direct naar inhoud van Artikel 16 Leiding
Plan: Kom Lieshout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPLHkomlieshout-VG04

Artikel 16 Leiding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van ondergrondse leidingen voor gastransport en rioolwatertransport, overeenkomstig de aanduiding van de hartlijnen van de desbetreffende leidingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met dien verstande, dat de bouwhoogte maximaal 3,5 m mag bedragen.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken voor het oprichten van bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 16.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de aangegeven bestemming mogen worden opgericht mits er geen kwetsbare objecten worden toegelaten, de bouwwerken geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.

Alvorens te beslissen op een aanvraag winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Gebruik van de gronden

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • d. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen
  • f. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of het anderszins wijzigen van de maaiveld- of weghoogte;
  • g. het permanent opslaan van goederen;
  • h. het graven van sloten of het leggen van (drainage)leidingen.
16.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 16.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
16.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 16.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 16.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Alvorens te beslissen op een aanvraag winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.