Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Buitengebied Wouw.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch met waarden - 1'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''glastuinbouw'' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''intensieve veehouderij'' tevens een intensieve veehouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''paardenhouderij'' tevens een paardenhouderij;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarde - aardkundig'' tevens behoud en herstel van de aardkundige waarden;

  6. per bouwvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

    1. voor zover de aanduiding ''maximum aantal wooneenheden'' is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

    2. voor zover de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan.

  7. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;

  8. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

  9. waterhuishoudkundige doeleinden;

  10. doeleinden van openbaar nut;

  11. recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

    1. bebouwing binnen bouwvlak;

    2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

  1. Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak''.

  2. Per bouwvlak is maximaal þ9þ9n agrarisch bedrijf toegestaan. Indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.

  3. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken met de aanduiding ''glastuinbouw''.

  4. binnen gebouwen ten dienste van een intensieve veehouderij mag ten hoogste þ9þ9n bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

  5. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

  6. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

 

 

 

Kassen

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

8 m

Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

N.v.t.

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

Inhoud

Maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

 

 

 

Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

80 m2

(Nok)hoogte

n.v.t.

6 m

 

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

Hoogte mestbassins/mestsilo''s/ waterbassins

12 m

Hoogte silo''s

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

Overige: 2 m

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

 

 

Afstand tot de as van de rijbaan

Min.

Alle bebouwing

(behoudens erfafscheidingen)

15 m

 

4.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:

    1. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

    2. het oprichten van sleufsilo''s niet is toegestaan;

    3. het oprichten van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan;

  2. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

  3. Paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan.

 

 

 

 

 

 

4.3 Ontheffing van de bouwregels

 

4.3.1 Nieuwe agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 voor het oprichten van een bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar geen bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit verzekerd is;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  4. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  5. een nieuwe bedrijfswoning is niet mogelijk indien reeds eerder een bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar slechts þ9þ9n bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tweede bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit als tweemansbedrijf verzekerd is;

  3. er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;

  4. de inhoud van de tweede bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  5. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of - indien zulks niet mogelijk is - op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;

  6. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  7. de ontheffing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.3.3 Teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.2, teneinde op een bouwvlak teeltondersteunende kassen te kunnen oprichten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening; de kassen staan ten dienste van een boomteeltbedrijf dan wel ten behoeve van een vollegrondtuinbouwbedrijf;

  2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing,

  3. de maximaal toegestane oppervlakte teeltondersteunende kassen per bouwvlak mag niet meer dan 5000 m2 bedragen;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.3.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.3, teneinde buiten een agrarisch bouwvlak (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen op te kunnen oprichten/te kunnen plaatsen mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. de hoogte van de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer gedragen dan 2,5 m;

  3. de maximale oppervlakte aan (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 4 ha per agrarisch bedrijf;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.3.5 Gebouwen buiten bouwvlak (veldschuurtjes e.d.)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor het oprichten van agrarische gebouwtjes en andere bouwwerken buiten het agrarisch bouwvlak mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het gebouw of andere bouwwerk is noodzakelijk in verband met een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening en deze kan niet op het agrarisch bouwvlak zelf worden opgericht, zoals een opslagvoorziening van apparatuur of schuilgelegenheden voor vee op veldkavels;

  2. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 mû2;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bebouwingshoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m

  5. het betreft geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig;

  6. indien mogelijk wordt aangesloten bij bestaande bebouwing;

  7. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.3.6 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

4.3.7 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2. voor:

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 meter en/of een hoogte van maximaal 12 meter;

  2. het bouwen van kassen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

4.3.8 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

 

4.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

 

4.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

4.4.4 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

4.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

4.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

4.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

4.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

 

 

4.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  8. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  15. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.4 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.5 Kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 teneinde een kampeerterrein toe te staan met maximaal 25 kampeermiddelen, met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er kunnen per agrarisch bedrijf maximaal 25 kampeermiddelen worden toegestaan;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen voor niet- permanente kampeermiddelen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan;

  3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak; stacaravans/chalets zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan;

  4. de sanitaire voorzieningen mogen maximaal 50 m2 bedragen en dienen waar mogelijk binnen de gebouwen te worden ingericht;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, dienaangaande dient een beplantingsplan te worden overlegd;

  8. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 50 m tot geluidgevoelige bestemmingen in acht te worden genomen;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  11. permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan.

 

4.5.6 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

4.5.7 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.4 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

4.5.8 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  6. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

    1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;

    3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

    4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

    5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

    6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  11. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;

  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

 

4.5.9 Mestverwerking en biovergisting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.2, teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of ver- of bewerking van mest zonder vergisting voorzover het producten van derden betreft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;

  2. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;

  3. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% afkomstig van de mest of andere reststoffen afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.10 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

4.6 Aanlegvergunning

 

4.6.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''aardkundig'':

    1. - diepploegen en diepwoelen;

    2. - het aanleggen van drainage (niet zijnde het vervangen van bestaande drainage).

 

 

 

4.6.2 Uitzondering

Het onder 4.6.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak;

  2. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm naar een paardenhouderij, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''paardenhouderij'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ''Ruimte-voor-ruimte'';

  2. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;

  3. paardenbakken (buitenrijbakken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

  4. er mogen geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden aangelegd;

  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 4.1 in omschreven waarden.

 

4.7.2 Vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwvlak

  2. de vergroting van het agrarisch bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

    1. voor grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

    2. voor intensieve veehouderijen is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha uitsluitend toegestaan, indien de betreffende locatie een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij betreft. Bij een vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

    3. voor glastuinbouwbedrijven is een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan tot een maximale omvang van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glasopstand is toegestaan;

  3. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.7.3 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen-2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.4 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf word beþbindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijgebouwen bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.5 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijgebouwen bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.6 Recreatie - 1/Recreatie - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming ''Recreatie - 1'' en/of ''Recreatie - 2'' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de recreatieve functie dient bezoekers extensief en kleinschalig te zijn;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 4.1 in omschreven waarden;

  9. de regels van Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.7 Bedrijf - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 3 teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  2. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieþbn 1 t/m 3.1. van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

  6. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij noodzakelijk voor de specifieke bedrijfsuitoefening;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. de regels van Bedrijf - 3 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

 

 

 

 

4.7.8 Bedrijf - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 1 met de functieaanduiding ''opslag'' teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de vloeroppervlakte van de bebouwing die wordt aangewend, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  5. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is uitgesloten;

  6. alleen opslag van naar hun aard statische goederen is toegestaan;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing boven 1000 m2) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. detailhandel is niet toegestaan;

  9. de milieubelasting mag niet toenemen;

  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  11. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  12. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Bedrijf - 1 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.9 Overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarische bedrijfsvorm naar een overige niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvorm, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - niet-grondgebonden'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  2. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  4. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 4.1 in omschreven waarden.

 

4.7.10 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toevoegen van de aanduiding ù1specifieke vorm van agrarisch met waarden ù6 tijdelijke werknemersù2 teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers langer dan 6 maanden per kalenderjaar toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. de huisvesting van tijdelijke werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk gemaakt worden dat de inzet van werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. de huisvesting mag alleen plaatsvinden in de bedrijfswoning of in een (agrarisch) bedrijfsgebouw;

  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  7. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  8. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  9. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  10. alle wijzigingsbesluiten worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak; daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. In ieder geval wordt de wijziging ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte gedurende een langere periode dan 6 maanden niet meer aanwezig is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot een evenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  12. het wijzigingsplan bevat een verbeelding van de situatie waarop de wijziging van toepassing is.

 

4.7.11 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de natuurontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

  2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige belemmering ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;

  3. de regels van Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.12 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.