer en staalindustrie algemeen
|
5
|
G/Gr
|
-
|
|
|
|
|
- non-ferro metaalindustrie algemeen (excl. ertsvoorbewerking)
|
4.2
|
G
|
-
|
- profielzetterijen en draadtrekkerijen met een productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m²
|
4.2
|
G
|
-
|
- malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of meer
|
5A
|
G/Gr
|
C
|
- indien de capaciteit voor de productie van primaire non-ferrometalen 1.000 ton/jaar of meer bedraagt
|
5A
|
G
|
-
|
- indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt
|
6A
|
G/Gr
|
C
|
- indien productie van metalen buizen door middel van walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
- warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
- walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
- smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voor zover het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is dan 800 K
|
5A
|
G
|
-
|
- gieterijen
|
4.2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
28 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL
|
|
|
|
28.1 Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en kozijnen
|
|
|
|
- gesloten gebouw
|
3.2
|
G
|
-
|
- in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m²
|
4.1
|
G
|
-
|
- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
28.2/ Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en
28.3 radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels
|
|
|
|
28.21/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels
|
|
|
|
28.3 - algemeen
|
4.1
|
G
|
-
|
- produceren en renoveren van metalen ketels of tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
28.22 Producten voor centrale verwarming
|
3.2
|
G/Gr/R
|
-
|
28.4 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal
|
|
|
|
- stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
|
4.1
|
G
|
-
|
- smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.
|
3.2
|
G
|
-
|
28.5 Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking
|
|
|
|
28.51 Oppervlaktebehandeling
|
|
|
|
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.)
|
2
|
G
|
-
|
- algemeen, scoperen, mechanische oppervlaktebehandeling
|
3.1
|
G
|
-
|
- thermisch verzinken, thermisch vertinnen, anodiseren, eloxeren, chemische oppervlaktebehandeling, emailleren, metaalharden, lakspuiten en moffelen
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
- stralen
|
4.1
|
G/S
|
-
|
28.52 Overige metaalbewerkende industrie
|
3.2
|
G
|
-
|
28.6 Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en sluitwerk
|
3.2
|
G
|
-
|
28.7 Vervaardiging van overige producten van metaal
|
|
|
|
- schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren)
|
3.2
|
G
|
-
|
- metalen emballage-industrie
|
3.2
|
G/Gr/R
|
-
|
- produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer
|
4.2A
|
G/Gr
|
-
|
- smederijen van ankers en kettingen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
|
|
|
|
29 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
|
|
|
|
- met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m²
|
3.2
|
G
|
-
|
- met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer
|
4.1
|
G
|
-
|
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer
|
4.2A
|
G
|
-
|
- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer
|
5A
|
G
|
-
|
- reparatie van machines en apparaten
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
31 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
|
31.1/ Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor-
31.2 matoren, schakel- en verdeelinrichtingen
|
4.1
|
Gr
|
-
|
31.3 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad
|
4.1
|
G
|
-
|
31.4 Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en batterijen
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
31.5 Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en verlichtingsbenodigdheden
|
4.2
|
R
|
-
|
31.6 Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden n.e.g.3)
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN
-BENODIGDHEDEN
|
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN
|
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
|
34.1 Vervaardiging van auto's (incl. assemblage)
|
|
|
|
- algemeen
|
4.2
|
G
|
-
|
- indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m²
|
4.1
|
G
|
-
|
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer
|
4.2A
|
G
|
-
|
34.2 Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en opleggers
|
4.1
|
G
|
-
|
34.3 Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires
|
3.2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
35 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS)
|
35.1 Scheepsbouw en scheepsreparatie
|
|
|
|
- houten schepen
|
3.1
|
G/S
|
-
|
- kunststof schepen
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
- metalen schepen algemeen
|
4.1
|
G
|
-
|
- indien onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel bouwen van dergelijke schepen
|
3.2
|
G/Gr/S
|
-
|
- indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer
|
5A
|
G
|
C
|
- scheepsloperijen
|
5
|
G
|
-
|
35.2 Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G
|
-
|
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer
|
4.2A
|
G
|
-
|
35.3 Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie)
|
|
|
|
- algemeen
|
5
|
G
|
-
|
- zonder proefdraaien motoren
|
4.1
|
G
|
-
|
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer
|
5A
|
G
|
-
|
35.4 Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens
|
3.2
|
G
|
-
|
35.5 Vervaardiging van overige transportmiddelen
|
3.2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.3)
|
36.1 Vervaardiging van meubels
|
|
|
|
- houten of metalen meubels algemeen
|
3.2
|
G
|
-
|
- indien met lakspuiterij
|
3.2
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- kunststof meubels algemeen
|
3.2
|
G/Gr/R
|
-
|
- indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 25.2)
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- rietmeubels en matrassen
|
3.1
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- meubelstoffeerderijen
|
1
|
-
|
-
|
- overige meubels
|
2
|
G/Gr/R
|
-
|
36.2 Vervaardiging van sieraden e.d.
|
2
|
Gr
|
-
|
36.3 Vervaardiging van muziekinstrumenten
|
2
|
G/Gr
|
-
|
36.4/ Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen
36.5
|
3.1
|
G
|
-
|
36.6 Vervaardiging van overige goederen n.e.g.3)
|
|
|
|
- vervaardiging van linoleum en vloerzeil
|
5
|
Gr
|
-
|
- sociale werkplaatsen
|
3.1
|
Gr
|
-
|
- idem, met lakspuiterij
|
3.2
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- vervaardiging van overige goederen n.e.g.3)
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
|
|
|
|
37 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
|
|
|
|
37.1 Voorbereiding tot recycling van metaalafval
|
|
|
|
- herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders)
|
5
|
G
|
C
|
- sorteren van oud ijzer
|
3.2
|
G/R
|
-
|
- indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m²
|
3.1
|
G/R/S
|
-
|
37.2 Voorbereiding tot recycling van overig afval
|
|
|
|
- algemeen
|
4.2
|
G/Gr
|
-
|
- indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer
|
|
|
|
. in de open lucht
|
5A
|
G/S
|
-
|
. uitsluitend in gesloten gebouwen
|
4.2A
|
G
|
-
|
- indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de open lucht
|
5
|
G/S
|
-
|
|
|
|
|
40 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
|
|
|
|
Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer)
|
|
|
|
- Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie
|
5A
|
G
|
C
|
Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen:
|
|
G
|
C
|
- kleiner dan 10 MVA
|
2
|
G
|
C
|
- vanaf 10 tot 100 MVA
|
3.1
|
G
|
C
|
- vanaf 100 tot 200 MVA
|
3.2
|
G
|
C
|
- vanaf 200 tot 1000 MVA
|
4.2A
|
G
|
C
|
- vanaf 1.000 MVA
|
5A
|
G
|
C
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gasdistributiebedrijf
|
|
|
|
- gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100 MW
|
4.2
|
G
|
C
|
- gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of meer
|
5
|
G
|
C
|
- gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A
|
1
|
G
|
C
|
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B
en C)
|
2
|
G
|
C
|
- gasontvangst- en verdeelstations, cat. D
|
3.2
|
G
|
C
|
Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt
|
|
|
|
- stadsverwarming
|
3.2
|
G
|
C
|
- blokverwarming
|
2
|
G/R
|
C
|
|
|
|
|
45 BOUWNIJVERHEID
|
|
|
|
45.1/ Bouwrijp maken van terreinen/
|
|
|
|
- burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen (aannemingsbedrijven), gemeentewerf
|
3.1
|
G/R/S
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
2
|
G/S
|
-
|
- heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven en steigerbouwbedrijven
|
3.2
|
G/R/S
|
-
|
- grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen (aannemingsbedrijven)
|
3.2
|
G/S
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G/S
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
2
|
G/S
|
-
|
45.3 Bouwinstallatie
|
|
|
|
- loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair, isolatiewerkzaamheden
|
2
|
G/R
|
-
|
- indien met spuiterij
|
3.1
|
G/Gr/R
|
-
|
- elektrotechnische installatie
|
2
|
G/R
|
-
|
45.4 Afwerken van gebouwen
|
|
|
|
- schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden, stukadoren en overige afwerking
|
3.1
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
2
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- woningstoffeerderijen
|
1
|
-
|
-
|
45.5 Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel
|
|
|
|
- algemeen
|
3.2
|
G/V
|
C
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt
|
3.1
|
G/V
|
C
|
|
|
|
|
50 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL
|
|
|
|
|
50.2 - groothandel in vrachtauto's (incl. import)
|
3.2
|
G
|
-
|
- overige groothandel
|
3.1
|
G
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
- autoreparatiebedrijven algemeen
|
2
|
G/R
|
-
|
- reparatie van vrachtwagens
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
- autoplaatwerkerijen
|
3.2
|
G
|
-
|
- autospuit- en tectyleerinrichtingen
|
3.1
|
Gr
|
-
|
- autobeklederijen
|
1
|
-
|
-
|
- autowasserijen
|
2
|
G
|
-
|
- sleepbedrijven van voertuigen
|
3.2
|
G
|
C
|
50.3 Handel in auto-onderdelen en -accessoires
|
|
|
|
- groothandel
|
3.1
|
G
|
-
|
- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
50.4 Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en accessoires
|
|
|
|
- groothandel
|
3.1
|
G
|
-
|
|
2
|
G
|
-
|
- reparatie
|
2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
51 GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2
|
51.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren
|
|
|
|
51.21/ Akkerbouwproducten en veevoeders,
|
|
|
|
51.22 bloemen en planten
|
|
|
-
|
- algemeen
|
2
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- indien op- of overslag van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten daarvan of veevoeder met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
|
4.2A
|
G/S
|
-
|
- overige op- en overslag van granen
|
3.2
|
G/R/S
|
-
|
- opslag met koelinstallaties met een koelvermogen van 300 kW of meer
|
3.2
|
G/R
|
-
|
- plantaardige oliën en vetten, oliehoudende grondstoffen
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
51.23 Levende dieren
|
3.2
|
G
|
C
|
51.24 Huiden, vellen en leder
|
3.1
|
Gr
|
-
|
51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
|
|
|
|
- algemeen
|
2
|
G/Gr/R/S
|
-
|
- opslag met koelinstallaties met een vermogen van - 300 kW of meer
|
3.2
|
G/R
|
|
51.3 Groothandel in voedings- en genotmiddelen
|
|
|
|
- algemeen
|
2
|
G/Gr/R
|
-
|
- opslag met koelinstallaties met een vermogen van 300 kW of meer
|
3.2
|
G/R
|
-
|
- dierlijke oliën en vetten
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
51.4 Groothandel in overige consumentenartikelen
|
|
|
|
|
3.2
|
R
|
C
|
|
3.1
|
R
|
C
|
|
|
|
|
- consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg wordt opgeslagen
|
2
|
R
|
C
|
- overige
|
3.1
|
G
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
51.5 Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval en schroot
|
|
|
|
51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten
|
|
|
|
- minerale olieproducten (excl. brandstoffen)
|
3.2
|
Gr
|
-
|
- vaste brandstoffen
|
|
|
|
|
5
|
G/S
|
-
|
. indien het opslagterrein kleiner is dan 2.500 m²
|
3.2
|
S
|
-
|
|
5A
|
G/S
|
C
|
|
|
|
|
. ondergrondse opslag met een capaciteit van minder dan 1.000 m³
|
2
|
Gr
|
-
|
. bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K3-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³
|
3.1
|
R
|
-
|
. bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K1/K2-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³
|
3.2
|
Gr/R
|
-
|
. opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of meer maar minder dan 100.000 m³
|
4.1
|
R
|
-
|
. opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of meer
|
5
|
R
|
-
|
|
|
|
|
. algemeen
|
4.2
|
R
|
-
|
. opslag van butaan, propaan, LPG met een capaciteit van 250 m³ of meer
|
5
|
R
|
-
|
. opslag van gasflessen met een capaciteit van 10 tot 50 m³
|
3.2
|
R
|
-
|
. idem, met een capaciteit tot 10 m³
|
2
|
R
|
-
|
|
|
|
|
- metaalertsen algemeen
|
4.2
|
G/S
|
-
|
- indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of meer bedraagt
|
5A
|
G
|
-
|
- metalen en halffabrikaten
|
3.2
|
G
|
-
|
51.53 Hout en bouwmaterialen
|
|
|
|
- algemeen
|
3.1
|
G
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
|
- zand en grind
|
3.2
|
G/S
|
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G/S
|
-
|
|
|
|
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt
|
2
|
G/S
|
-
|
51.54 IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur
|
|
|
|
- algemeen
|
3.1
|
G
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
51.55 Chemische producten
|
|
|
|
- chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing algemeen
|
3.2
|
R
|
-
|
- op- of overslag van brandbare explosieve, sterk prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51
|
|
|
|
- opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld
|
3.1
|
R
|
-
|
|
|
|
|
. algemeen
|
5
|
R
|
-
|
|
4.2
|
R
|
-
|
|
4.1
|
R
|
-
|
|
3.2
|
R
|
-
|
. indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 600 m² bedraagt en een automatische gasblusinstallatie wordt toegepast
|
3.1
|
R
|
-
|
. indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton bedraagt
|
2
|
R
|
-
|
|
3.1
|
R/S
|
-
|
- rubber
|
3.1
|
G/Gr
|
-
|
51.56 Overige intermediaire goederen
|
|
|
|
- textielgrondstoffen en -halffabrikaten
|
3.1
|
Gr
|
-
|
- papier en karton
|
3.1
|
G/R
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
- overige
|
2
|
G
|
-
|
51.57 Afval en schroot
|
|
|
|
- autosloperij
|
3.2
|
G
|
-
|
- op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer, schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval)
|
3.2
|
G
|
-
|
- idem, indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m²
|
3.1
|
G
|
-
|
- op- en overslag van dierlijk afval
|
4.2
|
Gr
|
-
|
- overige
|
3.1
|
G/R
|
-
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
51.6 Groothandel in machines, apparaten en toebehoren
|
|
|
|
- machines voor de bouwnijverheid
|
3.2
|
G
|
-
|
- overige
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
51.7 Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met algemeen assortiment
|
|
|
|
- algemeen
|
3.1
|
G
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
52 REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
|
|
|
|
52.7 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a. elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)
|
1
|
-
|
-
|
|
|
|
|
60 VERVOER OVER LAND
|
|
|
|
60.2 Vervoer over de weg
|
|
|
|
|
3.2
|
G
|
C
|
- idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G
|
C
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
3.1
|
G
|
C
|
- idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in de open lucht
|
4.2
|
G
|
C
|
- idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7)
|
3.2
|
G/R
|
C
|
- taxibedrijven
|
3.1
|
G
|
C
|
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
2
|
-
|
C
|
|
|
|
|
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
|
|
|
|
63.1 Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag
|
|
|
|
- loswal
|
3.2
|
G
|
-
|
- overige op- en overslag: zie SBI-code 51
|
|
|
|
63.2 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g.3)
|
|
|
|
- stalling algemeen
|
3.1
|
G/R
|
C
|
- caravan- en fietsenstalling
|
2
|
G
|
C
|
63.4 Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting
|
3.2
|
G
|
C
|
|
|
|
|
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
|
|
|
|
64.12 Koeriersdiensten
|
|
|
|
- algemeen
|
3.1
|
G
|
C
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
|
2
|
-
|
C
|
|
|
|
|
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN
|
|
2
|
G
|
-
|
71.2 Verhuur van overige transportmiddelen
|
3.1
|
G
|
C
|
71.3 Verhuur van machines en werktuigen
|
|
|
|
71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk-
71.32 tuigen
|
3.1
|
G
|
C
|
71.33 Kantoormachines en computers
|
2
|
G
|
-
|
71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g.3)
|
3.1
|
G
|
C
|
71.4 Verhuur van overige roerende goederen
|
|
|
|
- algemeen
|
3.1
|
G
|
-
|
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
|
2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D.
|
72.5 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines
|
1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
|
|
|
|
73.1 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
|
2
|
G/Gr/R
|
-
|
|
|
|
|
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
|
|
|
|
74.4 Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting, reclameschilders, standbouw
|
3.1
|
G
|
-
|
74.7 Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d.
|
|
|
|
- reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen (glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cv-ketelreiniging e.d.)
|
3.1
|
Gr/R
|
-
|
- ongediertebestrijding en ontsmetting
|
3.2
|
R
|
-
|
- reiniging van tanks
|
3.2
|
G/R
|
C
|
- schoonmaken van schepen
|
4.2
|
G/Gr/R/S
|
C
|
74.8 Overige zakelijke dienstverlening
|
|
|
|
- foto-ontwikkelcentrale
|
2
|
G
|
-
|
- loonpakkerij
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
75 OVERHEIDSDIENSTEN
|
|
|
|
75.25 Brandweerkazernes
|
3.1
|
G
|
-
|
|
|
|
|
90 MILIEUDIENSTVERLENING
|
|
|
|
- afvalwaterinzameling en -behandeling
|
|
|
|
. rioolgemalen
|
2
|
Gr
|
C
|
. rioolwaterzuiveringsinrichtingen
|
4.1
|
Gr
|
C
|
. idem, indien inrichting met waterstraal- of oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000 tot 300.000 i.e.
|
4.2A
|
Gr
|
C
|
. idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer
|
5A
|
Gr
|
C
|
- afvalinzameling
|
|
|
|
|
3.1
|
G/S
|
-
|
. vuiloverslagstations
|
4.2
|
G/S
|
-
|
- afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie SBI-code 51)
|
|
|
|
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
. vuilverbranding, mechanische afvalscheiding
|
4.2
|
G/Gr
|
C
|
. compostering in de open lucht
|
5
|
Gr
|
-
|
. compostering in gesloten gebouwen
|
3.2
|
G/Gr
|
-
|
. kabelbranderijen
|
3.2
|
Gr
|
-
|
. verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van oplosmiddelen
|
3.2
|
Gr
|
C
|
|
2
|
G
|
-
|
|
|
|
|
- grondreiniging algemeen
|
3.2
|
G/Gr/S/V
|
-
|
- indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie SBI-code 37.2
|
|
|
|
- verwerking van radio-actief afval
|
6
|
R
|
C
|
|
|
|
|
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
|
|
|
|
93.01 Reinigen van kleding en textiel
|
|
|
|
- wasserijen en linnenverhuur
|
3.1
|
G/Gr
|
C
|
- tapijtreiniging
|
3.1
|
G
|
-
|
- chemische wasserijen en ververijen
|
2
|
G/Gr/R
|
-
|
- wasverzendinrichtingen
|
2
|
G
|
-
|
- wassalons, wasserettes
|
1
|
-
|
-
|
II. Indeling op grond van het opgstelde vermogen
Omschrijving categorie
Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 5A
elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en
inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch
vermogen van 50 MW of meer:
- indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de
bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5
- indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6 6A
Bijlage bij regels 2 Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
-
automatiek;
-
broodjeszaak;
-
cafetaria;
-
croissanterie;
-
koffiebar;
-
lunchroom;
-
ijssalon;
-
snackbar;
-
tearoom;
-
traiteur.
1b. Overige lichte horeca
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
-
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
-
restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
Bijlage bij regels 3 Parkeernormen
Parkeernormen auto
1
|
WONEN*
|
Norm 2006
|
eenheid
|
|
Wonen binnen de centrumring
|
|
|
1.1
|
Koop: hoge prijsklasse
|
1,40
|
woning
|
1.2
|
Koop: middenklasse
|
1,30
|
woning
|
1.3
|
Koop: lage prijsklasse
|
1,20
|
woning
|
1.4
|
Huur: vrije sector
|
1,30
|
woning
|
1.5
|
Huur: sociale woningbouw
|
1,20
|
woning
|
|
Wonen buiten de centrumring
|
|
|
1.6
|
Koop: hoge prijsklasse
|
2,00
|
woning
|
1.7
|
Koop: middenklasse
|
1,80
|
woning
|
1.8
|
Koop: lage prijsklasse
|
1,50
|
woning
|
1.9
|
Huur: vrije sector
|
1,80
|
woning
|
1.10
|
Huur: sociale woningbouw
|
1,50
|
woning
|
|
Bijzondere woonvormen
|
|
|
1.11
|
Verpleeg- / verzorgingstehuis*
|
0,60
|
woning
|
1.12
|
Kamerverhuur / 1 persoonswoning
|
0,40
|
woning
|
* Een garage zonder oprit wordt als 0,4 parkeerplaats gerekend. Een garage met oprit geldt als 1,0 parkeerplaats. Biedt de oprit voldoende plaats voor meerdere voertuigen, dan geldt een garage met oprit als 2,0 parkeerplaatsen.
* De parkeernorm voor de zorgwoning (0,6 per woning) is komen te vervallen. De zorgwoning is onderdeel van een groter geheel of complex. Via verpleeg-/verzorgingstehuis is deze norm nu ondervangen.
2
|
Werkgelegenheid
|
|
|
2.1
|
Groothandel / transport / industrie
|
2,60
|
100 m2 bvo
|
2.2
|
Opslag / magazijn
|
0,80
|
100 m2 bvo
|
2.3
|
Showroom / bouwmarkt / meubelzaak
|
1,70
|
100 m2 bvo
|
2.4
|
Bedrijfsverzamelgebouw
|
1,30
|
100 m2 bvo
|
2.5
|
Kantoor met baliefunctie
|
3,00
|
100 m2 bvo
|
2.6
|
Kantoor zonder baliefunctie
|
1,70
|
100 m2 bvo
|
2.7
|
Supermarkt / streekverzorgende winkel
|
4,50
|
100 m2 bvo
|
2.8
|
Winkel: hoofdwinkelcentrum
|
3,00
|
100 m2 bvo
|
2.9
|
Winkel: wijk- en buurtcentrum
|
3,30
|
100 m2 bvo
|
3
|
Onderwijs en gezondheidzorg
|
|
|
3.1
|
Basisschool
|
0,75
|
leslokaal
|
3.2
|
Voortgezet onderwijs
|
0,75
|
leslokaal
|
3.3
|
Beroepsonderwijs
|
6,00
|
leslokaal
|
3.4
|
Arts/kruisgebouw/therapeut
|
1,70
|
behandel-
kamer
|
3.5
|
Crèche/kinderdagverblijf
|
0,70
|
arbeidsplaats
|
4
|
Horeca, sport en vrije tijd
|
|
|
4.1
|
Restaurant
|
13,00
|
100 m2 bvo
|
4.2
|
Café
|
6,00
|
100 m2 bvo
|
4.3
|
Snackbar
|
6,00
|
100 m2 bvo
|
4.4
|
Hotel
|
1,00
|
Kamer
|
4.5
|
Sporthal
|
2,70
|
100 m2 bvo
|
4.6
|
Sportschool
|
3,50
|
100 m2 bvo
|
4.7
|
Tennisbaan
|
2,50
|
Baan
|
4.8
|
Squashbaan
|
1,20
|
Baan
|
4.9
|
Bowling / Biljartzaal
|
2,00
|
baan / tafel
|
4.10
|
Religieus gebouw
|
0,15
|
zitplaats
|
4.11
|
Cultureel centrum/wijkgebouw
|
2,00
|
100 m2 bvo
|
6.1
|
Bibliotheek/museum
|
0,80
|
100 m2 bvo
|
6.2
|
Bioscoop/schouwburg
|
0,25
|
zitplaats
|
- Indien een bouwplan/initiatief wordt ingediend waarvan de hoofdfunctie niet overeenkomt met bovenstaande functionele indeling wordt verwezen naar de CROW-publicatie uitgave nr. 317 met de titel “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”.
- Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij sprake is van functiemenging (bijvoorbeeld combinatie wonen en werken) moet rekening gehouden worden met de 'aanwezigheidspercentages', zoals opgesteld door het CROW.
Bijlage bij regels 4 Uittreksel Besluit omgevingsrecht
(Stb. 2010, 143)
Artikel 2.1 Inrichting
1. Als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer worden
aangewezen de categorieën inrichtingen in bijlage I, onderdeel B, en onderdeel C.
2. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen worden aangewezen de categorieën inrichtingen
waartoe een gpbv-installatie behoort en de categorieën inrichtingen die als zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel B, en onderdeel C.
3. Als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in
belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, worden aangewezen de categorieën inrichtingen
in bijlage I, onderdeel D.
4. In afwijking van het eerste lid heeft de aanwijzing geen betrekking op inrichtingen voor de
uitoefening van detailhandel, voor zover die aanwijzing uitsluitend zou gelden omdat in de inrichting
stoffen, preparaten of andere producten worden op- of overgeslagen, die zijn genoemd in bijlage I,
onderdeel C, onder de categorieën 4.1, onder b tot en met f, 6.1, 8.1, 9.1, 11.1, met uitzondering van
asbest en asbesthoudende producten, 12.1, 15 of 16.1.
Bijlage I, behorende bij de artikelen 2.1, 3.3, 6.3, 6.7 en 6.16
Aanwijzing van categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen, alsmede van gevallenwaarin een ander bestuursorgaan dan burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is.
Onderdeel A
In deze bijlage wordt verstaan onder:
a. ADR: op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese overeenkomst betreffende het
internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 71);
b. autowrak: motorrijtuig op meer dan twee wielen dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste
lid, van de Wet milieubeheer;
c. bunkerstation: drijvend bouwsel dat wegens zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst en dat
bestemd of in gebruik is voor de opslag of levering van brandstof voor de voorstuwing van schepen;
d. CMR-stof: stof of preparaat die volgens bijlage I bij richtlijn nr. 67/548/EEG geclassificeerd is als
Kankerverwekkend categorie 1 of 2 of als Mutageen categorie 1 of 2 of als «Voor de voortplanting
vergiftig» categorie 1 of 2;
e. genetische modificatie, micro-organismen, organismen, genetisch gemodificeerde organismen:
hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer;
f. gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of
slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en
voorwerpen aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code;
g. landbouwinrichting: inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit landbouw milieubeheer;
h. meststoffengroep: aanduiding van de gevaarcategorie van vaste minerale anorganische
meststoffen overeenkomstig de indeling van PGS 7;
i. opslagtank: opslagvoorziening voor gas met een inhoud van ten minste 150 liter of een
opslagvoorziening voor vloeistof met een inhoud van ten minste 300 liter, uitgezonderd een
intermediate bulk container die voldoet aan hoofdstuk 6.5 van het ADR;
j. vervoerseenheid met gevaarlijke stoffen: voertuig, oplegger of aanhanger met een conform het ADR
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen toegelaten tank, tankcontainer, tankbatterij, laadketel,
laadruimte of laadvloer waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn;
k. vloeibare brandstof: lichte olie, halfzware olie of gasolie als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de
accijns.
Onderdeel B
1. Onverminderd het bepaalde in onderdeel C van deze bijlage, worden als categorieën
vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, aangewezen:
a. inrichtingen waarop een van de onderstaande besluiten en regelingen van toepassing is:
– Besluit glastuinbouw voor zover het een glastuinbouwbedrijf type A betreft;
– Besluit emissie-eisen titaandioxide-inrichtingen;
– Besluit externe veiligheid inrichtingen;
– Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer;
– Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen;
– Besluit LPG-tankstations milieubeheer;
– Besluit risico’s zware ongevallen 1999;
– Besluit verbranden afvalstoffen;
– Besluit beheer autowrakken;
– Regeling grenswaarde VCM-luchtemissies-PVC-inrichtingen milieubeheer;
– Regeling grenswaarden luchtemissies VCM-inrichtingen milieubeheer;
– Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land;
b. landbouwinrichtingen waarop het Besluit landbouw milieubeheer op grond van artikel 3 of 4 van dat
besluit niet van toepassing is;
c. inrichtingen voor activiteiten die zijn aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, van de Wet
milieubeheer, voor zover de terzake van die activiteiten krachtens het derde en vierde lid van dat
artikel aangewezen categorieën, besluiten zijn waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht en een of meer artikelen van afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing
zijn;
d. inrichtingen in, op, onder of over een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer
bedoelde zorg met betrekking tot een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd;
e. inrichtingen als bedoeld in artikel 3.3, derde en vierde lid, van het besluit.
2. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het
besluit, worden aangewezen:
a. inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen met een
opslag van ingenomen afgewerkte olie, bilgewater en gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van
onderhoud en reparatie van pleziervaartuigen in tanks met een maximale capaciteit van 150 m3;
b. inrichtingen met een opslag van meer dan 35, maar minder dan 100 m3 afgedankte apparatuur,
bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur die
conform artikel 4 van die regeling zijn ingenomen bij het ter beschikking stellen van een nieuw
product;
c. inrichtingen voor het voor hergebruik geschikt maken van afgedankte apparatuur, bedoeld in artikel
1, onderdeel d, van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur voor zover deze
apparatuur vanuit de inrichting ter beschikking wordt gesteld aan particulieren in Nederland en de
opslagoppervlakte voor deze apparatuur maximaal 1.000 m2 is;
d. inrichtingen voor het opslaan van maximaal vier autowrakken in het kader van hulpverlening aan
kentekenhouders door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of
justitie, en inrichtingen waar onderhoud en reparatie van motorvoertuigen plaatsvindt en waar
autowrakken worden opgeslagen indien deze inrichtingen op 31 december 2007 niet onder het Besluit
inrichtingen voor motorvoertuigen vielen dan wel zouden vallen;
e. inrichtingen met een opslag van gevaarlijke afvalstoffen ontstaan bij bouwwerkzaamheden,
onderhoudswerkzaamheden of herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting zijn verricht door
degene die de inrichting drijft, waarop op 31 december 2007:
– het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer,
– het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer,
– het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer,
– het Besluit textiel reinigingbedrijven milieubeheer, of
– het Besluit jachthavens milieubeheer,
niet van toepassing was dan wel zou zijn geweest.
Onderdeel C
Categorie 1
1.1. Inrichtingen waar:
a. een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter
dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een
elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;
b. een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen
groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een
verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;
c. een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het verstoken van brandstoffen met een
thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 130 kW.
1.2. Voor de toepassing van onderdeel 1.1 blijven buiten beschouwing:
a. elektromotoren, verbrandingsmotoren en installaties voor het verstoken van brandstoffen die tijdelijk
in een bepaalde omgeving aanwezig zijn;
b. elektromotoren, die in een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt
gebruikt of daartoe is bestemd, ten behoeve van dat gebouw worden aangewend;
c. elektromotoren van bruggen, viaducten, verkeerstunnels en andere ondergronds gelegen
bouwwerken voor vervoer van personen of goederen en beweegbare waterkeringen.
1.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen:
a. waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal
geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;
b. voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of meer;
c. voor het beproeven van:
1°. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het afremmen van
een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;
2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer;
3°. straalmotoren of -turbines met een op as overgebracht vermogen van 250 kW of meer;
d. voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gesloten
gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer.
1.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen:
a. waar een of meer stookinstallaties aanwezig zijn waarin andere stoffen dan aardgas, propaangas,
butaangas, vloeibare brandstoffen of biodiesel die voldoet aan NEN-EN 14214 worden verstookt, met
nominaal vermogen van meer dan 20 kW thermisch vermogen;
b. voor het beproeven van verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn
voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 megawatt of meer;
c. waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal
geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;
d. waar een warmtekrachtinstallatie aanwezig is waarin een andere brandstof dan aardgas,
propaangas of butaangas wordt gebruikt;
e. voor het beproeven van straalmotoren of -turbines;
f. waar sprake is van een dierencrematorium.
Categorie 2
2.1. Inrichtingen voor:
a. het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van gassen of gasmengsels, al of
niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste toestand;
b. het regelen of meten van de druk of stroming van gas of gasstromen.
2.2. Voor de toepassing van onderdeel 2.1 blijven buiten beschouwing:
a. een of meer bovengrondse drukhouders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke
inhoud kleiner dan 0,025 m3 voor het opslaan van licht ontvlambare, ontvlambare, schadelijke of
irriterende gassen of gasmengsels, al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in
vloeistof opgeloste toestand;
b. ten hoogste twee bovengrondse, niet op een bouwplaats opgestelde drukhouders of
insluitsystemen, elk met een inhoud van 0,15 m3 of minder voor het opslaan van propaan ten behoeve
van ruimteverwarming, warmwatervoorziening, het bereiden van voedingsmiddelen of huishoudelijk
gebruik;
c. een of meer drukhouders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud kleiner dan
1 m3 voor het opslaan van andere dan de onder a of b genoemde gassen of gasmengsels of zuurstof,
al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste toestand, met
uitzondering van ontplofbare, zeer licht ontvlambare, zeer vergiftige, vergiftige, oxyderende,
corrosieve, carcinogene, mutagene of teratogene gassen of gasmengsels.
2.3. Voor de toepassing van onderdeel 2.1, onder b, blijven buiten beschouwing inrichtingen met een
nominale belasting van 10 Nm3/uur of minder bij een aanvoerdruk van ten hoogste 800 kPa of met
een nominale belasting van 500 Nm3/uur of minder bij een aanvoerdruk van ten hoogste 20 kPa.
2.4. Voor de toepassing van onderdeel 2.2, onder b, wordt onder propaan een product verstaan dat
hoofdzakelijk bestaat uit propaan en propeen, met geringe hoeveelheden ethaan, butanen en
butenen, voor zover de dampspanning bij 70°C ten hoogste 3100 kPa bedraagt.
2.5. Onderdeel 2.2, onder b, is niet van toepassing indien de drukhouder of het insluitsysteem
respectievelijk de drukhouders of insluitsystemen zijn opgesteld in een inrichting waar andere
stationaire drukhouders of insluitsystemen voor de opslag van tot vloeistof verdichte gassen aanwezig
zijn.
2.6. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft:
a. inrichtingen voor opslag en overslag van koolwaterstoffen in gasvormige toestand met een
capaciteit voor de opslag van deze stoffen of producten van 100.000 m3of meer;
b. aardgasbehandelingsinstallaties en gasverzamelinrichtingen, met een capaciteit ten aanzien
daarvan van 10.000.000 m3 per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer;
c. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve van het eindproduct
van 10.000 kg per uur of meer.
2.7. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen:
a. voor de opslag van meer dan 1.500 liter ammoniak in gasflessen;
b. voor de opslag van meer dan 1.500 liter ethyleenoxide in gasflessen;
c. voor de opslag van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen in gasflessen met een andere inhoud dan
ammoniak, ethyleenoxide, verstikkende, oxiderende of brandbare gassen, samengeperste lucht of
koelgas;
d. voor de opslag van propaan of propeen in meer dan twee opslagtanks;
e. voor de opslag van propaan of propeen in een opslagtank met een inhoud van meer dan 13.000
liter;
f. voor de opslag van propaan of propeen waarbij het gas, behoudens voor het leegmaken voor
verplaatsing van het reservoir, niet uitsluitend in de gasfase aan een reservoir wordt onttrokken;
g. voor de opslag van zuurstof in één of meer opslagtanks met een gezamenlijke inhoud van meer
dan 100 m3;
h. voor de opslag van andere gassen dan propaan, propeen, zuurstof, koolzuur, lucht, argon, helium
of stikstof in één of meer opslagtanks;
i. voor de opslag van gassen, anders dan in gasflessen, gaspatronen, spuitbussen of bovengrondse
opslagtanks;
j. voor het afleveren van LPG;
k. voor het vullen van gasflessen, met uitzondering van het vullen van:
1°. gasflessen met propaan of butaan vanuit een gasfles van maximaal 150 liter van gasflessen met
een inhoud kleiner dan 12 liter;
2°. gasflessen met koolzuur of stikstof;
3°. persluchtflessen door middel van een compressor;
l. voor het vullen van spuitbussen, uitgezonderd het niet geautomatiseerd afvullen met stoffen anders
dan drijfgassen;
m. waar warmtepompen, koelinstallaties of vriesinstallaties aanwezig zijn, met een inhoud per
installatie van meer dan 1.500 liter ammoniak of 100 kg propaan, butaan of een mengsel van propaan
en butaan;
n. voor het reduceren van aardgasdruk of het meten van aardgashoeveelheid, voorzover de maximale
inlaatzijdige werkdruk meer dan 10.000 kPa bedraagt of een gasexpansieturbine aanwezig is of
drukverhogende installaties aanwezig zijn of de gastoevoerleiding een grotere diameter heeft dan 50,8
cm;
o. voor het begassen of ontgassen van containers.
Categorie 3
3.1. Inrichtingen waar ontplofbare stoffen, preparaten of producten worden vervaardigd, bewerkt,
verwerkt, verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen, waarbij onder ontplofbare stoffen
worden verstaan de stoffen of preparaten als bedoeld in artikel 2 van het Besluit verpakking en
aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, dan wel de stoffen, preparaten of andere
producten, die zijn ingedeeld in de internationale transportgevarenklasse 1 als bedoeld in bijlage 1 van
het Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), alsmede nitrocellulose.
3.2. Voor de toepassing van onderdeel 3.1 blijft het opslaan van ten hoogste de volgende
hoeveelheden buiten beschouwing:
a. 10.000 tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorende patronen dan wel onderdelen daarvan voor
vuurwapens met een kaliber van niet meer dan 13,2 mm of voor schietgereedschap;
b. 1 kg tot gevarengroep 1.1 van het VLG behorend zwart buskruit;
c. 3 kg tot gevarengroep 1.3 van het VLG behorend rookzwak buskruit;
d. 10 kg tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend pyrotechnisch speelgoed;
e. 10 kg tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend consumentenvuurwerk in de zin van het
Vuurwerkbesluit.
3.3. Voor de toepassing van onderdeel 3.1 blijft buiten beschouwing het herladen als bedoeld in artikel
17 van de Regeling wapens en munitie.
3.4. Indien sprake is van gelijktijdig opslaan van zwart en rookzwak buskruit, als bedoeld in onderdeel
3.2, onder b en c, dient voor de berekening van de hoeveelheden die dan ten hoogste mogen worden
opgeslagen de hoeveelheid zwart buskruit, vermenigvuldigd met twee, te worden opgeteld bij de
hoeveelheid rookzwart buskruit; de zo berekende hoeveelheid mag de hoeveelheid van 3 kg niet te
boven gaan, met dien verstande dat de hoeveelheid zwart buskruit de hoeveelheid van 1 kg niet te
boven gaat.
3.5. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen waar:
a. meer dan 10 000 kg consumentenvuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of
consumentenvuurwerk wordt bewerkt in de zin van het Vuurwerkbesluit;
b. professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik al dan niet tezamen met
consumentenvuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit worden opgeslagen of bewerkt in de zin van
het Vuurwerkbesluit, tenzij sprake is van opslag van uitsluitend theatervuurwerk als bedoeld in artikel
1.1.1 van het Vuurwerkbesluit in een hoeveelheid van ten hoogste 25 kg;
c. meer dan 25 kg, maar niet meer dan ten hoogste 50 000 kg in beslag genomen vuurwerk of
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de zin van het Vuurwerkbesluit worden opgeslagen.
3.6. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor de opslag van ontplofbare stoffen van de klasse 1 van
het ADR, indien sprake is van:
a. meer dan 25 kg theatervuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit, waarbij voor
de bepaling van de hoeveelheid vuurwerk wordt uitgegaan van het gewicht van het vuurwerk als zijnde
onverpakt vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, vijfde lid, onder b, van het Vuurwerkbesluit;
b. meer dan 1000 kg consumentenvuurwerk, waarbij voor de bepaling van de hoeveelheid vuurwerk
wordt uitgegaan van het gewicht van het vuurwerk, bedoeld in artikel 1.1.1, vijfde lid, onder b, van het
Vuurwerkbesluit;
c. meer dan 25 kg in beslag genomen vuurwerk met aan consumentenvuurwerk vergelijkbare
eigenschappen in een politiebureau;
d. meer dan 1 kg zwart kruit;
e. meer dan 50 kg rookzwak kruit;
f. meer dan 50 kg netto explosieve massa noodsignaal;
g. meer dan 250.000 munitiepatronen of hagelpatronen dan wel onderdelen daarvan voor
vuurwapens;
h. meer dan 250.000 patronen ten behoeve van schiethamers, of
i. andere ontplofbare stoffen dan de hierboven genoemde stoffen en anders dan pyrotechnisch
speelgoed.
Categorie 4
4.1. Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van de volgende
stoffen, preparaten of andere producten:
a. stoffen en preparaten die zijn ingedeeld krachtens het Besluit verpakking en aanduiding
milieugevaarlijke stoffen en preparaten in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van
de Wet milieubeheer;
b. producten, waarin stoffen of preparaten, als bedoeld onder a, zijn verwerkt;
c. cosmetische of farmaceutische producten;
d. geurstoffen of smaakstoffen;
e. producten op basis van elastomeren of kunststoffen;
f. andere stoffen, preparaten of producten, die zijn genoemd in onderdeel 4.3.
4.2. Voor de toepassing van onderdeel 4.1 blijven apotheken en praktijken voor de uitoefening van de
geneeskunst als huisarts en de diergeneeskunst buiten beschouwing.
4.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor het vervaardigen van:
a. een of meer van de volgende stoffen of producten, met een capaciteit ten aanzien daarvan van
5.000.000 kg per jaar of meer:
1°. ammoniak;
2°. azijnzuur of azijnzuuranhydride;
3°. benzeen, tolueen, xyleen of naftaleen;
4°. chloor;
5°. ethanol met een gehalte van ten minste 94%;
6°. fenol of cresol;
7°. fosfor- of stikstofhoudende kunstmeststoffen;
8°. fosforzuur;
9°. isocyanaten;
10°. onverzadigde organische verbindingen met een molecuulmassa van 110 of minder;
11°. rayon of viscose;
12°. salpeterzuur;
13°. synthetische organische polymeren;
14°. titaandioxide, vanadiumpentoxide, zinkoxide, molybdeenoxide of loodoxide;
15°. zoutzuur;
16°. zwavel, zwavelzuur, zwavelig zuur of zwaveldioxide;
b. een of meer van de volgende stoffen of producten, met een capaciteit ten aanzien daarvan van
10.000 kg per jaar of meer:
1°. aminen;
2°. calciumcarbide (carbid) of siliciumcarbide (carborundum);
3°. carbonblack;
4°. carbonilchloride (fosgeen);
5°. fosfor;
6°. koolstofdisulfide;
7°. organische sulfiden (thioethers) of organische disulfiden;
8°. thiolen (mercaptanen);
c. gehalogeneerde organische verbindingen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000.000 kg
per jaar of meer;
d. methanol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer;
e. alle volgende stoffen of producten, met een totale capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000.000 kg
per jaar of meer:
1°. aromatische aldehyden;
2°. esters van alifatische monocarbonzuren;
3°. eugenolderivaten;
4°. fenolische esters;
5°. ketonen met een molecuulmassa groter dan 150;
6°. terpentijnoliederivaten.
4.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen:
a. voor het vervaardigen, vormgeven en vulkaniseren van rubber, het blazen, expanderen, extruderen,
gieten, kalanderen, schuimen, sinteren, spuitgietblazen, spuitgieten en thermovormen van kunststof,
en het verwerken van polyesterhars;
b. voor het vervaardigen van gevaarlijke stoffen of voor het vervaardigen van verf, lak, drukinkt, lijm,
waspoeder of enzymen;
c. voor de opslag van stoffen van ADR klasse 5.1 of klasse 8, verpakkingsgroepen II en III, zonder
bijkomend gevaar, in bovengrondse opslagtanks met een inhoud van meer dan 10 m3;
d. voor de opslag van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan vloeibare brandstoffen of
afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks, uitgezonderd de opslag van condensaat bij een
inrichting voor het reduceren van aardgasdruk of het meten van aardgashoeveelheid;
e. voor de opslag van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan vloeibare brandstoffen in een
bunkerstation;
f. voor de opslag van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan gassen, gasolie, afgewerkte olie
of stoffen van ADR klasse 5.1 of klasse 8, verpakkingsgroepen II en III, zonder bijkomend gevaar, in
bovengrondse opslagtanks, uitgezonderd ten hoogste 15 m3 opslag van PER bij een inrichting voor de
reiniging van textiel, ten hoogste 5 m3 opslag van tetrahydrothiofeen bij een inrichting waar
aardgasdruk wordt gereduceerd of aardgashoeveelheid wordt gemeten en ten hoogste 1,5 m3 opslag
van halfzware olie bij een landbouwinrichting of glastuinbouwbedrijf als bedoeld in artikel 2, onderdeel
a, van het Besluit glastuinbouw;
g. voor de opslag van andere gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen dan genoemd in categorie 2.7 of 3.6
in verpakking, uitgezonderd:
• stoffen van de klasse 3, 5.1, 7 en 9 van het ADR;
• stoffen van de klasse 4.1, verpakkingsgroep II en III, en klasse 4.2 en 4.3, verpakkingsgroep I, II en
III, van het ADR;
• stoffen van de klasse 5.2 van het ADR uitsluitend als LQ tot 1.000 kg;
• stoffen van de klasse 6.2 van het ADR;
• stoffen van de klasse 6.1 van het ADR, verpakkingsgroep II en III;
• stoffen van de klasse 6.1 van het ADR, verpakkingsgroep I tot 1.000 kg;
• stoffen van de klasse 8, verpakkingsgroep I zonder aanvullend etiket nummer 6.1 en
verpakkingsgroep II en III, van het ADR;
• stoffen van de klasse 8, verpakkingsgroep I met aanvullend etiket nummer 6.1, van het ADR tot
1.000 kg;
h. voor de opslag van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan in verpakking, in opslagtanks van
metaal of kunststof of in bunkerstations;
i. waar:
1°. een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen, anders dan kunstmeststoffen van
meststoffengroep 1 of 2, of CMR-stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kg aanwezig
is;
2°. op enig moment binnen de inrichting in totaal meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in
verpakking, of CMR-stoffen in verpakking aanwezig is in één of meerdere laad- en losgedeelten voor
de tijdelijke opslag van deze stoffen die binnen 48 uur de inrichting verlaten en aan derden zijn
geadresseerd, of
3°. op enig moment binnen de inrichting in totaal meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in
verpakking, of CMR-stoffen in verpakking aanwezig is in één of meerdere opslagvoorzieningen voor
de tijdelijke opslag van deze stoffen die langer dan 48 uur binnen de inrichting verblijven en aan
derden zijn geadresseerd;
j. waar een praktijkruimte of laboratorium aanwezig is, waar gericht wordt gewerkt met biologische
agentia, uitgezonderd een praktijkruimte of laboratorium waar gewerkt wordt met biologische agentia
die ingedeeld zijn of worden in groep 1 of groep 2 ingevolge de indeling van risicogroepen van richtlijn
2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de
bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het
werk;
k. voor het afleveren van waterstof;
l. voor het verven van bloemen en planten.
Categorie 5
5.1. Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van zeer licht
ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen.
5.2. Voor de toepassing van onderdeel 5.1 blijven buiten beschouwing:
a. een of meer houders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud van ten
hoogste 0,02 m3 voor het opslaan van licht ontvlambare vloeistoffen, waarvan het vlampunt lager is
gelegen dan 21°C;
b. een of meer houders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud van ten
hoogste 0,2 m3 voor het opslaan van ontvlambare vloeistoffen, waarvan het vlampunt gelijk of hoger
is gelegen dan 21°C doch lager dan 55°C;
c. een of meer houders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud van ten
hoogste 1 m3 voor het opslaan van brandbare vloeistoffen, waarvan het vlampunt gelijk of hoger is
gelegen dan 55°C.
5.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor:
a. het opslaan of overslaan van aardolie of koolwaterstoffen in vloeibare toestand met een capaciteit
voor de opslag van deze stoffen of producten van 100.000 m3of meer;
b. het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een capaciteit ten aanzien
daarvan van 1.000.000.000 kg per jaar of meer.
5.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het opslaan van vloeibare brandstoffen of afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks met een
gezamenlijke inhoud van meer dan 150 m3,
b. het opslaan van gasolie of afgewerkte olie in bovengrondse opslagtanks in de buitenlucht met een
gezamenlijke inhoud van meer dan 150 m3;
c. het opslaan van gasolie of afgewerkte olie in bovengrondse opslagtanks inpandig met een
gezamenlijke inhoud van meer dan 15 m3 per opslagruimte;
d. het opslaan van vloeibare brandstoffen in een bunkerstation met een inhoud van meer dan 25 m3;
e. het afleveren van vloeibare brandstoffen ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen
voor het wegverkeer door een afleverzuil waar aflevering zonder direct toezicht mogelijk is en er
minder dan 20 meter afstand is tussen de afleverzuil en een woning van derden, sporthal, zwembad,
winkel, hotel, restaurant, kantoorgebouw, bedrijfsgebouw, speeltuin, sportveld, camping,
volkstuinencomplex, recreatieterrein, bejaardenoord, verpleeginrichting, ziekenhuis, sanatorium,
zwakzinnigeninrichting, gezinsvervangend tehuis, school, telefooncentrale, gebouw met
vluchtleidingsapparatuur, elektriciteitscentrale, hoofdschakelstation van de
hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in de Spoorwegwet, object met een hoge infrastructurele
waarde, installatie en bovengrondse opslagtank voor brandbare, explosieve of giftige stoffen, en een
plaats ten behoeve van de bewaring van gasflessen waarvan de gezamenlijke inhoud meer dan 2.500
liter (waterinhoud) bedraagt van derden;
f. het afleveren van vloeibare brandstoffen voor motorvoertuigen voor het wegverkeer waar aflevering
plaatsvindt met een pomp die zich onder het vloeistofniveau in de tank bevindt;
g. voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan beroepsvaartuigen.
Categorie 6
6.1. Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van harsen,
dierlijke of plantaardige oliën of vetten.
6.2. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor het vervaardigen van:
a. oliën en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan
250.000.000 kg per jaar of meer;
b. vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige oliën of vetten met een capaciteit ten aanzien
daarvan van 50.000.000 kg per jaar of meer.
6.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden de inrichtingen aangewezen voor het vervaardigen of bewerken van harsen of dierlijke
of plantaardige oliën en vetten en voor het opslaan van harsen of dierlijke of plantaardige oliën en
vetten in opslagtanks met een gezamenlijke inhoud groter dan 150 m3.
Categorie 7
7.1. Inrichtingen voor:
a. het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of overige organische meststoffen;
b. het vervaardigen, bewerken, opslaan of overslaan van anorganische nitraathoudende meststoffen.
7.2. Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder a, blijft buiten beschouwing het opslaan van 10 m3
of minder dierlijke of andere organische vaste meststoffen.
7.3. Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder b, blijft buiten beschouwing het opslaan of overslaan
van 1.000 kg of minder anorganische nitraathoudende meststoffen die als gevolg van hun
ammoniumnitraatgehalte niet kunnen ontploffen.
7.4. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor het bewerken of verwerken van van buiten de inrichting afkomstige
dierlijke meststoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 25.000 m3 per jaar of meer.
7.5. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het vervaardigen of bewerken van anorganische nitraathoudende kunstmeststoffen;
b. het opslaan van meststoffen behorende tot meststoffengroep 3 of meststoffengroep 4;
c. het opslaan van meer dan 50.000 kg meststoffen behorende tot meststoffengroep 2;
d. het bewerken of verwerken van dierlijke of overige organische meststoffen, uitgezonderd mengen
en roeren;
e. het opslaan van meer dan 600 m3 vaste dierlijke mest;
f. het opslaan van dunne mest waarop het Besluit mestbassins milieubeheer niet van toepassing is en
voorzover het niet gaat om een landbouwinrichting.
Categorie 8
8.1. Inrichtingen voor:
a. het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;
b. het slachten van dieren;
c. het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van huiden, bont, leer of
lederhalffabrikaten;
d. het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van producten, die bij het slachten van dieren
vrijkomen;
e. het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 2.19 van de Regeling dierlijke bijproducten
2008.
8.2. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft:
a. inrichtingen voor het vervaardigen van vet, lijm, as, kool, proteïne of gelatine uit beenderen of
huiden met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.000.000 kg per jaar of meer;
b. inrichtingen als bedoeld in onderdeel 8.3, onder j.
8.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het in de buitenlucht houden van honden of roofvogels of vogels van de families papegaaien, lori’s,
kaketoes, pelikanen, kraanvogels, pinguïns, parelhoenders, reigers en roerdompen en het geslacht
pauwen;
b. dierentuinen in de zin van artikel 1, onder a, van het Dierentuinenbesluit;
c. het kweken van consumptievis;
d. het kweken van ongewervelde dieren;
e. het houden van meer dan 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 voedsters of 10
landbouwhuisdieren, niet zijnde schapen, paarden, geiten, pluimvee of konijnen, voor zover het niet
gaat om een landbouwinrichting;
f. het tijdelijk huisvesten van landbouwhuisdieren voor transport of handel anders dan bij een
landbouwinrichting;
g. het slachten van meer dan 10.000 kilogram levend gewicht aan dieren per week;
h. het verwerken van dierlijke bijproducten tot eiwit, olie, vet, gelatine, collageen, dicaliumfosfaat,
bloedproducten of farmaceutische producten;
i. het vervaardigen of verven van bont, het ontharen of looien van huiden, of het verven of finishen van
leer met uitzondering van het finishen van leer, samenhangend met drukprocessen;
j. de handelingen, bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, sub c, d en e, van de Regeling dierlijke
bijproducten 2008.
Categorie 9
9.1. Inrichtingen voor:
a. het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van vlees of vleeswaren;
b. het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van vis, weekdieren, schaaldieren of producten, die
bij de bewerking of verwerking daarvan vrijkomen;
c. het vervaardigen van brood, banket, chocoladeproducten, beschuit, koek of biscuit;
d. het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen
daarvoor;
e. het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van voedingsmiddelen voor dieren of
grondstoffen daarvoor;
f. het telen, behandelen, verhandelen, opslaan of overslaan van landbouwproducten.
9.2. Voor de toepassing van onderdeel 9.1, onder e en f, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor
het opslaan van:
a. tot balen geperst of gebundeld hooi, stro of vlas met een droge stofgehalte van meer dan 30%,
b. bieten of aardappelen met een capaciteit ten behoeve daarvan van niet meer dan 750 m3.
9.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor:
a. het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een
capaciteit ten aanzien daarvan van 1.500 kg per uur of meer;
b. het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geëvaporiseerde melk of
melkproducten met een melkverwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 55.000.000 kg per jaar of
meer;
c. het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een
waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 20.000 kg per uur of meer;
d. het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of
meer;
e. het drogen van groenvoer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.000 kg
per uur of meer;
f. het opslaan of overslaan van veevoeder met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van
500.000 kg per uur of meer;
g. het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2.500.000
kg suikerbieten per dag of meer;
h. het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.000.000 kg per jaar of
meer;
i. het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van
10.000 kg per uur of meer;
j. het opslaan of overslaan van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, maïs, of
derivaten daarvan met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 500.000 kg per uur of
meer.
9.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen
daarvoor waarbij:
1°. de gezamenlijke nominale belasting op bovenwaarde van continu-ovens meer bedraagt dan 200
kW;
2°. voor het vervaardigen, bewerken of verwerken gebruik wordt gemaakt van een of meer andere
apparaten dan continu-ovens met een individuele nominale belasting op bovenwaarde van meer dan
130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW;
b. het vervaardigen of bewerken van voedingsmiddelen voor dieren en hondenkluiven;
c. het vervaardigen van meel en bloem, met uitzondering van wind- en watermolens;
d. het opslaan van ruwe cacao;
e. het onder een permanente opstand van glas of kunststof telen van gewassen voor zover het niet
gaat om een landbouwinrichting of een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van
het Besluit glastuinbouw;
f. het kweken van algen.
Categorie 10
10.1. Inrichtingen waar gewasbeschermingsmiddelen of biociden, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden, worden vervaardigd, bewerkt, opgeslagen of overgeslagen.
10.2. Voor de toepassing van onderdeel 10.1 blijven buiten beschouwing het opslaan van 10 kg of
minder gewasbeschermingsmiddelen of biociden, tenzij bij het opslaan van de
gewasbeschermingsmiddelen of biociden sprake is of zou zijn van het aanwezig hebben van een
gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 8 van het Besluit risico's zware ongevallen 1999.
Categorie 11
11.1. Inrichtingen voor het winnen, vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van:
a. keramische producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein, aardewerk,
kalkzandsteen, cement, cementmortel, cementwaren of kalk;
b. betonmortel of betonwaren;
c. ertsen, mineralen, derivaten van ertsen of mineralen, minerale producten of mergel;
d. asbest of asbesthoudende producten;
e. glas of glazen voorwerpen;
f. asfalt of asfalthoudende producten;
g. steen, gesteente of stenen voorwerpen, niet zijnde puin;
h. zand of grind;
i. grond.
11.2. Voor de toepassing van onderdeel 11.1, onder a en e, blijven buiten beschouwing inrichtingen
met een of meer ovens met een thermisch vermogen of een gezamenlijk thermisch vermogen van 5
kW of minder, die bestemd zijn voor de vervaardiging of bewerking van genoemde producten.
11.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor:
a. het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een
oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m2 of meer;
b. het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit
ten aanzien daarvan van 1.000.000 kg per jaar of meer;
c. het vervaardigen van:
1°. cement of cementklinker met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of
meer;
2°. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
3°. cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een capaciteit ten
aanzien daarvan van 100.000 kg per dag of meer;
4°. glasvezel, glazuren, emailles, glaswol of steenwol met een capaciteit ten aanzien daarvan van
5.000.000 kg per jaar of meer;
5°. asfalt of asfaltproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
6°. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer;
d. het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar
of meer;
e. het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten
aanzien daarvan van 10.000 kg per uur of meer;
f. het bewerken of verwerken van gesteente, afkomstig uit kolenmijnen, met een capaciteit ten aanzien
daarvan van 10.000.000 kg per jaar of meer;
g. het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien
daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
h. het winnen, breken, malen, zeven of drogen van mergel;
i. het winnen van zand of grind met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of
meer;
j. het breken, malen, zeven of drogen van zand, grond, grind of steen, met uitzondering van mergel,
met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer, indien zodanige
inrichting een inrichting is voor zand- of grindwinning waarvoor op grond van artikel 3 van de
Ontgrondingenwet een vergunning is vereist;
k. het breken, malen, zeven of drogen van :
1°. zand, grond, grind of steen, met uitzondering van puin en mergel;
2°. kalkzandsteen, kalk;
3°. steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan, met een capaciteit ten aanzien daarvan van
100.000.000 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is voor zand- of
grindwinning, waarvoor op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist.
11.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het vervaardigen of bewerken met apparaten met een individuele nominale belasting op
bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW van keramische
producten, bakstenen, sierstenen of bestratingstenen, dakpannen, porselein of aardewerk;
b. het opslaan of overslaan van steenkool en ertsen of derivaten van ertsen;
c. het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan;
d. het vervaardigen van cement of cementklinker en cementmortel of betonmortel;
e. het vervaardigen van cementwaren of betonwaren met behulp van persen, triltafels of
bekistingstrillers;
f. het vervaardigen of bewerken met apparaten met een individuele nominale belasting op
bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW van glas of glazen
voorwerpen;
g. het vervaardigen van glasvezel, glazuren, emailles, glaswol of steenwol;
h. het vervaardigen van asfalt of asfaltproducten;
i. het vervaardigen van cokes uit steenkool;
j. het vergassen van steenkool;
k. het bewerken of verwerken van gesteente, afkomstig uit kolenmijnen;
l. het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel;
m. het winnen, breken, malen, zeven of drogen van mergel, zand, grind, kalk, steenkolen of andere
mineralen of derivaten daarvan;
n. het vervaardigen of drogen van kalkzandsteen en cellenbeton;
o. het vervaardigen van composietsteen, terrazzo en granito.
Categorie 12
12.1. Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van metalen,
metalen voorwerpen of schroot dan wel behandelen van de oppervlakte van metalen of metalen
voorwerpen.
12.2. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen:
a. voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire non-ferrometalen met een capaciteit ten
aanzien daarvan van 1.000.000 kg per jaar of meer;
b. waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvormen van
metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het
aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2.000
m2 of meer bedraagt;
c. waar een of meer wals- en trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmateriaal
omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het
productieoppervlak ten aanzien daarvan 2.000 m2 of meer bedraagt;
d. waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen
buizen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2.000 m2 of meer bedraagt;
e. voor het smeden van ankers of kettingen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000
m2 of meer bedraagt;
f. voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en
waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2.000 m2 of meer bedraagt;
g. voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken,
lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw ondergebrachte productieoppervlak ten
aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;
h. voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aanzien daarvan
van 4.000.000 kg per jaar of meer;
i. voor het smelten van lood met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2.500.000 kg per jaar of
meer.
12.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal, of primaire non-ferro metalen;
b. het gieten van metalen of hun legeringen;
c. het harden of gloeien van metalen of het diffunderen van stoffen in het metaaloppervlak, indien
daarbij zouten, oliën of gassen anders dan inerte gassen of koolzuurgas worden toegepast;
d. het behandelen van metaaloppervlakken door schoonbranden en pyrolyse;
e. het aanbrengen van metaallagen met cyanidehoudende baden, met een totale badinhoud van meer
dan 100 liter.
12.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden tevens aangewezen de inrichtingen als bedoeld in onderdeel 12.2, onder b tot en met
g.
Categorie 13
13.1. Inrichtingen voor:
a. het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen,
verhandelen, verhuren of proefdraaien van:
1°. vliegtuigen;
2°. trams of onderdelen daarvan;
3°. motoren, motorvoertuigen of -vaartuigen;
4°. caravans;
5°. landbouwwerktuigen;
6°. bromfietsen;
b. het parkeren van 3 of meer voor het vervoer van goederen langs de weg bestemde
motorvoertuigen, gelede motorvoertuigen, aanhangwagens of opleggers, waarvan de massa van het
ledige voertuig, vermeerderd met het laadvermogen, meer bedraagt dan 3500 kg.
13.2. Voor de toepassing van onderdeel 13.1, onder b, blijven buiten beschouwing parkeerterreinen
die deel uitmaken van openbare wegen of weggedeelten en parkeerterreinen die voor het openbaar
verkeer openstaan.
13.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor:
a. het vervaardigen of assembleren van automobielen of motoren voor automobielen met een
productieoppervlak ten aanzien daarvan van 10.000 m2 of meer;
b. voor het bouwen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van metalen
schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer;
c. het reinigen van tankschepen.
13.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het vervaardigen, repareren, proefdraaien of uitwendig reinigen van vliegtuigen;
b. het bouwen van metalen pleziervaartuigen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 meter
of meer;
c. het vervaardigen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van schepen
anders dan pleziervaartuigen;
d. het afmeren van zeegaande veerboten;
e. het overslaan van schip naar schip;
f. het reinigen van tankschepen;
g. het voor meer dan 24 uur parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen;
h. het parkeren van meer dan 3 vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen.
Categorie 14
14.1. Inrichtingen voor het onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen,
verhandelen, verhuren of proefdraaien van spoorvoertuigen of onderdelen daarvan, alsmede
spoorwegemplacementen.
14.2. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover de inrichtingen zijn bestemd voor het samenstellen van treinen of treindelen door middel van het
stoten of heuvelen van spoorvoertuigen, bestemd voor goederenvervoer.
14.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden aangewezen de inrichtingen, bedoeld in onderdeel 14.1.
Categorie 15
15.1. Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, behandelen, opslaan of overslaan van
hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen.
15.2. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het vervaardigen van producten van houtmeelvezels, houtwolvezels of houtvezels;
b. het vervaardigen van triplexplaten, fineerplaten, vezelplaten of spaanplaten;
c. het impregneren van hout door middel van spuiten, sproeien of de vacuümdrukmethode.
Categorie 16
16.1. Inrichtingen voor:
a. het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan, overslaan of reinigen van textiel, woningtextiel,
textielgrondstoffen, bont, leer, vlas of producten hiervan;
b. het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van papierstof, papier of producten
hiervan;
c. toepassen van grafische technieken.
16.2. Voor de toepassing van onderdeel 16.1 blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het opslaan
van gebundeld vlas met een drogestofgehalte van meer dan 30%.
16.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen:
a. waar 50 of meer mechanisch aangedreven weefgetouwen aanwezig zijn;
b. voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten aanzien daarvan van 3.000 kg
per uur of meer.
16.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. het veredelen van textiel of producten hiervan;
b. het vervaardigen van textiel of producten hiervan waar 50 of meer mechanisch aangedreven
weefgetouwen aanwezig zijn;
c. het vervaardigen van tapijt of linoleum;
d. het vervaardigen van papierstof, papier of karton, het bleken van papier en het vervaardigen van
producten van karton en hygiënische papierproducten;
e. het zelfklevend maken van materialen, met uitzondering van het aanbrengen van lijmlagen en
lamineren samenhangend met drukprocessen;
f. het toepassen van de volgende drukprocessen:
– illustratiediepdruk;
– rotatieoffset;
– flexodruk en verpakkingsdiepdruk;
– rotatiezeefdruk;
– zeefdruk met een emissie groter dan 10.000 kg vluchtige organische stoffen per jaar.
Categorie 17
17.1. Inrichtingen waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare
voorwerpen wordt geworpen.
17.2. Voor de toepassing van onderdeel 17.1 blijven buiten beschouwing inrichtingen waarop door de
Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht uitsluitend met niet-scherpe patronen wordt
geschoten.
17.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden de inrichtingen aangewezen voor schieten met vuurwapens of werpen met
ontvlambare of ontplofbare voorwerpen, met uitzondering van inrichtingen voor het traditioneel
schieten.
Categorie 18
18.1. Hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede
aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden
geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
18.2. Voor de toepassing van onderdeel 18.1 blijven buiten beschouwing inrichtingen waar:
a. voorzieningen aanwezig zijn voor het gelijktijdig kunnen verstrekken van uitsluitend logies en ontbijt
aan ten hoogste 15 personen, of
b. ten hoogste 15 standplaatsen voor kampeermiddelen aanwezig zijn.
Categorie 19
19.1. Inrichtingen waar:
a. drie of meer speelautomaten aanwezig zijn die zijn opgesteld voor gebruik door anderen dan de
eigenaar of de houder;
b. waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het dansen, alsmede dansscholen;
c. waar een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefenen van sport, alsmede
sportscholen en sporthallen;
d. waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het beoefenen van muziek, alsmede
muziekscholen en muziekoefenlokalen;
e. waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden en waar een
geluidsinstallatie is opgesteld, alsmede sportterreinen en openluchttheaters;
f. gelegenheid wordt geboden tot zwemmen;
g. waar gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van:
1°. gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen of -voertuigen;
2°. bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband,
ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden;
h. tien of meer ligplaatsen voor pleziervaartuigen aanwezig zijn in een jachthaven als bedoeld in artikel
1 van het Besluit jachthavens;
i. waar met bogen of boogwapens of met wapens, werkend met luchtdruk of gasdruk, wordt
geschoten.
19.2. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot categorie 19.1,
onder g, 2°, voor zover het betreft terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of ingericht zijn
voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden
met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn.
19.3. Voor de toepassing van onderdeel 19.2 blijven buiten beschouwing terreinen die langer zijn
opengesteld, indien dit een gevolg is van ruimere openingstijden gedurende ten hoogste drie
weekeinden per kalenderjaar, met het oog op het houden van wedstrijden op die terreinen of het
voorbereiden van zodanige wedstrijden. Tot het weekeinde worden gerekend: zaterdagen, zondagen
en algemeen erkende feestdagen of daarmee gelijkgestelde dagen als bedoeld in artikel 3 van de
Algemene termijnenwet, die op een vrijdag of op een maandag vallen.
19.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
a. sport of recreatie die per jaar 500.000 bezoekers of meer trekken;
b. het gebruiken van gemotoriseerde modelvliegtuigen, modelvaartuigen of modelvoertuigen in de
open lucht;
c. het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voertuigen of vaartuigen
in wedstrijdverband of voor recreatieve doeleinden in de open lucht;
d. het in de buitenlucht beoefenen van wedstrijdsport waar permanente voorzieningen zijn voor de
gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 6.000 bezoekers;
e. het geven van muziekuitvoeringen in de buitenlucht waar tegelijk meer dan 5.000 bezoekers
aanwezig kunnen zijn;
f. het paintballspel;
g. het schieten in de open lucht met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk, met uitzondering van
inrichtingen voor het traditioneel schieten.
Categorie 20
20.1. Inrichtingen:
a. voor het omzetten van:
1°. windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie;
2°. hydrostatische energie in elektrische of thermische energie;
3°. elektrische energie in stralingsenergie;
4°. thermische energie in elektrische energie;
b. transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een
maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer..
20.2. Voor de toepassing van onderdeel 20.1, onder a, 1°, blijven buiten beschouwing windmolens of
windturbines met een rotordiameter kleiner dan 2 m.
20.3. Voor de toepassing van onderdeel 20.1, onder a, 3°, blijven buiten beschouwing inrichtingen met
een elektrisch vermogen of gezamenlijk vermogen voor de omzetting van die elektrische energie
kleiner dan 4 kW.
20.4. Voor de toepassing van onderdeel 20.1, onder a, 4°, blijven buiten beschouwing inrichtingen met
een elektrisch vermogen of gezamenlijk vermogen kleiner dan 1,5 kW.
20.5. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van de inrichtingen als bedoeld in onderdeel 20.1,
onder b.
20.6. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden met inachtneming van 20.2 inrichtingen aangewezen voor het omzetten van
windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie, waarbij:
1°. de windturbines niet elk afzonderlijk een vaste verbinding hebben met de bodem of waterbodem in
de vorm van een mast;
2°. de windturbines geen horizontale draaias van de rotor hebben, of
3°. de afstand tussen een afzonderlijke windturbine en de dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemming
kleiner is dan viermaal de ashoogte.
20.7. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het
besluit, worden tevens aangewezen de inrichtingen als bedoeld in onderdeel 20.1, onder a, 2° en 3°,
met inachtneming van de onderdelen 20.3 en 20.1, onder b.
Categorie 21
21.1. Inrichtingen waarin:
a. laboratoria, dierverblijven, opslagruimten of kassen aanwezig zijn, die zijn bestemd voor:
1°. de genetische modificatie van organismen of
2°. het voor onderwijs, onderzoek, ontwikkeling of niet-industriële doeleinden vermeerderen, opslaan,
toepassen, voorhanden hebben, vervoeren, zich ontdoen of vernietigen van genetisch gemodificeerde
organismen in hoeveelheden van niet meer dan tien liter cultuurvloeistof per eenheid of in
hoeveelheden die om andere redenen zijn te beschouwen als kleinschalig;
b. dierverblijven, opslagruimten, kassen of installaties voor productieprocessen aanwezig zijn, die zijn
bestemd voor het niet-kleinschalig vermeerderen, opslaan, toepassen, voorhanden hebben,
vervoeren, zich ontdoen of vernietigen van genetisch gemodificeerde organismen.
21.2. Onder de in onderdeel 21.1 bedoelde handelingen worden niet begrepen:
a. handelingen, voor zover daarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 23, eerste lid,
van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer;
b. handelingen met genetisch gemodificeerde organismen ten aanzien waarvan artikel 23, tweede lid,
onderdeel d, van het onder a genoemde besluit toepassing heeft gevonden, dan wel met genetisch
gemodificeerde organismen die vallen onder artikel 23, tweede lid, onder e, van dat besluit, en
c. het vervaardigen, vervoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen
of zich ontdoen van organismen die zijn vervaardigd door:
1°. celfusie, met inbegrip van protoplasfusie, van plantencellen van organismen die genetisch
materiaal kunnen uitwisselen met behulp van traditionele kweekmethoden, of
2°. chemische of fysische mutagenese,
tenzij bij de vervaardiging daarvan als recipiënt of ouderorganisme gebruik wordt gemaakt van
genetisch gemodificeerde organismen, die niet zijn verkregen op de onder 1° of 2° beschreven wijze,
en ten aanzien waarvan geen toepassing heeft plaatsgehad van artikel 23, tweede lid, onder d, van
het onder a genoemde besluit dan wel van genetisch gemodificeerde organismen die vallen onder
artikel 23, tweede lid, onder e, van dat besluit.
21.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden de inrichtingen aangewezen als bedoeld in onderdeel 21.1.
Categorie 22
Inrichtingen voor het opslaan of overslaan van andere stuk- of bulkgoederen dan de stoffen,
preparaten of producten, die in een andere in deze bijlage opgenomen categorie worden genoemd,
met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2.000 m2 of meer.
Categorie 23
23.1. Inrichtingen zijnde:
a. algemene, academische of categoriale ziekenhuizen;
b. inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging, of huisvesting tezamen met
verzorging.
23.2. Voor de toepassing van onderdeel 23.1 blijven buiten beschouwing praktijken voor de
uitoefening van de geneeskunst als huisarts en van de diergeneeskunst.
23.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden aangewezen:
a. academische ziekenhuizen als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en het
wetenschappelijk onderzoek;
b. inrichtingen die krachtens de Wet toelating zorginstellingen zijn aangewezen als instellingen voor
medisch-specialistische zorg.
Categorie 24
24.1. Inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden.
24.2. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.000.000 kg per jaar of
meer.
24.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden de inrichtingen aangewezen als bedoeld in onderdeel 24.1.
Categorie 25
25.1. Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks,
tankauto's, tank- of bulkcontainers.
25.2. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden inrichtingen aangewezen voor het inwendig reinigen van:
a. van buiten de inrichting afkomstige gebruikte drukhouders, insluitsystemen, ketels of vaten;
b. mobiele tanks, tankwagens, tankcontainers of bulkcontainers waarin gevaarlijke stoffen, preparaten
of producten zijn vervoerd;
c. mobiele tanks, tankwagens, tank- of bulkcontainers die niet in de inrichting zijn geladen of gelost.
Categorie 26
26.1. Inrichtingen voor het oefenen van brandbestrijdingstechnieken.
26.2. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden de inrichtingen aangewezen als bedoeld in onderdeel 26.1.
Categorie 27
27.1. Inrichtingen voor het opslaan, behandelen of reinigen van afvalwater.
27.2. Voor de toepassing van onderdeel 27.1 blijft buiten beschouwing het opslaan van afvalwater in
septic-tanks.
27.3. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraal- of
oppervlaktebeluchters met een capaciteit van 120.000 of meer vervuilingseenheden als bedoeld in
artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, van de Waterwet.
27.4. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden aangewezen zuiveringstechnische werken en bedrijfsafvalwaterzuiveringen die
zelfstandig een inrichting vormen.
Categorie 28
28.1. Inrichtingen voor:
a. het opslaan van:
1°. huishoudelijke afvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m3 of meer;
2°. bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m3 of meer;
3°. 5 of meer autowrakken;
4°. gevaarlijke afvalstoffen;
b. het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;
c. het storten van afvalstoffen;
d. het anderszins op of in de bodem brengen van afvalstoffen.
28.2. Voor de toepassing van onderdeel 28.1 worden onder huishoudelijke afvalstoffen of
bedrijfsafvalstoffen niet begrepen dierlijke of overige organische meststoffen, niet zijnde zuiveringsslib,
tenzij sprake is van het verbranden of vernietigen van die meststoffen dan wel het storten van die
meststoffen.
28.3. Voor de toepassing van onderdeel 28.1 blijven buiten beschouwing:
a. inrichtingen voor het uitsluitend opslaan, behandelen of reinigen van afvalwater;
b. inrichtingen voor zover het betreft werken waarbij, anders dan voor het opslaan:
1°. minder dan 1 m3 huishoudelijke afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht;
2°. minder dan 50 m3 bedrijfsafvalstoffen op of in de bodem worden gebracht;
c. inrichtingen voor zover het betreft toepassingen van bouwstoffen, grond of baggerspecie waarop
het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is;
d. inrichtingen voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders
door een daartoe aangewezen organisatie of instantie of in het kader van onderzoek door politie of
justitie;
e. inrichtingen voor het boven- of ondergronds opslaan, al dan niet in combinatie met verdichting, van
huishoudelijke of bedrijfsafvalstoffen in containers met een capaciteit of gezamenlijke capaciteit van
ten hoogste 35 m3;
f. inrichtingen voor het op of in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam brengen van
onderhoudsspecie van de klasse 0, 1 of 2, overeenkomstig de classificatie krachtens het Besluit
vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, indien deze onderhoudsspecie ten hoogste dezelfde
klasse heeft als de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam waarin de onderhoudsspecie
wordt gebracht, met uitzondering van inrichtingen die niet in open verbinding staan met een ander
oppervlaktewaterlichaam;
g. inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks,
tankauto’s of tank- of bulkcontainers.
28.4. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor:
a. het opslaan van de volgende afvalstoffen:
1°. van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen met een
capaciteit ten aanzien daarvan van 35 m3 of meer;
2°. van buiten de inrichting afkomstige zuiveringsslib, kolenreststoffen of afvalgips met een capaciteit
ten aanzien daarvan van 1.000 m3 of meer;
3°. van buiten de inrichting afkomstige verontreinigde grond met een capaciteit ten aanzien daarvan
van 10.000 m3 of meer;
4°. 5 of meer autowrakken;
5°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;
6°. andere dan de onder 1° tot en met 5° genoemde van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen
met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000 m3 of meer;
b. het overslaan van van buiten de inrichting afkomstige:
1°. huishoudelijke afvalstoffen of van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen met een
opslagcapaciteit ten aanzien daarvan van 1.000 m3 of meer;
2°. gevaarlijke afvalstoffen;
c.
1°. het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch of chemisch omzetten, agglomereren,
deglomereren, mechanisch, fysisch of chemisch scheiden, mengen, verdichten of thermisch
behandelen – anders dan verbranden – van van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke
afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 15.000.000 kg per jaar
of meer;
2°. het bewerken, verwerken of vernietigen – anders dan verbranden – van van buiten de inrichting
afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;
d. het bewerken, verwerken of vernietigen van autowrakken;
e. het verbranden van:
1°. van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen;
2°. van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen;
3°. van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;
f. het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke
afvalstoffen om deze stoffen daar te laten;
g. het geheel of gedeeltelijk vernietigen van van buiten de inrichting afkomstige genetisch
gemodificeerde organismen als afvalstoffen of voorkomend in afvalstoffen.
28.5. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft inrichtingen voor het verdichten, scheuren, knippen of breken van schroot van ferro–
of non-ferrometalen door middel van mechanische werktuigen met een motorisch vermogen of een
gezamenlijk motorisch vermogen van 25 kW of meer.
28.6. Onverminderd de artikelen 3.3, eerste lid, tweede volzin, en 6.7, eerste lid, derde volzin, zijn
gedeputeerde staten bevoegd te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning of omtrent
een verklaring van geen bedenkingen ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voor
zover het betreft werken waarbij, anders dan voor het opslaan:
a. 1 m3 of meer huishoudelijke afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht, tenzij het werk deel
uitmaakt van een inrichting en de afvalstoffen uit die inrichting afkomstig zijn;
b. 50 m3 of meer bedrijfsafvalstoffen op of in de bodem worden gebracht, tenzij het werk deel
uitmaakt van een inrichting en de afvalstoffen uit die inrichting afkomstig zijn;
c. gevaarlijke afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht.
28.7. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 1°, 2°, 3° en 6°, en onder c, 1°, blijven buiten
beschouwing inrichtingen voor het uitsluitend opslaan, bewerken, verwerken of vernietigen – anders
dan verbranden van de volgende afvalstoffen:
a. papier;
b. textiel;
c. ferro- of non-ferrometalen;
d. schroot;
e. glas.
28.8. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 1°, 5° en 6°, blijven buiten beschouwing
inrichtingen voor het opslaan, ter uitvoering van een verplichting tot inname van afvalstoffen, opgelegd
bij een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 10.17 of artikel 15.32, eerste en tweede lid,
van de Wet milieubeheer, van de betrokken afvalstoffen, voorzover die afvalstoffen zijn afgegeven
door of ingezameld bij particuliere huishoudens of naar aard en hoeveelheid met die van particuliere
huishoudens vergelijkbaar zijn.
28.9. Voor de toepassing van onderdeel 28.4, onder a, 5°, blijven buiten beschouwing:
a. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden opgeslagen, die zijn afgegeven door of
ingezameld bij particuliere huishoudens, voor zover deze bestaan uit producten die gelijksoortig zijn
aan de producten die door degene die de inrichting drijft, aan particulieren ter beschikking worden
gesteld;
b. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden opgeslagen, die zijn ontstaan bij bouw-,
onderhouds-, of herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting zijn verricht door degene die de
inrichting drijft;
c. inrichtingen waar uitsluitend gevaarlijke afvalstoffen worden opgeslagen, die zijn afgegeven door of
ingezameld bij particuliere huishoudens, met een capaciteit ten aanzien daarvan van minder dan 35
m3.
28.10. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden de inrichtingen aangewezen voor:
a. het verwijderen van afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
b. het nuttig toepassen van afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer,
uitgezonderd:
a) voor wat betreft het opslaan van afvalstoffen niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen die van buiten de
inrichting afkomstig zijn:
1°. totaal ten hoogste 35 m3 afvalstoffen;
2°. ten hoogste 2.000 m3 zand, grind en grond bij een landbouwinrichting voor zover deze stoffen
bestemd en geschikt zijn voor nuttige toepassing;
3°. ten hoogste 600 m3 groenafval, afgedragen gewas of bloembollenafval bij een landbouwinrichting;
4°. ten hoogste 1.000 m3 restproducten uit de land- en tuinbouw en uit de voedingsbereiding en
-verwerking met euralcodes: 020103, 020304, 020501, 020601 en 020704, bij een landbouwinrichting
bestemd om binnen de inrichting te worden gebruikt als diervoeder;
5°. een maximale opslagoppervlakte van 6.000 m2 voor afgedankte consumentenproducten bij een
inrichting voor het voor hergebruik geschikt maken van deze producten voor zover deze producten
vanuit de inrichting ter beschikking worden gesteld aan particulieren in Nederland;
b) voor wat betreft het opslaan van gevaarlijke afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn:
1°. autowrakken bij inrichtingen waar onderhoud en reparatie van motorvoertuigen plaatsvindt;
2°. maximaal 4 autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe
aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of justitie;
3°. ten hoogste 100 m3 afgedankte apparatuur als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Regeling
beheer elektrische en elektronische apparatuur die conform artikel 4 van die regeling zijn ingenomen
bij het ter beschikking stellen van een nieuw product;
4°. een maximale opslagoppervlakte van 1.000 m2 voor afgedankte apparatuur als bedoeld in artikel
1, onderdeel d, van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur bij een inrichting voor
het voor hergebruik geschikt maken van deze apparatuur voor zover deze apparatuur vanuit de
inrichting ter beschikking wordt gesteld aan particulieren in Nederland;
5°. ten hoogste 35 m3 afvalstoffen ontstaan bij bouwwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of
herstelwerkzaamheden die buiten de inrichting zijn verricht door degene die de inrichting drijft;
6°. ingenomen afgewerkte olie, bilgewater en gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van onderhoud en
reparatie van pleziervaartuigen bij een inrichting waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren
van pleziervaartuigen met een maximale opslag van 150 m3 in tanks en 10.000 kg anders dan in
tanks;
c) voor wat betreft het bewerken of verwerken van afvalstoffen:
1°. het als grondstof inzetten van een niet gevaarlijke afvalstof zijnde metaal, hout, kunststof of textiel
voor het vervaardigen, samenstellen of repareren van producten of onderdelen daarvan bestaande uit
metaal, hout, kunststof of textiel met een maximale capaciteit van 10.000 ton per jaar;
2°. het voor hergebruik geschikt maken van afgedankte consumentenproducten, niet zijnde
gevaarlijke afvalstoffen, en van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere
huishoudens als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Regeling beheer elektrische en elektronische
apparatuur voor zover de apparatuur niet wordt ontmanteld, deze producten en apparatuur vanuit de
inrichting ter beschikking worden gesteld aan particulieren in Nederland en de oppervlakte voor
reparatie niet groter is dan 1.000 m2;
3°. het scheiden van olie- en waterfractie van ingenomen bilgewater bij een inrichting waar
gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen met een slibvangput en
olieafscheider met een maximale nominale grootte van 20 volgens NEN-EN 858-1 en 2;
4°. het composteren van plantaardig restmateriaal bij een landbouwinrichting met een maximaal
volume van 600 m3;
5°. het als diervoerder binnen de inrichting gebruiken en voor dit gebruik geschikt maken van
plantaardige restproducten uit de land- en tuinbouw en uit de voedselbereiding en -verwerking met
euralcodes: 020103, 020304, 020501, 020601 en 020704, bij een landbouwinrichting met een
maximale capaciteit van 4.000 ton per jaar;
d. het overslaan van afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn met een capaciteit van
meer dan 1.000 m3 per jaar bij een inrichting waar geen opslag van afvalstoffen plaatsvindt.
28.11. Onderdeel 28.10 is niet van toepassing op inrichtingen voor:
a) het opslaan, behandelen of reinigen van afvalwater, gebracht in een voorziening voor de inzameling
en het transport van afvalwater;
b) het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto’s of tank- en
bulkcontainers;
c) het opslaan, bewerken of verwerken van dierlijke of overige organische meststoffen, niet zijnde
zuiveringsslib;
d) het toepassen van bouwstoffen en het toepassen van grond of baggerspecie, waarop het Besluit
bodemkwaliteit van toepassing is.
Categorie 29
29.1. Inrichtingen zijnde:
a. vlootbases die in hoofdzaak worden gebruikt door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke
zeekrijgsmacht;
b. vliegbases of vliegkampen, die in hoofdzaak worden gebruikt door de Nederlandse of een
bondgenootschappelijke krijgsmacht;
c. kazernes die in hoofdzaak worden gebruikt door parate eenheden van de Nederlandse of een
bondgenootschappelijke krijgsmacht;
d. in hoofdzaak bestemd zijn voor het transporteren of het opslaan van brandstof ten behoeve van de
Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht;
e. in hoofdzaak bestemd zijn voor het opslaan van munitie ten behoeve van de Nederlandse of een
bondgenootschappelijke krijgsmacht;
f. verbindings- en commandocentra ten behoeve van de Nederlandse of een bondgenootschappelijke
krijgsmacht;
g. schietkampen, schietranges, schietgebieden, regionale schietterreinen of rayonschietterreinen, die
in hoofdzaak worden gebruikt door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht;
h. landelijke brandweer oefenplaatsen die in hoofdzaak worden gebruikt door de Nederlandse of een
bondgenootschappelijke krijgsmacht;
i. spoorwegemplacementen die in hoofdzaak worden gebruikt door de Nederlandse of een
bondgenootschappelijke krijgsmacht;
j. bestemd voor het vervaardigen, onderhouden, repareren of opslaan van materieel of materialen ten
behoeve van de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht, die van essentieel belang
zijn voor de logistieke ondersteuning van de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht;
k. laboratoria, bestemd voor het ontwikkelen en beproeven van genetisch gemodificeerde organismen,
van welke activiteiten met toepassing van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen
milieubeheer is vastgesteld dat deze uitsluitend mogen plaatsvinden met toepassing van
voorzieningen en voorschriften, die gelden voor het hoogste krachtens dat besluit bij ministeriële
regeling aangewezen niveau;
l. inrichtingen waar meer dan 50 000 kg in beslag genomen vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik in de zin van het Vuurwerkbesluit worden opgeslagen.
29.2. Voor de toepassing van onderdeel 29.1 onder g, blijven buiten beschouwing inrichtingen waarop
uitsluitend met niet-scherpe patronen wordt geschoten.
29.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit
besluit, worden alle inrichtingen aangewezen als bedoeld in onderdeel 29.1, uitgezonderd c, f en j.
Onderdeel D
1. Als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke
mate geluidhinder kunnen veroorzaken, worden aangewezen de categorieën inrichtingen die als
zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel C, onder:
a. 1.3, onder a, b, voor zover het thermisch vermogen 75 MW of meer bedraagt, c, onder 1° en 2°, en
d, waarbij voor de toepassing van onderdeel 1.3 veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing en
winning van aardgas buiten beschouwing blijven,
b. 2.6, onder b, voor zover het betreft aardgasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en
gasverzamelinrichtingen, en c,
c. 4.3, onder d,
d. 5.3, onder b,
e. 6.2,
f. 9.3,
g. 11.3, onder a tot en met e, onder g en onder k,
h. 12.2, onder a tot en met g,
i. 12.2, onder h, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 K,
j. 13.3, onder b,
k. 14.2, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is,
l. 16.3,
m. 19.2,
n. 20.1, onder b,
o. 24.2 en
p. 27.3.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel 1.3, onder b, voor zover het thermisch vermogen
75 MW of meer bedraagt, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het verstoken van biomassa
waarvan het equivalente geluidsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast
opgestelde toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en
activiteiten op de grens van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan:
a. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
b. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
c. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.