Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Nispen.

Regels

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Nispen' van de gemeente Roosendaal;

 

1.2 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig ontwerp-technisch, consumentenverzorgend (met uitzondering van erotisch gerichte dienstverlening) of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en de ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.3 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

 

1.7 afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg)

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

 

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, daaronder begrepen een paardenfokkerij en daaronder niet begrepen een paardenhouderij;

 

1.9 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

 

1.10 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur, daaronder begrepen een gemechaniseerd loonbedrijf zoals omschreven in het Besluit Landbouw;

 

1.11 agrarisch technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden (met uitzondering van mestverwerking), zoals: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

 

 

1.12 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen;

 

1.13 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven; voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

 

1.14 ambulante handel

het te koop aanbieden van consumptiegoederen aan particulieren vanuit een (markt)kraam, verkoopwagen, grondplaats of standplaats in de openbare ruimte;

 

1.15 archeologisch advies

advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

 

1.16 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

 

1.17 archeologische begeleiding

begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

 

1.18 archeologische opgraving

opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden worden veilig gesteld;

 

1.19 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

 

1.20 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.21 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel of gedeelte daarvan, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

1.22 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

 

1.23 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.24 belwinkel

een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';

 

 

1.25 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.26 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

  1. bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen;

 

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.29 bijbehorende bouwwerken

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.30 bijzondere woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaardentehuizen en verzorgingstehuizen;

 

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.33 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

 

1.34 bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats met een (overdekt) netto-verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten wordt aangeboden aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker (in de vorm van detailhandel);

 

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.36 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 branchegericht distributieplanologisch onderzoek

een onderzoek waarbij, naast de bestaande onder- of overcapaciteit in de betreffende branche(s) en de vaststelling van de ruimte, welke de (consumptieve) bestedingsgroei in het betreffende verzorgingsgebied biedt, ook wordt vastgesteld de te verwachten kwalitatieve aanbodsontwikkeling alsmede een beschrijving van de effecten voor het functioneren van een bestaand winkelgebied;

 

1.40 bruto-bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van winkels, kantoren of bedrijven met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

1.41 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit;

 

1.42 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

 

1.43 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

 

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;

 

1.45 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

 

1.46 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes;

 

1.47 erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

bedrijf c.q. inrichting, waarin voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  1. seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;

  2. seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;

  3. seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;

 

1.48 garages en bergingen

een gebouw bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;

 

1.49 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

 

1.50 geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143);

 

1.51 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

 

1.52 gevel

zijde van een gebouw;

 

1.53 groepsrisico

de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

 

1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegronds tuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

 

1.55 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

 

1.56 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan die personen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming of instelling bedrijfsmatig aanwenden, hieronder vallen zowel detail- als groothandel;

 

1.57 groothandel in smart- en growproducten

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;

 

1.58 grootschalige detailhandelvestiging

detailhandelvestiging buiten een aangewezen winkelconcentratiegebied met een minimum brutovloeroppervlak van 1.500 m2, waarbij geen brachebeperkingen gelden, op voorwaarde dat uit een distributieplanologisch onderzoek blijkt dat dit voor een specifieke branche gelegen in binnenstedelijk en/of buurtgebonden winkelconcentratiegebieden tot onaanvaardbaar gevolgen zou kunnen leiden;

 

1.59 growshop

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan een growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';

 

1.60 handel in softdrugs

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;

 

 

 

1.61 handelsbedrijf

een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert;

 

1.62 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

1.63 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

 

1.64 huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende een bepaalde tijd op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om ter plaatse werkzaamheden te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

 

1.65 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productie-technische bedrijven);

 

1.66 intensief veehouderijbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

 

1.67 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

 

1.68 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.69 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes;

 

1.70 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en uitwisseling;

 

1.71 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

 

1.72 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

 

1.73 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony’s houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony’s, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

 

 

1.74 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 

1.75 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

 

1.76 netto-bedrijfsvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief de etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het en detail verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of verbruikt;

 

1.77 nevenactiviteiten op een agrarisch bouwvlak

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

 

1.78 niet-commerciële evenementen

evenementen die niet gericht zijn op het maken van winst;

 

1.79 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij de bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend in gebouwen plaatsvinden;

 

1.80 ondersteunende horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij de hoofdfuncties detailhandel, dienstverlening en/of maatschappelijk, waarbij de ondersteunende horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie, niet zelfstandig worden uitgeoefend en niet toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

Onder ondersteunende horeca valt niet:

  1. horeca plaatsvindend binnen het concept van een warenhuis;

  2. horeca die onderdeel uitmaakt van een museum, schouwburg of theater, bibliotheek, bioscoop;

 

1.81 paardenhouderij

een bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van paarden, het africhten van paarden, het fokken van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bv. paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden;

 

1.82 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

 

1.83 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en tuincentra in een daarop afgestemde verkoopruimte. Onder volumineuze goederen worden verstaan: bouw- en doe-het-zelf-producten, grove bouwmaterialen, kampeer- en caravanartikelen, auto's, keukens, sanitaire artikelen, meubelen, woningstoffering en inrichting;

 

1.84 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

 

 

 

 

 

1.85 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

 

1.86 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.87 retentiegebied

gronden en werken ten behoeve van de waterkering, ingericht voor het ontvangen, tijdelijk bergen en daarna geleidelijk lozen dan wel infiltreren van water;

 

1.88 risicovolle inrichting

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico cq. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;

  3. met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.

 

1.89 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;

 

1.90 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.91 smartshop

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';

 

1.92 standplaats voor ambulante handel

plaats in de openbare ruimte waar handelaren hun waren te koop aanbieden;

 

1.93 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;

 

1.94 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

1.95 stedenbouwkundige waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's en de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

 

 

1.96 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  1. tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 2,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, boomteelthekken, regenkappen;

  2. teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter met een hoogte van maximaal 2,5 m, bijvoorbeeld containervelden, stellingenteelt (bakken in stellingen);

 

1.97 tuinbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvindt;

 

1.98 veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren met uitzondering van vissen, wormen, slakken en insecten;

 

1.99 verblijfsmiddelen

een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten;

 

1.100 voorgevel

naar de openbare weg gekeerde zijde van een gebouw;

 

1.101 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

 

1.102 vuurwerkbesluit

vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb. 2002,33, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 maart 2004, Stb. 2004, 133;

 

1.103 wellness

activiteiten, voorzieningen en producten, die kunnen bijdragen tot verhoging van het lichamelijk en geestelijk welbevinden met uitzondering van erotische dienstverlening;

 

1.104 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen;

 

1.105 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

 

1.106 woonboerderij

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar zijn verbonden;

 

1.107 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelscheiding van het bouwperceel;

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk ten behoeve van railverkeer

Vanaf bovenkant spoorstaaf tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

2.4 de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

 

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.10 stapelhoogte in het kader van opslag

de hoogte van goederen en materialen die in de buitenlucht worden opgeslagen vanaf het peil tot aan het hoogste punt;

 

2.11 toepassing van maten

de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. grondgebonden agrarische bedrijven, uitgezonderd een veehouderij (daaronder mede begrepen een intensief veehouderijbedrijf of een paardenhouderij);

  2. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

  3. waterhuishoudkundige doeleinden;

  4. doeleinden van openbaar nut;

  5. recreatief medegebruik

  6. ter plaatse van de functie-aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - natuur- en landschapswaarden' het behoud en herstel, c.q. de ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden';

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

 

  1. bebouwing binnen bouwvlak;

  2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels.

 

  1. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan.

  2. De maatvoering van de (hoofd-)gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m.

(Nok-)hoogte

N.v.t.

10 m.

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m.

(Nok-)hoogte

N.v.t.

10 m.

Inhoud

Maximaal 750 m3. (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij:

 

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon-)boerderij be- treft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

100 m2.

(Nok-)hoogte

n.v.t.

6 m.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

 

 

Hoogte mestbassins/ mestsilo's/waterbassins

12 m.

Hoogte silo's

15 m.

 

 

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m.

Overige: 2 m.

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m.

 

 

3.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m., met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,50 m. mag bedragen;

  2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;

  3. het bouwen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan.

  1. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.

  2. Paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor:

 

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 m. en/of een hoogte van maximaal 12 m.;

  2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2.

 

3.4.2 Be- en of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

 

3.4.3 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

3.4.4 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

3.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

3.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

3.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor nevenactiviteiten teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2.;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.2 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2.; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm.

 

3.5.3 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1.000 m2.;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.4 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 3.4.4 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

3.5.5 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. zelfstandige bewoning is niet toegestaan;

  6. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  7. in afwijking van het onder f. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

  1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 450 m2.;

  3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

  4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

  5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

  6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  2. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  3. alvorens met een omgevingsvergunning afgeweken wordt, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10–6 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  4. alvorens met een omgevingsvergunning afgeweken wordt, wordt vooraf advies gevraagd bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

  5. alle omgevingsvergunningen worden minimaal één keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

 

3.5.6 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven langer dan zes maanden

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten) voor een periode van maximaal 9 maanden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk worden gemaakt dat de inzet van tijdelijke werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar noodzakelijk is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. zelfstandige bewoning is niet toegestaan;

  6. de huisvesting voor een periode langer dan 6 maanden vindt uitsluitend plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens met een omgevingsvergunning afgeweken wordt, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10–6 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens met een omgevingsvergunning afgeweken wordt, wordt vooraf advies gevraagd bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

  11. alle omgevingsvergunningen worden minimaal één keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

 

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2.;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.

 

3.6.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het in artikel 3.6.1 bepaalde geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

 

  1. welke plaatshebben op een bouwvlak;

  2. waarvoor vóór het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

 

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik, verblijfsrecreatie en educatieve doeleinden als bedoeld in artikel 3.1.

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Vergroting/vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;

  2. de vergroting van het bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

voor grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha. toegestaan;

  1. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b.;

  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

3.7.2 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemmingen Wonen - 2, Tuin of Agrarisch, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd;

  3. de oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m2., waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2. vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 400 m2. legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3., met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 400 m2. legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beëindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.3 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf wordt beëindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Wonen - 2, Tuin of Agrarisch, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3.;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3.;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m2., waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2.(inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2. vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 400 m2. legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3., met dien verstande dat per 50 m3. vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 400 m2. legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beëindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.4 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemmingen Wonen - 2, Tuin of Agrarisch, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m2., waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2. (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2. vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 400 m2. legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3., met dien verstande dat per 50 m3. vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 400 m2. legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beëindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.5 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels, zoals opgenomen in artikel 28, in acht te worden genomen.

 

 

Artikel 4 Bedrijf - 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorie 1. en 2. van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning, alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel in caravans en aanverwante artikelen;

  4. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het als zodanig aangegeven bouwvlak;

  2. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het maximale bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven;

  3. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient tenminste 1 m. te bedragen;

  4. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens tenminste 3 m. te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. de bouwhoogte: 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

 

ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 750 m3. mag bedragen;

  2. per bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m., een bouwhoogte van ten hoogste 5 m. en een maximale oppervlakte van 40 m2.;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen:

  4. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

 

 

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

  1. erfafscheidingen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke

bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten': 1 m.;

  1. overige erfafscheidingen: 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m.

 

4.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 4.2.2, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2:

 

a. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m.;

b. teneinde het maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' te verhogen tot ten hoogste 60 %;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.4.2 Perceelsgrens

Burgermeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2, onder d., voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken in de zijdelingse perceelsgrens c.q. minimaal 1 m. uit de zijdelingse perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en de brandveiligheid van het gebouw en die van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

 

 

4.4.3 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

4.4.4 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.5 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

4.5.2 Bedrijven en inrichtingen

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

 

  1. voor geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1., lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

4.5.3 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen en materialen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

 

4.5.4 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

4.5.5 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan.

 

4.5.6 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

4.5.7 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

4.5.8 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een apart aangegeven aanduiding.

 

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

 

  1. in artikel 4.1, onder a., teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in artikel 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. in artikel 4.1, onder a., teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1., lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) dat als bijlage in de regels is opgenomen, niet zijn toegestaan.

 

4.6.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.6 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

 

Artikel 5 Bedrijf - 3

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorie 1., 2. en 3.1. van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning, alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  3. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

5.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het als zodanig aangegeven bouwvlak;

  2. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het maximale bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven;

  3. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient tenminste 1 m. te bedragen;

  4. voor zover bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens tenminste 3 m. te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. de bouwhoogte: 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

 

ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 750 m3. mag bedragen;

  2. per bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m., een bouwhoogte van ten hoogste 5 m. en een maximale oppervlakte van 40 m2.;

  3. de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen:

  4. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke

bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten': 1 m.;

  1. overige erfafscheidingen: 2 m.

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m.

 

5.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 5.2.2, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2:

 

a. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m.;

b. teneinde het maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' te verhogen tot ten hoogste 60 %;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

5.4.2 Perceelsgrens

Burgermeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2, onder d., voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken in de zijdelingse perceelsgrens c.q. minimaal 1 m. uit de zijdelingse perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en de brandveiligheid van het gebouw en die van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

5.4.3 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

 

 

5.4.4 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5 mits of onder de voorwaarden dat:

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

5.5.2 Bedrijven en inrichtingen

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

 

  1. voor geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1., lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

5.5.3 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen en materialen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

 

5.5.4 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

5.5.5 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan.

 

5.5.6 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

5.5.7 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

5.5.8 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een apart aangegeven aanduiding.

 

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

 

  1. in artikel 5.1, onder a., teneinde bedrijven toe te laten, die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in artikel 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. in artikel 5.1, onder a., teneinde bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1., lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) dat als bijlage in de regels is opgenomen, niet zijn toegestaan.

 

5.6.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.6 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

 

Artikel 6 Detailhandel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

  2. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

  3. wonen, alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

d. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

6.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  3. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 %;

  4. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. de bouwhoogte: 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

  1. erfafscheidingen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke

bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten': 1 m.;

  1. overige erfafscheidingen: 2 m.;

  2. vlaggenmasten: 6 m.;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

6.2.4 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

 

 

 

 

6.3 Nadere eisen

 

6.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 6.2.2, onder d., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2:

 

a. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m.;

b. teneinde het maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' te verhogen tot ten hoogste 60 %;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6.4.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

6.4.3 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.4 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

6.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

6.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

6.5.4 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

6.5.5 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

6.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

6.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

 

 

 

Artikel 7 Gemengd - 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. wonen, alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- /kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, (woon)zorg en welzijn;

  3. kantoren;

  4. dienstverlening;

  5. industriële en ambachtelijke bedrijven, voorzover deze voorkomen in de milieucategorie 1. en 2. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  6. bijbehorende voorzieningen zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofd- en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het als zodanig aangegeven bouwvlak;

  2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten', zijn geen gebouwen toegestaan.

  3. het maximale oppervlak aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 %;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m. te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. bouwhoogte: 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

  1. erfafscheidingen ,ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke

bouwaanduding - gebouwen uitgesloten: 1 m.;

  1. overige erfafscheidingen: 2 m.;

  2. vlaggenmasten: 6 m.;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

7.2.4 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 7.2.2, onder c., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

7.4.2 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.4 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

7.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

7.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

7.5.4 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

7.5.5 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

7.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

7.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

7.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

7.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. beplantingen;

  2. bermen;

  3. evenementen, zoals kermis, weekmarkt, braderie, vrijmarkt, antiekmarkt e.d.;

  4. standplaatsen voor ambulante handel;

  5. terrassen;

  6. geluidwerende voorzieningen;

  7. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  8. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins;

  9. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen, zoals bruggen en duikers;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' tevens een waterberging;

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  2. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'sport', gelden de volgende regels:

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2.;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m. bedragen.

 

8.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3. bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m. bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 6 m. bedragen.

 

8.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

  1. erfafscheidingen: 2 m.;

  2. geluidwerende voorzieningen: 6 m.;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,: 15 m.

 

 

 

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.3.1 Verkeer of Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Verkeer' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

8.3.2 Wonen en/of tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', al dan niet met de aanduiding 'garages' en/of 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik met inachtneming van de volgende regels:

 

  1. planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen, tenzij een bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'garages' wordt geprojecteerd;

  2. de uit te geven openbare ruimte mag geen overwegende structurele betekenis hebben voor de groenstructuur.

 

8.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels, zoals opgenomen in artikel 28, in acht te worden genomen.

Artikel 9 Horeca - 2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. uitsluitend horecabedrijven op de begane grond, voor zover deze voorkomen in categorie 1a. en 1b. van de Staat van horeca-activiteiten;

  2. wonen, alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  3. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

9.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. bijbehorende bouwwerken zijn zowel ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak als daarbuiten toegestaan;

  3. het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven;

  4. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. de bouwhoogte: 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

  1. erfafscheidingen voor de voorgevel: 1 m.;

  2. overige erfafscheidingen: 2 m.;

  3. vlaggenmasten: 6 m.;

  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

9.2.4 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

9.3 Nadere eisen

 

9.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 9.2.2, onder d., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

9.4 Afwijken van de bouwregels

 

9.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.2:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m.;

  2. teneinde het maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' te verhogen tot ten hoogste 60 %;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.4.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3 voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

9.4.3 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.4 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

9.5 Specifieke gebruiksregels

 

9.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

9.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

9.5.3 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

 

9.5.4 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

9.5.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

9.5.6 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.5.4 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

9.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.5.5 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

9.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.5.6 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

Artikel 10 Horeca - 4

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Horeca - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. uitsluitend horecabedrijven op de begane grond, voor zover deze voorkomen in categorie 1a., 1b. en 2. van de Staat van horeca-activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' tevens een feestzaal voor zalenverhuur met regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;

  3. wonen, alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  4. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' tevens een feestzaal voor zalenverhuur met regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

10.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. bijbehorende bouwwerken zijn zowel ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak als daarbuiten toegestaan;

  3. het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven;

  4. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. de bouwhoogte: 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

  1. erfafscheidingen voor de voorgevel: 1 m.;

  2. overige erfafscheidingen: 2 m.;

  3. vlaggenmasten: 6 m.;

  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

10.2.4 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

 

10.3 Nadere eisen

 

10.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 10.2.2, onder d., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

10.4 Afwijken van de bouwregels

 

10.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m.;

  2. teneinde het maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' te verhogen tot ten hoogste 60 %;

 

met dien verstande dat:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

10.4.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.3 voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

10.4.3 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.4 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

10.5 Specifieke gebruiksregels

 

10.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

10.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

10.5.3 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

 

10.5.4 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

10.5.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

10.5.6 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.5.4 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

10.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.5.5 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

10.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.5.6 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, (woon)zorg en welzijn;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'religie', uitsluitend religieuze voorzieningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend een begraafplaats;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' uitsluitend voorzieningen met betrekking tot gezondheidszorg, uitgezonderd grootschalige en/of geluidgevoelige voorzieningen, zoals onder meer een kinderopvang, zieken-, verpleeg-, verzorgingshuis of psychiatrische instelling;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen' uitsluitend een molen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' uitsluitend een zend- en ontvangstinstallatie voor telecommunicatie;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerplaats;

  8. bijbehorende voorzieningen, zoals verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, groen en water, alsmede bouwwerken ten behoeve van algemeen nut.

 

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  3. een molen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen';

  4. een zend- en ontvangstinstallatie voor telecommunicatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

  5. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  6. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  7. parkeerplaatsen.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. bijbehorende bouwwerken mogen zowel worden opgericht ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak als daarbuiten, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 10 % per bouwperceel, tenzij anders is aangegeven;

  3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her-)bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  5. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m. te bedragen;

  6. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte;

 

 

 

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte: 3 m.;

  2. de bouwhoogte 5 m.,

tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

11.2.3 Molen

  1. de hoogte van de molen, gemeten vanaf het hoogste punt van een zuiver verticaal staande wiek tot aan 3 m. boven het maaiveld, mag niet meer bedragen dan 25 m.;

  2. de hoogte van de as van het wiekenkruis, gemeten tot aan 3 m. boven het maaiveld mag niet minder bedragen dan 12 m.

 

11.2.4 Zend-/ontvangstinstallatie

Voor het bouwen van een zend-/ontvanstinstallatie gelden de volgende regels:

 

  1. de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 100 m2. bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m. bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 40 m. bedragen.

 

11.2.5 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3. bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m. bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 6 m. bedragen.

 

11.2.6 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke

bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten': 1 m.;

  1. overige erfafscheidingen: 2 m.;

  2. vlaggenmasten: 6 m.;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

11.2.7 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 11.2.2, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

 

 

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.6, onder a., voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

11.4.2 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.7 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

 

Artikel 12 Sport

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. voorzieningen voor sport en sportieve recreatie;

  2. speel- en spelvoorzieningen;

  3. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen.

 

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdbouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel worden opgericht ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak als daarbuiten, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 10 % per bouwperceel, tenzij anders is aangegeven;

  2. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2.;

  3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 5 m. bedragen.

 

12.2.4 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

 

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van een bouwwerk mag maximaal 50 m3. bedragen;

  2. de goothoogte van bouwwerk mag niet meer dan 3 m. bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 6 m. bedragen.

 

12.2.5 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m.;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 20 m.

 

 

 

 

12.2.6 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.6 mits:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

Artikel 13 Tuin

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

(voor)tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.

 

13.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m. te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m. te bedragen;

  2. aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel mogen tot op maximaal 1,50 m. voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75 % van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,50 m.;

  3. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m. te bedragen;

  4. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag maximaal 3 m. bedragen, waarbij een afstand van minimaal 1 m. vanaf de voorgevel moet worden aangehouden;

  5. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.;

  6. onverminderd hetgeen bepaald is in a. tot en met d. mag maximaal 50 % van de tuin worden bebouwd.

 

13.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen: 1 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van

overkappingen: 2 m.

 

 

Artikel 14 Verkeer

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer' tevens een langzaamverkeersverbinding;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeervoorziening met een bijbehorende verkeersontsluiting;

  6. evenementen, zoals kermis, weekmarkt, braderie, vrijmarkt, antiekmarkt e.d.;

  7. standplaatsen voor ambulante handel;

  8. terrassen;

  9. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  10. beplantingen;

  11. bermen;

  12. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  13. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  14. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

  15. kunstwerken en kunstobjecten.

 

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  2. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband, gelden de volgende regels:

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2.;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m. bedragen.

 

14.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van een bouwwerk mag maximaal 50 m3. bedragen;

  2. de goothoogte van een bouwwerk mag niet meer dan 3 m. bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 6 m. bedragen.

 

 

 

 

 

14.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen: 1 m.;

  2. geluidwerende voorzieningen: 6 m.;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 15 m.

 

 

14.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.3.1 Groen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Groen', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur, alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

14.3.2 Wonen en/of Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik en ten behoeve van het aanbrengen van uitwendige energiebesparende gevelvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

 

  1. planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen, tenzij het uitwendige energiebesparende voorzieningen betreft in welk geval de bouwgrens maximaal 0,30 m. verlegd mag worden;

  2. de uit te geven openbare ruimte mag geen overwegende structurele betekenis hebben voor de verkeersstructuur.

 

14.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels, zoals opgenomen in artikel 28, in acht te worden genomen.

 

 

Artikel 15 Water

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  2. bergbezinkbassins;

  3. retentievoorzieningen;

  4. bermen;

  5. beplantingen;

  6. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  7. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, zoals verkeers-, groen-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

  8. kunstwerken en kunstobjecten.

 

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.2.2 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van een bouwwerk mag maximaal 50 m3. bedragen;

  2. de goothoogte van een bouwwerk mag niet meer dan 3 m. bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 6 m. bedragen.

 

15.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen: 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 15 m.

 

 

15.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.3.1 Groen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemming 'Groen', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

15.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels, zoals opgenomen in artikel 28, in acht te worden genomen.

Artikel 16 Wonen - 1

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. aaneengebouwde grondgebonden woningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

  3. aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2.: 30 m2.;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2. tot 500 m2.: 45 m2.;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2. tot 1.000 m2.: 60 m2.;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2. of groter: 75 m2.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m. te bedragen;

  3. voor wat betreft de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken geldt, dat:

  1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, opgericht voor de voorgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m. en voor het overige niet meer dan 5 m., tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

 

16.3 Nadere eisen

 

16.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 16.2.3, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

16.4 Afwijken van de bouwregels

 

16.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.2, onder a., en artikel 16.2.3, onder b.:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m.;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2.;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50 % van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

16.5 Specifieke gebruiksregels

 

16.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

16.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

16.5.3 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

16.5.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

16.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

16.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen,voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

16.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen,voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.5.3 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

16.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

 

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.7.1 Wonen en/of Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 2' en 'Tuin', teneinde het woningtype te kunnen wijzigen om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de behoefte in de woningmarkt, met inachtneming van de volgende regels:

 

  1. planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen;

  2. voor het overige zijn de regels, behorende bij de bestemming 'Wonen - 2', van overeenkomstige toepassing.

 

16.7.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels, zoals opgenomen in artikel 28, in acht te worden genomen.

Artikel 17 Wonen - 2

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande grondgebonden woningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

  3. aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend garages en/of bergingen.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. garages en/of bergingen;

  5. parkeerplaatsen.

 

17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal woonheden' is een maximum aantal woonheden toegestaan, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her-)bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  4. de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m. te bedragen;

  5. de afstand van vrijstaande hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m. te bedragen;

  6. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2.: 30 m2.;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2. tot 500 m2.: 45 m2.;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2. tot 1.000 m2.: 60 m2.;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2. of groter: 75 m2.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m. te bedragen;

  3. voor wat betreft de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken geldt, dat:

  1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, opgericht voor de voorgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m. en voor het overige niet meer dan 5 m., tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

17.2.5 Garages en/of bergingen

 

Voor het bouwen van garages en/of bergingen gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van garages en/of bergingen mag ten hoogste 3 m. bedragen.

 

17.2.6 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

17.3 Nadere eisen

 

17.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 17.2.3, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

17.4 Afwijken van de bouwregels

 

17.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.2, onder a., en artikel 17.2.3, onder b.:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m.;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2.;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50 % van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

17.4.2 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.6 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

17.5 Specifieke gebruiksregels

 

17.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

17.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

17.5.3 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

17.5.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor het bestemmingsvlak (of een gedeelte daarvan), dat zich bevindt binnen een afstand van 50 m. ten opzichte van het perceel Essenseweg no. 60.

 

17.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.5.3 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

17.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

Artikel 18 Wonen - 3

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. vrijstaande grondgebonden woningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

  3. aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal woonheden' is een maximum aantal woonheden toegestaan, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her-)bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  4. de afstand van het hoofdgebouw tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m. te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2.: 30 m2.;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2. tot 500 m2.: 45 m2.;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2. tot 1.000 m2.: 60 m2.;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2. of groter: 75 m2.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m. te bedragen;

  3. voor wat betreft de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken geldt, dat:

  1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, opgericht voor de voorgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m. en voor het overige niet meer dan 5 m., tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen: 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,: 3 m.

 

18.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

18.3 Nadere eisen

 

18.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 19.2.3, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

18.4 Afwijken van de bouwregels

 

18.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.2, onder a., en artikel 18.2.3, onder b.:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m.;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2.;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50 % van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

 

 

 

 

18.4.2 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.5 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

18.5 Specifieke gebruiksregels

 

18.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

18.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

18.5.3 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

18.5.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

18.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor de bestemmingsvlakken (of gedeelten daarvan), die zich bevinden binnen een afstand van 50 m. ten opzichte van het perceel Essenseweg no. 60, dan wel binnen een afstand van 10 m. ten opzichte van het perceel Essenseweg no. 52.

 

18.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.5.3 en behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

18.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

Artikel 19 Wonen - 4

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. gestapelde woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' tevens een zorginstelling met hierbij behorende voorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

  4. aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2.: 30 m2.;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2. tot 500 m2.: 45 m2.;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2. tot 1.000 m2.: 60 m2.;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2. of groter: 75 m2.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 3 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m. te bedragen;

  3. voor wat betreft de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken geldt, dat:

  1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, opgericht voor de voorgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m. en voor het overige niet meer dan 5 m., tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen: 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

19.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

 

19.3 Nadere eisen

 

19.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m.

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 19.2.3, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

19.4 Afwijken van de bouwregels

 

19.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.2, onder a., en artikel 19.2.3, onder b.:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m.;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2.;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50 % van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

19.4.2 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.5 mits en onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

 

19.5 Specifieke gebruiksregels

 

19.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2. van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

19.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

19.5.3 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

19.6.2 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.5.3 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

Artikel 20 Wonen - 5

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. aaneengebouwde, twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande grondgebonden;

  2. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;

  3. aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal woonheden' is een maximum aantal woonheden toegestaan, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  3. de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 1 m. te bedragen;

  4. de afstand van vrijstaande hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m. te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. de goothoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte, zoals op de verbeelding is aangegeven, en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

 

20.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2.: 30 m2.;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2. tot 500 m2.: 45 m2.;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2. tot 1.000 m2.: 60 m2.;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2. of groter: 75 m2.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m. te bedragen;

  3. voor wat betreft de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken geldt, dat:

  1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, opgericht voor de voorgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m. en voor het overige niet meer dan 5 m., tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen: 2 m.;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,: 3 m.

 

20.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, met uitzondering van aaneengebouwde woningen waarbij de parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd.

 

 

20.3 Nadere eisen

 

20.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat daardoor:

 

  1. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 20.2.3, onder b., ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

 

20.4 Afwijken van de bouwregels

 

20.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.2, onder a., en artikel 20.2.3, onder b.:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m.;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2.;

 

met dien verstande dat daardoor:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50 % van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

20.4.2 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.5 mits of onder de voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

 

 

20.5 Specifieke gebruiksregels

 

20.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2.van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

20.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

20.5.3 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan de gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

20.5.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

20.6.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorend bouwwerk wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2.;

  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor de bestemmingsvlakken (of gedeelten daarvan), die zich bevinden binnen een afstand van 50 m. ten opzichte van het perceel Essenseweg no. 60, dan wel binnen een afstand van 10 m. ten opzichte van het perceel Essenseweg no. 52.

 

 

 

20.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.5.3 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

20.6.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2.;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

 

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van hoge archeologische waarden.

 

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 50 m2. en een grotere diepte dan 0,50 m. beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

21.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 43.2.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

  3. er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  4. er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd;

  5. de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

21.2.3 Voorwaarden voor afwijking

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in artikel 21.2.2 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

 

 

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.3.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

  1. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  4. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  6. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;

  8. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

  9. het aanbrengen van verhardingen.

 

21.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het in artikel 21.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden, die:

 

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  3. een oppervlakte kleiner dan 50 m2. en een diepte minder dan 0,50 m. beneden maaiveld betreffen;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

21.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

21.3.4 Opgraving

Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.

 

21.3.5 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3.1 wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen bij een archeologische deskundige.

 

 

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

21.4.1 Verwijderen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

21.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels, zoals opgenomen in artikel 28, in acht te worden genomen.

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 22 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 23 Algemene bouwregels

 

23.1 Bestaande afstanden en andere maten

 

23.1.1 Maximaal toelaatbaar

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

23.1.2 Minimaal toelaatbaar

In die gevallen dat afstand tot, en hoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

23.1.3 Heroprichting

In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in de artikelleden 23.1.1 en 23.1.2 uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

23.2 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevellijn mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:

 

tot gebouwen behorende stoepen, trappen- c.q. lifthuizen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2,50 m. bedraagt.

 

 

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

 

24.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

 

24.1.1 Strijdigheid artikelen

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 3 tot en met 21 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

 

 

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

 

25.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

25.1.1 Omschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van de molen in het plangebied.

 

25.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalade in de artikelen 3 tot met 20 mag op deze gronden niet hoger worden gebouwd dan:

  1. binnen een afstand van 100 m. vanaf het hart van de molen: een bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de as van de wieken;

  2. binnen een afstand vanaf 100 m. tot 400 m. vanaf het hart van de molen: de bouwhoogte, genoemd onder a., vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen,

 

met dien verstande dat:

 

  1. deze regels niet van toepassing zijn op bestaande bouwwerken.

 

25.1.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.1.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan de belevingswaarde en het functioneren van de molen.

  2. Een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a., wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheerder van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde molen; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

 

25.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting.

  1. Het verbod, zoals bedoeld onder a., is niet van toepassing op:

het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting, die in volgroeide staat niet hoger is dan de hoogte van de gebouwen, zoals in het plan is toegestaan.

  1. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, zoals bedoeld onder a., wordt pas verleend, nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde molen; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

 

 

25.2 Luchtvaartverkeerzone - 1

 

25.2.1 Omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de belangen van de luchtvaart (bescherming van een gedeeltelijke in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen).

 

25.2.2 Bouwregels

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone -1' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze hoger zijn dan 140 m. (uitgedrukt in meters boven NAP).

 

 

25.3 Luchtvaartverkeerzone - 2

 

25.3.1 Omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de belangen van de luchtvaart (bescherming van een gedeeltelijke in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen).

 

 

 

25.3.2 Bouwregels

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 2' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze hoger zijn dan 155 m. (uitgedrukt in meters boven NAP).

 

 

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

 

26.1 Afwijking bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:

 

  1. het in dit plan bepaalde ten aanzien van de plaats van bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;

  2. de in de artikelen 3 tot en met 21 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10 %;

  3. de bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud van een bouwwerk niet meer dan 50 m3. mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3 m.

 

 

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

 

27.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.

De aanwezige landschappelijke-, cultuurhistorische- en/of natuurwaarden in het betreffende gebied mogen niet worden geschaad.

 

 

27.2 Belangenprocedure bij de algemene wijzigingsregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 28 in acht te worden genomen.

 

 

Artikel 28 Algemene procedureregels

 

28.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

 

 

28.2 Procedure uitwerkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn gebruik te maken van de uitwerkingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

 

28.3 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging of uitwerking als bedoeld in de artikelen 28.1 en 28.2 gelden hiervoor de volgende procedureregels.

28.3.1 Termijn en terinzagelegging

Het ontwerpbesluit, houdende een wijziging of uitwerking als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.

 

28.3.2 Wijze bekendmaking

Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren op de gebruikelijke wijze bekend.

 

28.3.3 Zienswijzen

De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 29 Overgangsregels

 

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

 

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

 

29.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikellid 29.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikellid 29.1 met maximaal 10 %.

 

 

29.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikellid 29.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

29.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

29.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikellid 29.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

29.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikellid 29.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

29.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikellid 29.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

29.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

 

Artikel 30 Slotregels

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Nispen' van de gemeente Roosendaal.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

 

Hoofdstuk 5 BIJLAGEN BIJ REGELS

 

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

 

I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten

 

0 Landbouw, jacht en bosbouw

01 Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw

 

1/2/3 Industrie

05 Visserij- en visteeltbedrijven

15 Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken

16 Verwerking van tabak

17 Vervaardiging van textiel

18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont

19 Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)

20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk

(excl. meubels)

21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren

22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media

23 Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie

24 Vervaardiging van chemische producten

25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof

26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten

27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm

28 Vervaardiging van producten van metaal

29 Vervaardiging van machines en apparaten

30 Vervaardiging van kantoormachines en computers

31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden

32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en
-benodigdheden

33 Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken

34 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers

35 Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers)

36 Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.

37 Voorbereiding tot recycling

 

4 Bouwnijverheid

40 Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water

45 Bouwnijverheid

 

5 Reparatie van consumentenartikelen en handel

50 Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations

51 Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en motorfietsen)

52 Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren

 

6 Vervoer, opslag en communicatie

60 Vervoer over land

63 Dienstverlening t.b.v. het vervoer

64 Post en telecommunicatie

 

7 Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening

71 Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen

72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.

73 Speur- en ontwikkelingswerk

74 Overige zakelijke dienstverlening

75 Overheidsdiensten

 

9 Milieudienstverlening en overige dienstverlening

90 Milieudienstverlening

93 Overige dienstverlening

 

II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen

 

 

 

SBI-code/

Bedrijfs(sub)groep of activiteit

categorie

maatgevende milieuasp.1)

continu factor2)

 

 

 

 

01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW

 

 

 

01.1 Akker- en tuinbouw

 

 

 

01.12 Tuinbouw

 

 

 

- champignonkwekerijen (algemeen)

2

G/Gr/R

C

- champignonkwekerijen met mestfermentatie

3.2

Gr

C

- bloembollendroog- en prepareerbedrijven

2

G/Gr/S

C

- witlofkwekerijen (algemeen)

2

G/Gr/R

C

01.4 Dienstverlening t.b.v. de landbouw

 

 

 

- algemeen (o.a. loonbedrijven)

3.2

G

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt

3.1

G

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt

2

G

-

- indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55

 

 

 

- KI-stations

3.1

G/Gr

-

- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen

3.1

G

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt

2

G

-

 

 

 

 

05 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN

 

 

 

05.1 - Zeevisserijbedrijven

3.2

Gr/G

C

- Binnenvisserijbedrijven

3.1

Gr/G

C

05.2 Vis- en schaaldierkwekerijen

 

 

 

- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven

3.2

Gr/G

C

- visteeltbedrijven

3.1

Gr/G

C

 

 

 

 

15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

 

 

 

15.1 Slachterijen en vleesverwerking

 

 

 

- slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven

3.2

G/Gr

C

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

3.1

G/Gr

C

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt

2

G/Gr

-

- vetsmelterijen

5

Gr

C

- bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval

4.2

Gr

C

- vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden

3.1

G/Gr

-

15.2 Visverwerking

 

 

 

- algemeen

4.2

Gr

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

3.2

Gr

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt

3.1

Gr

-

- indien drogen

5

Gr

C

- indien roken

4.2

Gr

C

15.3 Groente- en fruitverwerking

 

 

 

- algemeen

3.2

G/Gr

C

- vervaardiging van aardappelproducten

4.2

Gr

C

- indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m²

3.1

G/Gr

-

- verwerking van koolsoorten

4.1

Gr

C

- drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven (zoutinleggerij)

4.2

Gr

C

15.4 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten

 

 

 

- algemeen

4.1

Gr

C

- indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer bedraagt

4.2A

G/Gr

C

15.5 Vervaardiging van zuivelproducten

 

 

 

15.51 Vervaardiging van zuivelproducten

 

 

 

- algemeen

4.2

G

C

- vervaardiging van consumptiemelk- en melkproducten

3.2

G

C

- indien de productiecapaciteit voor melk-, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten 1,5 ton/uur of meer bedraagt

5A

G

C

- indien concentratie van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit van 20 ton/uur of meer

5A

G

C

- indien de melkverwerkingscapaciteit voor consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer bedraagt

4.2A

G

C

15.52 Bereiding van consumptie-ijs

 

 

 

- algemeen

3.2

G

C

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt

2

G

-

15.6 Vervaardiging van meel

 

 

 

- algemeen

4.1

G

C

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

3.1

G

C

- indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit van 10 ton/uur of meer

4.2A

G

C

15.7 Vervaardiging van diervoeder

 

 

 

- mengvoeder algemeen

4.1

G/Gr

C

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder 100 ton/uur of meer bedraagt

4.2A

G/Gr

C

- drogerijen

4.2

Gr

C

- indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer bedraagt

5A

G

C

- veevoeder n.e.g.3)

5

G/Gr

C

15.8 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen

 

 

 

15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit

 

 

 

15.82 - algemeen

3.2

G/Gr

C

- indien de verwerkingscapaciteit minder dan 2.500 kg meel/week bedraagt

2

G/Gr

C

15.83 Suiker

 

 

 

- algemeen

5

Gr

C

- vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een capaciteit van 2.500 ton/dag of meer

5A

Gr

C

15.84 Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van chocolade en suikerwerk

 

 

 

- cacao en chocolade

5

Gr

-

- indien vervaardigen van chocoladewerken met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 2.000 m²

3.2

Gr

-

- idem, met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m²

2

Gr

-

- suikerbranden

4.2

Gr

-

- suikerwerk

3.2

Gr

-

- idem, indien met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m²

2

Gr

-

15.85 Deegwaren

3.1

Gr

-

15.86 Overige voedingsmiddelen

 

 

 

t/m - algemeen

4.1

Gr

-

15.89 - theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder poederdrogen

3.2

Gr

-

- soep(aroma)fabrieken met poederdrogen

4.2

Gr

-

- koffiebranderijen

5

Gr

C

15.9 Vervaardiging van dranken

 

 

 

15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen

4.2

Gr

C

15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting

 

 

 

- algemeen

4.1

G/Gr

-

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist 5.000 ton/jaar of meer bedraagt

4.2A

G/Gr

C

15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 15.94/ (exclusief bier)

15.95

2

G

C

15.96/ Bierbrouwerijen en mouterijen

4.2

Gr

C

15.97

 

 

 

15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken

3.2

G

C

 

 

 

 

16 VERWERKING VAN TABAK

 

 

 

160 Tabaksverwerkende industrie

4.1

G

C

 

17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL

17.1/ Bewerken en spinnen van textielvezels en weven van tex-

17.2 tiel

 

 

 

- algemeen

3.2

G

-

- indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen aanwezig zijn

4.2A

G

-

17.3 Textielveredeling

3.1

G/Gr

-

17.4/ Vervaardiging van textielwaren

 

 

 

17.5 - algemeen

3.1

G

-

- tapijten en vloerkleden

4.1

G

-

17.6/ Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en

17.7 artikelen

3.1

G

-

 

 

 

 

18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

18.1 Vervaardiging van kleding van leer

3.1

G

-

18.2 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer)

2

G

-

18.3 Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont

3.1

Gr

-

 

19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)

19.1 Looien en bewerken van leer

4.2

Gr

-

19.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel)

3.1

Gr

-

19.3 Vervaardiging van schoeisel

3.1

G/Gr

-

 

20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK (EXCL. MEUBELS)

20.1 Primaire houtbewerking

- houtzagerijen, -schaverijen e.d.

3.2

G

-

- houtverduurzaming met zoutoplossingen

3.1

G

-

- idem met creosoot of carbolineum

4.1

Gr

-

20.2 Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen

3.2

G/Gr

-

20.3 Vervaardiging van timmerwerk

3.2

G

-

20.4 Vervaardiging van houten emballage

3.2

G/R/S

-

20.5 Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk

 

 

 

- overige artikelen van hout

3.2

G/R/S

-

- kurkwaren, riet en vlechtwerk

2

G/S

-

 

 

 

 

21 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN

21.1 Vervaardiging van pulp, papier en karton

- pulp

4.1

G/Gr

-

- papier en karton algemeen

3.1

G/Gr/S

-

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt

4.1A

G

C

- idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer bedraagt

4.2A

G

C

21.2 Vervaardiging van papier- en kartonwaren

 

 

 

- papierwaren, golfkarton en kartonnage

3.2

G

C

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of celstof 3 ton/uur of meer bedraagt

4.1A

G

C

 

 

 

 

22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

22.1 Uitgeverijen

1

G

-

22.2 Drukkerijen en aanverwante activiteiten

 

 

 

- dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met thermische drogerij en rotatie-diepdrukkerijen

3.2

G

C

- offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g.3)

2

G/Gr

C

- chemigrafische en fotolithografische bedrijven, zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g.3) en grafische afwerkingsbedrijven (binderij e.d.)

2

G/Gr

-

- loonzetterijen

2

Gr

-

22.3 Reproductie van opgenomen media

1

G/Gr

-

 

 

 

 

 

 

 

 

23 AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE

23.1 Vervaardiging van cokesovenproducten

 

 

 

- algemeen

5

G/Gr

C

- productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer

6A

Gr

C

- vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit steenkool of breken, malen, zeven of drogen van steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of meer

6A

G/Gr

C

23.2 Aardolieverwerking

 

 

 

- raffinaderij

6

G/Gr/R

C

- indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties 106 ton/ jaar of meer bedraagt

6A

G/Gr/R

C

- vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden aan aardolieraffinaderij)

3.2

G

-

- aardolieverwerking n.e.g.3)

4.2

Gr

-

 

 

 

 

24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN

 

 

 

24.1/ Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische

24.4 producten

 

 

 

- algemeen

5

G/Gr/R/S

C

- petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer

5A

G/Gr/R

C

- vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar

4.1

G

C

- idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

4.2A

G

C

- productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer

5A

Gr

C

- overige vetzuren- en alkanolen

4.2

Gr

C

- grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar

4.2

R

C

- anorganische en organische grondstoffen n.e.g.3) niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"

4.2

Gr/R

C

- kleur- en verfstoffen

4.1

G/Gr/R

C

- idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000 ton/jaar of meer

4.2A

G/Gr/R

C

- formulering en afvullen geneesmiddelen

3.1

G/R

-

- verbandmiddelen

2

G

-

24.2 Vervaardiging van landbouwchemicaliën

 

 

 

- algemeen

5

R

C

- indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer

5A

G/R

C

24.3 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek

4.2

Gr/R

C

 

 

 

 

24.5 Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica

4.2

Gr

C

24.6 Vervaardiging van overige chemische producten

 

 

 

- algemeen

3.2

Gr/R

-

- lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen

5

Gr

-

- munitie en springstoffen

5

R

-

- chemische kantoorbenodigdheden

3.1

G/Gr/R

-

- chemische producten n.e.g.3) (24.66)

4.1

Gr/R

C

24.7 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels

4.2

G/Gr

C

 

 

 

 

25 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF

25.1 Vervaardiging van producten van rubber

 

 

 

- banden en rubberregeneratie

4.2

G/Gr

C

- rubberproducten (excl. Banden)

3.2

Gr

-

- vernieuwen van loopvlakken

4.1

Gr

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m²

3.1

Gr

-

25.2 Vervaardiging van producten van kunststof

 

 

 

- algemeen

4.1

Gr

-

- indien met toepassing van fenolharsen

4.2

Gr

-

- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen

3.1

G/Gr/R

-

 

 

 

 

26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN

26.1 Vervaardiging van glas en glaswerk

 

 

 

- algemeen

3.2

G

-

- vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer

4.2A

G

C

- vervaardigen van glaswol of glasvezels met een productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar

4.2

Gr

-

- idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of meer

5

Gr

C

- glasbewerking

3.1

G/S

-

- glas-in-lood-zetterijen

2

G

-

26.2/ Vervaardiging van keramische producten

3.2

G/S

-

26.3

 

 

 

26.4 Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen

4.1

G/S

-

26.5 Vervaardiging van cement, kalk en gips

 

 

 

26.51 Cement

 

 

 

- algemeen

5

G

C

 

- indien productie van cement en/of cementklinkers met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

5A

G

C

26.52/ Kalk en gips

 

 

 

26.53 - algemeen

4.1

G/S

-

- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

5

G

-

- indien breken, malen, zeven of drogen van kalk met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

5A

G

-

26.6 Vervaardiging van producten van beton, cement en gips

 

 

 

26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw)

 

 

 

- algemeen

4.1

G

-

- indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag

4.2

G

-

- indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag

5A

G

-

26.61 Kalkzandsteen

 

 

 

- algemeen

3.2

G/S

-

- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

4.2

G/S

-

- indien breken, malen, zeven of drogen met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

4.2A

G/S

-

26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek

3.2

G/S

-

26.63/ Beton- en cementmortel

 

 

 

26.64 - algemeen

3.2

G/S

-

- vervaardigen van cement- of betonmortel met een capaciteit van 100 ton/uur of meer

4.2A

G/S

-

26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor de bouw)

 

 

 

26.66 - algemeen

3.2

G/R/S

-

- indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer

4.2

G/R/S

-

- indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer

4.2A

G/S

-

26.7 Natuursteenbewerking

 

 

 

- algemeen

3.2

G

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

3.1

G/S

-

- indien breken, malen, zeven of drogen met een productie-capaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar

4.2

G

-

- indien breken, malen, zeven of drogen met een productie-capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

5A

G

-

26.8 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten

 

 

 

26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen

3.1

G/S

-

26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten

 

 

 

- bitumineuze materialen

4.2

Gr

-

- idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur of meer

5A

Gr

-

- isolatiematerialen (excl. glaswol)

4.1

Gr

C

- indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000 ton/jaar of meer bedraagt

4.2A

G

C

- minerale producten n.e.g.3)

3.2

G/S

-

- asfaltcentrales

4.1

G

-

- idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of meer bedraagt

4.2A

G

-

 

 

 

 

 

27 VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM

 

 

 

- ijzer en staalindustrie algemeen

5

G/Gr

-

 

 

 

 

- non-ferro metaalindustrie algemeen (excl. ertsvoorbewerking)

4.2

G

-

- profielzetterijen en draadtrekkerijen met een productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m²

4.2

G

-

- malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of meer

5A

G/Gr

C

- indien de capaciteit voor de productie van primaire non-ferrometalen 1.000 ton/jaar of meer bedraagt

5A

G

-

- indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt

6A

G/Gr

C

- indien productie van metalen buizen door middel van walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer

5A

G

-

- warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer

5A

G

-

- walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer

5A

G

-

- smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voor zover het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is dan 800 K

5A

G

-

- gieterijen

4.2

G

-

 

 

 

 

28 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL

 

 

 

28.1 Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en kozijnen

 

 

 

- gesloten gebouw

3.2

G

-

- in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m²

4.1

G

-

- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer

5A

G

-

28.2/ Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en

28.3 radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels

 

 

 

28.21/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels

 

 

 

28.3 - algemeen

4.1

G

-

- produceren en renoveren van metalen ketels of tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer

5A

G

-

28.22 Producten voor centrale verwarming

3.2

G/Gr/R

-

28.4 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal

 

 

 

- stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven

4.1

G

-

- smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.

3.2

G

-

28.5 Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking

 

 

 

28.51 Oppervlaktebehandeling

 

 

 

- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.)

2

G

-

- algemeen, scoperen, mechanische oppervlaktebehandeling

3.1

G

-

 

 

 

- thermisch verzinken, thermisch vertinnen, anodiseren, eloxeren, chemische oppervlaktebehandeling, emailleren, metaalharden, lakspuiten en moffelen

3.2

G/Gr

-

- stralen

4.1

G/S

-

28.52 Overige metaalbewerkende industrie

3.2

G

-

28.6 Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en sluitwerk

3.2

G

-

28.7 Vervaardiging van overige producten van metaal

 

 

 

- schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren)

3.2

G

-

- metalen emballage-industrie

3.2

G/Gr/R

-

- produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer

4.2A

G/Gr

-

- smederijen van ankers en kettingen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer

5A

G

-

 

 

 

 

29 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN

 

 

 

- met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m²

3.2

G

-

- met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer

4.1

G

-

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer

4.2A

G

-

- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer

5A

G

-

- reparatie van machines en apparaten

3.1

G

-

 

 

 

 

30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

3.1

G

-

 

 

 

 

31 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN

31.1/ Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor-

31.2 matoren, schakel- en verdeelinrichtingen

4.1

Gr

-

31.3 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad

4.1

G

-

31.4 Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en batterijen

3.2

G/Gr

-

31.5 Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en verlichtingsbenodigdheden

4.2

R

-

31.6 Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden n.e.g.3)

3.1

G

-

 

 

 

 

32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN
-BENODIGDHEDEN

 

3.1

G/Gr

-

 

 

 

 

33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN

 

2

G/Gr

-

 

 

 

 

34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS

34.1 Vervaardiging van auto's (incl. assemblage)

 

 

 

- algemeen

4.2

G

-

- indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m²

4.1

G

-

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer

4.2A

G

-

34.2 Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en opleggers

4.1

G

-

34.3 Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires

3.2

G

-

 

 

 

 

35 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS)

35.1 Scheepsbouw en scheepsreparatie

 

 

 

- houten schepen

3.1

G/S

-

- kunststof schepen

3.2

G/Gr

-

- metalen schepen algemeen

4.1

G

-

- indien onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel bouwen van dergelijke schepen

3.2

G/Gr/S

-

- indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer

5A

G

C

- scheepsloperijen

5

G

-

35.2 Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel

 

 

 

- algemeen

3.2

G

-

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer

4.2A

G

-

35.3 Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie)

 

 

 

- algemeen

5

G

-

- zonder proefdraaien motoren

4.1

G

-

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer

5A

G

-

35.4 Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens

3.2

G

-

35.5 Vervaardiging van overige transportmiddelen

3.2

G

-

 

 

 

 

36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.3)

36.1 Vervaardiging van meubels

 

 

 

- houten of metalen meubels algemeen

3.2

G

-

- indien met lakspuiterij

3.2

G/Gr/R/S

-

- kunststof meubels algemeen

3.2

G/Gr/R

-

- indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 25.2)

4.2

Gr

-

- rietmeubels en matrassen

3.1

G/Gr/R/S

-

- meubelstoffeerderijen

1

-

-

- overige meubels

2

G/Gr/R

-

36.2 Vervaardiging van sieraden e.d.

2

Gr

-

36.3 Vervaardiging van muziekinstrumenten

2

G/Gr

-

36.4/ Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen

36.5

3.1

G

-

36.6 Vervaardiging van overige goederen n.e.g.3)

 

 

 

- vervaardiging van linoleum en vloerzeil

5

Gr

-

- sociale werkplaatsen

3.1

Gr

-

- idem, met lakspuiterij

3.2

G/Gr/R/S

-

- vervaardiging van overige goederen n.e.g.3)

3.1

G/Gr

-

 

 

 

 

37 VOORBEREIDING TOT RECYCLING

 

 

 

37.1 Voorbereiding tot recycling van metaalafval

 

 

 

- herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders)

5

G

C

- sorteren van oud ijzer

3.2

G/R

-

- indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m²

3.1

G/R/S

-

37.2 Voorbereiding tot recycling van overig afval

 

 

 

- algemeen

4.2

G/Gr

-

- indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer

 

 

 

. in de open lucht

5A

G/S

-

. uitsluitend in gesloten gebouwen

4.2A

G

-

- indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de open lucht

5

G/S

-

 

 

 

 

40 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER

 

 

 

Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer)

 

 

 

- Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie

5A

G

C

Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen:

 

G

C

- kleiner dan 10 MVA

2

G

C

- vanaf 10 tot 100 MVA

3.1

G

C

- vanaf 100 tot 200 MVA

3.2

G

C

- vanaf 200 tot 1000 MVA

4.2A

G

C

- vanaf 1.000 MVA

5A

G

C

 

 

 

 

 

 

 

 

Gasdistributiebedrijf

 

 

 

- gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100 MW

4.2

G

C

- gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of meer

5

G

C

- gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A

1

G

C

- gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B
en C)

2

G

C

- gasontvangst- en verdeelstations, cat. D

3.2

G

C

Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt

 

 

 

- stadsverwarming

3.2

G

C

- blokverwarming

2

G/R

C

 

 

 

 

45 BOUWNIJVERHEID

 

 

 

45.1/ Bouwrijp maken van terreinen/

45.2 Burgerlijke en utiliteitsbouw; grond-, water- en wegenbouw (excl. grondverzet)

 

 

 

- burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen (aannemingsbedrijven), gemeentewerf

3.1

G/R/S

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

2

G/S

-

- heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven en steigerbouwbedrijven

3.2

G/R/S

-

- grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen (aannemingsbedrijven)

3.2

G/S

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt

3.1

G/S

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

2

G/S

-

45.3 Bouwinstallatie

 

 

 

- loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair, isolatiewerkzaamheden

2

G/R

-

- indien met spuiterij

3.1

G/Gr/R

-

- elektrotechnische installatie

2

G/R

-

45.4 Afwerken van gebouwen

 

 

 

- schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden, stukadoren en overige afwerking

3.1

G/Gr/R/S

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

2

G/Gr/R/S

-

- woningstoffeerderijen

1

-

-

45.5 Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel

 

 

 

- algemeen

3.2

G/V

C

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt

3.1

G/V

C

 

 

 

 

50 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL

50.1/ Handel in en reparatie van auto's

 

 

 

50.2 - groothandel in vrachtauto's (incl. import)

3.2

G

-

- overige groothandel

3.1

G

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

- autoreparatiebedrijven algemeen

2

G/R

-

- reparatie van vrachtwagens

3.1

G/Gr

-

- autoplaatwerkerijen

3.2

G

-

- autospuit- en tectyleerinrichtingen

3.1

Gr

-

- autobeklederijen

1

-

-

- autowasserijen

2

G

-

- sleepbedrijven van voertuigen

3.2

G

C

50.3 Handel in auto-onderdelen en -accessoires

 

 

 

- groothandel

3.1

G

-

- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

50.4 Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en accessoires

 

 

 

- groothandel

3.1

G

-

- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

- reparatie

2

G

-

 

 

 

 

51 GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2

51.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren

 

 

 

51.21/ Akkerbouwproducten en veevoeders,

 

 

 

51.22 bloemen en planten

 

 

-

- algemeen

2

G/Gr/R/S

-

- indien op- of overslag van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten daarvan of veevoeder met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer

4.2A

G/S

-

- overige op- en overslag van granen

3.2

G/R/S

-

- opslag met koelinstallaties met een koelvermogen van 300 kW of meer

3.2

G/R

-

- plantaardige oliën en vetten, oliehoudende grondstoffen

3.2

G/Gr

-

51.23 Levende dieren

3.2

G

C

51.24 Huiden, vellen en leder

3.1

Gr

-

51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen

 

 

 

- algemeen

2

G/Gr/R/S

-

- opslag met koelinstallaties met een vermogen van - 300 kW of meer

3.2

G/R

 

51.3 Groothandel in voedings- en genotmiddelen

 

 

 

- algemeen

2

G/Gr/R

-

- opslag met koelinstallaties met een vermogen van 300 kW of meer

3.2

G/R

-

- dierlijke oliën en vetten

3.2

G/Gr

-

51.4 Groothandel in overige consumentenartikelen

 

 

 

- munitie

3.2

R

C

- consumentenvuurwerk, indien meer dan 10.000 kg wordt opgeslagen

3.1

R

C

 

 

 

 

- consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg wordt opgeslagen

2

R

C

 

- overige

3.1

G

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

51.5 Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval en schroot

 

 

 

51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten

 

 

 

- minerale olieproducten (excl. brandstoffen)

3.2

Gr

-

- vaste brandstoffen

 

 

 

. algemeen

5

G/S

-

. indien het opslagterrein kleiner is dan 2.500 m²

3.2

S

-

. inrichting voor de op- en overslag van steenkool met een opslagcapaciteit van 2.000 m² of meer

5A

G/S

C

- vloeibare brandstoffen

 

 

 

. ondergrondse opslag met een capaciteit van minder dan 1.000 m³

2

Gr

-

. bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K3-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³

3.1

R

-

. bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K1/K2-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³

3.2

Gr/R

-

. opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of meer maar minder dan 100.000 m³

4.1

R

-

. opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of meer

5

R

-

- gasvormige brandstoffen:

 

 

 

. algemeen

4.2

R

-

. opslag van butaan, propaan, LPG met een capaciteit van 250 m³ of meer

5

R

-

. opslag van gasflessen met een capaciteit van 10 tot 50 m³

3.2

R

-

. idem, met een capaciteit tot 10 m³

2

R

-

51.52 Metalen en metaalertsen

 

 

 

- metaalertsen algemeen

4.2

G/S

-

- indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of meer bedraagt

5A

G

-

- metalen en halffabrikaten

3.2

G

-

51.53 Hout en bouwmaterialen

 

 

 

- algemeen

3.1

G

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

 

- zand en grind

3.2

G/S

 

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

3.1

G/S

-

 

 

 

 

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt

2

G/S

-

51.54 IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur

 

 

 

- algemeen

3.1

G

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

51.55 Chemische producten

 

 

 

- chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing algemeen

3.2

R

-

- op- of overslag van brandbare explosieve, sterk prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51

 

 

 

- opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld

3.1

R

-

 

- bestrijdingsmiddelen

 

 

 

. algemeen

5

R

-

. indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 2.500 m² bedraagt

4.2

R

-

. indien de oppervlakte van de opslagruimte 300 t/m 1.000 m² bedraagt

4.1

R

-

. indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 300 m² bedraagt

3.2

R

-

. indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 600 m² bedraagt en een automatische gasblusinstallatie wordt toegepast

3.1

R

-

. indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton bedraagt

2

R

-

- kunstmeststoffen

3.1

R/S

-

- rubber

3.1

G/Gr

-

51.56 Overige intermediaire goederen

 

 

 

- textielgrondstoffen en -halffabrikaten

3.1

Gr

-

- papier en karton

3.1

G/R

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

- overige

2

G

-

51.57 Afval en schroot

 

 

 

- autosloperij

3.2

G

-

- op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer, schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval)

3.2

G

-

- idem, indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m²

3.1

G

-

- op- en overslag van dierlijk afval

4.2

Gr

-

- overige

3.1

G/R

-

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

51.6 Groothandel in machines, apparaten en toebehoren

 

 

 

- machines voor de bouwnijverheid

3.2

G

-

- overige

3.1

G

-

 

 

 

 

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

51.7 Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met algemeen assortiment

 

 

 

- algemeen

3.1

G

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

 

 

 

 

52 REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN

 

 

 

52.7 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a. elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)

1

-

-

 

 

 

 

60 VERVOER OVER LAND

 

 

 

60.2 Vervoer over de weg

 

 

 

- goederenwegvervoer- en busbedrijven

3.2

G

C

- idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt

3.1

G

C

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

3.1

G

C

- idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in de open lucht

4.2

G

C

- idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7)

3.2

G/R

C

- taxibedrijven

3.1

G

C

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

2

-

C

 

 

 

 

63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER

 

 

 

63.1 Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag

 

 

 

- loswal

3.2

G

-

- overige op- en overslag: zie SBI-code 51

 

 

 

63.2 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g.3)

 

 

 

- stalling algemeen

3.1

G/R

C

- caravan- en fietsenstalling

2

G

C

63.4 Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting

3.2

G

C

 

 

 

 

64 POST EN TELECOMMUNICATIE

 

 

 

64.12 Koeriersdiensten

 

 

 

- algemeen

3.1

G

C

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt

2

-

C

 

 

 

 

71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN

71.1 Autoverhuur

2

G

-

71.2 Verhuur van overige transportmiddelen

3.1

G

C

71.3 Verhuur van machines en werktuigen

 

 

 

71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk-

71.32 tuigen

3.1

G

C

71.33 Kantoormachines en computers

2

G

-

71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g.3)

3.1

G

C

71.4 Verhuur van overige roerende goederen

 

 

 

- algemeen

3.1

G

-

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt

2

G

-

 

 

 

 

72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D.

72.5 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines

1

G

-

 

 

 

 

73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK

 

 

 

73.1 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

2

G/Gr/R

-

 

 

 

 

74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

 

 

 

74.4 Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting, reclameschilders, standbouw

3.1

G

-

74.7 Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d.

 

 

 

- reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen (glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cv-ketelreiniging e.d.)

3.1

Gr/R

-

- ongediertebestrijding en ontsmetting

3.2

R

-

- reiniging van tanks

3.2

G/R

C

- schoonmaken van schepen

4.2

G/Gr/R/S

C

74.8 Overige zakelijke dienstverlening

 

 

 

- foto-ontwikkelcentrale

2

G

-

- loonpakkerij

3.1

G

-

 

 

 

 

75 OVERHEIDSDIENSTEN

 

 

 

75.25 Brandweerkazernes

3.1

G

-

 

 

 

 

90 MILIEUDIENSTVERLENING

 

 

 

- afvalwaterinzameling en -behandeling

 

 

 

. rioolgemalen

2

Gr

C

. rioolwaterzuiveringsinrichtingen

4.1

Gr

C

. idem, indien inrichting met waterstraal- of oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000 tot 300.000 i.e.

4.2A

Gr

C

. idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer

5A

Gr

C

 

- afvalinzameling

 

 

 

. algemeen

3.1

G/S

-

. vuiloverslagstations

4.2

G/S

-

- afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie SBI-code 51)

 

 

 

. vuilsortering

3.2

G/Gr

-

. vuilverbranding, mechanische afvalscheiding

4.2

G/Gr

C

. compostering in de open lucht

5

Gr

-

. compostering in gesloten gebouwen

3.2

G/Gr

-

. kabelbranderijen

3.2

Gr

-

. verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van oplosmiddelen

3.2

Gr

C

. verwerking fotochemisch en galvano-afval

2

G

-

- verwerking van dierlijk afval: zie SBI-code 15.1/15.7

 

 

 

- grondreiniging algemeen

3.2

G/Gr/S/V

-

- indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie SBI-code 37.2

 

 

 

- verwerking van radio-actief afval

6

R

C

 

 

 

 

93 OVERIGE DIENSTVERLENING

 

 

 

93.01 Reinigen van kleding en textiel

 

 

 

- wasserijen en linnenverhuur

3.1

G/Gr

C

- tapijtreiniging

3.1

G

-

- chemische wasserijen en ververijen

2

G/Gr/R

-

- wasverzendinrichtingen

2

G

-

- wassalons, wasserettes

1

-

-

 

 

 

II. Indeling op grond van het opgstelde vermogen

 

Omschrijving categorie

Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 5A

elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en

inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch

vermogen van 50 MW of meer:

- indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de

bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5

- indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6 6A

 

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten

 

Categorie 1 'lichte horeca'.

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden.

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, zoals:

  • automatiek;

  • broodjeszaak/croissanterie;

  • cafetaria/snackbar/grillroom;

  • koffiebar;

  • lunchroom;

  • ijssalon;

  • tearoom.

 

1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro/brasserie;

  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

  • pension;

  • hotel.

 

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, waaronder in ieder geval vallen:

  • bedrijven genoemd onder 1a. en 1b. met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m².

 

Categorie 2 'middelzware horeca'.

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bar;

  • bierhuis;

  • biljartcentrum;

  • café al dan niet met een feestzaal;

  • proeflokaal;

  • cafetaria/snackbar/grillroom;

  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

 

Categorie 3 'zware horeca'.

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. Hieronder vallen in ieder geval:

  • dancing;

  • discotheek;

  • nachtclub;

  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

 

Bijlage 3 Parkeernormen

 

Parkeernormen auto

 

1

WONEN*

Norm 2006

eenheid

  

Wonen binnen de centrumring

 

 

1.1

Koop: hoge prijsklasse

1,40

woning

1.2

Koop: middenklasse

1,30

woning

1.3

Koop: lage prijsklasse

1,20

woning

1.4

Huur: vrije sector

1,30

woning

1.5

Huur: sociale woningbouw

1,20

woning

  

Wonen buiten de centrumring 

 

 

1.6

Koop: hoge prijsklasse

2,00

woning

1.7

Koop: middenklasse

1,80

woning

1.8

Koop: lage prijsklasse

1,50

woning

1.9

Huur: vrije sector

1,80

woning

1.10

Huur: sociale woningbouw

1,50

woning

  

Bijzondere woonvormen

 

 

1.11

Verpleeg- / verzorgingstehuis*

0,60

woning

1.12

Kamerverhuur / 1 persoonswoning

0,40

woning

 

* Een garage zonder oprit wordt als 0,4 parkeerplaats gerekend. Een garage met oprit geldt als 1,0 parkeerplaats. Biedt de oprit voldoende plaats voor meerdere voertuigen, dan geldt een garage met oprit als 2,0 parkeerplaatsen.

* De parkeernorm voor de zorgwoning (0,6 per woning) is komen te vervallen. De zorgwoning is onderdeel van een groter geheel of complex. Via verpleeg-/verzorgingstehuis is deze norm nu ondervangen.

 

2

Werkgelegenheid

 

 

2.1

Groothandel / transport / industrie

2,60

100 m2 bvo

2.2

Opslag / magazijn

0,80

100 m2 bvo

2.3

Showroom / bouwmarkt / meubelzaak

1,70

100 m2 bvo

2.4

Bedrijfsverzamelgebouw

1,30

100 m2 bvo

2.5

Kantoor met baliefunctie

3,00

100 m2 bvo

2.6

Kantoor zonder baliefunctie

1,70

100 m2 bvo

2.7

Supermarkt / streekverzorgende winkel

4,50

100 m2 bvo

2.8

Winkel: hoofdwinkelcentrum

3,00

100 m2 bvo

2.9

Winkel: wijk- en buurtcentrum

3,30

100 m2 bvo

 

3

Onderwijs en gezondheidzorg

 

 

3.1

Basisschool

0,75

leslokaal

3.2

Voortgezet onderwijs

0,75

leslokaal

3.3

Beroepsonderwijs

6,00

leslokaal

3.4

Arts/kruisgebouw/therapeut

1,70

behandel-

kamer

3.5

Crèche/kinderdagverblijf

0,70

arbeidsplaats

 

4

Horeca, sport en vrije tijd

 

 

4.1

Restaurant

13,00

100 m2 bvo

4.2

Café

6,00

100 m2 bvo

4.3

Snackbar

6,00

100 m2 bvo

4.4

Hotel

1,00

Kamer

4.5

Sporthal

2,70

100 m2 bvo

4.6

Sportschool

3,50

100 m2 bvo

4.7

Tennisbaan

2,50

Baan

4.8

Squashbaan

1,20

Baan

4.9

Bowling / Biljartzaal

2,00

baan / tafel

4.10

Religieus gebouw

0,15

zitplaats

4.11

Cultureel centrum/wijkgebouw

2,00

100 m2 bvo

6.1

Bibliotheek/museum

0,80

100 m2 bvo

6.2

Bioscoop/schouwburg

0,25

zitplaats

 

- Indien een bouwplan/initiatief wordt ingediend waarvan de hoofdfunctie niet overeenkomt met bovenstaande functionele indeling wordt verwezen naar de CROW-publicatie nr. 317 met de titel "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

- Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij sprake is van functiemenging (bijvoorbeeld combinatie wonen en werken) moet rekening gehouden worden met de 'aanwezigheidspercentages', zoals opgesteld door het CROW.

 

 

 
Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3

 

Artikel 1 Begrippen 3

Artikel 2 Wijze van meten 12

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 13

 

Artikel 3 Agrarisch 13

Artikel 4 Bedrijf - 2 21

Artikel 5 Bedrijf - 3 25

Artikel 6 Detailhandel 29

Artikel 7 Gemengd - 1 33

Artikel 8 Groen 37

Artikel 9 Horeca - 2 39

Artikel 10 Horeca - 4 43

Artikel 11 Maatschappelijk 47

Artikel 12 Sport 50

Artikel 13 Tuin 52

Artikel 14 Verkeer 53

Artikel 15 Water 55

Artikel 16 Wonen - 1 56

Artikel 17 Wonen - 2 60

Artikel 18 Wonen - 3 64

Artikel 19 Wonen - 4 68

Artikel 20 Wonen - 5 71

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1 75

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels 77

 

Artikel 22 Antidubbeltelregel 77

Artikel 23 Algemene bouwregels 77

Artikel 24 Algemene gebruiksregels 77

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels 77

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels 79

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels 79

Artikel 28 Algemene procedureregels 79

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 81

 

Artikel 29 Overgangsregels 81

Artikel 30 Slotregels 82

 

Hoofdstuk 5 Bijlagen bij regels 83

 

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 83

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten 101

Bijlage 3 Parkeernormen 103