Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf - 2 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; ter plaatse van de aanduiding 'gemengd - 1' tevens kantoren en maatschappelijke voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 3.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het als zodanig aangegeven bouwvlak; buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50%, tenzij anders is aangegeven; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; voor zover de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen; de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: zie de aangegeven goothoogte; bouwhoogte: zie de aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven; bouwhoogte: 5 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m; reclamemast 15 m. 3.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 3.3 Nadere eisen 3.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 3.2.2 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 3.4 Afwijken van de bouwregels 3.4.1 Perceelsgrens Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens c.q. minimaal 1 m. uit de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en die van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast. 3.4.2 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder voorwaarden dat: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 3.5 Specifieke gebruiksregels 3.5.1 Bedrijven en inrichtingen Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken: voor geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143); voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250); voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A. 3.5.2 Opslag Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen en materialen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m. 3.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 3.5.4 Detailhandel Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen . 3.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels 3.6.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: in 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in 3.1 , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; in 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat: geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) niet zijn toegestaan. Artikel 4 Bedrijf - 3 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor; ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg met bijbehorende shop, alsmede een autowasserij; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 4.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het als zodanig aangegeven bouwvlak; ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan; buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het maximale bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 50%, tenzij anders is aangegeven; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; voor zover de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie de aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie de aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven; bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheiding 2 m.; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m.; bouwwerken ten behoeve van het verkooppunt voor motorbrandstoffen 4 m.; reclamemast 15 m. 4.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 4.3 Nadere eisen 4.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 4.2.2. onder c. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 4.4 Afwijken van de bouwregels 4.4.1 Perceelsgrens Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2. onder d voor de oprichting van gebouwen en bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens c.q. minimaal 1 m. uit de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en die van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast. 4.4.2 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder a.2 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter. 4.4.3 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4. onder voorwaarden dat: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 4.5 Specifieke gebruiksregels 4.5.1 Bedrijven Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken: voor geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143); voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250); voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A. 4.5.2 Opslag Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen en materialen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m. 4.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 4.6 Afwijken van de gebruiksregels 4.6.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: in 4.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; in 4.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat: geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) niet zijn toegestaan. een verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG voor zover voorkomend in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet is toegestaan. Artikel 5 Cultuur en ontspanning 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speeltuin' uitsluitend een speeltuin met een daarbij behorende horecavoorziening; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. opgericht: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; speel- en spelvoorzieningen 5.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; het maximale bebouwingsoppervlak aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 500 m2 bedragen met dien verstande dat de oppervlakte van de horecafaciliteit ten hoogste 350 m2 mag bedragen; de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste mag bedragen: goothoogte: zie aangegeven goothoogte bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 3 m.; bouwhoogte: 5 m. 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m. 5.2.4 Speel- en spelvoorzieningen Aan deze voorzieningen is geen maatvoering gekoppeld. 5.3 Specifieke gebruiksregels 5.3.1 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 5.4 Nadere eisen 5.4.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 5.2.2 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. Artikel 6 Detailhandel 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: detailhandel uitsluitend op begane grond; dienstverlening uitsluitend op de begane grond; wonen alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 6.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven; ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 6 m., tenzij anders is aangegeven; bouwhoogte:10 m., tenzij anders is aangegeven; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 3 m.; bouwhoogte: 5 m. 6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen: 2 m.; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m; vlaggenmasten: 6 m. 6.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 6.3 Nadere eisen 6.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m; met dien verstande dat: geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 6.2.2 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 6.4 Afwijken van de bouwregels 6.4.1 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder a.2 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m. 6.5 Specifieke gebruiksregels 6.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning op verdieping ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2 van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. 6.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 6.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte. 6.5.4 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 6.5.5 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 6.5.6 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting. 6.6 Afwijken van de speciefieke gebruiksregels 6.6.1 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 6.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 6.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 7 Gemengd - 3 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: detailhandel op de begane grond; dienstverlening op de begane grond; kantoren; maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- /kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn; wonen; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; het maximale oppervlak aan gebouwen en bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 70%, tenzij anders is aangegeven; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven; bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven. 7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m; vlaggenmasten 6 m. 7.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 7.3 Nadere eisen 7.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 7.2.2 onder c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 7.4 Afwijken van de bouwregels 7.4.1 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder a. 2 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m. 7.4.2 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m; onder b teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen tot ten hoogste 75%; met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 7.4.3 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.4 mits: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 7.5 Specifieke gebruiksregels 7.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 7.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 7.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 7.5.4 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 7.5.5 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 7.5.6 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting. 7.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels 7.6.1 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 7.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 7.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 8 Groen 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'park' uitsluitend een park; ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor de instandhouding van cultuurhistorische waarden van het landgoed Vrouwenhof; beplantingen; bermen; geluidswerende voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins; watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers; standplaatsen voor ambulante handel. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: gebouwen: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'park'; bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 8.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: het maximale bebouwingspercentage binnen de aanduiding 'park' mag niet meer bedragen dan 5%; de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m2; de goot- en/ of bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte : 4 m.; bouwhoogte: 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; 8.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de bouwhoogte van een bouwwerk ten behoeve van algemeen nut mag ten hoogste 6 m bedragen. 8.2.4 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; geluidswerende voorzieningen 6 m.; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 10 m. 8.3 Wijzigingsbevoegdheid 8.3.1 Verkeer Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' , indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 8.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 26 in acht te worden genomen. Artikel 9 Horeca - 3 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: horecabedrijven op de begane grond toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1a, b en c in de Staat van Horecabedrijven; 9.2 Bouwregels 9.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen; 9.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte. Artikel 10 Horeca - 4 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: uitsluitend horecabedrijven op de begane grond toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 1c en 2 van de Staat van Horecabedrijven; wonen; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 10.2 Bouwregels 10.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 10.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; het maximale oppervlak aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 80%, tenzij anders is bepaald; de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven; bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven. 10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ` 3 m. 10.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 10.3 Nadere eisen 10.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 10.2.2 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 10.4 Afwijken van de bouwregels 10.4.1 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.3 onder a. 2 voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m. 10.4.2 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m; onder b teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodaning aangegeven bouwvlak te verhogen tot ten hoogste 90%; met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 10.4.3 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.4 mits: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 10.5 Specifieke gebruiksregels 10.5.1 Aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 10.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 10.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 10.5.4 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 10.5.5 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 10.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels 10.6.1 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 10.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie afwijken van het bepaalde in 10.5.4 voor wat betreft de woonfunctie ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 10.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.5.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving; Artikel 11 Kantoor 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: kantoren; wonen; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 11.2 Bouwregels 11.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen, al dan niet in gebouwde vorm. 11.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-gebouwen uitgesloten"zijn geen gebouwen toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 15%, tenzij anders is aangegeven; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven; bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven. 11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen gelegen tussen het als zodanig aangegeven bouwvlak en de bestemming Verkeer 1 m; erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m. 11.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein al dan niet in een (ondergrondse) parkeergarage dienen te worden gerealiseerd. 11.3 Afwijken van de bouwregels 11.3.1 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m. 11.3.2 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder voorwaarden dat: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 11.4 Specifieke gebruiksregels 11.4.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 11.4.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 11.4.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 11.4.4 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 11.4.5 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 11.5 Afwijking van de specifieke gebruiksregels 11.5.1 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 11.5.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 11.5.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 12 Maatschappelijk 12.1 Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- / kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - wonen op verdieping' uitsluitend voor wonen op verdieping alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsactiviteiten; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 12.2 Bouwregels 12.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 12.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; het maximale oppervlak aan gebouwen mag per bouwperceel, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 10%, tenzij anders is aangegeven; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 3 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven; bouwhoogte: 5 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven. 12.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut de volgende regels: de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 6 m bedragen. 12.2.4 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m; vlaggenmasten 6 m. 12.2.5 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 12.3 Nadere eisen 12.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 12.2.2 onder c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 12.4 Afwijken van de bouwregels 12.4.1 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.4 onder a.2 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (goot-)hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m. 12.4.2 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2: op de verbeelding teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m; onder c teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen tot ten hoogste 20%; met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig worden geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 12.4.3 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5 mits: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 12.5 Specifieke gebruiksregels 12.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 12.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 12.5.3 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 12.5.4 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 12.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels 12.6.1 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 12.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.3 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 12.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 13 Tuin 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; 13.2 Bouwregels 13.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: aangebouwde bijbehorende bouwwerken; overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 13.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen; aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel mogen tot op maximaal 1,5 m voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m; de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen; de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen, waarbij een afstand van minimaal 3 m vanaf de voorgevel moet worden aangehouden; de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m; onverminderd hetgeen is bepaald in a tot en met d mag maximaal 50% van de tuin worden bebouwd. 13.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 1 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m. Artikel 14 Verkeer 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen; voet- en fietspaden; parkeervoorzieningen; standplaatsen voor ambulante handel; ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens terrassen; speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband; beplantingen; bermen; watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen; civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen; geluidswerende voorzieningen en daarbij behorende beplantingen; kunstwerken en kunstobjecten. 14.2 Bouwregels 14.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband; bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 14.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels: de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2; de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen. 14.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen. 14.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 1 m; geluidswerende voorzieningen 6 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10 m. 14.3 Wijzigingsbevoegdheid 14.3.1 Groen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Groen', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 14.3.2 Wonen en of Tuin Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen-1', 'Wonen-2', 'Wonen-3', 'Wonen-4' en 'Tuin', teneinde percelen horende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende regels: planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen; de uit te geven openbare ruimte mag geen overwegende structurele betekenis hebben voor de verkeersstructuur. 14.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 26 in acht te worden genomen. Artikel 15 Wonen - 1 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: aaneengebouwde woningen; voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens dienstverlening op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend garages of bergingen; 15.2 Bouwregels 15.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 15.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'patio' zijn tevens patiowoningen toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is uitsluitend een onderdoorgang toegestaan. de hoogte van de onderdoorgang dient tenminste 3 m te bedragen. 15.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven; op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van: bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2; bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2; bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2; bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2; bijbehorende bouwwerken, dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m; bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven. 15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m. 15.3 Nadere eisen 15.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; 15.4 Afwijken van de bouwregels 15.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 onder a en 15.2.3 onder b: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m; teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2; met dien verstande dat: het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden; daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 15.5 Specifieke gebruiksregels 15.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 15.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 15.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 15.5.4 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 15.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels 15.6.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 15.6.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen,voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 15.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 16 Wonen - 2 16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen; aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal' tevens een sportzaal; ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend een garage. 16.2 Bouwregels 16.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen; garages. 16.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen; de afstand van vrijstaande hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: zie de op de verbeelding aangegeven goothoogte; bouwhoogte: 4 m hoger dan de toegestane goothoogte; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'patio' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan. 16.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven; op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van: bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2; bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2; bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2; bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2; bijbehorende bouwwerken, dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m; bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven. 16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m. 16.2.5 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 16.2.6 Garages Voor het bouwen van garages gelden de volgende regels: de hoogte van garages mag ten hoogste bedragen: 3 m. 16.3 Nadere eisen 16.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; 16.4 Afwijken van de bouwregels 16.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.2 onder a en 16.2.3 onder b: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m; teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2; met dien verstande dat: het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden; daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 16.4.2 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.5 mits: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 16.5 Specifieke gebruiksregels 16.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 16.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 16.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte. 16.5.4 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 16.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels 16.6.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 16.6.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 16.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 17 Wonen - 3 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: vrijstaande woningen; aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens horeca in de categorie 2. 17.2 Bouwregels 17.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeerplaatsen. 17.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend; de afstand van het hoofdgebouw tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen; de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte. 17.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven; op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van: bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2; bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2; bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2; bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2; met dien verstande dat: bijbehorende bouwwerken, dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen; de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m; bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven. 17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m. 17.2.5 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 17.3 Nadere eisen 17.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 17.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 17.4 Afwijken van de bouwregels 17.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder a en 17.2.3 onder b: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m; teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2; met dien verstande dat: het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden; daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 17.4.2 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.5 mits: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 17.5 Specifieke gebruiksregels 17.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 17.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 17.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 17.5.4 Woning/wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 17.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels 17.6.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden 17.6.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. 17.6.3 Woning/wooneenheid Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2; er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen; er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving. Artikel 18 Wonen - 4 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: gestapelde woningen; voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage. 18.2 Bouwregels 18.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. parkeerplaatsen. 18.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met een plat dak toegestaan; de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: zie aangegeven goothoogte; bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is uitsluitend een onderdoorgang toegestaan; de hoogte van de onderdoorgang dient tenminste 3 m te bedragen. 18.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m; bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven. 18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m. 18.2.5 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein al dan niet in een (ondergrondse) parkeergarage dienen te worden gerealiseerd. 18.3 Nadere eisen 18.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; 18.4 Afwijken van de bouwregels 18.4.1 Parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.5 mits: de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt; het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of: op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. 18.5 Specifieke gebruiksregels 18.5.1 Aan-huis-gebonden-beroeps en bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; 18.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen. 18.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte. 18.5.4 Woning / wooneenheid Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid. 18.6 Afwijken van de gebruiksregels 18.6.1 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 18.6.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan. Artikel 19 Leiding 19.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aanleg en instandhouding van: een waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 6 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 19.2 Bouwregels 19.2.1 Algemeen Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan. 19.3 Afwijken van de bouwregels 19.3.1 Algemeen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat. 19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.4.1 Verbod Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren; het aanbrengen van (half)verhardingen; het vergraven, ophogen, diepwoelen, of diepploegen van de bodem; het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; het verwijderen van beplanting; het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen; het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen. 19.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het onder artikel 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning is verleend; welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; welke het normale beheer en onderhoud van de leiding betreffen. 19.4.3 Toelaatbaarheid Artikel 20 Waarde - Archeologie 1 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van hoge archeologische waarden. 20.2 Bouwregels 20.2.1 Algemeen Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,5 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 20.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd; de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 20.2.3 Voorwaarden voor afwijking Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in 20.2.1 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd. 20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.3.1 Verbod Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd; het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt; het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen; het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies; het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand; het aanbrengen van verhardingen. 20.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het in 20.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die: het normale onderhoud en beheer betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; tot een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en een diepte minder dan 0,5 m. beneden maaiveld; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 20.3.3 Toelaatbaarheid De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 20.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. 20.3.4 Opgraving Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden. 20.3.5 Advies Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen bij een archeologische deskundige. 20.4 Wijzigingsbevoegdheid 20.4.1 Verwijderen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. 20.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 27 in acht te worden genomen. Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van middelhoge archeologische waarden. 21.2 Bouwregels 21.2.1 Algemeen Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 100 m2 en een grotere diepte dan 0,5 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 21.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd; de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 21.2.3 Voorwaarden voor afwijking Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in 21.2.2 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd. 21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.3.1 Verbod Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd; het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt; het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen; het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies; het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand; het aanbrengen van verhardingen. 21.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het in 21.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die: het normale onderhoud en beheer betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; tot een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en een diepte minder dan 0,5 m. beneden maaiveld; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 21.3.3 Toelaatbaarheid De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 21.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. 21.3.4 Opgraving Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden. 21.3.5 Advies Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen bij een archeologische deskundige. 21.4 Wijzigingsbevoegdheid 21.4.1 Verwijderen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. 21.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 27in acht te worden genomen.
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 19.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 19.3.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.