Plan: | Buitengebied Roerdalen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02 |
In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
Het buitengebied is hoofdzakelijk in gebruik bij de grondgebonden landbouw. Daarnaast komen intensieve veehouderijbedrijven, glastuinbouwbedrijven, bosbouw, fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij voor. In lijn met het vigerende bestemmingsplan en conform het provinciaal beleid, worden akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven, grondgebonden veehouderijbedrijven, bosbouw, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij in het plangebied rechtstreeks mogelijk gemaakt. Omschakeling binnen deze productierichtingen is hierdoor eenvoudig mogelijk.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderijbedrijven die zijn opgenomen in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg worden 1-op-1 overgenomen. Intensieve veehouderijbedrijven worden, met uitzondering van het Landbouw Ontwikkelingsgebied (LOG), alleen toegestaan op de bestaande locaties. Dit betekent dat voor de gronden die in gebruik zijn voor deze niet-grondgebonden productietak in het bestemmingsplan een specifieke aanduiding wordt opgenomen. Uitzondering hierop is het LOG (A - LOG) waar intensieve veehouderij bij recht mogelijk is. In het LOG worden mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven in het kader van bedrijfsverplaatsing en nieuwvestiging, tevens is nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven mogelijk. Daarnaast wordt binnen het LOG omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij mogelijk gemaakt.
Voor glastuinbouw worden ontwikkelingsmogelijkheden conform het provinciaal beleid opgenomen. Nieuwvestiging is niet toegestaan, evenals uitbreiding van bestaande bedrijven in kwetsbare gebieden (zie figuur 2.1, actualisatie 2010, P1 en P2). In de overige gebieden is bij uitbreiding van bestaande bedrijven tot de referentiemaat1 (3 ha glasopstand) en in P3 (zie figuur 2.1) los van de oppervlakte altijd, de module voor de uitbreiding van glastuinbouw van het kwaliteitsmenu aan de orde. Uitbreiding van glastuinbouwbedrijven wordt onder voorwaarden en gekoppeld aan het kwaliteitsmenu via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
Op basis van het Limburgs kwaliteitsmenu dient aanvullend op de vereiste goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing en afkoppeling van hemelwater, een extra kwaliteitsverbetering te worden gerealiseerd bestaande uit de sloop van solitair gelegen glasopstanden. Dit principe is ook in het Roerdalens kwaliteitsmenu (RKM) opgenomen.
Om de in het buitengebied aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op passende wijze te kunnen beschermen, worden agrarische gronden voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L 1 en 2) of Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur (AW-NL). Hierbij is aangesloten op de gebiedsindeling in de structuurvisie 'Roerdalen 2030' (zie zonering). In relevante artikelen inzake afwijking en planwijziging wordt aangegeven dat met deze waarden rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe ontwikkelingen. Tevens zal een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden worden vereist, die alleen verleend wordt als deze waarden niet aangetast worden.
De in de vigerende bestemmingsplannen reeds beschermde landschapselementen, zoals stijlranden, worden beschermd door een dubbelbestemming Waarde - Landschap (zie paragraaf Overige natuur- en landschapswaarden). Voor werken die van invloed kunnen zijn op deze landschapselementen is een omgevingsvergunning vereist.
Het plan biedt geen mogelijkheid voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven op locaties waar nog geen bouwvlak aanwezig is. Gezien de landbouwstructuur van het gebied en het aantal agrarische bedrijfscomplexen dat vrijgekomen is en in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet noodzakelijk. Een nieuw agrarisch bedrijf vestigen op bestaande agrarische bouwvlakken en in een vrijkomend agrarisch bedrijf blijft wel mogelijk. In het LOG worden conform het reconstructieplan mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen.
In het bestemmingsplan krijgen alle bestaande agrarische bedrijven een agrarisch bouwvlak toegewezen. Voor het bepalen welke agrarische bedrijven nog in bedrijf zijn, is gebruikgemaakt van het vigerende bestemmingsplan, van bij de gemeente beschikbare gegevens en de uitkomsten van de inventarisatie. Dit betekent dat niet alleen volwaardige en deeltijd agrarische bedrijven een bouwvlak toegewezen krijgen, maar ook agrariërs die hun bedrijf aan het afbouwen zijn of afgebouwd hebben, maar die ter plaatse nog wonen en veelal op niet-bedrijfsmatige wijze agrarische activiteiten zijn blijven uitvoeren. Alleen agrarische bedrijven die daarvoor expliciet een verzoek hebben ingediend, zijn voorzien van een andere, op het huidige gebruik afgestemde bestemming. In die gevallen wordt met een aanduiding op de plankaart aangegeven dat sprake is van een voormalig agrarische bedrijfscomplex.
Uitbreiding van bebouwing binnen het bestaande bouwvlak is mogelijk met toepassing van het kwaliteitsmenu.
Grootte bouwvlakken
De vigerende bouwvlakken bieden in de meeste gevallen nog ruimte voor uitbreiding. Voor een goede en duurzame bedrijfsvoering is het van belang dat de agrarische bouwvlakken voldoende van omvang zijn voor de bedrijfsactiviteiten die gedurende de planperiode te verwachten zijn (onder andere in verband met milieueisen, verbrede landbouw, schaalvergroting). Voor bedrijven waar het bouwvlak niet groot genoeg is worden uitbreidingsmogelijkheden via een wijzigingsbevoegdheid geboden (zie aanpassing en vergroting bouwvlak).
Voor intensieve veehouderijbedrijven geldt een andere aanpak. Voor deze bedrijven wordt aangesloten bij het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg en het reparatieplan herziening van het vigerende bestemmingsplan buitengebied Ambt-Montfort:
Kuilvoerplaten en sleufsilo's
Om agrariërs meer flexibiliteit te geven bij het gebruik en de inrichting van het bouwvlak, is het via afwijking in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 toegestaan om kuilvoerplaten en sleufsilo's ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, te realiseren. Op deze manier ontstaat er op het bouwvlak meer ruimte om bebouwing te realiseren terwijl tegelijkertijd de concentratie van bebouwing gewaarborgd blijft. De volgende randvoorwaarden zijn daarbij van toepassing:
Mestopslag
Ten behoeve van de teelt in de volle grond wordt gebruikgemaakt van dierlijke mest. Dierlijke mest wordt in een beperkte tijd van het jaar toegediend en wordt in de tussenliggende periodes opgeslagen. Opslag buiten het bouwvlak is alleen mogelijk indien dit om milieuhinder en of milieubelasting, gevaar voor de omgeving of om bedrijfstechnische redenen noodzakelijk is. Via afwijking is mestopslag buiten het bouwvlak mogelijk in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2. In de zone AW-NL is dit gezien de bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden niet toegestaan.
De mestopslag dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Dat betekent dat voldaan moet worden aan de afstanden ten opzichte van hindergevoelige objecten zoals opgenomen in de milieuwetgeving.
Aanpassing en vergroting bouwvlak
De bouwvlakken worden op basis van het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Als op basis van de economische omvang, alsmede een reëel toekomstperspectief blijkt dat het bouwvlak onvoldoende groot is, kan via een wijzigingsbevoegdheid het bouwvlak worden vergroot. Voor de uitbreiding van het bouwvlak gelden de volgende uitgangspunten:
Bij het beoordelen van verzoeken om bouwvlakken te vergroten of te veranderen, is met name de afweging tussen de agrarische noodzaak en het behoud van ruimtelijke kwaliteit van belang. De wijzigingsbevoegdheid biedt een goede mogelijkheid om tot een zorgvuldige en evenwichtige afweging van beide belangen te komen. Aan de wijzigingsbevoegdheid worden op basis van het kwaliteitsmenu criteria gekoppeld die een dergelijke afweging nader reguleren.
Voor wat betreft de mogelijkheden voor uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt aangesloten bij het reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg:
Binnen het bouwvlak dienen alle agrarische bedrijfsgebouwen inclusief de bestaande bedrijfswoning te worden gerealiseerd.
Bedrijfsbebouwing
Het bouwvlak mag in principe geheel worden bebouwd. Uitzondering hierop vormen de intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebied, deze mogen alleen uitbreiden indien dit in het kader van dierenwelzijn noodzakelijk is. Voor kuilvoer- en mestplaten en sleufsilo's geldt in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 dat deze via afwijking ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden.
Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt een generieke regeling opgenomen, uitgaande van de vigerende regelingen:
Om in te kunnen spelen op nieuwe duurzame technologische en bouwkundige ontwikkelingen in de agrarische sector, wordt voor het LOG een afwijkingsbevoegdheid in het plan opgenomen op basis waarvan onder voorwaarden de toegestane maatvoeringen kunnen worden vergroot om innovatieve stallen (bijvoorbeeld serrestallen) of silo's (bijvoorbeeld voor mestvergisting) mogelijk te maken of intensieve veehouderij als dit nodig is in het kader van milieuwetgeving of dierenwelzijn.
Paardenbakken
Paardenbakken voor hobbymatig gebruik zijn binnen het bouwvlak bij recht toegestaan, met een maximale oppervlakte van 800 m². In de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 kunnen, mits er binnen het bouwvlak geen ruimte is, buiten en aansluitend aan het bouwvlak, paardenbakken via afwijking worden toegestaan. Bij de situering van paardenbakken dient rekening te worden gehouden met aanwezige bebouwing en woningen van derden (minimale afstand 25 m). Lichtmasten zijn binnen het bouwvlak tot 8 m toegestaan.
Bedrijfswoning
De bestaande, legaal aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd en de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 800 m³ bedragen. Indien er meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn wordt dat middels een maatvoeringaanduiding op de plankaart aangegeven.
In lijn met de vigerende regeling wordt via een wijzigingsbevoegdheid de bouw van een eerste bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Voorwaarden voor het toestaan van een eerste bedrijfswoning zijn:
Conform het provinciaal beleid wordt geen mogelijkheid meer opgenomen voor een tweede bedrijfswoning.
Teeltondersteunende voorzieningen (TOV)
In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de provinciale beleidsregels Teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten en de Structuurvisie. Onderstaande is een combinatie van de provinciale regeling (uitgangspunt) gecombineerd met de Structuurvisie. De gemeente Roerdalen neemt de provinciale beleidsregel 'Teeltondersteunende voorzieningen 2011' over, met dien verstande dat:
Buitenopslag
Buitenopslag buiten het bouwvlak is in principe niet toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden is het gebruik van landbouwplastic buiten het bouwvlak wel toegestaan. De gemeente Roerdalen heeft bij collegebesluit deze voorwaarden aangegeven. De voorwaarden zijn terug te vinden in Bijlage 6.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde
Voor de agrarische sector is het van belang dat de productieomstandigheden, zoals verharde kavelpaden, vlakke bouwgronden en minimale obstructies door bijvoorbeeld watergangen of bomenrijen zo optimaal mogelijk zijn. Verbetering van de productieomstandigheden kunnen de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie aantasten.
Door het opnemen van een vergunningenstelsel voor met name genoemde werken en werkzaamheden, die nodig zijn om de productieomstandigheden te verbeteren, kan een afweging van belangen worden gemaakt. De volgende werken en werkzaamheden worden in de zone AW-L 1 en 2 en AW-NL aan een omgevingsvergunning gekoppeld:
In de zone AW-NL is in aanvulling op bovenstaande een omgevingsvergunning vereist voor het scheuren of permanent omzetten van grasland in bouwland.
De beoordeling of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk is van geval tot geval verschillend, afhankelijk van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden ter plaatse. Deze waarden zijn per zone (AW-L1, AW-L2 en AW-NL) omschreven in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemmingen en gebaseerd op de Structuurvisie, vigerende bestemmingsplannen en het Groenstructuurplan.
Een omgevingsvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. Dat betekent dat de reguliere agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd door het van toepassing zijnde omgevingsvergunningenstelsel. Graslandverbetering, ruwvoederteelt en daarmee samenhangende grondbewerkingen zijn derhalve niet omgevingsgunningplichtig in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2.
Verder geldt de omgevingsvergunningplicht niet voor activiteiten die plaatsvinden binnen bouwvlakken (met uitzondering van bouwvlakken gelegen binnen archeologisch waardevolle gebieden, beschermingszones van leidingen of waterwingebieden).
Naast de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk kan voor werkzaamheden de Bomenlijst van de gemeente of de Boswet van toepassing zijn.
Het bestemmingsplan biedt ruime mogelijkheden voor landbouw met een verbrede doelstelling. Het ontwikkelen van nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf kan extra inkomsten opleveren waardoor het bedrijf ook op langere termijn duurzaam kan worden voortgezet en er minder sprake is van afname van het aantal bedrijven. Behoud van agrarische bedrijven is van belang voor het beheer en onderhoud van het agrarisch cultuurlandschap, de instandhouding van het agrarische karakter van de bedrijfsgebouwen en de economische vitaliteit (het beperken/tegengaan van krimp). Nevenfuncties kunnen bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de recreatieve sector, zorg of natuurbeheer wat eveneens bijdraagt aan de economische vitaliteit en behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
In de structuurvisie 'Roerdalen 2030' is bepaald welk type nevenfuncties in de verschillende zones wenselijk is (zie paragraaf 2.3 zonering). In tabel 6.1 is aangegeven welke nevenactiviteiten op agrarische bedrijven in het bestemmingsplan rechtstreeks, dan wel via afwijking toelaatbaar worden gesteld.
Tabel 6.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten bij recht ter plaatse van agrarische bouwvlakken en bij de bestemming Wonen
bestemming | maximaal aantal m² | |||||||||||||
A - LOG | AW-L 1 | AW-L 2 | AW-NL | W-BG en W-BG-vbb3) | bebouwing | gebruik | ||||||||
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten | ||||||||||||||
verkoop-aan-huis van lokaal geproduceerde producten 4) | R | R | R | R | * | bestaand | 100 m² | |||||||
agrarische educatie, duurzaamheid en innovatie | A | A | A | A | * | bestaand | ||||||||
overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten | A | A | A | A | * | bestaand | ||||||||
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten | ||||||||||||||
kleinschalig beroep- aan-huis | R | R | R | R | R | bestaand | max. 1/3 van de woning | |||||||
kleinschalig bedrijf-aan-huis | A | A | A | A | A | bestaand | max. 1/3 van de woning | |||||||
inpandige opslag en stalling van goederen | * | * | A | A | A | bestaand | max 500 m², niet in kassen | |||||||
overige bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten | * | * | A | * | * | bestaand | ||||||||
activiteiten gericht op recreatie, toerisme en zorg | ||||||||||||||
bed & breakfast | * | R | * | R | R | bestaand | max. 8 slaapplaatsen en 3 kamers | |||||||
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) | * | A | * | A | A, alleen bij vbb | max. 40 plaatsen²) | ||||||||
educatie gekoppeld aan recreatie | * | A | * | A | A, alleen bij vbb | bestaand | ||||||||
paardenbak | R | R¹) | R | R | A | * | ¹) | |||||||
overige recreatieve functies/agrotoerisme en zorg | * | A | * | A | A, alleen bij vbb | bestaand | ||||||||
overige dienstverlening | ||||||||||||||
groene en blauwe diensten (agrarisch natuurbeheer buiten het bouwvlak) | * | R | * | R | R |
* Niet toegestaan.
R Bij recht toegestaan.
A Via afwijking mogelijk.
vbb Ter plaatse van de aanduiding voormalige bedrijfsbebouwing
Ten behoeve van nevenfuncties zijn de bouwregels overeenkomstig de agrarische bestemming van toepassing. Dat betekent dat voor nevenactiviteiten gebouwd mag worden, maar bij iedere aanvraag voor omgevingsvergunning beoordeeld wordt of de nevenactiviteiten ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering blijven.
Ook in de komende planperiode zal een aantal agrarische bedrijven in het plangebied worden beëindigd. De vrijkomende bedrijfscomplexen in buitengebieden zijn met name in trek voor bewoning, niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, recreatie, zorg en ondergeschikte detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen en horeca. Naast negatieve effecten (risico van aantasting van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid), kan het toestaan van nieuwe economische dragers ook belangrijke kansen bieden voor het actief begeleiden van krimp: verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. De gemeente staat positief tegenover deze ontwikkeling en omschakeling van de agrarische bestemming naar een zogeheten vervolgfunctie is onder voorwaarden mogelijk.
Het type vervolgfunctie dat onder voorwaarden per zone kan worden toegestaan is als volgt:
Tabel 6.2 Vervolgfuncties per zone/agrarische bestemming
gronden grenzend aan de bestemming | vervolgfuncties |
A-LOG | geen |
AW-L1 | recreatie, toerisme, zorg en wonen |
AW-L2 | bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en categorie 3 bedrijven indien deze qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met categorie 1 en 2 bedrijven en wonen |
AW-NL | recreatie, toerisme, zorg en wonen |
Omschakeling naar de bestemming wonen is alleen toegestaan indien een bedrijfswoning aanwezig is.
Indien door een initiatiefnemer is aangetoond dat een op basis van de Structuurvisie gewenste vervolgfunctie niet mogelijk is, dan kan Wonen Buitengebied als vervolgfunctie worden toegestaan. De mogelijkheden voor vervolgfuncties worden opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarden voor vervolgfuncties worden gebaseerd op het kwaliteitsmenu.
De volgende algemene voorwaarden zijn van toepassing bij vervolgfuncties:
Voormalige agrarische bedrijven die reeds functieverandering hebben ondergaan, worden in het bestemmingsplan voorzien van een op het huidige gebruik afgestemde bestemming met een specifieke aanduiding voormalige bedrijfsbebouwing, zodat bekend is dat het hier om een voormalig agrarisch bedrijf gaat. Omdat op deze percelen vaak meer erfbebouwing aanwezig is dan bij de overige functies zoals het wonen, worden op deze voormalige agrarische bedrijfscomplexen ook nevenfuncties toegestaan. Voor de regeling en voorwaarden wordt verwezen naar paragraaf 6.7 Wonen.