Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Rissebeek.

Artikel 2 Bos-Natuurgebied

 

 

2.1 Doeleindenomschrijving

 

De als zodanig op de kaart aangegeven gronden zijn bestemd voor:

- behoud en / of herstel en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en natuurwaarden van zowel bebost als niet beboste gronden zoals beekdalgraslanden en vennen;

- behoud, herstel en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden;

- recreatief medegebruik.

 

2.2 Nadere detaillering van de doeleinden

 

In de binnen deze bestemming weergegeven differentiaties worden voorts de volgende doeleinden nagestreefd:

a. bos:

- instandhouding van een natuurlijke levensgemeenschap, waarin bomen aspectbepalend zijn;

- de houtproductie;

- beekdalgrasland;

- instandhouding van een natuurlijke levensgemeenschap, waarin natte kruidenrijke graslandvegetaties aspectbepalend zijn;

- extensief agrarisch gebruik, voorzover dat ten dienste staat aan het behoud van de ecologische kwaliteiten;

b. ven:

- instandhouding van een voedselarme waterbiotoop met de bijbehorende oevers.

 

2.3 Bebouwing

 

Op de als bos / natuurgebied bestemde gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming, zoals bijvoorbeeld picknickbanken, schuilplaatsen en bewegwijzering.

 

2.4 Aanlegvergunningen

 

2.4.1 Verbodsregel

 

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegverguning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

voor zover het betreft de differentiatie "bos":

a. de aanleg van ondergrondse leidingen;

b. het aanbrengen van (half)verhardingen;

c. het dempen van waterlopen.

voorzover het betreft de differentiatie "beekdalgrasland":

d. de aanleg van ondergrondse leidingen;

e. het aanbrengen van (half)verhardingen;

f. het dempen van waterlopen;

g. het verlagen of vergraven van de bodem;

h. het aanplanten van bomen of struiken;

voorzover het betreft de differentiatie "ven":

i. het verlagen of vergraven van de bodem.

 

2.4.2 Uitzondering

 

Het onder 2.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning is verleend.

b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

c. welke het normale onderhoud betreffen en / of plaatsvinden in het kader van natuur- en bosbeheer dan wel voorzover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer hiervan.

 

2.4.3 Toelaatbaarheid

 

De onder 2.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en ecologische waarden als beschreven in 2.1 niet onevenredig aangetast worden.

Als belangrijkste toetsingscriteria gelden dat de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor natuurbeheer, bosbeheer en / of extensief agrarisch gebruik waarbij behoud van de aanwezige ecologische, landschappelijke en natuurwaarden met inbegrip van bescherming en ontwikkeling van biotopen en behoud van de mogelijkheden voor recreatief medegebruik het afwegingskader vormen.

 

2.5 Gebruiksbepaling

 

2.5.1 Verbodsregel

 

Het is verboden de in dit artikel bedoelde gronden te gebruiken in strijd met de bestemming.

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming het gebruik van gronden:

a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest:

b. voor het beoefenen van lawaaisporten;

c. voor het inrichten ten behoeve van sportevenementen;

d. voor volkstuinen;

e. voor het geplaatst houden van kampeermiddelen in de zin van de Wet op de openluchtrecreatie;

f. voor het ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem;

g. voor het dempen van wateren met de differentiatie "ven";

h. voor het verlagen of vergraven van gronden voorzover het een gebied betreft met de differentiatie "bos";

i. voor de aanleg van ondergrondse leidingen voorzover het een gebied betreft met de differentiatie "ven";

j. voor het aanbrengen van (half)verhardingen en oeverbeschoeiingen voorzover het een gebied betreft met de differentiatie "ven";

k. voor het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

l. voor het ontginnen van gronden;

m. voor het winnen van bosstrooisel of mos;

n. voor de aanleg van bovengrondse leidingen;

o. voor reclamedoeleinden.

 

2.5.2 Vrijstelling

 

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het onder 2.5.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.