direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Beekse Akkers - Blokskampse- en Rijbroeksedreef
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Op het voorliggende uitwerkingsplan is een uitwerking ex artikel 3.6 Wro van toepassing. De uitwerking heeft betrekking op het Bestemmingsplan De Beekse Akkers, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 2008, onherroepelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 1 september 2008, nr. 1381292. Ten behoeve van de realisering van de nieuwe woonwijk ten zuiden van Beek en Donk is voornoemd bestemmingsplan De Beekse Akkers opgesteld. Het bestemmingsplan heeft een globaal karakter voor het gehele plangebied, uitgezonderd deelplan 1a. Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op een deel van fase 1c.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0001.png"

Afbeelding: Buurten Masterplan De Beekse Akkers

Door de economische moeilijke jaren is de snelheid van de woningbouw afgenomen. Dit heeft tot gevolg dat ook voor De Beekse Akkers de ontwikkeling trager is gegaan dan aanvankelijk was beoogd. Inmiddels is de planvorming van het deelplan, bestaande uit wonen aan “De Lanen”, zover gevorderd dat het kan worden uitgewerkt in gedetailleerde bestemmingen.

De begrenzing van het plangebied van de voorliggende uitwerking is aangegeven op de afbeelding ligging en begrenzing plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0002.jpg"

Afbeelding: Ligging en begrenzing plangebied Uitwerkingsplan Blokskampsedreef

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde, voor zover deze in het vigerende bestemmingplan niet aan de orde komen, c.q. er op basis van het voorgenomen plan een afwijking of frictie bestaat. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.


Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en versterken. Nederland heeft met zijn internationale oriëntatie en open economie een hoog welvaartsniveau opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
2.1.1.1 Conclusie

Aan de ambities en richtlijnen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn opgenomen wordt in de onderhavige
planontwikkeling voldaan.

2.1.2 AMvB Ruimte

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.


Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in de AMvB Ruimte. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

2.1.2.1 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling, en daarmee ook niet strijdig met de AMvB Ruimte.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • a. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • b. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

2.1.3.1 Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking

Het planvoornemen is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking

  • 1. Uit de Regionale Agenda Wonen Deel A van 26 november 2014 zijn de kwantitatieve regionale woningbouwafspraken 2014-2024 vastgelegd. Voor de periode 2014 - 2024 wordt daarin aangegeven dat voor Laarbeek de netto toe te voegen woningen aan de bestaande woningvoorraad in totaal 1.070 bedraagt. Daarmee voorziet het plan ook in een regionale behoefte.
  • 2. Het plan voorziet in de realisatie van in totaal 55 woningen.
  • 3. Volgens de Verordening Ruimte 2014 maakt het plangebied deel uit van bestaand stedelijk gebied. Met de voorgenomen stedelijke invulling van het gebied wordt optimaal gebruik gemaakt van het gebied en wordt geen extra beslag gelegd op gronden in het landelijk gebied. Door het optimaal inrichten van het plangebied wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling.
  • 4. In de kern Beek en Donk bevinden zich geen potentiële inbreidingslocaties meer of locaties die tot bouwlocatie kunnen worden getransformeerd.
  • 5. De uitbreiding wordt gezien als een voorlaatste afronding van het plan De Beekse Akkers. Het betreft de opvulling van de ruimte tussen de Middenakkerdreef en Rijbroeksedreef, het uitwerken van een deel van het moederplan gelegen aan de kop van de Blokskampsedreef en een aanpassing van een deel van het uitwerkingsplan De Beekse Akkers fase 1.
  • 6. Het plangebied De Beekse Akkers heeft een goede ontsluiting aan de noord- en oostzijde. Met betrekking tot het openbaar vervoer ligt aan de noordzijde (Lieshoutseweg N615) van het plangebied een bushalte/verbinding die het vervoer tussen Eindhoven en Uden regelt (oost-west verbinding). Aan de oostzijde (Oranjelaan) ligt een bushalte/verbinding die het vervoer regelt tussen Helmond en Veghel (noord-zuid verbinding). Verder is het plangebied per fiets goed bereikbaar en zijn diverse fietspaden naar de nabijgelegen winkels en onderwijsvoorzieningen gelegen. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een multimodale ontsluiting van het betreffende plangebied.
2.1.3.2 Conclusie

De voorgenomen uitbreiding betreft een uitwerking van het Bestemmingsplan De Beekse Akkers, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2008 en sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening vraagt overheden om hun belangen helder in een structuurvisie te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft en hoe zij deze wil realiseren voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040.

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.

De kern Beek en Donk en de uitbreidingswijk De Beekse Akkers valt onder “kernen in landelijke gebieden”.

De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van “migratiesaldo-nul”. Er is daarnaast ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen.

Uit de Regionale Agenda Wonen Zuidoost- Brabant zijn de kwantitatieve regionale woningbouwafspraken 2016-2026 vastgelegd, welke door de provincie worden gereguleerd. Het plan voorziet in een regionale behoefte in de regio De Peel. In deze regio is een benodigde capaciteit van 7405 woningen opgenomen. In Laarbeek is aan capaciteit 685 woningen opgenomen in harde plancapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0003.jpg"

Afbeelding; Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014

2.2.1.1 Conclusie

Het plan voorziet in een regionale behoefte en draagt bij het realiseren van de benodigde woningen. Het planvoornemen past daarmee binnen het provinciale beleid.

2.2.2 Verordening Ruimte 2014

Een structuurvisie, zoals beschreven in de vorige paragraaf, is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie kan derhalve een Verordening Ruimte opstellen. De provincie Noord-Brabant beschikt over een dergelijke verordening, namelijk de op 14 maart 2014 vastgestelde 'Verordening Ruimte 2014'. Deze verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. Op 1 januari 2017 is de geconsolideerde versie van de Verordening vastgesteld.

Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Het plangebied is op de plankaart bij de verordening aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Stedelijke ontwikkeling als hoofdregel is alleen mogelijk binnen vastgesteld bestaand stedelijk gebied. Dit is opgenomen om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen. Met de voorgenomen stedelijke invulling van het gebied wordt optimaal gebruik gemaakt van het gebied en wordt geen extra beslag gelegd op gronden in het landelijk gebied. Door het optimaal inrichten van het plangebied wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling.

2.2.2.1 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat op basis van de Verordening Ruimte 2014 onderhavig project mogelijk is.

2.3 Structuurvisie Laarbeek 2010 - 2020

In de structuurvisie van de gemeente Laarbeek is de visie op de verdere ontwikkeling van de gemeente Laarbeek voor de komende 10 jaar vastgelegd. Deze visie op hoofdlijnen gaat onder meer in op volkshuisvesting.

De woningmarkt is onder het juk van de huidige economische situatie nog nauwelijks in beweging. Op basis van de resultaten van recente lotingen, de input van Woningstichting Laarbeek, diverse projectontwikkelaars en regionale woningmarktonderzoeken is een goed beeld te schetsen van de huidige woningmarkt.

Voor de komende jaren bestaat in Laarbeek de volkshuisvestelijke opgave ondermeer uit het toevoegen van vrijstaande woningen (bij voorkeur zelfbouwkavels) met een maximale perceelsgrootte van 600 m².

Binnen Beek en Donk zijn diverse woningbouwlocaties in ontwikkeling voor in totaal enkele honderden nieuwe woningen. Door dit hoge aantal is sprake van een risico op overcapaciteit. De uitbreiding wordt gezien als een voorlaatste afronding van het plan De Beekse Akkers. Het betreft de opvulling van de ruimte aan de Blokskampsedreef. Deze toevoeging sluit aan bij de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0004.png" Afbeelding: Structuurvisie Laarbeek

2.3.1 Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij de structuurvisie Laarbeek. De bouw van de woningen in het plangebied sluit aan bij de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten

3.1 Onderdeel van het geheel

Het spreekt vanzelf dat de in de toelichting en de verbeelding van het moederplan opgenomen indicaties van de stedenbouwkundige opzet vrijwel ongewijzigd hun definitieve uitdrukking vinden in het uitwerkingsplan, immers de stedenbouwkundige hoofdopzet was al bekend toen het moederplan werd opgesteld.

Daarom behoeft de toelichting van het moederplan De Beekse Akkers in dit uitwerkingsplan nauwelijks te worden aangevuld.

Dit uitwerkingsplan heeft voor een gedeelte betrekking op uit te werken woondoeleinden 2 (WU-2, noordelijke gedeelte) en voor een gedeelte op uit te werken woondoeleinden 4 (WU-4, zuidelijke gedeelte). Het betreft de woningen welke zijn gelegen aan de Blokskampsedreef.

De woningen die aan de oostkant van het plangebied zijn gepland vallen deels in het Uitwerkingsplan 3, Isidorusplein. De voorziene rijwoningen vallen binnen het uitwerkingsgebied van dit plan. De voorziene tweekapper is gelegen in een gebied dat deel uitmaakt van het moederplan en nog uitgewerkt dient te worden.

Uitwerkingsplan 3 wordt deels aangepast omdat het woningtype ''rijwoningen'' dat is voorzien op de locatie niet past binnen de regels van dit uitwerkingsplan. Om de ontwikkeling van het gehele perceel, gelegen aan de oostkant van het plangebied, mogelijk te maken wordt voor de tweekapper het moederplan uitgewerkt en voor de rijwoningen wordt het Uitwerkingsplan 3 aangepast. Dit wordt mogelijk gemaakt middels het voorliggende uitwerkingsplan.

Aan de noordkant van het plangebied zijn de woningen aan de Rijbroeksedreef gelegen binnen het Uitwerkingsplan De Beekse Akkers fase 1 welke 7 jaar oud is. Destijds is een definitief, erg gedetailleerd, architectuur plan vastgesteld voor de bouw van de woningen. De voorziene woningen zijn echter nooit ontwikkeld. Voor de locatie is er daarom voor gekozen om de woningen door particulieren te laten ontwikkelen, dit is niet mogelijk binnen de kaders De Beekse Akkers fase 1. Omdat destijds exact is vastgelegd wat voor soort woningen er mochten komen. Om ruimte te bieden aan de particuliere ontwikkeling en daarmee aan een ander woningbouwprogramma wordt het Uitwerkingsplan De Beekse Akkers fase 1 aangepast. Het betreft alleen aanpassingen van de nog niet gerealiseerd woningen die direct gelegen zijn aan de Rijbroeksedreef en Blokskampsedreef.

Het deelplan is een gedeeltelijke uitwerking van het moederplan en aanpassingen van gedeeltes van eerder uitgewerkte plannen. In het moederplan is het geheel beschreven. Navolgend wordt een korte uiteenzetting gegeven van relevante aspecten voor het deelgebied. Voor informatie over de ruimtelijke en planologische context van dit uitwerkingsplan, alsook over de ideeën die aan de verkavelingsopzet ten grondslag liggen, wordt hier verwezen naar het bestemmingsplan De Beekse Akkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0005.jpg"

Afbeelding: Verkaveling uitwerkingsplan De Beekse Akkers - Blokskampse- en Rijbroeksedreef

3.2 Ontsluiting

De toekomstige ontsluitingsstructuur van De Beekse Akkers wordt beschreven in het bestemmingsplan. Het plangebied zelf is gelegen aan de Blokskampsedreef en Rijbroeksedreef. De Blokskampsedreef is aangesloten op de Oranjelaan, die als hoofdontsluiting van het plangebied zal dienen.

3.3 Bouwhoogte

Om het beeld van stevige robuuste volumes te creëren, geldt in De Lanen de dominante bouwhoogte van 2 bouwlagen met kap.

Vrijstaande woningen en twee onder één kap woningen hebben een goothoogte van maximaal 6 meter. Maximaal 50% van de gevellengte kan worden verlaagd tot een goothoogte van minimaal 5,5 meter.

3.4 Typologie en situering

Binnen het plangebied is het beeld, zoals dat langs De Lanen ervaren wordt, bepaald door vrijstaande, twee-onder-één-kap woningen en rijwoningen. Om de gewenste variatie in De Lanen te kunnen bewerkstelligen komen nooit meer dan twee van dezelfde typologie naast elkaar voor. Het toepassen van diepe voortuinen versterkt het groene karakter van De Lanen. Om het gewenste groene en gevarieerde beeld te krijgen wordt een gevarieerde rooilijn voorgesteld tussen de 2,90 meter en 7 meter vanuit de perceelsgrens. Vóór de rooilijn zijn door middel van een vrijstelling aanbouwen (erkers en entrees) toegestaan. Deze is maximaal 1,25 m diep maar mag de voorerfgrens niet dichter naderen dan 4 meter. De situering van de woningen is aangegeven door middel van een bouwvlak op de verbeelding.

3.5 Kapvorm- en richting

Omwille van de samenhang en het dorpse karakter van De Lanen zijn alleen zuivere kapvormen toegestaan; zoals zadelkap, schildkap en mansardekap e.d. Vanwege het diverse beeld van De Lanen is een gevarieerde nokrichting noodzakelijk. Om het beeld van rijzige volumes aan De Lanen te versterken heeft het hoofddakvlak een helling tussen de 40 en 60 graden.

Deze afwijkende dakhelling is door middel van een maatvoeringsaanduiding aangegeven.

3.6 Stedenbouwkundige accenten

In het plangebied komen stedenbouwkundige accenten voor in de vorm van hoeken van bouwblokken aan de openbare ruimte. Voor de vormgeving van de hoeken van de stedenbouwkundige bouwblokken, die georiënteerd zijn op het openbaar gebied, wordt een tweezijdig georiënteerde bebouwing voorgestaan. Een hoekwoning heeft altijd twee straatgevels behandeld als "voorgevels". Tweezijdige hoeken hebben het voordeel dat er een optimale sociale controle op de openbare ruimte ontstaat, schuttingen in zijtuinen die het straatprofiel verstoren worden voorkomen, evenals inkijk op achterkanten van woningen.

De verbijzondering in de bouwmassa van deze hoekwoningen kan plaats vinden in de vorm van het uit de rooilijn schuiven van eindwoningen, een gedraaide kaprichting, een extra bouwlaag of iets hogere kap, etc.

3.7 Aan- en bijgebouwen

Met name achter de woningen zijn substantiële uitbreidingen van de woningen toegestaan. Vanuit stedenbouwkundig opzicht dienen alle aan- en bijgebouwen van ondergeschikte aard te zijn en in architectuur verwant aan de woning. Positionering van de bijgebouwen op de kavel is een belangrijk aspect voor de beleving van “De Lanen” als dorps in een groene setting met doorzichten tussen de woningen. Er moet worden voorkomen dat door het plaatsen van bijgebouwen de woningen aan elkaar vastgroeien, waardoor de transparantie van “De Lanen” verloren gaat. Op een aantal plaatsen zijn daarom tussen de woningen geen bijgebouwen toegestaan. Op de verbeelding is door middel van een aanduiding de locatie van bijgebouwen aangegeven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding zijn bijgebouwen toegestaan.

Bij vrijstaande, vrijstaand geschakelde en geschakelde woningen dient de garage zodanig te worden gesitueerd dat er ruime opstelplaatsen beschikbaar zijn voor tenminste twee auto’s. Dit betekent dat een afstand van 6 meter vanaf de voorste perceelgrens tot aan de garage aan gehouden moet worden. Het aanduidingsvlak waar bijgebouwen zijn toegestaan is op een afstand van 6 meter vanaf de voorste perceelgrens gelegd.

3.8 Erfafscheiding

3.8.1 Soort

Erfafscheidingen vormen de belangrijkste overgangselementen tussen openbaar en privé. In De Beekse Akkers staan daarom, in het kader van de ambitie om een duurzame en sfeervolle woonbuurt te maken, zorgvuldig en mooi afgewerkte erfafscheidingen voorop.

In De Beekse Akkers is gekozen voor een groene erfafscheiding in de vorm van een haag. Dit geldt voor alle erfafscheidingen die grenzen aan de openbare ruimte zoals hoge groene erfafscheiding en erfafscheidingen die gelegen zijn in de voortuin-zone. Voor de overige erfafscheidingen is de keuze vrij. Voor De Lanen geldt een variatie van verschillende groene erfafscheidingen.

3.8.2 Afmeting

De erfafscheiding bij de voortuinen is laag (maximaal 1 m). Waar zij- en achtertuinen aan de openbare ruimte grenzen worden in verband met de privacy hoge erfafscheidingen van maximaal 2 meter toegestaan.

Voor de overgang bij zijtuinen op hoekpercelen van de lage naar de hoge erfafscheiding geldt in principe dat de lage erfafscheiding (minimaal) 2/3 van de zijgevel van de woning beslaat en de hoge erfafscheiding (maximaal) 1/3. Het karakter van de zijgevel als voorgevel (entree, raampartijen) is medebepalend daarbij. Voor de erfafscheidingen grenzend aan de achterpaden, wordt in verband met de privacy, hoge erfafscheidingen voorgesteld van maximaal 2 meter.

3.9 Parkeren

Doel is om de parkeerplaatsen dusdanig in te passen dat er een 'leefbare' wijk ontstaat. Daarom zal er een balans moeten worden gevonden tussen de behoefte aan rust, veiligheid en activiteit in de straten. In het plangebied worden diverse vormen van parkeervoorzieningen getroffen op eigen terrein en in openbaar gebied.

Voor de woningen wordt uitgegaan van 3 verschillende parkeernormen verdeeld naar financieringscategorie:

  • Goedkoop: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • Middelduur: 2,2 parkeerplaatsen per woning;
  • Duur: 2,3 parkeerplaatsen per woning.

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met waar mogelijk twee opstelplekken op eigen terrein. Omdat een garage niet altijd als autostalling wordt gebruikt, wordt deze niet meegeteld in de normering. Ook voor de opstelmogelijkheden op eigen terrein gelden verschillende verdelingen van de parkeernorm afhankelijk van de situering van de opstelplaatsen en de lengte van de oprit. In de openbare ruimte wordt minimaal 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers gerealiseerd. In De Lanen bevinden zich langsparkeerplaatsen.

De parkeerbalans kent in het gehele uitwerkingsgebied een overschot van 12 parkeerplaatsen. Er zijn conform de parkeernormen 63 parkeerplekken benodigd, het aanbod aan parkeerplekken bedraagt 75 plekken. Het aantal extra parkeerplekken kan worden gebruikt door de bezoekers van de woningen die zijn gelegen bij de entree vanaf de Oranjelaan op de Blokskampsedreef. In dit gedeelte van het uitwerkingsplan is sprake van een tekort aan parkeerplaatsen. Dit tekort kan dus worden opgevangen door het overschot aan parkeerplaatsen in de rest van het uitwerkingsgebied. Het aantal extra parkeerplekken in het uitwerkingsplan zijn ook bedoeld om de tekorten aan parkeerplekken in de naastgelegen buurten Ter Boort (ten noorden en oosten van het uitwerkingsgebied) en Malborg (ten zuiden van het uitwerkingsgebied) op te vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPUBDblokskampsedr-VG01_0007.jpg"

Afbeelding: Parkeerbalans uitwerkingsplan

3.10 Supervisie

Voor het plangebied geldt ook een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan De Beekse Akkers De Lanen is door middel van nadere eisen gekoppeld aan het bestemmingsplan. In dit beeldkwaliteitsplan zijn onder andere criteria opgesteld op het gebied van architectonische stijl, detaillering en materiaal en kleurgebruik. De verschillende bouwplannen worden in het kader van de welstandstoetsing eerst voorgelegd aan de supervisor, die zal toetsen aan het Uitwerkingsplan en de architectonische uitgangspunten zoals geformuleerd in het beeldkwaliteitplan. De supervisor bewaakt de kwaliteit en samenhang van de plannen en adviseert de welstandscommissie en begeleidt de individuele particuliere bouwplanontwikkeling.

3.11 Water

Voor De Beekse Akkers is in het moederplan het uitgangspunt geformuleerd om een duurzaam watersysteem te realiseren, waarbij het schone hemelwater mogelijk in het plangebied geborgen en geïnfiltreerd wordt. Het vuilwater wordt via een rioolstelsel afgevoerd. Uitgangspunt daarbij is het zo min mogelijk verstoren van het natuurlijke afvoerregime. Er is aansluiting gezocht bij het bestaande waterhuishoudingssysteem in het gebied, waarbij onder andere is gekeken naar de aanwezige hoogteverschillen en de grondwaterstanden.

Voor het plangebied is gekozen voor een bewezen waterhuishoudingssysteem. Daartoe is het plangebied onderverdeeld in twee deelgebieden, te weten het lage oostelijk deel (Masterplan fase 1) en het hogere westelijk plangebied (Masterplan fase 2/3). Het Uitwerkingsplan 3 vormt een onderdeel van het lage oostelijke deel fase 1. In dit deel van het plangebied wordt gebruik gemaakt van een traditioneel gescheiden riool in combinatie met de aanleg van een retentiebekken.

Retentiebekken

Het retentiebekken (in fase 1) is gerealiseerd op het laagste punt van het plangebied aan de Lieshoutseweg, aan weerszijden van het Berkendijkje. Ondanks het feit dat het aanwezige stelsel qua diameter niet fors is, gaat afvoer van water uit de retentievijver plaats vinden in noordelijke richting. De retentievijver komt op een hoogte te liggen van 13,60 meter, hetwelk een afwatering in noordelijke richting garandeert. De lozing mag niet meer zijn dan in de bestaande situatie plaats vindt. De retentievijver heeft een zodanige omvang dat hierin ook een extreme regenbui kan worden opgevangen. Voor de maatgevende winterperiode zal voor fase 1 een retentievijver worden gerealiseerd met een wateroppervlakte van circa 10.468 m2. Er wordt uitgegaan van een toegestane peilstijging bij T=25 van 0,5 meter. De gemiddelde constante landbouwkundige afvoer van 1,4 l/s/ha.

Grondwater

De afwatering van fase 1 vindt plaats in noordelijke richting. Het noordelijke gedeelte van het plangebied watert af via de Trekgraaf in noordelijke richting en het westelijk gedeelte zal richting de bergingsvijver afwateren.

In het plangebied van Uitwerkingsplan 3 liggen de maaiveldhoogten lager, waardoor grondwaterstanden kunnen worden verwacht die kunnen stijgen tot circa 0,4 meter beneden het maaiveld nabij de sloten. In deze omgeving is ophoging van het terrein en aanleg van aanvullende maatregelen voor de ontwatering noodzakelijk.


Riolering

Voor het plangebied zal een gescheiden stelsel worden aangelegd. Omdat de gronden in fase 1 voor een groot gedeelte opgehoogd moeten worden en dat aldaar alleen gewerkt kan worden met een gesloten rioleringsbuis wordt hier geen IT-riool toegepast.


DWA-stelsel:
In het plangebied wordt uitgegaan van de aanleg van een vrij-verval-systeem.


HWA-stelsel:

Het HWA-stelsel zal zoveel mogelijk lozen op het retentiebekken en op de watergangen.

Hoofdstuk 4 Juridische planopzet

Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemming Wonen- Uit te werken bestemming: W-U2 en W-U4 van het bestemmingsplan "De Beekse Akkers". Krachtens artikel 3.6 onder 3 Wro maken de regels van dit uitwerkingsplan deel uit van het bestemmingsplan.

Derhalve is in deze uitwerking naast de regels alleen de naam waaronder het plan kan worden aangehaald vastgelegd. Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan "De Beekse Akkers".

Hieronder volgt de toelichting op de verschillende bestemmingen binnen het plangebied van het uitwerkingsplan.

Artikel 2 Verkeer - Verblijfsgebied
Zowel woonstraten als en voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan. Ook parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen, alsmede voorzieningen van openbaar nut mogen worden gerealiseerd. Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 3 Wonen
Naast vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengesloten woningen biedt de bestemming tevens ruimte aan beroepsmatige activiteiten aan huis en aan tuinen, erven en bijgebouwen. Binnen de bestemming zijn de bebouwingsvlakken voor de hoofdbebouwing aangegeven, almede aanduidingen voor bijgebouwen, die via de regels bepalen welke de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden zijn, zoals die gelden ten aanzien van de situering van de woningen, de bouwhoogte en de situering van bijgebouwen.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 5 Algemene bouwregels

Deze regel is opgenomen om ondergeschikte bouwdelen zoals overstekende daken die over de grens van het bouwvlak heen steken toe te staan. Mits de overschrijding niet meer dan 0,8 meter bedraagt.

Artikel 6 Overige regels

In dit artikel, lid 6.1 wordt aangegeven welke regels van het moederplan onverkort van toepassing zijn binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan.

Artikel 7 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Het tweede lid gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 8 Slotregel

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Formele ter inzage legging

5.1 Zienswijzen

Conform de procedureregels in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is het ontwerpbesluit tot uitwerking van het gebied met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om binnen genoemde termijn schriftelijk of mondeling zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.

Direct na de beroepstermijn zal, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking treden.