4.3.1 Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', teneinde gronden als tuin bij woningen te betrekken dan wel teneinde de aanduiding 'bijgebouwen' te vergroten. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:
-
a. het betreft zogenaamd niet structureel groen, zoals snippergroen of restgroen c.q. groen dat geen deel uitmaakt van grotere groenstructuren of anderszins van geen of nauwelijks nut voor de gemeente is. Gronden ten behoeve van leidingen en waterberging vallen hieronder niet;
-
b. openbaar groen dat beeldbepalend is voor een wijk of straat, komt niet voor wijziging in aanmerking. Onder beeldbepalend wordt verstaan dat het groen een substantiële bijdrage levert aan het karakter en de kwaliteit van de woonomgeving en dat aantasting van deze elementen leidt tot verarming daarvan;
-
c. het groen grenst aan de bestemming 'Wonen' en heeft of krijgt hiermee een functionele relatie;
-
d. de wijziging mag geen problemen opleveren vanuit het oogpunt van sociale en verkeersveiligheid.
4.3.2 Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen met bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' en ten behoeve van het realiseren van woningen een bouwvlak op nemen. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:
-
a. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
-
b. de wijziging leidt niet tot een aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
-
c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning(en), in ieder geval geldt het volgende:
-
1. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
-
2. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is;
-
3. uit onderzoek dient te blijken dat de bodem niet gesaneerd hoeft te worden;
-
4. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vestiging van de woning(en).
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
e. bij uitbreiding van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden;
-
f. op de kaart worden de aanduidingen 'bouwvlak', 'bijgebouwen' en de aanduiding die de bouwwijze aangeeft, opgenomen;
-
g. er dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor de aanleg van parkeervoorzieningen, één en ander overeenkomstig het bepaalde in Artikel 8;
-
h. de bepalingen in Artikel 5 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.