Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor: detailhandel uitsluitend op de begane grond; dienstverlening uitsluitend op de begane grond; wonen alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend op verdieping; d. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 9.2 Bouwregels 9.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofd- en bijbehorende bouwwerken; bouwwerken, geen gebouwen zijnde 9.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten" zijn geen gebouwen toegestaan; het maximale oppervlak aan gebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75%; de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte 6 m., tenzij anders is aangegeven; bouwhoogte 10 m., tenzij anders is aangegeven; de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen: goothoogte 3 m.; bouwhoogte 5 m. 9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' gelegen tussen het bouwvlak en de bestemming Verkeer: 1 m.; erfafscheidingen anders dan onder 1: 2 m.; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m. 9.2.4 Parkeerplaatsen Voor wat betreft het parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie: Showroom 1,70 parkeerplaats per 100 m² bvo Detailhandel 3 parkeerplaatsen per 100 m² bvo Wonen 1, 8 parkeerplaats per woning met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 9.3 Nadere eisen 9.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijgebouwen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m.; met dien verstande dat: geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 9.2.2 onder c. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 9.4 Afwijken van de bouwregels 9.4.1 Hoogte Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m. 9.5 Specifieke gebruiksregels 9.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten Gebruik van ruimten in de woning op verdieping ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2 van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter; het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk; detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.p. 9.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 9.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte. 9.5.4 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 9.6 Afwijken van de gebruiksregels 9.6.1 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 9.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.