direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Beekse Akkers Zuidwest
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Op het voorliggende uitwerkingsplan is een uitwerking ex artikel 3.6 Wro van toepassing. De uitwerking heeft betrekking op het Bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 12 oktober 2017.

De Beekse Akkers 2017 is opgesteld om tot een logische stedenbouwkundige en programmatische woonbuurt van de uitbreidingslocatie De Beekse Akkers te komen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de deelgebieden A) het gebied in de oksel van de Lieshoutseweg en de Oranjelaan, B) het eiland in de bergingsvijver, C) de woonbuurt, Merensteinplein langs de nieuwe aansluiting op de Lieshoutseweg en tot slot D) de zuidwestelijke woonbuurt. Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op het deelgebied D.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01_0001.jpg"

Afbeelding: ligging van uitwerkingsplan in de woonwijk De Beekse Akkers

De begrenzing en verkaveling van het plangebied van de voorliggende uitwerking is aangegeven op de afbeelding ligging en begrenzing plangebied. Binnen de Uitwerkingsplicht Wonen-Uit te werken 2 van het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 worden 42 woningen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01_0002.jpg"

Afbeelding: Ligging en begrenzing plangebied Uitwerkingsplan De Beekse Akkers Zuidwest. (Aan deze afbeelding kunnen qua inrichting geen rechten worden ontleend)

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde, voor zover deze in het vigerende bestemmingplan niet aan de orde komen, c.q. er op basis van het voorgenomen plan een afwijking of frictie bestaat. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.


Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en versterken. Nederland heeft met zijn internationale oriëntatie en open economie een hoog welvaartsniveau opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
2.1.1.1 Conclusie

Aan de ambities en richtlijnen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn opgenomen wordt in de onderhavige
planontwikkeling voldaan.

2.1.2 AMvB Ruimte

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.


Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in de AMvB Ruimte. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

2.1.2.1 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling, en daarmee ook niet strijdig met de AMvB Ruimte.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt alsvolgt:

''De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.''

2.1.3.1 Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking

Het planvoornemen is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking

  • 1. Uit de Regionale Agenda Wonen Zuidoost- Brabant zijn de kwantitatieve regionale woningbouwafspraken 2016-2026 vastgelegd, welke door de provincie worden gereguleerd. Het plan voorziet in een regionale behoefte in de regio De Peel. In deze regio is een benodigde capaciteit van 7405 woningen opgenomen. In Laarbeek is aan capaciteit 685 woningen opgenomen in harde plancapaciteit.
  • 2. Het plan voorziet in de realisatie van in totaal 42 woningen.
  • 3. In de kern Beek en Donk bevinden zich geen potentiële inbreidingslocaties meer of locaties die tot bouwlocatie kunnen worden getransformeerd.
  • 4. De uitbreiding wordt gezien als een voorlaatste afronding van het plan De Beekse Akkers. Het betreft de opvulling van de ruimte tussen de Middenakkerdreef en Rijbroeksedreef. In het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 is een uitgebreide ladderonderbouwing opgenomen in paragraaf 3.1.3 waar zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve woonbehoefte is gemotiveerd.
  • 5. Het plangebied De Beekse Akkers heeft een goede ontsluiting aan de noord- en oostzijde. Met betrekking tot het openbaar vervoer ligt aan de noordzijde (Lieshoutseweg N615) van het plangebied een bushalte/verbinding die het vervoer tussen Eindhoven en Uden regelt (oost-west verbinding). Aan de oostzijde (Oranjelaan) ligt een bushalte/verbinding die het vervoer regelt tussen Helmond en Veghel (noord-zuid verbinding). Verder is het plangebied per fiets goed bereikbaar en zijn diverse fietspaden naar de nabijgelegen winkels en onderwijsvoorzieningen gelegen. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een multimodale ontsluiting van het betreffende plangebied.
2.1.3.2 Conclusie

De voorgenomen uitbreiding betreft een uitwerking van het Bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017, vastgesteld door de gemeenteraad op 12 oktober 2017 en sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Wet ruimtelijke ordening vraagt overheden om hun belangen helder in een structuurvisie te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. De Omgevingsvisie Noord-Brabant is per 14 december 2018 in werking getreden.

Ten aanzien van woningbouw is het volgende beschreven in de Omgevingsvisie. Uitbreiding van het bestaande stedelijk gebied in steden en dorpen is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De komende 10 jaar ligt er een forse woningbouwopgave (ca 120.000 woningen), daarna loopt de woningbouwopgave in omvang terug. De verantwoordelijkheid voor de aanpak van de integrale verstedelijkingsopgave is een samenspel tussen gemeenten, marktpartijen, burgers en provincie. De provincie wil een actieve rol spelen bij deze opgave door:

  • richting te geven (zoals het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik of het periodiek opstellen van prognoses voor de ontwikkeling van de bevolking, de woningbehoefte en werklocaties;

In de Omgevingsvisie is beschreven dat het benutten van het bestaand stedelijk gebied en de invulling van de woningopgave een belangrijke opgave is. Het uitwerken van de wonen - uit te werken bestemming voorziet hierin. Ten aanzien van het plangebied of het planvoornemen is geen ander concreet beleid opgenomen.

2.2.1.1 Conclusie

Het plan voorziet in een woningbehoefte en draagt bij aan het realiseren van de benodigde woningen. Het planvoornemen past daarmee binnen het provinciale beleid.

2.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Een structuurvisie, zoals beschreven in de vorige paragraaf, is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie kan derhalve een Verordening Ruimte opstellen. De provincie Noord-Brabant beschikt over een dergelijke verordening, namelijk de op 14 maart 2014 vastgestelde 'Verordening Ruimte 2014'. Deze verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. Op 1 januari 2019 is de geconsolideerde versie van de Verordening vastgesteld.

Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Volgens de Verordening ruimte maakt het plangebied langs de Laan Rijbroeksedreef deel uit van bestaand stedelijk gebied. Het andere deel van het plangebied is nog onderdeel van het zoekgebied verstedelijking. Het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 heeft het mogelijk gemaakt om dit deelgebied uit te werken naar woningbouw.

2.2.2.1 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat op basis van de Verordening Ruimte Noord-Brabant onderhavig project mogelijk is.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Laarbeek

In de structuurvisie van de gemeente Laarbeek is de visie op de verdere ontwikkeling van de gemeente Laarbeek voor de komende 10 jaar vastgelegd. Deze visie op hoofdlijnen gaat onder meer in op volkshuisvesting.

De woningmarkt is onder het juk van de huidige economische situatie nog nauwelijks in beweging. Op basis van de resultaten van recente lotingen, de input van Woningstichting Laarbeek, diverse projectontwikkelaars en regionale woningmarktonderzoeken is een goed beeld te schetsen van de huidige woningmarkt.

Voor de komende jaren bestaat in Laarbeek de volkshuisvestelijke opgave ondermeer uit het toevoegen van vrijstaande woningen (bij voorkeur zelfbouwkavels) met een maximale perceelsgrootte van 600 m².

Binnen Beek en Donk zijn diverse woningbouwlocaties in ontwikkeling voor in totaal enkele honderden nieuwe woningen. Door dit hoge aantal is sprake van een risico op overcapaciteit. De uitbreiding wordt gezien als een voorlaatste afronding van het plan De Beekse Akkers aan de zuidwestzijde. Deze toevoeging sluit aan bij de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01_0003.png" Afbeelding: Structuurvisie Laarbeek

Het planvoornemen sluit aan bij de structuurvisie Laarbeek. De bouw van de woningen in het plangebied sluit aan bij de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave.

2.3.2 Masterplan De Beekse Akkers

Het Masterplan De Beekse Akkers van september 2005 beschrijft het planconcept van een dorpse uitbreiding met woningen in een groene setting. De wijk dient niet geisoleerd te zijn, maar integraal deel uit te maken van Beek en Donk. Het planconcept komt voort uit de ligging van het plangebied op de overgang van Beek en Donk naar het landschap Het Laar en de Reijbroekseloop. Ten zuiden en westen van het plangebied ligt het landelijk gebied tussen de dorpen Beek en Donk, Aarle-Rixtel en Lieshout. Daarbij spelen een aantal zaken een rol die in het Masterplan zijn uitgewerkt:

  • 1. De planstructuur van de wijk op basis van duurzame landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten.
  • 2. In het ontwerp van de woonwijk dient de landschappelijke en hydrologische situatie leidraad te zijn.
  • 3. Een herkenbaar vormgegeven woongebied op de dekzandgronden.
  • 4. De relatie tussen het woongebied en Beek en Donk.

Samenhang in de ruimtelijke hoofdstructuur

Het planconcept Linten en Parkensnoer onderscheidt een aantal structurerende elementen welke zijn gebaseerd op de kenmerken van de dorpen, op landschapselementen en op de landschappelijke ondergrond. Het Masterplan gaat uit van kenmerkende eigenschappen zoals riante bomenlanen in de stijl en sfeer van de Koppelstraat, groene woonmilieus, brede bermen, hagen en gevarieerde lintbebouwing. Er is een duidelijke hiërarchie waarneembaar in de groenclusters.

  • 1. De Lanen
  • 2. Parkensnoer
  • 3. De Hoeves
  • 4. De Buurten

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01_0004.png"

Afbeelding: Masterplan De Beekse Akkers deelgebieden

Conclusie

Het Masterplan is door de tijd ingehaald. Maar het concept blijft - ondanks de compactere einduitvoering met grondgebonden woningen - gehandghaafd. De structurerende elementen worden verlegd zonder afbreuk te doen aan de aanvankelijke uitgangspunten. De uitgangspunten uit het Masterplan De Beekse Akkers zullen dan ook een verdere uitwerking vinden in de goede stedenbouwkundige en landschappelijke afronding van de wijk.

 

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten

3.1 Onderdeel van het geheel

Het spreekt vanzelf dat de in de toelichting en de verbeelding van het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 opgenomen indicaties van de stedenbouwkundige opzet vrijwel ongewijzigd hun definitieve uitdrukking vinden in het uitwerkingsplan, immers de stedenbouwkundige hoofdopzet was al bekend toen het bestemmingsplan werd opgesteld.

Daarom behoeft de toelichting van het moederplan De Beekse Akkers in dit uitwerkingsplan nauwelijks te worden aangevuld.


Binnen het plangebied worden 42 woningen gerealiseerd. Door invulling van het deelgebied wordt het mogelijk de 'geamputeerde' wijk een kwalitatieve en landschappelijke afronding te geven aan de zuidwestrand van De Beekse Akkers. Het concept 'Linten en parkensnoer" uit het Masterplan 2005 kan nu worden doorgezet vanuit Ter Lijnden en de Blokskampsedreef via de nieuwe woonbuurt naar de landschappelijke zone en het buitengebied. De buurt is onderverdeeld in drie sferen “De Lanen” (rood), 'Woonbuurt 3' (geel) en de 'landschappelijke zone' (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01_0005.jpg"

Afbeelding woonsferen

Navolgend wordt een korte uiteenzetting gegeven van relevante aspecten voor het deelgebied. Voor informatie over de ruimtelijke en planologische context van dit uitwerkingsplan, alsook over de ideeën die aan de verkavelingsopzet ten grondslag liggen, wordt hier verwezen naar het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017.

3.2 Ontsluiting

De toekomstige ontsluitingsstructuur van De Beekse Akkers wordt beschreven in het bestemmingsplan. Het plangebied zelf is gelegen aan de Driessen en Rosenborg die via de Kruisakkerdreef aantakt op de Rijbroeksedreef en Middenakkerdreefl, de hoofdontsluiting van de wijk.

3.3 Bouwhoogte

De bouwhoogte in de woonbuurt bestaat uit één en twee lagen met een kap, waarbij de maximale goothoogte is vastgelegd op 6 meter. Deze bouwhoogte sluit aan op de bouwhoogte van de omringende bestaande bebouwing. Hierdoor ontstaat een overwegend groen en kleinschalig beeld. Voor De Lanen geldt in verband met de statige uitstraling van de woningen dat minimaal voor de helft van de gevel 2 bouwlagen met kap zijn voorgeschreven.

3.4 Typologie en situering

3.4.1 De Lanen

Voor De Lanen geldt als uitgangspunt dat een dorps en sterk gevarieerd beeld wordt gecreëerd met riante bomenlanen in de stijl en sfeer van de bestaande Koppelstraat in Beek. De bebouwing heeft een representatieve zijde met een gevarieerde rooilijn naar de Middenakkerdreef bestaande uit twee vrijstaande woningen. De situering van de woningen is aangegeven door middel van een bouwvlak op de verbeelding.

3.4.2 Woonbuurt 3

De woningen in de woonbuurt 3 staan gegroepeerd rondom een plantsoen of aan de straat. De woningen worden in een eenduidige rooilijn geplaatst. In woonbuurten geldt een minimale rooilijn van 3 meter. De woonbuurt bestaat uit 13 vrijstaande woningen, 1 tweekapper en 19 rijwoningen. Totaal 34 woningen. De situering van de woningen is aangegeven door middel van een bouwvlak op de verbeelding.

3.4.3 Landschappelijke afronding

De zuidwestelijke rand bestaat uit maximaal 6 vrijstaande woningen. Aangrenzend aan dit gebied komt een landschappelijke zone van circa 25 meter breed zonder bebouwingen. Hier wordt een landschappelijke inrichting voorgestaan passend bij de omgeving, die de verbinding maakt met het buitengebied. De bebouwing heeft een representatieve zijde met een gevarieerde rooilijn naar de Kruisakkerdreef en vormt zo de nieuwe dorpsrand. De situering van de woningen is aangegeven door middel van een bouwvlak op de verbeelding.

3.5 Kapvorm- en richting

3.5.1 De Lanen

Omwille van de samenhang en het dorpse karakter van De Lanen zijn alleen zuivere kapvormen toegestaan; zoals zadelkap, schildkap en mansardekap e.d. Vanwege het diverse beeld van De Lanen is een gevarieerde nokrichting noodzakelijk. Om het beeld van rijzige volumes aan De Lanen te versterken heeft het hoofddakvlak een helling tussen de 40 en 60 graden. Deze afwijkende dakhelling is door middel van een maatvoeringsaanduiding aangegeven.

3.5.2 Woonbuurt 3

De sfeer van woonbuurt 3 is geïnspireerd op de traditionalistische architectuurbeweging Haagse School. Als uitgangspunt geldt dat voor de verschillende woningen een uniforme kapvorm gekozen dient te worden. Voor alle bebouwing (hoofdgebouwen, garages) is gekozen voor een zadelkap, schildkap of daarmee vergelijkbaar.

3.5.3 Landschappelijke afronding

Voor de landschappelijke afronding aan de zuidwestrand geldt dat de bebouwing met een kap met een landelijke uitstraling moet worden gerealiseerd. De woningen hebben een individuele uitstraling, wat leidt tot een gevarieerd straatbeeld.

3.6 Stedenbouwkundige accenten

In het plangebied komen stedenbouwkundige accenten voor in de vorm van hoeken van bouwblokken aan de openbare ruimte. Voor de vormgeving van de hoeken van de stedenbouwkundige bouwblokken wordt een tweezijdig georiënteerde bebouwing voorgestaan. De verbijzondering in de bouwmassa van deze hoekwoningen kan plaats vinden in de vorm van het uit de rooilijn schuiven van eindwoningen, een gedraaide kaprichting, een extra bouwlaag of iets hogere kap, etc.

3.7 Aan- en bijgebouwen

Met name achter de woningen zijn substantiële uitbreidingen van de woningen toegestaan. Vanuit stedenbouwkundig opzicht dienen alle aan- en bijgebouwen van ondergeschikte aard te zijn en in architectuur verwant aan de woning. Positionering van de bijgebouwen op de kavel is een belangrijk aspect voor de beleving van “De Lanen” als dorps in een groene setting met doorzichten tussen de woningen. Er moet worden voorkomen dat door het plaatsen van bijgebouwen de woningen aan elkaar vastgroeien, waardoor de transparantie van “De Lanen” verloren gaat. Op een aantal plaatsen zijn daarom tussen de woningen geen bijgebouwen toegestaan. Op de verbeelding is door middel van een aanduiding de locatie van bijgebouwen aangegeven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding zijn bijgebouwen toegestaan.


Bij vrijstaande, vrijstaand geschakelde en geschakelde woningen dient de garage zodanig te worden gesitueerd dat er ruime opstelplaatsen beschikbaar zijn voor tenminste twee auto’s. Dit betekent dat een afstand van 6 meter vanaf de voorste perceelgrens tot aan de garage aan gehouden moet worden. Het aanduidingsvlak waar bijgebouwen zijn toegestaan is op een afstand van 6 meter vanaf de voorste perceelgrens gelegd.

3.8 Erfafscheiding

3.8.1 Soort

Erfafscheidingen vormen de belangrijkste overgangselementen tussen openbaar en privé. In De Beekse Akkers staan daarom, in het kader van de ambitie om een duurzame en sfeervolle woonbuurt te maken, zorgvuldig en mooi afgewerkte erfafscheidingen voorop.

In De Beekse Akkers is gekozen voor een groene erfafscheiding in de vorm van een haag. Dit geldt voor alle erfafscheidingen die grenzen aan de openbare ruimte zoals hoge groene erfafscheiding en erfafscheidingen die gelegen zijn in de voortuin-zone. Voor de overige erfafscheidingen is de keuze vrij. Voor De Lanen geldt een variatie van verschillende groene erfafscheidingen.

3.8.2 Afmeting

De erfafscheiding bij de voortuinen is laag (maximaal 1 m). Waar zij- en achtertuinen aan de openbare ruimte grenzen worden in verband met de privacy hoge erfafscheidingen van maximaal 2 meter toegestaan.

Voor de overgang bij zijtuinen op hoekpercelen van de lage naar de hoge erfafscheiding geldt in principe dat de lage erfafscheiding (minimaal) 2/3 van de zijgevel van de woning beslaat en de hoge erfafscheiding (maximaal) 1/3. Het karakter van de zijgevel als voorgevel (entree, raampartijen) is medebepalend daarbij. Voor de erfafscheidingen grenzend aan de achterpaden, worden in verband met de privacy, hoge erfafscheidingen voorgesteld van maximaal 2 meter.

3.9 Parkeren

Doel is om de parkeerplaatsen dusdanig in te passen dat er een 'leefbare' wijk ontstaat. Daarom zal er een balans moeten worden gevonden tussen de behoefte aan rust, veiligheid en activiteit in de straten. In het plangebied worden diverse vormen van parkeervoorzieningen getroffen op eigen terrein en in openbaar gebied.

Voor de woningen wordt uitgegaan van 3 verschillende parkeernormen verdeeld naar financieringscategorie:

  • Goedkoop: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • Middelduur: 2,2 parkeerplaatsen per woning;
  • Duur: 2,3 parkeerplaatsen per woning.

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met twee opstelplekken op eigen terrein. Het aanbrengen en in standhouden van de 2 parkeerplaatsten op eigen erf is tevens geborgd in de regels. Omdat een garage niet altijd als autostalling wordt gebruikt, wordt deze niet meegeteld in de normering. Ook voor de opstelmogelijkheden op eigen terrein gelden verschillende verdelingen van de parkeernorm afhankelijk van de situering van de opstelplaatsen en de lengte van de oprit. In de openbare ruimte wordt minimaal 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers gerealiseerd. In het plangebied bevinden zich langsparkeerplaatsen.

De parkeerbalans kent in het uitwerkingsgebied parkeerzone 1-4 een overschot van 0 parkeerplaatsen. Er zijn conform de parkeernormen 55 parkeerplekken benodigd, het aanbod aan parkeerplekken bedraagt ook 55 plekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDdbazw-VG01_0006.jpg"

Afbeelding: Parkeerbalans uitwerkingsplan

3.10 Supervisie

Voor het plangebied geldt ook een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan De Beekse Akkers, De Lanen en Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein, gemeente Laarbeek van april 2015 is door middel van nadere eisen gekoppeld aan het bestemmingsplan. In dit beeldkwaliteitsplan zijn onder andere criteria opgesteld op het gebied van architectonische stijl, detaillering en materiaal en kleurgebruik. De verschillende bouwplannen worden in het kader van de welstandstoetsing eerst voorgelegd aan de supervisor, die zal toetsen aan het Uitwerkingsplan en de architectonische uitgangspunten zoals geformuleerd in het beeldkwaliteitplan. De supervisor bewaakt de kwaliteit en samenhang van de plannen en adviseert de welstandscommissie en begeleidt de individuele particuliere bouwplanontwikkeling.

3.11 Water

Voor De Beekse Akkers is in het moederplan het uitgangspunt geformuleerd om een duurzaam watersysteem te realiseren, waarbij het schone hemelwater mogelijk in het plangebied geborgen en geïnfiltreerd wordt. Het vuilwater wordt via een rioolstelsel afgevoerd. Uitgangspunt daarbij is het zo min mogelijk verstoren van het natuurlijke afvoerregime. Er is aansluiting gezocht bij het bestaande waterhuishoudingssysteem in het gebied, waarbij onder andere is gekeken naar de aanwezige hoogteverschillen en de grondwaterstanden.

Voor het plangebied is gekozen voor een bewezen waterhuishoudingssysteem. Daartoe is het plangebied onderverdeeld in twee deelgebieden, te weten het lage oostelijk deel (Masterplan fase 1) en het hogere westelijk plangebied (Masterplan fase 2/3).

Reeds medio 2008 is de aanleg van Beekse Akkers van start gegaan, een deel hiervan is inmiddels aangelegd. De laatste fase van deze ontwikkeling is nog in voorbereiding. In de loop der jaren is afgeweken van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan. Ook zijn in de tussentijd de waterbergingsnormen van het waterschap gewijzigd. Dit heeft ertoe geleid dat het huidige waterhuishoudkundige plan (versie 2), welke dateert van januari 2007, geactualiseerd dient te worden. Hieruit moet blijken of de bestaande + geplande waterberging gezamenlijk voldoet aan de gestelde normen (oud en nieuw) en of de huidige HWA-riolering voldoende capaciteit heeft om het regenwater af te voeren. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten de volgende stappen worden doorlopen:

  • Inventariseren verhard oppervlak
  • Bepalen huidige + toekomstige berging
  • Hydraulische toetsing van het systeem

Bovenstaande punten zijn getoetst en opgenomen in Bijlage 1 waterberging en hydraulische toetsing. De conclusie luidt als volgt: Samenvattend kan worden geconcludeerd dat in de nieuwe situatie de bergingscapaciteit voldoet aan de gestelde eisen. De afvoercapaciteit van het HWA-stelsel voldoet echter niet. Hoewel een nieuwe uitlaat aan de zuidzijde van het gebied wordt gerealiseerd, kan deze niet voorkomen dat voldoende waakhoogte wordt gehaald bij de normbui (bui 8 Leidraad Riolering). Het gaat dan voornamelijk om het oostelijke gebied. Het verwijderen van de voormalige overstort aan de Oranjelaan (L3) heeft zijn weerslag op de afvoercapaciteit van het stelsel.

De memo Waterberging en hydraulische toetsing is voorgelegd aan het Waterschap Aa en Maas. Het waterschap is akkoord met de voorwaarde van het opnemen van een kwalitatieve verplichting in de regels van het uitwerkingsplan, waarbij de woningen niet in gebruik genomen mogen worden, alvorens een waterberging van 613 m3 in of in de directe nabijheid van het plangebied is gerealiseerd.


Riolering

Voor het plangebied zal een gescheiden stelsel worden aangelegd. Omdat de gronden in fase 1 voor een groot gedeelte opgehoogd moeten worden en dat aldaar alleen gewerkt kan worden met een gesloten rioleringsbuis wordt hier geen IT-riool toegepast.


DWA-stelsel:

In het plangebied wordt uitgegaan van de aanleg van een vrij-verval-systeem.


HWA-stelsel:

Het HWA-stelsel zal zoveel mogelijk lozen op het retentiebekken en op de watergangen.

3.12 Kwaliteitsverbetering landschap

Alvorens de bestemming Wonen - Uit te werken 2 wordt uitgewerkt dient, ter plaatse van de aanduiding 'groen', de gezamenlijke gronden, voor een oppervlakte van ten minste 4775 m2 uitsluitend bestemd te worden voor groenvoorzieningen, hobbymatige dierenweide en boomgaard. Door optimalisatie van de 6 vrije kavels aan de zuidwestelijke rand is de verdeling van de groenvoorziening in de buurt iets gewijzigd. De landschappelijke zone achter de vrijstaande woningen is iets versmald. In totaal voldoet de bestemming Groen in het Uitwerkingsplan aan de minimale oppervlakte van 4775 m2.

Voor het uitwerkingsplan is tevens het bepaalde in lid 4.5.3 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap, van toepassing. De gemeente geeft door middel van haar Landschapsinvesteringsregeling (LIR) invulling aan artikel 3.2 van de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant. In deze LIR heeft de gemeente opgenomen dat de kwaliteitsverbetering in of nabij het woningbouwplan (waaruit de gelden worden gegenereerd) dient plaats te vinden. Het is echter onlogisch om deze kwaliteitsverbetering te laten plaatsvinden op de gronden van ontwikkelaars. Vandaar dat de gemeente nu bezig is met de combinatie van waterberging en kwaliteitsverbetering landschap direct aan de zuidzijde van het plangebied. Artikel 4.5.3 lid b geeft de mogelijkheid om te bouwen mits binnen twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning uitvoering wordt gegeven aan de landschapsmaatregelen.

Hoofdstuk 4 Juridische planopzet

Op het voorliggende uitwerkingsplan is een uitwerking ex artikel 3.6 Wro van toepassing. De uitwerking heeft betrekking op: Het Bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 12 oktober 2017. Krachtens artikel 3.6 onder 3 Wro maken de regels van dit uitwerkingsplan deel uit van het bestemmingsplan.

Derhalve is in deze uitwerking naast de regels alleen de naam waaronder het plan kan worden aangehaald vastgelegd. Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan "De Beekse Akkers 2017".

Hieronder volgt de toelichting op de verschillende bestemmingen binnen het plangebied van het uitwerkingsplan.

Artikel 2 Groen

De landschappelijke zone die de verbinding maakt tussen de woonbuurten en het buitengebied is bestemd als Groen. Voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan. Ook parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen, alsmede voorzieningen voor water en van openbaar nut mogen worden gerealiseerd. Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

Zowel woonstraten als en voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan. Ook parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen, alsmede voorzieningen van openbaar nut mogen worden gerealiseerd. Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 4 Wonen
Naast vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengesloten woningen biedt de bestemming tevens ruimte aan beroepsmatige activiteiten aan huis en aan tuinen, erven en bijgebouwen. Binnen de bestemming zijn de bebouwingsvlakken voor de hoofdbebouwing aangegeven, almede aanduidingen voor bijgebouwen, die via de regels bepalen welke de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden zijn, zoals die gelden ten aanzien van de situering van de woningen, de bouwhoogte en de situering van bijgebouwen.

Door middel van een voorwaardelijke verplichting en parkeren op eigen erf is het parkeren geregeld. Door middel van een voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap is de aanleg van nieuw landschap geregeld. Door middel van een voorwaardelijke verplichting waterberging is de toekomstige waterberging geregeld.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Deze regel is opgenomen om ondergeschikte bouwdelen zoals overstekende daken die over de grens van het bouwvlak heen steken toe te staan. Mits de overschrijding niet meer dan 0,8 meter bedraagt.

Artikel 7 Overige regels

In dit artikel, lid 9 wordt aangegeven welke regels van het moederplan onverkort van toepassing zijn binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan.

Artikel 8 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Het tweede lid gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Formele ter inzage legging

5.1 Zienswijzen

Conform de procedureregels in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het ontwerpbesluit tot uitwerking van het gebied met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Het ontwerp-Uitwerkingsplan heeft ter inzage gelegen van maandag 21 oktober 2019 tot maandag 2 december 2019. Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om binnen genoemde termijn schriftelijk of mondeling zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Een aanpassing aan een bouwvlak naar aanleiding van een gewijzigd bouwplan en een voorwaardelijke verplichting voor de aanleg en instandhouding van de nieuwe waterberging in overleg met het Waterschap Aa en Maas is ambtshalve verwerkt.