direct naar inhoud van Artikel 6 Centrum
Plan: BP Kom Mariahout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPMHkommariahout-C001

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn, algemeen binnen het bestemmingsvlak, bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het uitvoeren van beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw:
  • c. maatschappelijke dienstverlening;
  • d. zakelijke dienstverlening;
  • e. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
  • f. doeleinden van openbaar nut.

6.1.2 Specifieke aanduidingen

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn daarnaast, ter plaatse van de aanduidingen binnen het bestemmingsvlak, specifiek bestemd voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel, met dien verstande dat een verkooppunt voor motorbrandstoffen niet is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': horeca van categorie I;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': horeca van categorie II, met uitzondering van een discotheek;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven': het uitoefenen van industriële en ambachtelijke bedrijven en groothandelsbedrijven, maar uitsluitend met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  • 1. het mag uitsluitend gaan om één van de volgende typen bedrijven:
  • groothandelsbedrijven;
  • bedrijven, waarvan de activiteiten onder de algemene regels uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) vallen;
  • bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • 2. het mag niet gaan om de volgende bedrijven:
  • bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) (geluidhinderlijke bedrijven);
  • detailhandelsbedrijven, behalve een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of bewerkte goederen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': verkooppunt van motorbrandstoffen, uitgezonderd de verkoop van lpg, inclusief daaraan inherente detailhandel.

6.1.3 Voorwaarden uitoefening functies

Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functies geldt het volgende:

  • a. de functie wonen mag als hoofdactiviteit slechts in het hoofdgebouw plaatsvinden, terwijl beroepsmatige activiteiten zowel in het hoofdgebouw als de daarbij behorende bijgebouwen zijn toegelaten, met dien verstande dat:
  • 1. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • 2. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van hoofdgebouw en de bijgebouwen samen voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten mag worden benut;
  • 3. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • 4. detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met de uitoefening van beroepsmatige activiteiten.
  • b. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan middels ontheffing;
  • c. mede als doeleinden wordt beschouwd: functieverandering binnen de bestemming, ook voor een deel van de gronden, uitsluitend met inachtneming van onderstaand schema:
Functie naar


Functie van  
detail-handel   horeca cat. I   zakelijke en
maatschappelijke
dienstverlening  
wonen  
wonen   o   o   t   x  
detailhandel   x   o   t   t  
horeca (cat I)   o   x   t   t  
horeca (cat II)   o   o   t   t  
bedrijven   o   o   t   t  
zakelijke en
maatschappelijke dienstverlening  
o   o   x   t  

t = toegelaten

o = uitsluitend toegestaan via ontheffing als bedoeld in artikel 7.6.3

x = niet van toepassing

functieveranderingen naar de functie 'horeca', categorie II' zijn binnen het bestemmingsplan niet toegelaten.

6.1.4 Onderlinge combinatie

De in 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functies kunnen tevens in onderlinge combinatie worden uitgeoefend, evenwel met inachtneming van de volgende bepaling: horeca en detailhandel mogen slechts, al dan niet in combinatie met een andere in artikel 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functie, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', 'horeca van categorie 2' respectievelijk 'detailhandel' worden uitgeoefend, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1.2.

6.2 Bouwregels

6.2.1 (Hoofd)gebouwen

Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 6,5 m bedragen met een maximale bouwhoogte van 10,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag per bouwperceel maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat voor de bouw van de woning geldt dat:
  • de woning, al dan niet in één bouwmassa met of aangebouwd aan de bedrijfsbebouwing, slechts mag worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  • de inhoud van de woning maximaal 750 m³ mag bedragen;
  • e. de verkoopruimten van winkels en de ruimten van de dienstverlenende bedrijven, waarin het contact met het publiek plaatsvindt (balieruimte), mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd.

6.2.2 Bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van het onder f. bepaalde mogen bijgebouwen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. voor de hoogten van bijgebouwen gelden de volgende regels:
      maximum
    goothoogte  
    maximum
    bouwhoogte  
    vrijstaande
    bijgebouwen  
    3,5 m   5 m  
    aangebouwde bijgebouwen   3,5 m   6 m  
  • c. de gezamenlijke diepte van een hoofdgebouw en een aangebouwd bijgebouw mag maximaal 15 m bedragen, met dien verstande dat indien een hoofdgebouw een diepte heeft van meer dan 11 m, de gezamenlijke diepte van hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw plus 4 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal bedragen:
  • bij een vrijstaande woning: 200 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden;
  • bij een twee-aaneen of aaneengebouwde woning: 150 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden;
  • e. voor bijgebouwen geldt dat zij moeten worden gebouwd binnen een (denkbeeldig) vlak vanaf 3 m. hoogte op de perceelsgrens, wijkend onder een hoek van 60°, behalve in geval er sprake is van een aaneengesloten bouwmassa, inclusief kap, aan weerszijden van de perceelsgrens;
  • f. op de gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens mag per woning één ondergeschikt aangebouwd bijgebouw, zoals een portaal of een erker, worden gebouwd, mits:
  • 1. de afstand tot de aan de weg grenzende perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt;
  • 2. de diepte niet meer bedraagt dan 1,25 m met dien verstande dat voor entreeportalen de diepte maximaal 2 m mag bedragen;
  • 3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m²;
  • 4. de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw;
  • 5. de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 respectievelijk 3,5 m;
  • g. op de gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens mag per woning één luifel worden gebouwd, mits:
  • 1. de diepte niet meer bedraagt dan 1,25 m;
  • 2. de breedte niet meer bedraagt dan een kwart van de breedte van het hoofdgebouw;
  • 3. de luifel niet één geheel vormt met een aangebouwd bijgebouw, zoals bedoeld in 6.2.2, onder f.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 2 m, 8 m respectievelijk 15 m mag bedragen;
  • b. op de gronden, voorzover gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag de hoogte van pergola's maximaal 2,5 m, de hoogte van reclame-uitingen maximaal 3 m, de hoogte van vlaggenmasten maximaal 5 m en de hoogte van andere bouwwerken (zoals erfafscheidingen) maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van het onder b. bepaalde, mag bij hoekpercelen waar sprake is van meer dan één naar de weg gekeerde bouwgrens, de hoogte van een erfafscheiding bij situering voor de naar de weg gekeerde bouwgrens van de straat, waaraan de zijgevel van het hoofdgebouw gelegen is, ook maximaal 2 m bedragen, mits de erfafscheiding is gelegen op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid,

indien zulks noodzakelijk is:

  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • ter waarborging van verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • in verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein;
  • in verband met milieu- en hydrologische aspecten.
6.4 Ontheffing van de bouwregels

6.4.1 Ontheffing bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 6.2.1, onder a. ten behoeve van een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak, echter alleen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding mag maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen;
  • b. de bebouwing dient zo veel mogelijk aansluitend aan de bestaande bebouwing te worden gebouwd, tenzij zulks om bedrijfseconomische dan wel stedenbouwkundige redenen niet verantwoord is;
  • c. de bebouwing dient te worden opgericht aan de van de weg gekeerde zijde van de op het perceel aanwezige bebouwing;
  • d. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  • e. voldaan dient te worden aan de minimaal vereiste afstanden op grond van de milieuwetgeving.

6.4.2 Procedure ontheffing

Bij toepassing van de ontheffingsmogelijkheden geldt de procedure als bedoeld in artikel 21.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 18, wordt in elk geval gerekend:

  • a. de uitoefening van een ambachtelijk of industrieel bedrijf of groothandelsbedrijf, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1.2, onder j.;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte en van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. detailhandel, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1.2, onder g. en j. is toegestaan, alsmede anders dan een beperkte verkoop van goederen in het kader van de uitoefening van de dienstverlenende activiteiten als bedoeld in artikel 6.1.1, onder b. en c.;
  • d. horeca, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1.2, onder h. en i.;
  • e. de in artikel 6.1.1 en 6.1.2, onder b. t/m j. vermelde functies als hoofdactiviteit of nevengeschikte activiteit, zonder een directe relatie met de hoofdactiviteit in bijgebouwen;
  • f. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1.2, onder k.;
  • g. de activiteiten ten behoeve van verkoop en dienstverlening die gericht zijn op het contact met het publiek (balieruimte), anders dan op de begane grondverdieping;
  • h. de opslag van goederen buiten het bouwvlak;
  • i. voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels

6.6.1 Ontheffing uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in de woning

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.2, juncto artikel 6.5, onder a. voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in de woning en of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  • a. de betreffende woning in overwegende mate geschikt dient te blijven voor gebruik als woning overeenkomstig de bestemming;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, dit betekent onder meer dat:
  • in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het niet betreft een zodanige verkeersaantrekkende activiteit die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • e. activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld kappersbedrijven, schoonheidssalons en nagelstudio's, niet zijn toegestaan;
  • f. ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw inclusief bijgebouwen in gebruik zijn met een maximum van:
  • 45 m² bij bouwpercelen tot 250 m²;
  • 60 m² bij bouwpercelen van 250 tot 750 m²;
  • 75 m² bij bouwpercelen groter dan 750 m².

6.6.2 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.2, juncto artikel 6.5, onder b. voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. de ontheffing uitsluitend kan worden verleend onder de voorwaarden dat:
  • een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • de afstand tussen de woning en het bijbehorende bijgebouw met daarin de afhankelijke woonruimte ten hoogste 20 m mag bedragen;
  • b. Burgemeester en Wethouders nadere voorwaarden kunnen stellen aan de ontheffing;
  • c. Burgemeester en Wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

6.6.3 Ontheffing detailhandel of horeca I buiten aangeduide percelen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.1, juncto artikel 6.5, onder c. respectievelijk d. ten behoeve van de vestiging/uitoefening van de functie detailhandel respectievelijk horeca van categorie I, buiten de als zodanig voor de betreffende functie aangeduide bouwpercelen op de plankaart, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de ontheffing mag uitsluitend verleend worden ten behoeve van de vestiging van de functies detailhandel en horeca van categorie I;
  • b. er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur in het centrum;
  • c. de haalbaarheid/behoefte van de vestiging/uit-oefening dient aannemelijk te zijn gemaakt, in het geval van detailhandel bijvoorbeeld in een distributieplanologisch onderzoek;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden verstoord;
  • e. parkeervoorzieningen dienen te voldoen aan de meest recente normen dienaangaande, thans de meest recente versie van de ASVV van het CROW;
  • f. hetgeen bepaald is in dit artikel ten aanzien van detailhandel respectievelijk horeca van categorie I is van overeenkomstige toepassing.

6.6.4 Procedure ontheffing

Bij toepassing van de ontheffingsmogelijkheden geldt de procedure als bedoeld in artikel 21.