Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Buitengebied Wouw.

Regels

 

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS 5

Artikel 1 Begrippen 5

Artikel 2 Wijze van meten 14

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS 15

Artikel 3 Agrarisch 15

Artikel 4 Agrarisch met waarden - 1 30

Artikel 5 Agrarisch met waarden - 2 45

Artikel 6 Agrarisch met waarden - 3 60

Artikel 7 Agrarisch met waarden - 4 74

Artikel 8 Bedrijf - 1 88

Artikel 9 Bedrijf - 2 93

Artikel 10 Bedrijf - 3 98

Artikel 11 Bedrijf - 4 103

Artikel 12 Bedrijventerrein - 2 109

Artikel 13 Bedrijventerrein - 6 113

Artikel 14 Bos 116

Artikel 15 Cultuur en ontspanning 118

Artikel 16 Horeca - 4 122

Artikel 17 Maatschappelijk 125

Artikel 18 Natuur 128

Artikel 19 Recreatie - 1 130

Artikel 20 Recreatie - 2 134

Artikel 21 Sport 137

Artikel 22 Verkeer 139

Artikel 23 Water 141

Artikel 24 Wonen - 2 143

Artikel 25 Leiding 148

Artikel 26 Waarde - Archeologie 149

Artikel 27 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel 151

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS 152

Artikel 28 Antidubbeltelregel 152

Artikel 29 Algemene bouwregels 152

Artikel 30 Algemene gebruiksregels 153

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels 153

Artikel 32 Algemene ontheffingsregels 155

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels 156

Artikel 34 Algemene procedureregels 157

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 158

Artikel 35 Overgangsregels 158

Artikel 36 Slotregels 159

 

Hoofdstuk 5 BIJLAGEN BIJ DE REGELS 160

-Staat van Bedrijfsactiviteiten

-Staat van Horeca-activiteiten

 

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan ''Buitengebied Wouw'' van de gemeente Roosendaal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het bestand NL.IMRO.1674.2012BUITENGEBIEDW-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig ontwerp-technisch, consumentenverzorgend of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en de ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken zoals geologie, geomorfologie, reliþbf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/ bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

 

1.7 afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg)

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, daaronder begrepen een paardenfokkerij en daaronder niet begrepen een paardenhouderij;

1.9 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of ù6apparatuur, daaronder begrepen een gemechaniseerd loonbedrijf zoals omschreven in het Besluit Landbouw;

 

1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden (met uitzondering van mestverwerking), zoals: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

 

1.11 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen;

1.12 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven; voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

 

1.13 archeologisch advies

advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.14 archeologisch onderzoek

Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.15 archeologische begeleiding

begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.16 archeologische opgraving

opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden worden veilig gesteld;

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.18 bebouwing

þ9þ9n of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel of gedeelte daarvan, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.20 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk þ9þ9n tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.22 belwinkel

een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip ''belwinkel'';

 

 

1.23 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.24 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

  1. bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een vÿ3ÿ3r dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen;

 

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

 

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.35 bijzondere woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaardentehuizen en verzorgingstehuizen;

 

1.36 camping

zie kampeerterrein;

1.37 coffeeshop

een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan een coffeeshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip ''coffeeshop'';

1.38 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.39 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;

1.41 erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

bedrijf c.q. inrichting, waarin voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  1. seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;

  2. seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;

  3. seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;

 

1.42 garages en bergingen

een gebouw bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;

1.43 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604);

1.45 glastuinbouwbedrijf

een (niet-grondgebonden) agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen.

 

 

1.46 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegronds tuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven. Melkveebedrijven en paardenfokkerijen zijn doorgaans ook grondgebonden;

 

1.47 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.48 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan die personen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming of instelling bedrijfsmatig aanwenden, hieronder vallen zowel detail- als groothandel;

1.49 groothandel in smart- en growproducten

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;

1.50 growshop

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan een growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip ''growshop'';

1.51 handel in softdrugs

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;

1.52 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.53 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.54 intensief veehouderijbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.55 kampeermiddelen

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Onder kampeermiddelen met een niet-permanent karakter wordt verstaan: een tent, tentwagen, kampeerauto of toercaravan;

 

1.56 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.57 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.58 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten, en groenten;

1.59 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250)een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.60 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.;

 

1.61 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en uitwisseling;

1.62 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.63 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.64 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of ponyù2s houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en ponyù2s, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccomodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

 

1.65 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.66 mestbe- en verwerking

het behandelen van dierlijke mest zodat deze beter als mest kan worden gebruikt of voor andere functies geschikt wordt;

 

1.67 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

 

1.68 nevenactiviteiten

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

 

1.69 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij de bedrijfsactiviteiten geheel of overwegend in gebouwen plaatsvinden, al dan niet in combinatie met containerteelt;

1.70 overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

de niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitgezonderd de intensieve veehouderij;

 

1.71 paardenhouderij

een bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van paarden, het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (b.v. paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden;

 

1.72 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

 

1.73 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.74 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.75 recreatief medegebruik

vormen van extensieve recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting (m.u.v. bankjes, wegbewijzering, e.d.) van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;

1.76 recreatieve nevenactiviteiten

activiteiten ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering, betreffende extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, boerengolf, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities en bed & breakfastvoorzieningen;

1.77 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan of een andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;

1.78 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250) en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatscourant 23 september 2004, nr. 183) een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.79 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.80 smartshop

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip ''smartshop'';

1.81 stacaravan

een caravan die als een gebouw valt aan te merken;

1.82 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

 

1.83 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) autoù2s, boten, caravans, campers en dergelijke;

 

1.84 straalpad

telecommunicatie met behulp van straalzenders waarbij radio- en/of televisiezenders in smalle stralenbundels uitzendt;

1.85 teeltondersteunende kassen

teeltondersteunende voorziening (hoog/permanent), bestaande uit een kas voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf;

1.86 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieþbn:

1. tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 2,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, boomteelthekken, regenkappen;

2. teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter met een hoogte van maximaal 2,5 m, bijvoorbeeld containervelden, stellingenteelt (bakken in stellingen);

 

1.87 huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende een bepaalde tijd op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om ter plaatse werkzaamheden te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

 

1.88 tuinbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvindt;

1.89 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

 

1.90 verblijfsmiddelen

een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten;

1.91 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.92 voorgevelrooilijn

een naar de (openbare) weg aangegeven gekeerde lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.93 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.94 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van þ9þ9n afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding of voor de huisvesting van vier personen wanneer daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.95 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.96 woonboerderij

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar zijn verbonden;

 

1.97 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit þ9þ9n bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

 

1.98 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelscheiding van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil (of indien van toepassing vanaf bovenkant spoorstaaf) tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 toepassing van maten

de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''glastuinbouw'' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''intensieve veehouderij'' tevens een intensieve veehouderij;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''paardenhouderij'' tevens een paardenhouderij;

  6. ter plaatse van de buiten een bouwvlak gelegen aanduiding ''kas'' uitsluitend een kas;

  7. per bouwvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

    1. voor zover de aanduiding ''maximum aantal wooneenheden'' is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

    2. voor zover de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan.

  8. waterhuishoudkundige doeleinden;

  9. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;

  10. doeleinden van openbaar nut;

  11. recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

  1. bebouwing binnen bouwvlak;

  2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

  1. Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak''.

  2. Per bouwvlak is maximaal þ9þ9n agrarisch bedrijf toegestaan. Indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.

  3. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken met de aanduiding ''glastuinbouw''.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c. zijn teeltondersteunende kassen binnen alle bouwvlakken toegestaan; deze voorzieningen dienen wel ten dienste te staan aan een boomkwekerij ofwel een vollegrondstuinbouwbedrijf.

  5. binnen gebouwen ten diensten van een intensieve veehouderij mag ten hoogste þ9þ9n bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

  6. op de agrarische bedrijven Kruislandseweg 3, 8 en 37 mag geen uitbreiding van bebouwing plaatsvinden ten dienste van de ter plaatse aanwezige schapenhouderijen.

  7. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

  8. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

 

 

 

Kassen

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

8 m

Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

N.v.t.

Oppervlakte teeltondersteunende kassen

N.v.t.

5.000 m2

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

Inhoud

Maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

 

 

 

Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

80 m2

(Nok)hoogte

n.v.t.

6 m

 

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

Hoogte mestbassins/ mestsilo''s/waterbassins

12 m

Hoogte silo''s

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

Overige: 2 m

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

 

 

Afstand tot de as van de rijbaan

Min.

Alle bebouwing

(behoudens erfafscheidingen)

15 m

 

3.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen (voor zover niet anders aangeduid) uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarisch grondgebruik, met inbegrip van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, met dien verstande dat:

    • de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

    • het oprichten van sleufsilo''s niet is toegestaan;

  2. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m;

  3. Ter plaatse van de buiten een bouwvlak gelegen aanduiding ''kas'' is uitsluitend een kas met een maximale hoogte van 3 m toegestaan.

 

3.3 Ontheffing van de bouwregels

 

3.3.1 Nieuwe agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 voor het oprichten van een bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar geen bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit verzekerd is;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  4. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  5. een nieuwe bedrijfswoning is niet mogelijk indien reeds eerder een bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord.

 

3.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar slechts þ9þ9n bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tweede bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit als tweemansbedrijf verzekerd is;

  3. er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;

  4. de inhoud van de tweede bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  5. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of - indien zulks niet mogelijk is - op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;

  6. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen.

 

3.3.3 Gebouwen buiten bouwvlak (veldschuurtjes e.d.)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het oprichten van agrarische gebouwtjes en andere bouwwerken buiten het agrarisch bouwvlak mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het gebouw of andere bouwwerk is noodzakelijk in verband met een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening en deze kan niet op het agrarisch bouwvlak zelf worden opgericht, zoals een opslagvoorziening van apparatuur of schuilgelegenheden voor vee op veldkavels;

  2. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 mû2;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bebouwingshoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m

  5. het betreft geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig;

  6. indien mogelijk wordt aangesloten bij bestaande bebouwing.

 

3.3.4 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor:

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 meter en/of een hoogte van maximaal 12 meter;

  2. het bouwen van kassen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

3.3.5 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

3.3.6 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

 

3.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

 

3.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

3.4.4 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

3.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

3.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

3.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

3.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en/of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm.

 

3.5.4 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.5 Kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1 teneinde een kampeerterrein toe te staan met maximaal 25 kampeermiddelen, met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er kunnen per agrarisch bedrijf maximaal 25 kampeermiddelen worden toegestaan;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen voor niet- permanente kampeermiddelen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan;

  3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak; stacaravans/chalets zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan;

  4. de sanitaire voorzieningen mogen maximaal 50 m2 bedragen en dienen waar mogelijk binnen de gebouwen te worden ingericht;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, dienaangaande dient een beplantingsplan te worden overlegd;

  8. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 50 m tot geluidgevoelige bestemmingen in acht te worden genomen;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  10. permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan.

 

3.5.6 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van 3.4.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

3.5.7 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.4.4 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

3.5.8 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  6. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

    1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;

    3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

    4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

    5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

    6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  11. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

 

3.5.9 Mestverwerking en biovergisting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.4.2, teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of ver- of bewerking van mest zonder vergisting voorzover het producten van derden betreft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;

  2. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;

  3. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% afkomstig van de mest of andere reststoffen afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

 

3.5.10 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

 

 

 

 

 

3.6 Aanlegvergunning

 

3.6.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

 

3.6.2 Uitzondering

Het onder 3.6.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak;

  2. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Nieuwvestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde nieuwvestiging toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf, door middel van het aanduiden van het desbetreffende bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de nieuwvesting is uitsluitend toegestaan indien sprake is van een bedrijfsverplaatsing van een bedrijf, dat gezien zijn huidige ligging in een kwetsbare omgeving (in of nabij natuurgebied of bebouwde kom) geen toekomstperspectief heeft;

  2. aangetoond dient te worden dat met de verplaatsing een algemeen belang is gediend en mits door middel van onderzoek is aangetoond dat binnen een straal van 10 km van de bestaande locatie geen reþble mogelijkheid bestaat om het bedrijf te hervestigen op een bestaande of voormalige agrarische bedrijfslocatie, of op een niet-agrarische locatie.

  3. het bouwvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. locaties waar sloop van bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de ruimte voor ruimte regeling komen in beginsel niet in aanmerking.

 

3.7.2 Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm naar een paardenhouderij, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''paardenhouderij'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ''Ruimte-voor-ruimte'';

  2. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;

  3. paardenbakken (buitenrijbakken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

  4. er mogen geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden aangelegd;

  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is.

 

3.7.3 Vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwvlak

  2. de vergroting van het agrarisch bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

    1. voor grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

    2. voor intensieve veehouderijen is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha uitsluitend toegestaan, indien de betreffende locatie een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij betreft. Bij een vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

    3. voor glastuinbouwbedrijven is een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan tot een maximale omvang van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glasopstand is toegestaan;

  3. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

3.7.4 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen-2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.5 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf word beþbindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijgebouwen bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.6 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijgebouwen bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2(inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.7 Recreatie - 1/Recreatie - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de recreatieve functie dient bezoekers extensief en kleinschalig te zijn;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de regels van Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.8 Bedrijf - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 3 teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  2. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieþbn 1 t/m 3.1. van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

  6. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij noodzakelijk voor de specifieke bedrijfsuitoefening;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. de regels van Bedrijf - 3 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.9 Bedrijf - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 1 met de functieaanduiding ''opslag'' teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de vloeroppervlakte van de bebouwing die wordt aangewend, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  5. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is uitgesloten;

  6. alleen opslag van naar hun aard statische goederen is toegestaan;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing boven 1000 m2) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. detailhandel is niet toegestaan;

  9. de milieubelasting mag niet toenemen;

  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  11. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  12. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Bedrijf - 1 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

3.7.10 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toevoegen van de aanduiding ù1specifieke vorm van agrarisch ù6 tijdelijke werknemersù2 teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers langer dan 6 maanden per kalenderjaar toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. de huisvesting van tijdelijke werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk gemaakt worden dat de inzet van werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. de huisvesting mag alleen plaatsvinden in de bedrijfswoning of in een (agrarisch) bedrijfsgebouw;

  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  7. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  8. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  9. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  10. alle wijzigingsbesluiten worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak; daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. In ieder geval wordt de wijziging ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte gedurende een langere periode dan 6 maanden niet meer aanwezig is;

  11. het wijzigingsplan bevat een verbeelding van de situatie waarop de wijziging van toepassing is.

 

3.7.11 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de natuurontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;

  2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige belemmering ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;

  3. de regels van Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

 

3.7.12 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch met waarden - 1'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''glastuinbouw'' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''intensieve veehouderij'' tevens een intensieve veehouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''paardenhouderij'' tevens een paardenhouderij;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarde - aardkundig'' tevens behoud en herstel van de aardkundige waarden;

  6. per bouwvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

    1. voor zover de aanduiding ''maximum aantal wooneenheden'' is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

    2. voor zover de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan.

  7. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;

  8. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

  9. waterhuishoudkundige doeleinden;

  10. doeleinden van openbaar nut;

  11. recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

    1. bebouwing binnen bouwvlak;

    2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

  1. Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak''.

  2. Per bouwvlak is maximaal þ9þ9n agrarisch bedrijf toegestaan. Indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.

  3. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken met de aanduiding ''glastuinbouw''.

  4. binnen gebouwen ten dienste van een intensieve veehouderij mag ten hoogste þ9þ9n bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

  5. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

  6. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

 

 

 

Kassen

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

8 m

Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

N.v.t.

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

Inhoud

Maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

 

 

 

Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

80 m2

(Nok)hoogte

n.v.t.

6 m

 

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

Hoogte mestbassins/mestsilo''s/ waterbassins

12 m

Hoogte silo''s

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

Overige: 2 m

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

 

 

Afstand tot de as van de rijbaan

Min.

Alle bebouwing

(behoudens erfafscheidingen)

15 m

 

4.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:

    1. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

    2. het oprichten van sleufsilo''s niet is toegestaan;

    3. het oprichten van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan;

  2. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

  3. Paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan.

 

 

 

 

 

 

4.3 Ontheffing van de bouwregels

 

4.3.1 Nieuwe agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 voor het oprichten van een bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar geen bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit verzekerd is;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  4. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  5. een nieuwe bedrijfswoning is niet mogelijk indien reeds eerder een bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar slechts þ9þ9n bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tweede bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit als tweemansbedrijf verzekerd is;

  3. er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;

  4. de inhoud van de tweede bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  5. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of - indien zulks niet mogelijk is - op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;

  6. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  7. de ontheffing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.3.3 Teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.2, teneinde op een bouwvlak teeltondersteunende kassen te kunnen oprichten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening; de kassen staan ten dienste van een boomteeltbedrijf dan wel ten behoeve van een vollegrondtuinbouwbedrijf;

  2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing,

  3. de maximaal toegestane oppervlakte teeltondersteunende kassen per bouwvlak mag niet meer dan 5000 m2 bedragen;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.3.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.3, teneinde buiten een agrarisch bouwvlak (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen op te kunnen oprichten/te kunnen plaatsen mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. de hoogte van de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer gedragen dan 2,5 m;

  3. de maximale oppervlakte aan (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 4 ha per agrarisch bedrijf;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.3.5 Gebouwen buiten bouwvlak (veldschuurtjes e.d.)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor het oprichten van agrarische gebouwtjes en andere bouwwerken buiten het agrarisch bouwvlak mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het gebouw of andere bouwwerk is noodzakelijk in verband met een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening en deze kan niet op het agrarisch bouwvlak zelf worden opgericht, zoals een opslagvoorziening van apparatuur of schuilgelegenheden voor vee op veldkavels;

  2. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 mû2;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bebouwingshoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m

  5. het betreft geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig;

  6. indien mogelijk wordt aangesloten bij bestaande bebouwing;

  7. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.3.6 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

4.3.7 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2. voor:

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 meter en/of een hoogte van maximaal 12 meter;

  2. het bouwen van kassen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

4.3.8 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

 

4.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

 

4.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

4.4.4 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

4.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

4.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

4.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

4.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

 

 

4.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  8. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  15. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.4 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.5 Kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 teneinde een kampeerterrein toe te staan met maximaal 25 kampeermiddelen, met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er kunnen per agrarisch bedrijf maximaal 25 kampeermiddelen worden toegestaan;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen voor niet- permanente kampeermiddelen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan;

  3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak; stacaravans/chalets zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan;

  4. de sanitaire voorzieningen mogen maximaal 50 m2 bedragen en dienen waar mogelijk binnen de gebouwen te worden ingericht;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, dienaangaande dient een beplantingsplan te worden overlegd;

  8. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 50 m tot geluidgevoelige bestemmingen in acht te worden genomen;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  11. permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan.

 

4.5.6 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

4.5.7 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.4 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

4.5.8 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  6. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

    1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;

    3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

    4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

    5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

    6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  11. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;

  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

 

4.5.9 Mestverwerking en biovergisting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.2, teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of ver- of bewerking van mest zonder vergisting voorzover het producten van derden betreft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;

  2. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;

  3. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% afkomstig van de mest of andere reststoffen afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.5.10 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

4.6 Aanlegvergunning

 

4.6.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''aardkundig'':

    1. - diepploegen en diepwoelen;

    2. - het aanleggen van drainage (niet zijnde het vervangen van bestaande drainage).

 

 

 

4.6.2 Uitzondering

Het onder 4.6.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak;

  2. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm naar een paardenhouderij, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''paardenhouderij'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ''Ruimte-voor-ruimte'';

  2. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;

  3. paardenbakken (buitenrijbakken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

  4. er mogen geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden aangelegd;

  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 4.1 in omschreven waarden.

 

4.7.2 Vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwvlak

  2. de vergroting van het agrarisch bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

    1. voor grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

    2. voor intensieve veehouderijen is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha uitsluitend toegestaan, indien de betreffende locatie een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij betreft. Bij een vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

    3. voor glastuinbouwbedrijven is een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan tot een maximale omvang van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glasopstand is toegestaan;

  3. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.7.3 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen-2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.4 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf word beþbindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijgebouwen bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.5 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijgebouwen bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.6 Recreatie - 1/Recreatie - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming ''Recreatie - 1'' en/of ''Recreatie - 2'' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de recreatieve functie dient bezoekers extensief en kleinschalig te zijn;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 4.1 in omschreven waarden;

  9. de regels van Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.7 Bedrijf - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 3 teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  2. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieþbn 1 t/m 3.1. van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

  6. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij noodzakelijk voor de specifieke bedrijfsuitoefening;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. de regels van Bedrijf - 3 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

 

 

 

 

4.7.8 Bedrijf - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 1 met de functieaanduiding ''opslag'' teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de vloeroppervlakte van de bebouwing die wordt aangewend, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  5. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is uitgesloten;

  6. alleen opslag van naar hun aard statische goederen is toegestaan;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing boven 1000 m2) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. detailhandel is niet toegestaan;

  9. de milieubelasting mag niet toenemen;

  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  11. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  12. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Bedrijf - 1 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.9 Overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarische bedrijfsvorm naar een overige niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvorm, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - niet-grondgebonden'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  2. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  4. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 4.1 in omschreven waarden.

 

4.7.10 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toevoegen van de aanduiding ù1specifieke vorm van agrarisch met waarden ù6 tijdelijke werknemersù2 teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers langer dan 6 maanden per kalenderjaar toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. de huisvesting van tijdelijke werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk gemaakt worden dat de inzet van werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. de huisvesting mag alleen plaatsvinden in de bedrijfswoning of in een (agrarisch) bedrijfsgebouw;

  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  7. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  8. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  9. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  10. alle wijzigingsbesluiten worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak; daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. In ieder geval wordt de wijziging ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte gedurende een langere periode dan 6 maanden niet meer aanwezig is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot een evenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  12. het wijzigingsplan bevat een verbeelding van de situatie waarop de wijziging van toepassing is.

 

4.7.11 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de natuurontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

  2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige belemmering ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;

  3. de regels van Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.12 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - 2

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch met waarden - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''glastuinbouw'' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''intensieve veehouderij'' tevens een intensieve veehouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig'' tevens behoud en herstel van de aardkundige waarden;

  5. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden, gericht op behoud van de historische verkaveling en de kleinschaligheid van het landschap;

  6. per bouwvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

    1. voor zover de aanduiding ''maximum aantal wooneenheden'' is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

    2. voor zover de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan.

  7. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;

  8. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

  9. waterhuishoudkundige doeleinden;

  10. doeleinden van openbaar nut;

  11. recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

    1. bebouwing binnen bouwvlak;

    2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

5.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

  1. Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak''.

  2. Per bouwvlak is maximaal þ9þ9n agrarisch bedrijf toegestaan. Indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.

  3. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken met de aanduiding ''glastuinbouw''.

  4. binnen gebouwen ten dienste van een intensieve veehouderij mag ten hoogste þ9þ9n bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

  5. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

  1. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

 

 

 

Kassen

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

8 m

Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

N.v.t.

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

Inhoud

Maximaal 750 m3 (incl. Aangebouwde bijgebouwen), tenzij:- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

 

 

 

Vrijstaand bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

80 m2

(Nok)hoogte

n.v.t.

6 m

 

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

Hoogte mestbassins/mestsilo''s/ waterbassins

12 m

Hoogte silo''s

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

Overige: 2 m

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

 

 

Afstand tot de as van de rijbaan

Min.

Alle bebouwing

(behoudens erfafscheidingen)

15 m

 

5.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:

    1. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

    2. het oprichten van sleufsilo''s niet is toegestaan;

    3. het oprichten van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan.

  2. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

  3. Paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan.

 

 

 

 

5.3 Ontheffing van de bouwregels

 

5.3.1 Nieuwe agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 voor het oprichten van een bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar geen bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit verzekerd is;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  4. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  5. een nieuwe bedrijfswoning is niet mogelijk indien reeds eerder een bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

5.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar slechts þ9þ9n bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tweede bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit als tweemansbedrijf verzekerd is;

  3. er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;

  4. de inhoud van de tweede bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  5. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of - indien zulks niet mogelijk is - op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;

  6. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  7. de ontheffing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.3.3 Teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.2, teneinde op een bouwvlak teeltondersteunende kassen te kunnen oprichten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de teeltondersteunende kassen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening; de kassen staan ten dienste van een boomteeltbedrijf dan wel ten behoeve van een vollegrondtuinbouwbedrijf;

  2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing,

  3. de maximaal toegestane oppervlakte teeltondersteunende kassen per bouwvlak mag niet meer dan 5000 m2 bedragen;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.3.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.3, teneinde buiten een agrarisch bouwvlak (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen op te kunnen oprichten/ te kunnen plaatsen mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. de hoogte van de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer gedragen dan 2,5 m;

  3. de maximale oppervlakte aan (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 4 ha per agrarische bedrijf;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

5.3.5 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor:

 

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 meter en/of een hoogte van maximaal 12 meter;

  2. het bouwen van kassen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

5.3.6 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

5.3.7 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

 

5.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

5.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

5.4.4 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

5.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

5.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

5.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

5.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  8. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

5.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en/of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  15. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

5.5.4 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.5.5 Kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1 teneinde een kampeerterrein toe te staan met maximaal 25 kampeermiddelen, met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er kunnen per agrarisch bedrijf maximaal 25 kampeermiddelen worden toegestaan;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen voor niet- permanente kampeermiddelen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan;

  3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak; stacaravans/chalets zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan;

  4. de sanitaire voorzieningen mogen maximaal 50 m2 bedragen en dienen waar mogelijk binnen de gebouwen te worden ingericht;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, dienaangaande dient een beplantingsplan te worden overlegd;

  8. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 50 m tot geluidgevoelige bestemmingen in acht te worden genomen;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;

  11. permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan.

 

5.5.6 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van 5.4.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

5.5.7 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.4.4 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

5.5.8 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  6. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

    1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;

    3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

    4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

    5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

    6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  11. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;

  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.5.9 Mestverwerking en biovergisting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.4.2, teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of ver- of bewerking van mest zonder vergisting voorzover het producten van derden betreft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;

  2. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;

  3. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% afkomstig van de mest of andere reststoffen afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.5.10 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

5.6 Aanlegvergunning

 

5.6.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. het graven en dempen van sloten, greppels en poelen;

  5. het verwijderen van houtwallen;

  6. het diepwoelen en diepploegen;

  7. ter plaatse van de aanduiding ''aardkundig'':

    1. - diepploegen en diepwoelen;

    2. - het aanleggen van drainage (niet zijnde het vervangen van bestaande drainage).

 

5.6.2 Uitzondering

Het onder 5.6.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak

  2. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

 

 

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm naar een paardenhouderij, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''paardenhouderij'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ''Ruimte-voor-ruimte'';

  2. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;

  3. paardenbakken (buitenrijbakken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

  4. er mogen geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden aangelegd;

  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 5.1 in omschreven waarden.

 

5.7.2 Vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;

  2. de vergroting van het agrarisch bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

    1. voor grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

    2. voor intensieve veehouderijen is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha uitsluitend toegestaan, indien de betreffende locatie een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij betreft. Bij een vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

    3. voor glastuinbouwbedrijven is een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan tot een maximale omvang van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glasopstand is toegestaan;

  3. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.

 

5.7.3 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen-2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

5.7.4 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf word beþbindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijgebouwen bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

5.7.5 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijgebouwen bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2(inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

5.7.6 Recreatie - 1/Recreatie - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming ''Recreatie - 1'' en/of ''Recreatie - 2'' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de recreatieve functie dient bezoekers extensief en kleinschalig te zijn;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 5.1 in omschreven waarden;

  9. de regels van Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

5.7.7 Bedrijf - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf - 3 teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  2. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieþbn 1 t/m 3.1. van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;

  6. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij noodzakelijk voor de specifieke bedrijfsuitoefening;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. de regels van Bedrijf - 3 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

5.7.8 Bedrijf - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Bedrijf ù6 1 met een functieaanduiding ù1opslagù2 teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing uitsluitend toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de vloeroppervlakte van de bebouwing die wordt aangewend, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  5. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is uitgesloten;

  6. alleen opslag van naar hun aard statische goederen is toegestaan;

  7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing boven 1000 m2) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  8. detailhandel is niet toegestaan;

  9. de milieubelasting mag niet toenemen;

  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  11. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  12. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 5.1 omschreven waarden en moet gepaard gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;

  14. de regels van Bedrijf - 1 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

5.7.9 Overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarische bedrijfsvorm naar een overige niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvorm, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - niet-grondgebonden'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  2. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  4. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 5.1 in omschreven waarden.

 

 

5.7.10 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toevoegen van de aanduiding ù1specifieke vorm van agrarisch met waarden ù6 tijdelijke werknemersù2 teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers langer dan 6 maanden per kalenderjaar toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. de huisvesting van tijdelijke werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk gemaakt worden dat de inzet van werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. de huisvesting mag alleen plaatsvinden in de bedrijfswoning of in een (agrarisch) bedrijfsgebouw;

  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  7. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  8. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  9. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  10. alle wijzigingsbesluiten worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak; daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. In ieder geval wordt de wijziging ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte gedurende een langere periode dan 6 maanden niet meer aanwezig is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot een evenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;

  12. het wijzigingsplan bevat een verbeelding van de situatie waarop de wijziging van toepassing is.

 

5.7.11 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, miits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de natuurontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

  2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige belemmering ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;

  3. de regels van Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

5.7.12 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 6 Agrarisch met waarden - 3

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch met waarden - 3'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''glastuinbouw'' tevens een glastuinbouwbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''intensieve veehouderij'' tevens een intensieve veehouderij;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''paardenhouderij'' tevens een paardenhouderij;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - niet-grondgebonden'' tevens een een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

  6. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig'' tevens behoud en herstel van aardkundige waarden;

  7. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten'' tevens behoud en herstel van kwetsbare soorten zoals (biotopen voor) dagvlinders, amfibien en bijzondere plantensoorten;

  8. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels'' tevens behoud en herstel van het leefgebied van de struweelvogels;

  9. per bouwvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

    1. voor zover de aanduiding ''maximum aantal wooneenheden'' is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

    2. voor zover de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan.

  10. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;

  11. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;

  12. waterhuishoudkundige doeleinden;

  13. recreatief medegebruik;

  14. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

    1. bebouwing binnen bouwvlak;

    2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

6.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

  1. Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak''.

  2. Per bouwvlak is maximaal þ9þ9n agrarisch bedrijf toegestaan. Indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.

  3. Agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken met de aanduiding ''glastuinbouw''.

  4. Ten behoeve van een op de kaart als zodanig aangeduide paardenhouderij, is per paardenhouderij het oprichten van een rijhal van maximaal 1000 m2 toegestaan. Bestaande rijhallen die groter zijn, worden geacht te voldoen aan het plan.

  5. binnen gebouwen ten dienste van een intensieve veehouderij mag ten hoogste þ9þ9n bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

  6. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

  7. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

 

 

 

Kassen

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

8 m

Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

N.v.t.

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

Inhoud

Maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

 

 

 

Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

80 m2

(Nok)hoogte

n.v.t.

6 m

 

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

Hoogte mestbassins/mestsilo''s/ waterbassins

12 m

Hoogte silo''s

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

Overige: 2 m

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

 

 

 

Afstand tot de as van de rijbaan

Min.

Alle bebouwing

(behoudens erfafscheidingen)

15 m

 

 

6.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:

    1. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

    2. het oprichten van sleufsilo''s niet is toegestaan;

    3. het bouwen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

  2. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

  3. Paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan.

 

 

6.3 Ontheffing van de bouwregels

 

6.3.1 Nieuwe agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1 voor het oprichten van een bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar geen bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit verzekerd is;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  4. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  5. een nieuwe bedrijfswoning is niet mogelijk indien reeds eerder een bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

6.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1 voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar slechts þ9þ9n bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tweede bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit als tweemansbedrijf verzekerd is;

  3. er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;

  4. de inhoud van de tweede bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  5. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of - indien zulks niet mogelijk is - op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;

  6. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  7. de ontheffing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2.3, teneinde buiten een agrarisch bouwvlak (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen op te kunnen oprichten/ te kunnen plaatsen mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. de hoogte van de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer gedragen dan 2,5 m;

  3. de maximale oppervlakte aan (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 1 ha per agrarisch bedrijf;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

6.3.4 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor:

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 meter en/of een hoogte van maximaal 12 meter;

  2. het bouwen van kassen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

6.3.5 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

6.3.6 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

 

6.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

 

6.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

6.4.4 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

6.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

6.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

6.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

6.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  8. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en/of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  15. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.5.4 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.5.5 Kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.1 teneinde een kampeerterrein toe te staan met maximaal 25 kampeermiddelen, met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er kunnen per agrarisch bedrijf maximaal 25 kampeermiddelen worden toegestaan;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen voor niet- permanente kampeermiddelen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan;

  3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak; stacaravans/chalets zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan;

  4. de sanitaire voorzieningen mogen maximaal 50 m2 bedragen en dienen waar mogelijk binnen de gebouwen te worden ingericht;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, dienaangaande dient een beplantingsplan te worden overlegd;

  8. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 50 m tot geluidgevoelige bestemmingen in acht te worden genomen;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;

  11. permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan.

 

6.5.6 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van 6.4.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

6.5.7 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.4.4 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

6.5.8 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  6. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

    1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;

    3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

    4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

    5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

    6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  11. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;

  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.5.9 Mestverwerking en biovergisting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.4.2, teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of ver- of bewerking van mest zonder vergisting voorzover het producten van derden betreft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;

  2. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;

  3. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% afkomstig van de mest of andere reststoffen afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

 

6.5.10 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

6.6 Aanlegvergunning

 

6.6.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. het graven en dempen van sloten, greppels en poelen;

  5. het verwijderen van houtwallen;

  6. het diepwoelen en diepploegen;

  7. voorzover het uitsluitend de gronden met de aanduiding ''kwetsbare soorten'' betreft: het blijvend (meer dan 2 jaar) omzetten van grasland in bouwland;

  8. ter plaatse van de aanduiding ''aardkundig'':

  1. - diepploegen en diepwoelen;

  2. - het aanleggen van drainage (niet zijnde het vervangen van bestaande drainage).

 

6.6.2 Uitzondering

Het onder 6.6.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak;

  2. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

 

 

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm naar een paardenhouderij, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''paardenhouderij'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ''Ruimte-voor-ruimte'';

  2. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;

  3. de oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. paardenbakken (buitenrijbakken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

  5. er mogen geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden aangelegd;

  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  9. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 6.1 in omschreven waarden.

 

6.7.2 Vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;

  2. de vergroting van het agrarisch bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

    1. voor grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

    2. voor intensieve veehouderijen is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha uitsluitend toegestaan, indien de betreffende locatie een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij betreft. Bij een vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

    3. voor glastuinbouwbedrijven is een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan tot een maximale omvang van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glasopstand is toegestaan; dit is alleen mogelijk indien sprake is van een door de provincie aangewezen doorgroeigebied glastuinbouw;

  3. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.

 

6.7.3 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen-2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

6.7.4 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf word beþbindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijgebouwen bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

6.7.5 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijgebouwen bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2(inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

6.7.6 Recreatie - 1/Recreatie - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming ''Recreatie - 1 en/of ''Recreatie - 2'' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de recreatieve functie dient bezoekers extensief en kleinschalig te zijn;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 6.1 in omschreven waarden;

  9. de regels van Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

6.7.7 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toevoegen van de aanduiding ù1specifieke vorm van agrarisch met waarden ù6 tijdelijke werknemersù2 teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers langer dan 6 maanden per kalenderjaar toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. de huisvesting van tijdelijke werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk gemaakt worden dat de inzet van werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. de huisvesting mag alleen plaatsvinden in de bedrijfswoning of in een (agrarisch) bedrijfsgebouw;

  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  7. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  8. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  9. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  10. alle wijzigingsbesluiten worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak; daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. In ieder geval wordt de wijziging ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte gedurende een langere periode dan 6 maanden niet meer aanwezig is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot een evenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;

  12. het wijzigingsplan bevat een verbeelding van de situatie waarop de wijziging van toepassing is.

 

6.7.8 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, miits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de natuurontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

  2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige belemmering ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;

  3. de regels van Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

6.7.9 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 7 Agrarisch met waarden - 4

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch met waarden - 4'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten'' tevens behoud en herstel van kwetsbare soorten zoals (biotopen voor) dagvlinders, amfibien en bijzondere plantensoorten;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels'' tevens behoud en herstel van het leefgebied van de struweelvogels;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig'' tevens behoud en herstel van de aardkundige waarden;

  5. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden, gericht op behoud van de historische verkaveling en de kleinschaligheid van het landschap;

  6. per bouwvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

    1. voor zover de aanduiding ''maximum aantal wooneenheden'' is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

    2. voor zover de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan.

  7. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;

  8. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;

  9. waterhuishoudkundige doeleinden;

  10. recreatief medegebruik;

  11. doeleinden van openbaar nut;

  12. recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend hoofd- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor:

    1. bebouwing binnen bouwvlak;

    2. bebouwing buiten bouwvlak.

 

7.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

  1. Agrarische bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bouwvlak''.

  2. Per bouwvlak is maximaal þ9þ9n agrarisch bedrijf toegestaan. Indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.

  3. Het bouwen van kassen is niet toegestaan.

  4. binnen gebouwen ten dienste van een intensieve veehouderij mag ten hoogste þ9þ9n bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

  5. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

  6. De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

 

 

 

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

 

 

 

Kassen

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

7 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

8 m

Afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)

25 m

N.v.t.

 

 

 

Bedrijfswoning

Min.

Max.

Goothoogte

N.v.t.

6 m

(Nok)hoogte

N.v.t.

10 m

Inhoud

Maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:

- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;

- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

 

 

 

 

Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Gezamenlijke oppervlakte per woning

n.v.t.

80 m2

(Nok)hoogte

n.v.t.

6 m

 

 

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Max.

Hoogte mestbassins/mestsilo''s/ waterbassins

12 m

Hoogte silo''s

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

Overige: 2 m

Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6 m

 

 

Afstand tot de as van de rijbaan

Min.

Alle bebouwing

(behoudens erfafscheidingen)

15 m

 

 

7.2.3 Bebouwing buiten bouwvlak

  1. Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  2. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;het oprichten van sleufsilo''s niet is toegestaan; het bouwen van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;

  3. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

  4. Paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan.

 

 

7.3 Ontheffing van de bouwregels

 

7.3.1 Nieuwe agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.1 voor het oprichten van een bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar geen bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit verzekerd is;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  4. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  5. een nieuwe bedrijfswoning is niet mogelijk indien reeds eerder een bedrijfswoning bij het betreffende agrarisch bedrijf heeft behoord;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

7.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.1 voor het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken waar slechts þ9þ9n bedrijfswoning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tweede bedrijfswoning is noodzakelijk in verband met blijvend toezicht van twee personen op levende have op het bedrijf;

  2. de omvang van het bedrijf is zodanig, dat de continuþdteit als tweemansbedrijf verzekerd is;

  3. er is nog niet eerder een tweede bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;

  4. de inhoud van de tweede bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;

  5. de tweede woning wordt aan de bestaande woning aangebouwd, of - indien zulks niet mogelijk is - op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande bedrijfswoning gebouwd;

  6. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;

  7. de ontheffing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

 

7.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2.3 teneinde buiten een agrarisch bouwvlak (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen op te kunnen oprichten/ te kunnen plaatsen mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. de hoogte van de (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer gedragen dan 2,5 m;

  3. de maximale oppervlakte aan (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 1 ha per agrarisch bedrijf;

  4. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

 

 

 

7.3.4 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.2 voor:

  1. het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goothoogte van maximaal 9 meter en/of een hoogte van maximaal 12 meter;

  2. het bouwen van kassen met een goothoogte van maximaal 9 meter en een hoogte van maximaal 10 meter;

  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

7.3.5 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

7.3.6 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming en binnen het agrarische bouwvlak; naast het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

 

7.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

 

7.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

7.4.4 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

7.4.5 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

7.4.6 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

7.4.7 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

7.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

7.5.1 Agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

 

7.5.2 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  8. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

7.5.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor nevenactiviteiten, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, boerengolf, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;

  2. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bed en breakfast en/of vakantieappartementen; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

  3. voor bed&breakfast voorzieningen mogen maximaal 5 kamers (voor maximaal 10 personen) worden aangewend;

  4. er zijn maximaal 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf toegestaan;

  5. maneges zijn niet toegestaan;

  6. er vindt geen uitbreiding van het bouwvolume ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  7. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2; dit is niet van toepassing ten aanzien van boerengolf;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  11. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  13. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  15. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

7.5.4 Inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.4.1 teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  3. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  5. de milieubelasting mag niet toenemen;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1. omschreven waarden.

 

7.5.5 Kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.1 teneinde een kampeerterrein toe te staan met maximaal 25 kampeermiddelen, met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er kunnen per agrarisch bedrijf maximaal 25 kampeermiddelen worden toegestaan;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen voor niet- permanente kampeermiddelen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan;

  3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak; stacaravans/chalets zijn enkel binnen het bouwvlak toegestaan;

  4. de sanitaire voorzieningen mogen maximaal 50 m2 bedragen en dienen waar mogelijk binnen de gebouwen te worden ingericht;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, dienaangaande dient een beplantingsplan te worden overlegd;

  8. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 50 m tot geluidgevoelige bestemmingen in acht te worden genomen;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  10. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden;

  11. permanente bewoning of huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan.

 

7.5.6 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van 7.4.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

7.5.7 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.4.4 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

7.5.8 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;

  5. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;

  6. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:

    1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;

    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;

    3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;

    4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;

    5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;

    6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;

  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  8. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  9. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  10. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  11. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;

  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

 

7.5.9 Mestverwerking en biovergisting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.4.2, teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of ver- of bewerking van mest zonder vergisting voorzover het producten van derden betreft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;

  2. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;

  3. be- of verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan met dien verstande dat tenminste 40% afkomstig van de mest of andere reststoffen afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  9. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

 

 

7.5.10 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

7.6 Aanlegvergunning

 

7.6.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. het graven en dempen van sloten, greppels en poelen;

  5. het verwijderen van houtwallen;

  6. het diepwoelen en diepploegen;

  7. voorozver het uitsluitend de gronden met de aanduiding ''kwetsbare soorten'' betreft: het blijvend (meer dan 2 jaar) omzetten van grasland in bouwland;

  8. ter plaatse van de aanduiding ''aardkundig'':

    1. - diepploegen en diepwoelen;

    2. - het aanleggen van drainage (niet zijnde het vervangen van bestaande drainage).

 

7.6.2 Uitzondering

Het onder 7.6.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak

  2. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

7.6.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

 

 

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.7.1 Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm naar een paardenhouderij, door middel van het toevoegen van de aanduiding ''paardenhouderij'' op het desbetreffende agrarische bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ''Ruimte-voor-ruimte'';

  2. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;

  3. de oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1000 m2;

  4. paardenbakken (buitenrijbakken) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;

  5. er mogen geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden aangelegd;

  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  9. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 7.1 in omschreven waarden.

 

7.7.2 Vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;

  2. de vergroting van het agrarisch bouwvlak mag als volgt plaatsvinden:

    1. voor grondgebonden agrarische bedrijven is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha toegestaan;

    2. voor intensieve veehouderijen is een vergroting van het bouwvlak tot een omvang van maximaal 1,5 ha uitsluitend toegestaan, indien de betreffende locatie een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij betreft. Bij een vergroting van het bouwvlak dient ten minste 10% van het bouwvlak te worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

    3. voor glastuinbouwbedrijven is een vergroting van het agrarisch bouwvlak toegestaan tot een maximale omvang van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha netto glasopstand is toegestaan; dit is alleen mogelijk indien sprake is van een door de provincie aangewezen doorgroeigebied glastuinbouw;

  3. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder b;

  4. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.

 

7.7.3 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  7. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. de regels van Wonen-2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

7.7.4 Wonen - 2, boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2 ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf word beþbindigd;

  2. splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;

  3. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  4. de bouwmassa van de te splitsen woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) dient een inhoud te hebben van minimaal 700 m3;

  5. bij splitsing mogen maximaal 2 volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van minimaal 350 m3;

  6. de bestaande bebouwde oppervlakte van de woonboerderij (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij mag niet worden aangetast;

  8. de oppervlakte bijgebouwen bij beide woningen dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  9. in afwijking van het bepaalde onder h. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) per woning worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  10. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de bestaande woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  11. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  13. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

7.7.5 Wonen - 2, herbouw/verbouw boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, ten behoeve van de herbouw/verbouw van de voormalige woonboerderij, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. de inhoud van de bestaande woonboerderij mag niet worden vergroot;

  3. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij dient behouden te blijven;

  4. bij herbouw dient de voorgevel van de te herbouwen woonboerderij te wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woonboerderij tenzij een nieuwe situering van de voorgevel in stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig opzicht wenselijker is;

  5. de oppervlakte bijgebouwen bij de woonboerderij dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder e. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2(inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  7. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woonboerderij worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woonboerderij telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  8. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen en wordt niet in aanmerking genomen indien op de locatie al sloop van de bebouwing heeft plaatsgevonden, of sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling of sloopsubsidie is verkregen op basis van de regeling beþbindiging veehouderijtakken;

  9. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, tenzij sprake is van woningsplitsing, in welk geval de voor woningsplitsing geldende voorwaarden zoals hierboven vermeld van overeenkomstige toepassing zijn;

  10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

7.7.6 Recreatie - 1/Recreatie - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding ''bouwvlak'' te wijzigen in de bestemming ''Recreatie - 1'' en/of ''Recreatie - 2'' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de recreatieve functie dient bezoekers extensief en kleinschalig te zijn;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. hergebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;

  4. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  8. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de 7.1 in omschreven waarden;

  9. de regels van Recreatie - 1 en/of Recreatie - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

7.7.7 Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van het toevoegen van de aanduiding ù1specifieke vorm van agrarisch met waarden ù6 tijdelijke werknemersù2 teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers langer dan 6 maanden per kalenderjaar toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. de huisvesting van tijdelijke werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  2. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  3. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;

  4. er kan aannemelijk gemaakt worden dat de inzet van werknemers gedurende een langere periode dan 6 maanden per kalenderjaar nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;

  5. de huisvesting mag alleen plaatsvinden in de bedrijfswoning of in een (agrarisch) bedrijfsgebouw;

  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  7. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;

  8. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt een verzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;

  9. alvorens gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

  10. alle wijzigingsbesluiten worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak; daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. In ieder geval wordt de wijziging ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte gedurende een langere periode dan 6 maanden niet meer aanwezig is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot een evenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden;

  12. het wijzigingsplan bevat een verbeelding van de situatie waarop de wijziging van toepassing is.

 

 

7.7.8 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, miits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de natuurontwikkeling vindt plaats ten behoeve van de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;

  2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige belemmering ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;

  3. de regels van Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

7.7.9 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 8 Bedrijf - 1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk bedrijf in hoeden'' is uitsluitend een ambachtelijk bedrijf in hoeden toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - adviesbureau'' is uitsluitend een adviesbureau toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''zend-/ontvangstinstallatie'' is uitsluitend een zend-/ ontvangstinstallatie toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''caravanstalling'' is uitsluitend een caravanstalling toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding ''opslag'' is uitsluitend opslag toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ''nutsvoorzieningen'' zijn uitsluitend openbare nutsvoorzieningen toegestaan;

  8. per bestemmingsvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;

  9. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is in het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. gebouwen met de aanduiding nutsvoorziening;

    3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. voor de bedrijfswoning geldt de volgende maatvoering:

    1. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    2. er per bedrijfswoning vrijstaande bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2;

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per - op het genoemde adres gelegen - bestemmingsvlak:

 

Bergsebaan 14

(zend-/ontvangstinstallatie)

130 m2

Bergsebaan 40

(ambachtelijk bedrijf in hoeden)

680 m2

Bergsebaan 44

(adviesbureau)

500 m2

Halstersebaan 1

(caravanstalling)

1.030 m2

Herelsestraat 33

(adviesbureau)

785 m2

Moerstraatseweg 40a

(opslag)

945 m2

Plantagebaan 99

(opslag)

650 m2

Spellestraat 42a

(opslag)

100 m2

Spellestraat 42b

(opslag)

145 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

8.2.3 Gebouwen met de aanduiding .nutsvoorziening.

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erf afscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. ter plaatse van de aanduiding ''zend-/ontvangstinstallatie'': 40 m;

    4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5.00 m.

 

 

8.3 Ontheffing van de bouwregels

 

8.3.1 Perceelsgrens

Burgermeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en overkappingen binnen 3 m van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

8.3.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 8.2.4 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

8.3.3 Vergroting bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 8.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de in 8.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag - eenmalig- met maximaal 15% worden vergroot;

  2. de in 8.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag - eenmalig - met maximaal 25% worden vergroot indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf;

  3. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;

  4. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;

  5. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

8.3.4 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 8.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

8.3.5 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid.

 

8.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4.00 m. Op de percelen Halstersebaan 1 en Moerstraatseweg 40a is buitenopslag en statische opslag ten dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf niet toegestaan.

 

8.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

8.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

8.4.5 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

 

 

8.4.6 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

8.4.7 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel als opgenomen in de staat van bedrijfsinrichtingen dan wel detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding. Op de percelen Halstersebaan 1 en Moerstraatseweg 40a is geen detailhandel toegestaan.

 

8.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

8.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 8.4.5 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

8.5.2 Omzetting bedrijvigheid binnen milieucategorie 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen als bedoeld in 8.1 teneinde andersoortige bedrijvigheid dan ter plaatse aangeduid, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe bedrijfsactiviteit dient te passen binnen de in de bijlage van deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1;

  2. indien de bedrijfsactiviteit niet voorkomt in de staat van inrichtingen of indien voor de betreffende bedrijfsactiviteit een hogere milieucategorie is aangegeven, kan de bedrijfsactiviteit uitsluitend worden toegestaan, indien de aard en uitstraling van de gewenste bedrijfsactiviteit overeenkomt met de bedrijven die als categorie 1 zijn opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  5. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  9. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.

 

8.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

8.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 9 Bedrijf - 2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijf - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf'' is uitsluitend een autobedrijf toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf'' is uitsluitend een installatiebedrijf toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - rijschool'' is uitsluitend een rijschool toegestaan;

  5. per bestemmingsvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;

  6. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is in het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. voor de bedrijfswoning geldt de volgende maatvoering:

    1. de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    2. er per bedrijfswoning vrijstaande bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2;

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan hierna aangegeven per - op het genoemde adres gelegen -bestemmingsvlak:

 

Bergsebaan 39

(autobedrijf)

900 m2

Herelsestraat 16a

(installatiebedrijf)

500 m2

Kruislandseweg 18

(autobedrijf)

155 m2

Roosendaalsebaan 50

(rijschool)

115 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erf afscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5.00 m.

 

 

9.3 Ontheffing van de bouwregels

 

9.3.1 Perceelsgrens

Burgermeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en overkappingen binnen 3 m van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

9.3.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 9.2.3. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

9.3.3 Vergroting bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 9.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de in 9.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag - eenmalig - met maximaal 15% worden vergroot;

  2. de in 9.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag - eenmalig - met maximaal 25% worden vergroot indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf;

  3. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;

  4. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;

  5. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

9.3.4 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 9.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

 

 

9.3.5 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid.

 

9.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4.00 m.

 

9.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

9.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

9.4.5 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

9.4.6 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

9.4.7 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel als opgenomen in de staat van bedrijfsinrichtingen dan wel detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

 

9.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

9.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.4.5 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

9.5.2 Omzetting bedrijvigheid binnen milieucategorie 1 en 2

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde andersoortige bedrijvigheid dan ter plaatse aangeduid op de kaart en opgenomen in de Staat van bedrijvigheid, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe bedrijfsactiviteit dient te passen binnen de in de bijlage van deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2;

  2. indien de bedrijfsactiviteit niet voorkomt in de staat van inrichtingen of indien voor de betreffende bedrijfsactiviteit een hogere milieucategorie is aangegeven, kan de bedrijfsactiviteit uitsluitend worden toegestaan, indien de aard en uitstraling van de gewenste bedrijfsactiviteit overeenkomt met de bedrijven die als categorie 1 of 2 zijn opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  5. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  9. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.

 

9.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

9.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 10 Bedrijf - 3

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijf - 3'' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - groothandel in technische benodigdheden'' is uitsluitend een groothandel in technische benodigdheden toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - reparatiebedrijf voor landbouwmachines/-werktuigen'' is uitsluitend een reparatiebedrijf voor landbouwmachines/-werktuigen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''agrarisch loonbedrijf'' is uitsluitend een agrarisch loonbedrijf toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf'' is uitsluitend een grondverzetbedrijf toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf'' is uitsluitend een waterwinbedrijf toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - machinebedrijf'' is uitsluitend een machinebedrijf toegestaan;

  8. per bestemmingsvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;

  9. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is in het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. voor de bedrijfswoning geldt de volgende maatvoering:

    1. de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    2. er per bedrijfswoning vrijstaande bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2;

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan hierna aangegeven per op het genoemde adres gelegen bestemmingsvlak:

 

 

 

 

 

Bergsebaan 45

(groothandel in technische benodigdheden)

150 m2

Gareelweg 10

(groothandel in technische benodigdheden)

785 m2

Herelsestraat 170

(machinebedrijf)

2.550 m2

Herelsestraat 175

(groothandel in technische benodigdheden)

2.300 m2

Hoeksebaan 1

(agarisch loonbedrijf)

1.430 m2

Kruislandseweg 22

(reparatiebedrijf voor landbouwmachines/-werktuigen)

2.820 m2

Kruislandseweg 2a

(grondverzetbedrijf)

485 m2

Kruislandseweg 2

(agrarisch loonbedrijf)

540 m2

Mariabaan 14

(agrarisch loonbedrijf)

430 m2

Moerstraatseweg 16

(waterwinbedrijf)

3.400 m2

Spellestraat 50

(agrarisch loonbedrijf)

1.800 m2

Spellestraat 52

(agrarisch loonbedrijf)

630 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erf afscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5.00 m.

 

 

10.3 Ontheffing van de bouwregels

 

10.3.1 Perceelsgrens

Burgermeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en overkappingen binnen 3 m van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

10.3.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10.2.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

10.3.3 Vergroting bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 10.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de in 10.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;

  2. de in 10.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag - eenmalig - met maximaal 25% worden vergroot indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf;

  3. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;

  4. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;

  5. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

10.3.4 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

10.3.5 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid.

 

10.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4.00 m.

 

10.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

10.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

10.4.5 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

10.4.6 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

10.4.7 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel als opgenomen in de staat van bedrijfsinrichtingen dan wel detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

 

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

10.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.4.5 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

10.5.2 Omzetting bedrijvigheid binnen milieucategorie 1 en 2

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde andersoortige bedrijvigheid dan ter plaatse aangeduid, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe bedrijfsactiviteit dient te passen binnen de in de bijlage van deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2;

  2. indien de bedrijfsactiviteit niet voorkomt in de staat van inrichtingen of indien voor de betreffende bedrijfsactiviteit een hogere milieucategorie is aangegeven, kan de bedrijfsactiviteit uitsluitend worden toegestaan, indien de aard en uitstraling van de gewenste bedrijfsactiviteit overeenkomt met de bedrijven die als categorie 1 en 2 zijn opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  5. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  9. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;

  10. deze ontheffing is niet van toepassing op bestaande agrarische verwante bedrijven en agrarische technische hulpbedrijven en het perceel Moerstraatseweg 16.

 

10.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

 

 

 

 

 

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

10.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 11 Bedrijf - 4

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijf - 4'' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven:

  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - groothandel in agrarische producten'' is uitsluitend een groothandel in agrarische producten toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - detailhandel in ruitersportartikelen'' is uitsluitend detailhandel in ruitersportartikelen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'' is uitsluitend een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - metaalbedrijf'' is uitsluitend een metaalbedrijf toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - productiebedrijf in rubberen materialen'' is uitsluitend een productiebedrijf in rubberen materialen toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf'' is uitsluitend een transportbedrijf toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - groothandel in bouwmaterialen'' is uitsluitend een groothandel in bouwmaterialen toegestaan;

  9. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - op- en overslag oud ijzer'' is uitsluitend op- en overslag van oud ijzer toegestaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf'' is uitsluitend een grondverzetbedrijf toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - groothandel in machines en voertuigen'' is uitsluitend een groothandel in machines en voertuigen toegestaan;

  12. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf'' is uitsluitend een houtbewerkingsbedrijf toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding ''dierenasiel'' is uitsluitend een dierenasiel/dierenpension toegestaan;

  14. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf'' is uitsluitend een aannemingsbedrijf toegestaan;

  15. ter plaatse van de aanduiding ''opslag'' is uitsluitend opslag toegestaan;

  16. in afwijking van hetgeen in de aanhef van deze bestemmingsomschrijving is toegestaan is ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijf - groothandel en verwerking van agrarische producten'' een groothandel in en verwerking van agrarische producten toegestaan, vallende onder categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  17. per bestemmingsvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;

  18. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is in het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. voor de bedrijfswoning geldt de volgende maatvoering:

    1. de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    2. er per bedrijfswoning vrijstaande bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2;

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan hierna aangegeven per op het genoemde adres gelegen bestemmingsvlak:

 

Bergsebaan 35

(detailhandel in ruitersportartikelen/ groothandel in agrarische producten/ verkooppunt motorbrandstoffen)

1.435 m2

Bergsebaan 37

(aannemingsbedrijf)

870 m2

Bergsebaan 36a

(metaalbedrijf)

600 m2

Bergsebaan 45a

(productiebedrijf in rubberen materialen)

654 m2

Boerenweg 2a

(transportbedrijf/grondverzetbedrijf/groothandel in machines/voertuigen)

1.100 m2

Boterstraat ong

(op- en overslag van oud ijzer)

80 m2

Gareelweg 26

(loonwerkbedrijf/transportbedrijf)

4.306 m2

Herelsestraat 206

(houtbewerkingsbedrijf)

640 m2

Julianaweg 11

(dierenasiel/dierenpension)

1.156 m2

Julianaweg 12

(dierenasiel/dierenpension)

535 m2

Julianaweg 15

(houtbewerkingsbedrijf)

4.115 m2

Moerstraatseweg 14a

(groothandel en verwerking agrarische producten)

13.500 m2

Plantagebaan 58

(aannemingsbedrijf)

1.885 m2

Plantagebaan 80

(opslag)

1.055 m2

Plantagebaan 227

(groothandel in bouwmaterialen/ aannemingsbedrijf)

4.500 m2

Plantagecentrum 11

(houtbewerkingsbedrijf)

400 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

 

 

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erf afscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5.00 m.

 

11.3 Ontheffing van de bouwregels

 

11.3.1 Perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en overkappingen binnen 3 m van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

11.3.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

11.3.3 Vergroting bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 11.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de in 11.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;

  2. de in 11.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag - eenmalig - met maximaal 25% worden vergroot indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf;

  3. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;

  4. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;

  5. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

11.3.4 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

11.3.5 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

 

 

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid.

 

11.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4.00 m.

 

11.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

11.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

11.4.5 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

11.4.6 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

11.4.7 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel als opgenomen in de staat van bedrijfsinrichtingen dan wel detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

 

11.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

11.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.4.5 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

11.5.2 Omzetting bedrijvigheid binnen milieucategorie 1 en 2

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde andersoortige bedrijvigheid dan ter plaatse aangeduid op de kaart en opgenomen in de Staat van bedrijvigheid , mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe bedrijfsactiviteit dient te passen binnen de in de bijlage van deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten categorie 1 en 2;

  2. indien de bedrijfsactiviteit niet voorkomt in de staat van inrichtingen of indien voor de betreffende bedrijfsactiviteit een hogere milieucategorie is aangegeven, kan de bedrijfsactiviteit uitsluitend worden toegestaan, indien de aard en uitstraling van de gewenste bedrijfsactiviteit overeenkomt met de bedrijven die als categorie 1 en 2 zijn opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  5. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;

  6. de ontheffing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  9. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;

  10. deze ontheffing is niet van toepassing op bestaande agrarische verwante bedrijven en agrarische technische hulpbedrijven.

 

11.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

11.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

11.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 12 Bedrijventerrein - 2

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijventerrein - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. in afwijking van lid a. van deze bestemmingsomschrijving is ter plaatse van het perceel Bergsebaan 67 een bedrijf vallend onder categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning'' tevens een bedrijfswoning;

  4. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri''s, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 25% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. gebouwen;

    2. bedrijfswoningen;

    3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bestemmingsvlak toegestaan;

  2. de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 1000 m2 en mogen maximaal 5000 m2 groot te zijn. Deze maximale maat is niet van toepassing op het perceel Bergsebaan 67;

  3. het minimale oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag niet minder bedragen 40% en het maximale oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75%, tenzij anders is aangegeven;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1.00 m te bedragen;

  5. onverminderd het onder a. bepaalde, dient de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen ten minste 3 m te bedragen;

  6. de hoogte van gebouwen moet ten minste 3 m en mag ten hoogste 12 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;

  7. in afwijking van lid f. mag de bouwhoogte van gebouwen op de percelen Bergsebaan 59-65 ter plaatse van de bestaande voorgevel tot 3 meter achter de bestaande voorgevel maximaal 10 meter bedragen.

 

12.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning'';

  2. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning'' is slechts þ9þ9n bedrijfswoning toegestaan;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen;

  4. de afstand tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  6. per bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 en met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  7. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 3 m;

    2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 15 m;

    3. bliksemafleiders 15 m.

 

 

12.3 Ontheffing van de bouwregels

 

12.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde:

  1. in 12.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op þ9þ9n van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen;

  2. in 12.2.2 onder f voor de oprichting van bedrijfsgebouwen met een hoogte van 16 m;

  3. ontheffing als bedoeld in a. en b. wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiþbnt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

    2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdings-mogelijkheden zijn gewaarborgd;

    4. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

 

12.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 32 in acht te worden genomen.

 

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

 

12.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid.

 

12.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 8.00 m.

 

12.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

12.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

12.4.5 Bedrijfswoning

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als ''bedrijfswoning'' een bedrijfswoning te realiseren.

 

12.4.6 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

12.4.7 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

12.4.8 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

 

12.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

12.5.1 Ontheffingsbevoegdheden Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  1. 12.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 1 en 2 of in þ9þ9n categorie hoger dan genoemd in 12.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieþbn van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. 12.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieþbn van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

  1. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

12.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie (bedrijfswoning) ontheffing te verlenen van het bepaalde in 12.4.6 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

12.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

12.6.1 Bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bestaande bedrijfswoning aangeduid als ''bedrijfswoning'' te schrappen, met inachtneming van de volgende regel: er dient sprake te zijn van beþbindiging van de woonfunctie gedurende een jaar.

 

12.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 13 Bedrijventerrein - 6

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bedrijventerrein - 6'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van bedrijventerrein - afvalverwerkingsbedrijf'' is uitsluitend een afvalverwerkingsbedrijf (waaronder mede wordt begrepen op- en overslag, bewerking van grond/materialen alsmede aan de functie gerelateerde transportbewegingen) toegestaan;

  2. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri''s, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1500 m2.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. gebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bestemmingsvlak toegestaan;

  2. de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 1000 mû2 groot te zijn;

  3. het minimale oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag niet minder bedragen 50% en het maximale oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75%, tenzij anders is aangegeven;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1.00 m te bedragen;

  5. onverminderd het onder a bepaalde, dient de voorgevelrooilijn van gebouwen ten opzichte van de openbare weg 10 m. te bedragen en de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen ten minste 3 m te bedragen;

  6. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 24 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 3 m;

    2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 15 m;

    3. bliksemafleiders 15 m.

 

 

 

13.3 Ontheffing van de bouwregels

 

13.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde:

  1. in 13.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op þ9þ9n van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen;

  2. ontheffing als bedoeld in a. wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiþbnt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

    2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdings-mogelijkheden zijn gewaarborgd;

    5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

 

13.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Opslag

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 8.00 m.

 

13.4.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

13.4.3 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

13.4.4 Bedrijfswoning

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als ''bedrijfswoning'' een bedrijfswoning te realiseren.

 

13.4.5 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

 

 

 

 

13.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

13.5.1 Ontheffingsbevoegdheden Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  1. 13.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2., voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieþbn van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. 13.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieþbn van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

13.5.2 Ontheffingsbevoegdheid toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.1 onder c. teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2000 m2, op voorwaarde dat:

  1. het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf;

  2. het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;

  3. inwilliging van een verzoek om ontheffing niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven.

 

13.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 14 Bos

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Bos'' aangewezen gronden betreffen bos- en natuurgebieden en zijn bestemd voor:

  1. bosbouw en houtproductie;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  4. recreatief medegebruik;

  5. waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 2 m, met dien verstande dat bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen zijn toegestaan tot een hoogte van 3 m;

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

 

14.3.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.

 

14.3.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.

 

14.3.3 Lawaaisporten

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de uitoefening van lawaaisporten.

 

14.3.4 Verblijfsrecreatie

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor verblijfsrecreatie.

 

 

14.4 Aanlegvergunning

 

14.4.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. het graven en dempen van sloten, greppels en poelen;

  5. het verwijderen van houtopstanden;

 

14.4.2 Uitzondering

Het onder 14.4.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. die het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder begrepen het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van het behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande biotopen en behoud en herstel van aardkundige waarden.

 

14.4.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met bos- en natuurbeheer en ontwikkeling, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

 

Artikel 15 Cultuur en ontspanning

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Cultuur en ontspanning'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie'' is uitsluitend een galerie toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van cultuur en ontspanning - informatiecentrum'' is uitsluitend een informatiecentrum toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''museum'' is uitsluitend een museum toegestaan;

  4. maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bestemmingsvlak;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is in het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen, met dien verstande dat:

    1. de inhoud van de bedrijfswoning Plantagebaan 232 ten hoogste 2000 m3 mag bedragen;

    2. er per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2.

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per - op het genoemde adres gelegen - bouwvlak:

 

Plantagebaan 231a

(informatiecentrum)

900 m2

Plantagebaan 232

(galerie)

1.190 m2

Plantagecentrum 2

(museum)

1.100 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 2.00 m; voor de voorgevelrooilijn: 1.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3.00 m.

 

15.3 Ontheffing van de bouwregels

 

15.3.1 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 15.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

15.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

 

15.4.1 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

15.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

15.4.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

15.4.4 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

 

15.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

15.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.4.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

15.5.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.4.2 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

15.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

 

15.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 16 Horeca - 4

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Horeca'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven op de begane grond toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 1c en 2 van de Staat van Horecabedrijven;

  2. maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bestemmingsvlak;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

  3. per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2;

  4. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per - op het genoemde adres gelegen - bouwvlak:

 

Bergsebaan 71

450 m2

Moerstraatsteweg 15

200 m2

Herelsestraat 218

250 m2

Zoomvlietweg 61a

1.275 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 2.00 m; voor de voorgevelrooilijn: 1.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3.00 m.

 

 

 

 

16.3 Ontheffing van de bouwregels

 

16.3.1 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

16.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

16.4.1 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

16.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

16.4.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

16.4.4 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

 

16.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

16.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 16.4.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

16.5.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van 16.4.2. voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

16.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

16.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

16.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 17 Maatschappelijk

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Maatschappelijk'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. religieuze voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''religie'' is uitsluitend een kapel toegestaan;

  3. maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bestemmingsvlak;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is in het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

  3. per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2.

  4. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per - op het genoemde adres gelegen - bouwvlak:

 

Spellestraat ong.

(kapel)

15 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 2.00 m; voor de voorgevelrooilijn: 1.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3.00 m.

 

17.3 Ontheffing van de bouwregels

 

17.3.1 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

17.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

17.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

17.4.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

17.4.4 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

 

17.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

17.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 16.4.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

17.5.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - voor wat betreft de woonfunctie - ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.4.2 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

17.5.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

17.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 18 Natuur

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Natuur'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;

  2. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;

  3. behoud en bescherming van aardkundige waarden;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, en landschappelijke en natuurwaarde;

  5. waterhuishoudkundige doeleinden;

  6. recreatief medegebruik;

  7. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 2 m, met dien verstande dat bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen zijn toegestaan tot een hoogte van 3 m.

 

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

 

18.3.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.

 

18.3.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.

 

18.3.3 Lawaaisporten

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de uitoefening van lawaaisporten.

 

18.3.4 Verblijfsrecreatie

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor verblijfsrecreatie.

 

 

 

18.4 Aanlegvergunning

 

18.4.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  4. het graven en dempen van sloten, greppels en poelen;

  5. het verwijderen van houtopstanden, waaronder begrepen het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van het behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande biotopen.

 

18.4.2 Uitzondering

Het onder 18.4.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor vÿ3ÿ3r het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. die het normale onderhoud en natuurbeheer betreffen.

 

18.4.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met natuurbeheer en natuurontwikkeling, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

Artikel 19 Recreatie - 1

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Recreatie - 1'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatiebedrijven ten behoeve van dagrecreatie;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''manege'' is uitsluitend een manege toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - zwemschool'' is uitsluitend een zwemschool en maximaal 8 bed & breakfastkamers (maximaal 16 personen) toegestaan.

  4. per bestemmingsvlak maximaal þ9þ9n bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten'' is geen bedrijfswoning toegestaan;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

19.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. voor de bedrijfswoning geldt de volgende maatvoering;

    1. de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen

    2. er per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per - op het genoemde adres gelegen - bouwvlak:

 

Bergsebaan 36c

150 m2

Moerstraatseweg 23A

750 m2

Weststraat 13

1.230 m2

Heistraat 8

5.300 m2

Spellestraat 41

615 m2

Westelaarsestraat 59

1.900 m2

Zoomvlietweg ong

1.200 m2

 

  1. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3.00 m te bedragen;

  2. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

  4. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

 

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer: 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5.00 m.

 

 

19.3 Ontheffing van de bouwregels

 

 

19.3.1 Perceelsgrens

Burgermeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en overkappingen binnen 3 m van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en de van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

19.3.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 19.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

19.3.3 Vergroting bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 19.2.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de in 19.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;

  2. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;

  3. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;

  4. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;

 

19.3.4 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

19.3.5 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

 

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

 

19.4.1 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

19.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

19.4.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

19.4.4 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

19.4.5 Detailhandel

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in aan de bestemming gerelateerde producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2.

 

19.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

19.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 19.4.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

19.5.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.6.1 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', indien de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beþbindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden ù6 3 of Agrarisch met waarden ù6 4, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen;

  2. het bedrijf ter plaatse dient te zijn beþbindigd;

  3. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80m2, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c. mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m2 (inclusief te handhaven cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m2 vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;

  5. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m3, met dien verstande dat per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de regels van Wonen - 2 worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

19.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 20 Recreatie - 2

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Recreatie - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatiebedrijven ten behoeve van verblijfsrecreatie:;

  2. ter plaatse van de aanduiding ''kampeerterrein'' is uitsluitend een kampeerterrein toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''recreatiewoning'' is uitsluitend een recreatiewoning toegestaan;

  4. ter plaatse van het bestemmingsvlak met de aanduiding ''kampeerterrein'' is maximaal þ9þ9n bedrijfswoning toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''bed & breakfast'' zijn maximaal 3 bed&breakfastkamers (maximaal 6 personen) toegestaan.

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofd- en bijgebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

20.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding ''kampeerterrein'' is maximaal þ9þ9n bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat;

    1. de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    2. per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 80 mû2.

  3. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen (met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen) ten behoeve van de centrale voorzieningen in de vorm van sanitaire voorzieningen e.d. mag per bestemmingsvlak met de aanduiding ''kampeerterrein'' niet meer bedragen dan per - op het genoemde adres gelegen - bouwvlak:

 

Gareelweg 11

200 m2

Schouwenbaan 6

200 m2

Schouwenbaan 1

50 m2

Halstersebaan 15

50 m2

 

  1. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

  2. op of nabij de aanduiding ''recreatiewoning'' is per bestemmingsvlak maximaal þ9þ9n recreatiewoning met bijbehorend bijgebouw; de maatvoeringeisen voor de recreatiewoning zijn als volgt:

    1. inhoud: max. 150 m3;

    2. goothoogte: max. 3,50 m;

    3. nokhoogte: max. 5 m.

  3. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen.

  4. paardenbakken (buitenrijbakken) zijn niet toegestaan;

  5. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer: 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5.00 m.

 

20.3 Ontheffing van de bouwregels

 

20.3.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 20.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

20.3.2 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.2 voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

20.3.3 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

 

20.4.1 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

20.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.

20.4.3 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.

20.4.4 Kampeermiddelen

De gronden mogen worden gebruikt voor het plaatsen van kampeermiddelen met dien verstande dat ter plaatse van het kampeerterrein aan de Schouwenbaan 1 niet meer dan 50 kampeermiddelen met een niet-permanent karakter mogen worden geplaatst en ter plaatse van het kampeerterrein aan de Halstersebaan 15 niet meer dan 25 kampeermiddelen met een niet-permanent karakter mogen worden geplaatst. Hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van een kampeerterrein met minimaal 15 standplaatsen; in dat geval zijn maximaal 5 stacaravans/chalets toegestaan.

 

20.4.5 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

20.4.6 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

Artikel 21 Sport

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Sport'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen;

alsmede bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofd- en bijgebouwen;

  2. bouwwerken ten behoeve van speel- en spelvoorzieningen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

21.2.2 Hoofd- en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het bestemmingsvlak;

  2. het maximale bebouwingsoppervlak aan gebouwen en overkappingen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 250 m2;

  3. de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m.

 

21.2.3 Bouwwerken ten behoeve van speel- en speelvoorzieningen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel- spelvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan ten hoogste 5 m.

 

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erf afscheidingen gelegen tussen het bestemmingsvlak en de bestemming Verkeer: 1.00 m;

    2. erfafscheiding anders dan onder 1: 2.00 m;

    3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5.00 m.

 

 

21.3 Ontheffing van de bouwregels

 

21.3.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 21.2.4 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.

 

21.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 22 Verkeer

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Verkeer'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. ter plaatse van de aanduiding ''spoorweg'' is uitsluitend een spoorweg met bijbehorende voorzieningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ''parkeerterrein'' is uitsluitend een parkeerterrein toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van verkeer - onverharde weg'' is uitsluitend een onverharde weg toegestaan.

  6. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  7. beplantingen;

  8. bermen;

  9. garageboxen;

  10. watergangen en andere waterpartijen;

  11. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri''s, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

  12. geluidswerende voorzieningen en daarbij behorende beplantingen;

  13. kunstwerken en kunstobjecten.

 

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. garageboxen;

  2. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  3. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

22.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. garageboxen zijn uitsluitend binnen een bebouwingsvlak toegestaan;

  2. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen.

 

22.2.3 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen.

 

22.2.4 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

22.2.5 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 1.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 15.00 m.

 

 

22.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

22.3.1 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ''Verkeer'' te wijzigen in de bestemming ''Water'', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

22.3.2 Wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ''Verkeer'' te wijzigen in de bestemming ''Wonen - 2'', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en /of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiþbnt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende regels:

  1. planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen;

  2. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen overwegende structurele betekenis heeft voor de groenstructuur.

 

22.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 23 Water

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Water'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. watergangen en andere waterpartijen;

  2. bergbezinkbassins;

  3. retentievoorzieningen;

  4. bermen;

  5. beplantingen;

  6. kunstwerken en kunstobjecten;

  7. behoud en herstel van landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden.

 

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken ten behoeve van openbaar nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

23.2.2 Bouwwerken ten behoeve van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

23.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 2.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 15.00 m.

 

 

23.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

23.3.1 Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ''Water'' te wijzigen in de bestemming ''Verkeer'', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

 

 

 

23.3.2 Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ''Water'' te wijzigen in de bestemming ''Natuur'' teneinde natuurontwikkeling toe te kunnen staan, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, en of de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone alsmede voor versterking van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van de openbare ruimte.

 

23.3.3 Bos

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ''Water'' te wijzigen in de bestemming ''Bos'' teneinde bos- en/of natuurontwikkeling toe te kunnen staan.

 

23.3.4 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 24 Wonen - 2

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Wonen - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen;

  2. per bestemmingsvlak is maximaal 1 woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ''woonwagenstandplaats'' uitsluitend woonwagenstandplaatsen zijn toegestaan.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. hoofdgebouwen;

    2. bijgebouwen;

    3. woonwagens;

    4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

24.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bestemmingsvlak toegestaan;

  2. per bestemmingsvlak is maximaal þ9þ9n woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding woonwagenstandplaats uitsluitend maximaal 12 woonwagens zijn toegestaan;

  3. voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

    1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de woning;

    2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;

    3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

  4. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 mû3 met dien verstande dat:

    1. de inhoud van de woningen Plantagecentrum 1, 9 en 10 ten hoogste 2000 m3 mag bedragen;

    2. de inhoud van de woning Roosendaalsebaan tussen 50 en 52 en de 4 woningen op het perceel Roosendaalsebaan 45b ten hoogste 1200 m3 mag bedragen;

    3. de inhoud van de woning Herelsestraat tussen 30 en 34 ten hoogste 750 m3 mag bedragen.

    4. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    5. goothoogte: 6 m;

    6. bouwhoogte: 10 m.

  5. de afstand van gebouwen tot de as van de rijbaan dient ten minste 15 meter te bedragen;

    1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 meter te bedragen;

    2. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

24.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan) te worden gebouwd;

  2. indien de bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 m te bedragen;

  3. de oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80 m2;

  4. de goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte: 3.00 m;

    2. bouwhoogte: 6.00 m.

 

24.2.4 Woonwagens

Ter plaatse van de aanduiding ''woonwagenstandplaats'' gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer dan 6.00 m bedragen;

  2. per woonwagen mag niet meer dan 1 bijgebouw worden gebouwd;

  3. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 30 m2 bedragen;

  4. de goot- en/ of bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte: 3.00 m;

    2. bouwhoogte: 5.00 m.

  5. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 2.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3.00 m.

 

24.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen: 2.00 m; voor de voorgevelrooilijn: 1.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3.00 m.

 

24.3 Ontheffing van de bouwregels

 

24.3.1 Ontheffing voor vergroting inhoud woning

Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de maximale inhoud voor een woning tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:

  1. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 200 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;

  2. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2) moet in þ9þ9n keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de ontheffing en bouwvergunning worden verbonden;

  3. geen ontheffing kan worden verleend indien:

  4. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beþbindiging veehouderijtakken, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;

  5. de gesloopte oppervlakte mag slechts þ9þ9nmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  8. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

 

24.3.2 Ontheffing m.b.t. herbouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.2.2 onder c. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;

  2. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;

  3. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;

  4. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  5. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

 

24.3.3 Afstand bebouwing tot as rijbaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 24.2.2 onder f. voor het oprichten van bebouwing op minder dan 15 meter uit de as van de rijbaan, mits sprake blijft van voldoende verkeersveiligheid.

 

24.3.4 Afstand bebouwing tot zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 24.2.2 onder g. voor het oprichten van bebouwing op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens mits stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar.

 

24.3.5 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

24.4 Specifieke gebruiksregels

 

24.4.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor een aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

24.4.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

 

 

24.4.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

24.4.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/woonheid.

 

24.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

24.5.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders verlenen voor wat betreft de woonfunctie ontheffing van 24.4.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de directe omgeving oplevert, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

24.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie ontheffing te verlenen van het bepaalde in 24.4.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de ontheffingg intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

24.5.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 24.4.4 voor het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning/wooneenheid ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal 10 personen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van þ9þ9n parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:

    1. het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving;

    2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.

 

24.5.4 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

 

Artikel 25 Leiding

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van:

  1. een brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding ''hartlijn leiding -brandstof'', alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone;

  2. een gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ''hartlijn leiding -gas'' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone;

  3. een hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding ''hartlijn leiding -hoogspanning'' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone;

  4. een buisleidingenstraat ter plaatse van de aanduiding ''leidingstrook'' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone.

þ9þ9n en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

    1. gebouwen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

25.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 50 m2 bedragen;

  2. de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen.

 

 

25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte mag ten hoogste 4 meter bedragen.

 

25.2.4 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

25.3 Ontheffing van de bouwregels

 

25.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 25.2.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte dan wel een hogere bouwhoogte mits deze ontheffing noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de leidingen.

 

25.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

 

Artikel 26 Waarde - Archeologie

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en/of te verwachten archeologische waarden.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Algemeen

Binnen het aangegeven Waarde-Archeologie is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  1. verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen binnen bestaande contouren van de bebouwing;

  2. nieuwbouw van een (deel van een) gebouw kleiner dan 500 m2;

  3. bouwwerkzaamheden waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;

  4. bouwmogelijkheden binnen de agrarische bouwvlakken en binnen de bestemmingsvlakken ingevolge de artikelen 8-13, 15-17, 19-21 en 24-25.

 

26.2.2 Vergunning

Voor zover de betreffende bouwwerken toelaatbaar zijn volgens de overige voor deze gronden geldende regels, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerken te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

26.2.3 Weigering vergunning

De bouwvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

26.3 Aanlegvergunning

 

26.3.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde-Archeologie verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en

  3. andere wateren;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  5. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  6. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  7. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;

  8. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

  10. het aanbrengen van verhardingen, indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 100 mû2.

 

26.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het in 26.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

26.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 26.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

26.3.4 Opgraving

Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.

 

26.3.5 Advies

Alvorens een aanlegvergunning als bedoeld in 26.3.1 wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.

 

Artikel 27 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Beschermingszone natte natuurparel aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het aangrenzende natuurgebied.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Algemeen

Binnen het aangegeven Waarde-Beschermingszone natte natuurparel zijn bouwwerken toegestaan conform de daar voorkomende bestemmingen.

 

27.3 Aanlegvergunning

 

27.3.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde-Beschermingszone natte natuurparel verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondverzet van meer dan 100m3 of dieper dan 40 cm, waaronder ook diepploegen of diepwoelen;

  2. aanleg van drainage;

  3. onderbemaling, het verlagen van de grondwaterstand anders dan met sloten of drainage;

  4. aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2.

 

27.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het in 27.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

27.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 27.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de hydrologische situatie in natte natuurparel tot gevolg hebben.

 

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 28 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 29 Algemene bouwregels

 

29.1 Percentages

Een aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

29.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

29.2.1 Maximaal toelaatbaar

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

29.2.2 Minimaal toelaatbaar

In die gevallen dat afstand tot, en hoogte, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

29.2.3 Heroprichting

In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in 29.2.1 en 29.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. Een gewijzigde situering is mogelijk mits stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar.

 

29.3 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevelrooilijn mogen/mag tot niet meer dan 2.50 m worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, trappen(huizen), hellingbanen, funderingen, entreeportalen en verandaù2s.

 

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

 

30.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

 

30.1.1 Strijdigheid artikelen

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 1 tot en met 25 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

 

30.1.2 Specifieke ontheffingsregel

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 30.1.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

 

30.1.3 Belangenprocedure bij een specifieke ontheffingsregels

De ontheffing als bedoeld in lid 30.1.2 wordt pas verleend, nadat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 34.

 

 

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

 

31.1 Vrijwaringszone-molenbiotoop

 

31.1.1 Omschrijving

De voor ''Vrijwaringszone-molenbiotoop'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor cultuurhistorische doeleinden ten behoeve van de windvang van de monumentale windmolen.

 

31.1.2 Bouwregels

Op de gronden, gelegen binnen de als ''Vrijwaringszone-molenbiotoop'' aangegeven zone mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte hoger dan 6 meter.

 

31.1.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder 31.1.2 bepaalde, indien de Vereniging De Hollandsche Molen of diens opvolger om advies is gevraagd en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk van deze hoogte toelaat.

 

31.2 Vrijwaringszone-straalpad

 

31.2.1 Omschrijving

De voor ''Vrijwaringszone-straalpad'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van een straalpad.

 

31.2.2 Bouwregels

Op de gronden, gelegen binnen de als ''Vrijwaringszone straalpad'' aangegeven zone mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte hoger dan 48 meter.

 

31.2.3 Ontheffing van de bouwregels

 

31.2.3.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder 31.2.2 bepaalde, indien uit overleg met de beheerder van de straalverbinding van geen bezwaar is gebleken en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk van deze hoogte toelaat.

 

31.2.3.2 Belangenprocedure bij specifieke ontheffingsregels

Ontheffing wordt eerst verleend nadat toepassing is gegeven aan het in artikel 34 bepaalde; de beslissing inzake het verlenen van ontheffing wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

 

31.3 Vrijwaringszone-buisleidingenstraat

 

31.3.1 Omschrijving

De voor ù1Vrijwaringszone-buisleidingenstraatù2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als veiligheidszone als gevolg van de buisleidingenstraat.

 

31.3.2 Bouwregels

Op de gronden, gelegen binnen de als ''Vrijwaringszone-buisleidingenstraatù2 aangegeven zone mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

31.3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder 31.3.2 bepaalde indien, in relatie tot de naastgelegen buisleidingenstraat, de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord. De beheerder van de buisleidingenstraat is vooraf om advies gevraagd.

 

31.4 Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied

De voor ''milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale Milieuverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.

 

31.5 Milieuzone-waterwingebied

De voor ''milieuzone-waterwingebied'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor grondwaterwinning in verband met de openbare drinkwatervoorziening.

 

31.6 Overig-landschapselement

De voor ''overig-landschapselement'' aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van de aanwezige landschapselementen.

 

31.7 Belangenprocedure bij algemene ontheffing

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

Artikel 32 Algemene ontheffingsregels

 

32.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de aanwezige waarden, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, ontheffing verlenen van het in dit plan bepaalde:

  1. ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;

  2. van de in de artikelen 3 tot en met 22 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;

  3. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 mû3 zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 meter zal bedragen;

  4. het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van technische installaties, welke verband houden met openbare voorzieningen, zoals de gas- water- en energielevering, riolering en dergelijke, met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 250 mû2. en de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 8 m.

  5. van artikel 1.94 voor het gebruik van een woning/wooneenheid ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

    2. er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van þ9þ9n parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;

    3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:

      1. het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving;

      2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

 

32.2 Belangenprocedure bij algemene ontheffing

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

 

33.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. De aanwezige landschappelijke-, cultuurhistorische- en of natuurwaard in het betreffende gebied mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

33.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid voor antenne-installaties voor (mobiele) telecommunicatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in het plan gelegen gronden te wijzigen in de bestemming ''Bedrijf - 1'' met een functieaanduiding ''zend-/ontvangstinstallatie'' voor het gebruik voor en de bouw van antenne-installaties voor (mobiele) telecommunicatie met inachtneming van de volgende regels:

  1. de hoogte van de antenne-installatie mag ten hoogste 40.00 m bedragen, gemeten tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie;

  2. de antenne-installaties dienen bij voorkeur op bestaande verticale elementen te worden geplaatst;

  3. de aan de naburige gronden verbonden belangen niet onevenredig worden geschaad;

  4. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden in het betreffende gebied niet onevenredig worden geschaad;

  5. de gebruikers dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars installaties, tenzij dit technisch niet mogelijk is;

  6. de noodzaak tot oprichting is aangetoond en dit mede bezien tegen de achtergrond van een mogelijk medegebruik van (bestaande) masten;

  7. indien de antenne-installatie is gelegen in het Instrument Landing System van vliegbasis Woensdracht advies van het Ministerie van Defensie wordt ingewonnen waaruit blijkt dat het Instrument Landing System niet wordt belemmerd.

 

33.3 Belangenprocedure bij de algemene wijzigingsregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 34 in acht te worden genomen.

 

Artikel 34 Algemene procedureregels

 

34.1 Procedure ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn ontheffing te verlenen voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

 

34.2 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

 

34.3 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een ontheffing of wijziging als bedoeld in artikel 34.1 en 34.2 gelden hiervoor de volgende procedureregels.

 

34.3.1 Termijn en terinzagelegging

Het ontwerpbesluit, houdende een ontheffing of wijziging als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.

 

34.3.2 Wijze bekendmaking

Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging tevoren in þ9þ9n of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en verder op de gebruikelijke wijze bekend.

 

34.3.3 Zienswijzen

De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 35 Overgangsregels

 

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan

 

35.2 Ontheffing

Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 35.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

35.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 35.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

35.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

35.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 35.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

35.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 35.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

35.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 33.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

35.8 Hardheidsclausule

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

Artikel 36 Slotregels

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ''Buitengebied Wouw'' van de gemeente Roosendaal.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

 

Hoofdstuk 5 BIJLAGEN BIJ DE REGELS