4.4 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
De Omgevingsdienst West-Holland heeft de meest relevante bodemgegevens uit het plangebied geïnventariseerd. Hieruit volgt dat er geen locaties binnen het plangebied bekend zijn met ernstige, risicovolle bodemverontreinigingen die met spoed moeten worden gesaneerd. Binnen het plangebied zijn locaties met mogelijk ernstige, maar niet risicovolle bodemverontreinigingen aanwezig. Deze hoeven alleen nader te worden onderzocht of gesaneerd bij (her)ontwikkeling.
Het terrein maakt deel uit van de oude lintbebouwing van Hazerswoude-Rijndijk. Deze is gezoneerd als oude lintbebouwing <1940 in de Bodemkwaliteitskaart van Rijnwoude. Hiervan is bekend dat in ophogingen en/of dempingen matig tot sterke verontreinigingen met zware metalen en PAK kunnen voorkomen. Ook bestaat daarbij een verhoogde kans op verontreinigingen met asbest in de bodem.
Omdat er in het plan feitelijk geen functiewijzigingen zijn naar een nieuw gebruik als woning, behoeft geen verkennend onderzoek gedaan te worden. Het aantal bestaande woningen wijzigt niet door het plan. Als een aanvraag om omgevingsvergunning is of wordt ingediend, moet altijd aangetoond worden of de betreffende gronden geschikt zijn voor het beoogde doel. Zodat bij de vergunningverlening eventueel voorwaarden gesteld (kunnen) worden.