Voor externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, nl. het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse buisleidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
Wettelijk kaderExterne veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico’s van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Landelijk beleid
Het Rijk heeft voor de verschillende risicobronnen beleid vastgesteld:
Inrichtingen
Het beleid voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico’s door een inrichting worden veroorzaakt.
Buisleidingen
Voor ondergrondse buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. In de Circulaire Rnvgs is een risicobenadering die vergelijkbaar is met de risicobenadering die voorgeschreven is in het Bevi en het Bevb. Verder geldt op grond van de Circulaire Rnvgs dat bij risicoberekeningen uitgegaan moet worden van de in bijlage 5 bij de Circulaire Rnvgs opgenomen vervoershoeveelheden voor GF3 (bijv. LPG).
Bij de berekening van de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg moet uitgegaan worden van de in deze bijlage opgenomen vervoershoeveelheden GF3.
Op termijn zullen de Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen vervangen worden door het in voorbereiding zijnde Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het Btev zal dezelfde risicobenadering gehanteerd worden als in het Bevi en het Bevb gehanteerd wordt.
Voor het transport over de weg is het Basisnet weg in voorbereiding. Voor zover mogelijk is hiermee rekening gehouden. Volgens de laatst gepubliceerde versie van het Basisnet weg (Eindrapportage Basisnet Weg, oktober 2009) maakt de N11 onderdeel uit van de hoofdtransportroutes voor gevaarlijke stoffen. Een belangrijk nieuw toetsingsaspect is het Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Onder een Pag wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het Basisnet weg is aangegeven dat de N11 geen PAG heeft.
Begrippen externe veiligheid
Binnen externe veiligheid spelen een aantal begrippen een belangrijke rol, nl. het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en de belemmeringenstrook buisleidingen. Hieronder zijn deze begrippen nader uitgewerkt.
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe en bestaande situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Eventueel aanwezige kwetsbare bestemmingen moeten gesaneerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de verplichtingen beschreven in onderdeel 4.3 van de
Circulaire Rnvgs. Voor het transport door buisleidingen zijn de verplichtingen opgenomen in artikel 12 van het Bevb.
De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico’s in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied.
Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: met de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een factor 10 lager dan voor inrichtingen.
In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).
De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het ‘beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen’. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.
Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011
De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 10 november 2011 de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 vastgesteld. In deze nota heeft de gemeente vastgelegd wat haar beleid is ten aanzien van risicovolle activiteiten in de gemeente en de relatie van deze risicovolle activiteiten met kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zoals woningen, winkels, recreatie-inrichtingen etc.
In de nota is een afwegingskader voor het groepsrisico opgenomen op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram).
Het beslismodel gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
Het plangebied heeft vnl. een woonfunctie. In paragraaf 4.2 is voor een gebied met een woonfunctie een milieukwaliteit opgenomen. In een gebied met een woonfunctie wordt uitgegaan van een norm voor het plaatsgebonden risico conform de grenswaarde en door het groepsrisico van een norm van 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Het plangebied is hoofdzakelijk een bestaande woonwijk. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
De volgende afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart externe veiligheid.
Uit deze uitsnede blijkt dat er in het plangebied een risicovolle activiteit ligt, nl. de opslag van chloorbleekloog op het terrein van Hydron. De activiteiten van bedrijf Hydron zijn overgenomen door het daar nu gevestigde bedrijf Oasen NV. Deze risicobron is daarmee komen te vervallen. Buiten het plangebied liggen de volgende risicobronnen die relevant zijn voor het plangebied:
- Hogedrukaardgasleiding A-515 (diameter 66 inch; werkdruk 66 bar);
- N11, een hoofdtransportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Transport van gevaarlijke stoffen over de wegUit de inventarisatie is gebleken dat voor dit plangebied het transport van gevaarlijke stoffen over de N11 mogelijk relevant is. Het plangebied ligt op een afstand van ten minste 440 meter van de N11. Hiermee ligt het plangebied buiten de 200 meter zone langs een transportroute waarbinnen beperkingen aan het gebruik van de ruimte kunnen worden opgelegd (Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen). Wel ligt het plangebied binnen het effectgebied van de N11. Dit effectgebied wordt veroorzaakt door een eventueel bij een calamiteit met een transport van gevaarlijke stoffen vrijkomende toxische wolk.
Omdat het plangebied zich buiten de 200 meter zone van de N11 bevindt is een risicoberekening niet nodig. Wel is in de verantwoording van het groepsrisico aandacht besteed aan de aspecten alarmering, bouwkundige maatregelen en vluchtroutes.
Buisleidingen
Langs de N11 ligt een hogedrukaardgasleiding. Deze leiding ligt op ca. 350 meter van het plangebied. Deze leiding heeft vanwege de ligging op maaiveld met een beperkte gronddekking. Vanwege de ligging van de leiding is het niet uit te sluiten dat bij een calamiteit het aardgas in horizontale richting onder hoge druk zal uitstromen. Hiermee heeft de leiding mogelijk vergelijkbare risico’s als een volledig bovengronds gelegen hogedrukaardgasleiding.
Alleen ter hoogte van de kruising met de Gemeneweg ligt de leiding volledig ondergronds.
Omdat de leiding ter hoogte van het plangebied voor het grootste gedeelte vergelijkbare risico’s heeft als een bovengronds gelegen leiding, zijn de mogelijke effecten van een calamiteit met deze leiding over een groter gebied merkbaar dan voor een vergelijkbare volledig ondergronds gelegen hogedrukaardgasleiding.
Het 100%-letaliteitsgebied van de leiding bedraagt, rekening houdend met horizontale uitstroming, 405 meter. Dit houdt in dat bij een calamiteit alle aanwezigen in dit gebied als gevolg van die calamiteit komen te overlijden. Het invloedsgebied van deze leiding (het 1%-letaliteitsgebied), rekening houdend met horizontale uitstroming, bedraagt 600 meter. Het plangebied ligt nagenoeg geheel binnen het invloedsgebied en gedeeltelijk binnen het 100%-letaliteitsgebied.
Van deze leiding is voor deze omgeving geen recente risicoberekening bekend, waarin rekening gehouden is met horizontale uitstroming. Op basis van berekeningen op andere locaties langs deze leiding kan geconcludeerd worden dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ter plaatse van het plangebied hoogstwaarschijnlijk overschreden zal worden. Om de hoogte op deze locatie te bepalen zal een risicoberekening uitgevoerd worden. Deze zal bij de besluitvorming over het definitieve bestemmingsplan meegenomen worden.
Op basis van de risicoberekening zal het groepsrisico verantwoord worden en getoetst worden aan de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011. De groepsrisicoberekening is tijdens de ontwerpfase van het plan opgesteld en als bijlage
1 toegevoegd aan het bestemmingsplan.