direct naar inhoud van 6.2 Landbouw
Plan: Buitengebied Roerdalen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02

6.2 Landbouw

In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • grondgebruik;
  • bescherming waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie;
  • bouwvlakken;
  • aanpassing en vergroting bouwvlak;
  • bouwmogelijkheden;
  • verbetering van de productieomstandigheden;
  • nevenactiviteiten;
  • vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen: toelaatbaarheid vervolgfuncties;
  • duurzaamheid.

6.2.1 Grondgebruik

Het buitengebied is hoofdzakelijk in gebruik bij de grondgebonden landbouw. Daarnaast komen intensieve veehouderijbedrijven, glastuinbouwbedrijven, bosbouw, fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij voor. In lijn met het vigerende bestemmingsplan en conform het provinciaal beleid, worden akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven, grondgebonden veehouderijbedrijven, bosbouw, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij in het plangebied rechtstreeks mogelijk gemaakt. Omschakeling binnen deze productierichtingen is hierdoor eenvoudig mogelijk.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderijbedrijven die zijn opgenomen in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg worden 1-op-1 overgenomen. Intensieve veehouderijbedrijven worden, met uitzondering van het Landbouw Ontwikkelingsgebied (LOG), alleen toegestaan op de bestaande locaties. Dit betekent dat voor de gronden die in gebruik zijn voor deze niet-grondgebonden productietak in het bestemmingsplan een specifieke aanduiding wordt opgenomen. Uitzondering hierop is het LOG (A - LOG) waar intensieve veehouderij bij recht mogelijk is. In het LOG worden mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven in het kader van bedrijfsverplaatsing en nieuwvestiging, tevens is nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven mogelijk. Daarnaast wordt binnen het LOG omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij mogelijk gemaakt.

Voor glastuinbouw worden ontwikkelingsmogelijkheden conform het provinciaal beleid opgenomen. Nieuwvestiging is niet toegestaan, evenals uitbreiding van bestaande bedrijven in kwetsbare gebieden (zie figuur 2.1, actualisatie 2010, P1 en P2). In de overige gebieden is bij uitbreiding van bestaande bedrijven tot de referentiemaat1 (3 ha glasopstand) en in P3 (zie figuur 2.1) los van de oppervlakte altijd, de module voor de uitbreiding van glastuinbouw van het kwaliteitsmenu aan de orde. Uitbreiding van glastuinbouwbedrijven wordt onder voorwaarden en gekoppeld aan het kwaliteitsmenu via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.

Op basis van het Limburgs kwaliteitsmenu dient aanvullend op de vereiste goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing en afkoppeling van hemelwater, een extra kwaliteitsverbetering te worden gerealiseerd bestaande uit de sloop van solitair gelegen glasopstanden. Dit principe is ook in het Roerdalens kwaliteitsmenu (RKM) opgenomen.

6.2.2 Bescherming waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie

Om de in het buitengebied aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op passende wijze te kunnen beschermen, worden agrarische gronden voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L 1 en 2) of Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur (AW-NL). Hierbij is aangesloten op de gebiedsindeling in de structuurvisie 'Roerdalen 2030' (zie zonering). In relevante artikelen inzake afwijking en planwijziging wordt aangegeven dat met deze waarden rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe ontwikkelingen. Tevens zal een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden worden vereist, die alleen verleend wordt als deze waarden niet aangetast worden.

De in de vigerende bestemmingsplannen reeds beschermde landschapselementen, zoals stijlranden, worden beschermd door een dubbelbestemming Waarde - Landschap (zie paragraaf Overige natuur- en landschapswaarden). Voor werken die van invloed kunnen zijn op deze landschapselementen is een omgevingsvergunning vereist.

6.2.3 Nieuwvestiging en omschakeling

Het plan biedt geen mogelijkheid voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven op locaties waar nog geen bouwvlak aanwezig is. Gezien de landbouwstructuur van het gebied en het aantal agrarische bedrijfscomplexen dat vrijgekomen is en in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet noodzakelijk. Een nieuw agrarisch bedrijf vestigen op bestaande agrarische bouwvlakken en in een vrijkomend agrarisch bedrijf blijft wel mogelijk. In het LOG worden conform het reconstructieplan mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen.

6.2.4 Bouwvlakken

In het bestemmingsplan krijgen alle bestaande agrarische bedrijven een agrarisch bouwvlak toegewezen. Voor het bepalen welke agrarische bedrijven nog in bedrijf zijn, is gebruikgemaakt van het vigerende bestemmingsplan, van bij de gemeente beschikbare gegevens en de uitkomsten van de inventarisatie. Dit betekent dat niet alleen volwaardige en deeltijd agrarische bedrijven een bouwvlak toegewezen krijgen, maar ook agrariërs die hun bedrijf aan het afbouwen zijn of afgebouwd hebben, maar die ter plaatse nog wonen en veelal op niet-bedrijfsmatige wijze agrarische activiteiten zijn blijven uitvoeren. Alleen agrarische bedrijven die daarvoor expliciet een verzoek hebben ingediend, zijn voorzien van een andere, op het huidige gebruik afgestemde bestemming. In die gevallen wordt met een aanduiding op de plankaart aangegeven dat sprake is van een voormalig agrarische bedrijfscomplex.

Uitbreiding van bebouwing binnen het bestaande bouwvlak is mogelijk met toepassing van het kwaliteitsmenu.

Grootte bouwvlakken

De vigerende bouwvlakken bieden in de meeste gevallen nog ruimte voor uitbreiding. Voor een goede en duurzame bedrijfsvoering is het van belang dat de agrarische bouwvlakken voldoende van omvang zijn voor de bedrijfsactiviteiten die gedurende de planperiode te verwachten zijn (onder andere in verband met milieueisen, verbrede landbouw, schaalvergroting). Voor bedrijven waar het bouwvlak niet groot genoeg is worden uitbreidingsmogelijkheden via een wijzigingsbevoegdheid geboden (zie aanpassing en vergroting bouwvlak).

Voor intensieve veehouderijbedrijven geldt een andere aanpak. Voor deze bedrijven wordt aangesloten bij het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg en het reparatieplan herziening van het vigerende bestemmingsplan buitengebied Ambt-Montfort:

  • bouwvlakken gelegen in het extensiveringsgebied worden afgestemd op de bestaande situatie;
  • bouwvlakken gelegen in het verwevingsgebied en verwevingsgebied met een sterlocatie worden bepaald aan de hand van de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan: uitbreiding via afwijking tot maximaal 1,5 ha en gekoppeld aan het kwaliteitsmenu;
  • binnen het LOG (A- LOG) zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande locaties. Omdat in landbouwontwikkelingsgebieden ook omgevingswaarden aanwezig zijn, is uitbreiding hier ook gekoppeld aan het kwaliteitsmenu. De grootte van de tegenprestatie is daarbij afhankelijk van de specifieke ligging van het bedrijf. Aan de grootte van het bouwblok wordt in het LOG geen generieke bovengrens gesteld.

Kuilvoerplaten en sleufsilo's

Om agrariërs meer flexibiliteit te geven bij het gebruik en de inrichting van het bouwvlak, is het via afwijking in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 toegestaan om kuilvoerplaten en sleufsilo's ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, te realiseren. Op deze manier ontstaat er op het bouwvlak meer ruimte om bebouwing te realiseren terwijl tegelijkertijd de concentratie van bebouwing gewaarborgd blijft. De volgende randvoorwaarden zijn daarbij van toepassing:

  • het realiseren van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een doelmatig gebruik van het bouwvlak;
  • er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • in de zones AW-L1 en 2 mogen de landschappelijke waarden niet aangetast worden.

Mestopslag

Ten behoeve van de teelt in de volle grond wordt gebruikgemaakt van dierlijke mest. Dierlijke mest wordt in een beperkte tijd van het jaar toegediend en wordt in de tussenliggende periodes opgeslagen. Opslag buiten het bouwvlak is alleen mogelijk indien dit om milieuhinder en of milieubelasting, gevaar voor de omgeving of om bedrijfstechnische redenen noodzakelijk is. Via afwijking is mestopslag buiten het bouwvlak mogelijk in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2. In de zone AW-NL is dit gezien de bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden niet toegestaan.

De mestopslag dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Dat betekent dat voldaan moet worden aan de afstanden ten opzichte van hindergevoelige objecten zoals opgenomen in de milieuwetgeving.

Aanpassing en vergroting bouwvlak

De bouwvlakken worden op basis van het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Als op basis van de economische omvang, alsmede een reëel toekomstperspectief blijkt dat het bouwvlak onvoldoende groot is, kan via een wijzigingsbevoegdheid het bouwvlak worden vergroot. Voor de uitbreiding van het bouwvlak gelden de volgende uitgangspunten:

  • voor uitbreiding op het bouwvlak gelden de voorwaarden volgens het Limburgs kwaliteitsmenu;
  • voor uitbreiding buiten het bouwvlak gelden de voorwaarden volgens het Limburgs kwaliteitsmenu. In voorkomende gevallen wordt de door het Limburgs kwaliteitsmenu verplichte aanvullende kwaliteitsbijdrage vervangen door de financiële kwaliteitsbijdrage van het Roerdalens kwaliteitsmenu;
  • gelet op het voorgaande mogen glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijen uitsluitend uitbreiden met inachtneming van het provinciale beleid en de bepaalde referentiematen. Dat betekent voor Roerdalen dat in het LOG uitbreiding van intensieve veehouderij is toegestaan (zonder referentiemaat);
  • voor uitbreiding buiten het bouwvlak met teeltondersteunende voorzieningen geldt de specifiek daarvoor opgestelde regeling (zie Teeltondersteunende voorzieningen).

Bij het beoordelen van verzoeken om bouwvlakken te vergroten of te veranderen, is met name de afweging tussen de agrarische noodzaak en het behoud van ruimtelijke kwaliteit van belang. De wijzigingsbevoegdheid biedt een goede mogelijkheid om tot een zorgvuldige en evenwichtige afweging van beide belangen te komen. Aan de wijzigingsbevoegdheid worden op basis van het kwaliteitsmenu criteria gekoppeld die een dergelijke afweging nader reguleren.

Voor wat betreft de mogelijkheden voor uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt aangesloten bij het reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg:

  • extensiveringsgebied: alleen uitbreiding binnen het bestaande bouwvlak als de milieuwetgeving dit toelaat; uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;
  • verwevingsgebied: uitbreiding mogelijk tot maximaal 1,5 ha; uitbreiding boven de 1,5 ha alleen mogelijk via het kwaliteitsmenu;
  • LOG: geen generieke bovengrens; uitbreiding afhankelijk van ligging bedrijf en tegenprestatie (kwaliteitsmenu).

6.2.5 Bouwmogelijkheden

Binnen het bouwvlak dienen alle agrarische bedrijfsgebouwen inclusief de bestaande bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

Bedrijfsbebouwing

Het bouwvlak mag in principe geheel worden bebouwd. Uitzondering hierop vormen de intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebied, deze mogen alleen uitbreiden indien dit in het kader van dierenwelzijn noodzakelijk is. Voor kuilvoer- en mestplaten en sleufsilo's geldt in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 dat deze via afwijking ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden.

Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt een generieke regeling opgenomen, uitgaande van de vigerende regelingen:

  • goothoogte bedrijfsgebouwen 6 m, bouwhoogte bedrijfsgebouwen 12 m;
  • goothoogte bedrijfswoningen 6 m, bouwhoogte bedrijfswoningen 9 m;
  • mestsilo's bouwhoogte 8,5 m, maximaal 10.000 m³ in het LOG en maximaal 5.000 m³ in AW-L1, AW-L2 en AW-NL;
  • overige silo's (voedersilo's, warmtebuffers) bouwhoogte 15 m.

Om in te kunnen spelen op nieuwe duurzame technologische en bouwkundige ontwikkelingen in de agrarische sector, wordt voor het LOG een afwijkingsbevoegdheid in het plan opgenomen op basis waarvan onder voorwaarden de toegestane maatvoeringen kunnen worden vergroot om innovatieve stallen (bijvoorbeeld serrestallen) of silo's (bijvoorbeeld voor mestvergisting) mogelijk te maken of intensieve veehouderij als dit nodig is in het kader van milieuwetgeving of dierenwelzijn.

Paardenbakken

Paardenbakken voor hobbymatig gebruik zijn binnen het bouwvlak bij recht toegestaan, met een maximale oppervlakte van 800 m². In de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 kunnen, mits er binnen het bouwvlak geen ruimte is, buiten en aansluitend aan het bouwvlak, paardenbakken via afwijking worden toegestaan. Bij de situering van paardenbakken dient rekening te worden gehouden met aanwezige bebouwing en woningen van derden (minimale afstand 25 m). Lichtmasten zijn binnen het bouwvlak tot 8 m toegestaan.

Bedrijfswoning

De bestaande, legaal aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd en de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 800 m³ bedragen. Indien er meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn wordt dat middels een maatvoeringaanduiding op de plankaart aangegeven.

In lijn met de vigerende regeling wordt via een wijzigingsbevoegdheid de bouw van een eerste bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Voorwaarden voor het toestaan van een eerste bedrijfswoning zijn:

  • er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • er was nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig;
  • er moet sprake zijn van een ruimtelijke concentratie van de woning en agrarische bedrijfsgebouwen;
  • er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder, Wet geurhinder en veehouderij, Wet milieubeheer en Besluit externe veiligheid.

Conform het provinciaal beleid wordt geen mogelijkheid meer opgenomen voor een tweede bedrijfswoning.

Teeltondersteunende voorzieningen (TOV)

In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de provinciale beleidsregels Teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten en de Structuurvisie. Onderstaande is een combinatie van de provinciale regeling (uitgangspunt) gecombineerd met de Structuurvisie. De gemeente Roerdalen neemt de provinciale beleidsregel 'Teeltondersteunende voorzieningen 2011' over, met dien verstande dat:

  • in afwijking van de beleidsregel voor de uitbreiding van de bestemming 'Agrarisch bedrijf' voor tijdelijke TOV, kan worden volstaan met uitbreiding van een onbebouwd gedeelte van de bouwvlak. Voor een onbebouwd bouwvlak wordt op de verbeelding de aanduiding 'geen gebouwen' opgenomen. Uitgangspunten zijn dat ter plaatse van de aanduiding geen gebouwen aansluitend aan het bestaande bouwvlak worden gerealiseerd en dat sprake is van de verplichte landschappelijke en ruimtelijke inpassing volgens het 'kwaliteitsmenu';
  • de tijdelijke TOV ter plaatse van de aanduiding geen gebouwen zijn maximaal 3 m hoog en mogen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn. Bij boogkassen moeten de bogen en het plastic dan wel vergelijkbaar materiaal, na 6 maanden worden verwijderd. Ankers die duurzaam steun vinden in of op de grond en waarmee de bogen worden bevestigd, mogen worden gehandhaafd. Bij bakkenteelt of stellingenteelt moeten de bakken en plastic regenkappen dan wel vergelijkbaar materiaal, na 6 maanden worden verwijderd. Stellingen die duurzaam steun vinden in of op de grond en waaraan de bakken en regenkappen worden bevestigd, mogen worden gehandhaafd;
  • in het LOG mogen op het bouwvlak maximaal 5.000 m² kassen worden opgericht. Op het bouwvlak in de zones AW-L1 en AW-L2 mogen maximaal 2.500 m² kassen worden opgericht. Deze oppervlakte wordt, in combinatie met de ruime mogelijkheden voor tijdelijke TOV, voldoende geacht voor TOV voor de vollegrondstuinbouw. Hiermee wordt voorkomen, dat bedrijven geheel of gedeeltelijk omschakelen naar glastuinbouw/intensieve teelt, dat ten koste kan gaan van het aantrekkelijke buitengebied van Roerdalen. Voor omschakeling is plaats in speciaal aangewezen concentratiegebieden;
  • met uitzondering van kassen is er geen maximale oppervlakte aan tijdelijke TOV op het bouwvlak bepaald. Er is eveneens geen maximale oppervlakte aan TOV op het onbebouwde bouwvlak bepaald. De toegestane oppervlakte van de aanduiding 'geen gebouwen' is afhankelijk van de aard en omvang van de TOV, de kernwaarden van de omgeving en mate van compensatie van de omgevingskwaliteit. In zijn algemeenheid moet rekening worden gehouden dat geen sprake is van nieuwvestiging van of omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf. Het gaat dan om een agrarisch bedrijf, waarbij de vollegrondstuinbouw steeds minder grondgebonden is. Voor deze bedrijven is plaats in speciaal aangewezen concentratiegebieden;
  • de aanleg van hagelnetten is overal toegestaan, met uitzondering in de landschappelijk meest waardevolle en gevoelige gebieden (AW-NL). Voor de aanleg geldt een landschappelijke en ruimtelijke inpassing conform het 'kwaliteitsmenu'. Voor de aanleg is geen financiële bijdrage verplicht;
  • gebruik van landbouwfolie is overal toegestaan. Er wordt vanuit gegaan dat de aantasting van de omgevingskwaliteiten minimaal is, omdat deze TOV slechts maximaal 6 maanden per jaar zijn toegestaan dan wel aanwezig zijn.

Buitenopslag

Buitenopslag buiten het bouwvlak is in principe niet toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden is het gebruik van landbouwplastic buiten het bouwvlak wel toegestaan. De gemeente Roerdalen heeft bij collegebesluit deze voorwaarden aangegeven. De voorwaarden zijn terug te vinden in Bijlage 6.

6.2.6 Verbetering van de productieomstandigheden

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde

Voor de agrarische sector is het van belang dat de productieomstandigheden, zoals verharde kavelpaden, vlakke bouwgronden en minimale obstructies door bijvoorbeeld watergangen of bomenrijen zo optimaal mogelijk zijn. Verbetering van de productieomstandigheden kunnen de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie aantasten.

Door het opnemen van een vergunningenstelsel voor met name genoemde werken en werkzaamheden, die nodig zijn om de productieomstandigheden te verbeteren, kan een afweging van belangen worden gemaakt. De volgende werken en werkzaamheden worden in de zone AW-L 1 en 2 en AW-NL aan een omgevingsvergunning gekoppeld:

  • het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt en boomteelt;
  • het buiten de bouwblokken aanleggen, verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiter- en andere paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
  • het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het verlagen, vergraven, ophogen, diepwoelen, diepploegen of egaliseren van de bodem;
  • het verwijderen van houtgewas (tenzij nodig voor fruitteelt en boomteelt), het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  • het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.

In de zone AW-NL is in aanvulling op bovenstaande een omgevingsvergunning vereist voor het scheuren of permanent omzetten van grasland in bouwland.

De beoordeling of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk is van geval tot geval verschillend, afhankelijk van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden ter plaatse. Deze waarden zijn per zone (AW-L1, AW-L2 en AW-NL) omschreven in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemmingen en gebaseerd op de Structuurvisie, vigerende bestemmingsplannen en het Groenstructuurplan.

Een omgevingsvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. Dat betekent dat de reguliere agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd door het van toepassing zijnde omgevingsvergunningenstelsel. Graslandverbetering, ruwvoederteelt en daarmee samenhangende grondbewerkingen zijn derhalve niet omgevingsgunningplichtig in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2.

Verder geldt de omgevingsvergunningplicht niet voor activiteiten die plaatsvinden binnen bouwvlakken (met uitzondering van bouwvlakken gelegen binnen archeologisch waardevolle gebieden, beschermingszones van leidingen of waterwingebieden).

Naast de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk kan voor werkzaamheden de Bomenlijst van de gemeente of de Boswet van toepassing zijn.

6.2.7 Nevenfuncties bij agrarische bedrijven

Het bestemmingsplan biedt ruime mogelijkheden voor landbouw met een verbrede doelstelling. Het ontwikkelen van nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf kan extra inkomsten opleveren waardoor het bedrijf ook op langere termijn duurzaam kan worden voortgezet en er minder sprake is van afname van het aantal bedrijven. Behoud van agrarische bedrijven is van belang voor het beheer en onderhoud van het agrarisch cultuurlandschap, de instandhouding van het agrarische karakter van de bedrijfsgebouwen en de economische vitaliteit (het beperken/tegengaan van krimp). Nevenfuncties kunnen bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de recreatieve sector, zorg of natuurbeheer wat eveneens bijdraagt aan de economische vitaliteit en behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.

In de structuurvisie 'Roerdalen 2030' is bepaald welk type nevenfuncties in de verschillende zones wenselijk is (zie paragraaf 2.3 zonering). In tabel 6.1 is aangegeven welke nevenactiviteiten op agrarische bedrijven in het bestemmingsplan rechtstreeks, dan wel via afwijking toelaatbaar worden gesteld.

Tabel 6.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten bij recht ter plaatse van agrarische bouwvlakken en bij de bestemming Wonen

  bestemming     maximaal aantal m²  
  A - LOG   AW-L 1   AW-L 2   AW-NL   W-BG en W-BG-vbb3)   bebouwing   gebruik  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
verkoop-aan-huis van lokaal geproduceerde producten 4)   R   R   R   R   *   bestaand   100 m²  
agrarische educatie, duurzaamheid en innovatie   A   A   A   A   *   bestaand    
overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten   A   A   A   A   *   bestaand    
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
kleinschalig beroep- aan-huis   R   R   R   R   R   bestaand   max. 1/3 van de woning  
kleinschalig bedrijf-aan-huis   A   A   A   A   A   bestaand   max. 1/3 van de woning  
inpandige opslag en stalling van goederen   *   *   A   A   A   bestaand   max 500 m², niet in kassen  
overige bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten   *   *   A   *   *   bestaand    
activiteiten gericht op recreatie, toerisme en zorg  
bed & breakfast   *   R   *   R   R   bestaand   max. 8 slaapplaatsen en 3 kamers  
kleinschalig kamperen (boerderijcamping)   *   A   *   A   A, alleen bij vbb     max. 40 plaatsen²)  
educatie gekoppeld aan recreatie   *   A   *   A   A, alleen bij vbb   bestaand    
paardenbak   R   )   R   R   A   *   ¹)  
overige recreatieve functies/agrotoerisme en zorg   *   A   *   A   A, alleen bij vbb   bestaand    
overige dienstverlening  
groene en blauwe diensten (agrarisch natuurbeheer buiten het bouwvlak)   *   R   *   R   R      

* Niet toegestaan.

R Bij recht toegestaan.

A Via afwijking mogelijk.

vbb Ter plaatse van de aanduiding voormalige bedrijfsbebouwing

  • 1. Indien binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte is, kan via afwijking in de zone AW-L1 een paardenbak buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het oppervlak bedraagt ten hoogste 800 m;
    • 2. ze worden gerealiseerd op een afstand van ten minste 25 m van woningen van derden;
    • 3. voorzien moet worden in een passende landschappelijke inpassing.
  • 2. Alleen in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
  • 3. Deze regeling geldt zowel voor Wonen als voor Wonen-Vrijkomende bedrijfsbebouwing (W-vbb). Bij W-vbb geldt aanvullend dat de bestaande nevenactiviteiten bij omzetting mogen worden voortgezet. Voor het starten van nieuwe activiteiten in de vrijgekomen bedrijfsbebouwing (vbb) dient gebruikgemaakt te worden van de regeling vervolgfuncties of de afwijkingsmogelijkheid voor vbb in de bestemming Wonen.
  • 4. het betreft verkoop van lokaal geproduceerde producten van zelfgeproduceerde of uit de regio afkomstige producten.

Ten behoeve van nevenfuncties zijn de bouwregels overeenkomstig de agrarische bestemming van toepassing. Dat betekent dat voor nevenactiviteiten gebouwd mag worden, maar bij iedere aanvraag voor omgevingsvergunning beoordeeld wordt of de nevenactiviteiten ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering blijven.

6.2.8 Vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen: toelaatbaarheid vervolgfuncties

Ook in de komende planperiode zal een aantal agrarische bedrijven in het plangebied worden beëindigd. De vrijkomende bedrijfscomplexen in buitengebieden zijn met name in trek voor bewoning, niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, recreatie, zorg en ondergeschikte detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen en horeca. Naast negatieve effecten (risico van aantasting van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid), kan het toestaan van nieuwe economische dragers ook belangrijke kansen bieden voor het actief begeleiden van krimp: verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. De gemeente staat positief tegenover deze ontwikkeling en omschakeling van de agrarische bestemming naar een zogeheten vervolgfunctie is onder voorwaarden mogelijk.

Het type vervolgfunctie dat onder voorwaarden per zone kan worden toegestaan is als volgt:

Tabel 6.2 Vervolgfuncties per zone/agrarische bestemming

gronden grenzend aan de bestemming   vervolgfuncties  
A-LOG   geen  
AW-L1   recreatie, toerisme, zorg en wonen  
AW-L2   bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en categorie 3 bedrijven indien deze qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met categorie 1 en 2 bedrijven en wonen  
AW-NL   recreatie, toerisme, zorg en wonen  

Omschakeling naar de bestemming wonen is alleen toegestaan indien een bedrijfswoning aanwezig is.

Indien door een initiatiefnemer is aangetoond dat een op basis van de Structuurvisie gewenste vervolgfunctie niet mogelijk is, dan kan Wonen Buitengebied als vervolgfunctie worden toegestaan. De mogelijkheden voor vervolgfuncties worden opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarden voor vervolgfuncties worden gebaseerd op het kwaliteitsmenu.

De volgende algemene voorwaarden zijn van toepassing bij vervolgfuncties:

  • vervolgfuncties zijn alleen toegestaan als sprake is van vrijkomende of vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing;
  • bij functieverandering wordt de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd;
  • buitenopslag van goederen en stalling is niet toegestaan;
  • parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • overtollige bebouwing dient zoveel mogelijk gesloopt te worden. Richtlijn hierbij is dat 50% van de bebouwing gesloopt wordt. De exacte hoeveelheid te slopen bebouwing is afhankelijk van de specifieke situatie en het type vervolgfunctie.

Voormalige agrarische bedrijven die reeds functieverandering hebben ondergaan, worden in het bestemmingsplan voorzien van een op het huidige gebruik afgestemde bestemming met een specifieke aanduiding voormalige bedrijfsbebouwing, zodat bekend is dat het hier om een voormalig agrarisch bedrijf gaat. Omdat op deze percelen vaak meer erfbebouwing aanwezig is dan bij de overige functies zoals het wonen, worden op deze voormalige agrarische bedrijfscomplexen ook nevenfuncties toegestaan. Voor de regeling en voorwaarden wordt verwezen naar paragraaf 6.7 Wonen.