Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Centrumgebied Bosschenhoofd
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1655.BP4006-C001

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaand onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd  e.o.' met identificatienummer  NL.IMRO.1655.BP4006-C001 .gml van de gemeente Halderberge.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het vbebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgbouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is.

1.6 Aangebouwd of vrijstaand bijgebouw

Een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.7 Aan-huis-verbonden-bedrijf

Een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.8 Aan-huis-verbonden-beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinning, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.9 Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 Begane grond

De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gestegen.

1.13 Bestaand

Bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan;
Bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terzinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengelosten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzijde direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 Bouwwijze

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen danwel dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meedere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 

1.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of aanleveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwendig anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 Dienstverlening

Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.26 Erfafscheiding

Een bouwwerk dan dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond.

1.27 Gebouw

Elke bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 Horecabedrijf

  • Categorie 1: het betreft horecagelegenheden waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant (al dan niet in combinatie met een afhaalcentrum als ondergeschikte functie), hotel pension en zaalaccommodatie;
  • Categorie 2: het betreft horecagelegenheden waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals snackbar, cafetaria, broodjeszaak, automatisch, lunchroom en ijssalon;
  • Categorie 3: het betreft horecagelegenheden waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt, waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt en een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zicht meebrengt, zoals bar-dancings, discotheek en nachtclubs.

1.30 Huishouding

Huishouding is een continuïteit in de samenstelling van bewoners en er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid.

1.31 Kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.32 Kantoren

Een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, met een al dan niet publieksgerichte baliefunctie.

1.33 Logies

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.34 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van (para)medisch, sociale, culturele, of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, kinderopvang, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter.

1.35 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactivteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorend bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.36 Ondersteunende horeca

Een openbare horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.37 Open constructie

Constructie met een doorkijk, voor minimaal 80% voorzien van open delen, zoals een constructie met gaas.

1.38 Ondergronds

Beneden peil.

1.39 Overkapping

Een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dan wel ten hoogste met 1 wand.

1.40 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.41 Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.42 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een sekinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.44 Woning

Een (gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding, dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van ene gebouw tot de perceelsgrens

De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.

2.2 De diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw

De diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Peil

  1. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. horeca, uitsluitend op de begane grond;
  4. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  5. kantoren; uitsluitend op de begane grond. 
Een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in artikel 3.1.2 opgenomen nadere eisen.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
  1. voor horecabedrijven geldt het volgende:
    1. Uitsluitend horecabedrijven uit horecacategorie 1 en 2 zijn toegestaan.
  2. voor wonen geldt het volgende:
    1. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is maximaal het aangegeven aantal woningen toegestaan.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluiten worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de overeenkomstig aangeduide bouwwijze:
    1. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend woningen in de bouwwijze gestapeld;
  3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aagegeven.
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangegeven.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen an aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping;
  3. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  5. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m² met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' met niet meer dan 50 % mogen worden bebouwd.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde een bebouwde oppervlakte van 100 m² toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits:
  1. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
3.3.2 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf/de instelling is de verhoging noodzakelijk;
  2. tenminste het deel van de erf-/terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  3. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  4. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
  1. de verkoop van motorbrandstoffen;
  2. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  3. buitenpandige opslag.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ondersteunende horeca.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen, evenementen e.d. en overeenkomstig de in artikel 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
Ondersteunende horeca is toegestaan voor zover dit ondersteunend is aan de hoofdfunctie en ten dienste staat van de hoofdfunctie.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.
4.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' met een bouwhoogte van maximaal 2 m toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf/de instelling is de verhoging noodzakelijk;
  2. tenminste het deel van de erf-/terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  3. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  4. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, voet- en fietspaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. verblijfsvoorzieningen;
  6. beeldende kunstwerken;
  7. geluidwerende voorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. terrassen;
  10. evenementen;
  11. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals vlaggenmasten, ondergrondse retentievoorzieningen en ondergrondse vuilcontainers.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
5.2.2 Nutsgebouwen
Voor nutsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en weglichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. De bouwhoogte van terrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  3. De bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet bedragen dan 5 m;
  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Omgevingsvergunning nutsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan het volgende:
  1. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. de ligging van het gebouw mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  4. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
 

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeerrroute': tevens voor een langzaamverkeerroute;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zelfstandige bijgebouwen': tevens zelfstandige bijgebouwen, in afwijking van artikel 1.6, niet gelegen op een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw.
Één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, ontsluitingswegen e.d.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  2. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de overeenkomstig aangeduide bouwwijze:
    1. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend woningen in de bouwwijze aaneengebouwd;
    2. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend woningen in de bouwwijze vrijstaand;
  3. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' geldt voor hoofdgebouwen die bestaan uit twee bouwlagen en een kap dat een uitbreiding van dit hoofdgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', niet meer mag bedragen dan 2 m ten opzichte van de bestaande achtergevel;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is maximaal het aangegeven aantal woningen toegestaan;
  6. voor oplevering van de eerste woning ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 18' dient de langzaamverkeerroute te worden gerealiseerd.
6.2.3 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen
Voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. de diepte van aan- en uitbouwen dan wel aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel en/of het verlengde hiervan mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  5. de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m² met dien verstande dat de gronden voor bijgebouwen, danwel de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met niet meer dan 50 % mogen worden bebouwd.
6.2.4 Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen
Voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zelfstandig bijgebouw';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' mag per bouwperceel de oppervlakte niet meer bedragen dan 60 m² met dien verstande dat de gronden voor bijgebouwen, dan wel de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met niet meer dan 50 % mogen worden bebouwd.
6.2.5 Bebouwde oppervlakte
Voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zelfstandig bijgebouw', geldt het volgende:
  1. de bebouwde oppervlakte mag per aanduiding niet meer bedragen dan 120 m² met dien verstande dat de gronden met niet meer dan 50 % worden bebouwd;
  2. indien de gronden zijn gelegen voor de voorgevel, dan telt de bebouwde oppervlakte van dit aanduidingsvlak niet meer bij het bepaalde onder a.
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zelfstandig bijgebouw', niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:
  1. de op grond van 6.2.2 toegestande goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht neemt.
6.3.2 Omgevingsvergunning uitbreiding hoofdgebouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder d teneinde een grotere uitbreiding van het hoofdgebouw toe te staan, mits;
  1. de uitbreiding plaatsvindt ter plaastse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. de afstand tot het openbare gebied ten minsite 1 m bedraagt;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende perelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid  van de desbetreffende straat in acht neemt.
6.3.3 Omgevingsvergunning aan- of uitbouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder a teneinde aangebouwde gebouwen in de vorm van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen toe te staan, mits:
  1. de diepte van het aangebouwde gebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. de breedte van het aangebouwde gebouw niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
6.3.4 Omgevingsvergunning oppervlakte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 teneinde een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan, mits:
  1. de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen niet meer dan 75 m² bedraagt;
  2. de gronden voor bijgebouwen met niet meer dan 65 % worden bebouwd;
  3. het woon- en leefmilieu dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
6.3.5 Omgevingsvergunning zijdelings bouwen buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 voor het overschrijden van het bouwvlak ten behoeve van het zijdelings uitbreiden van een woning, mits:
  1. de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt;
  2. de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan niet wordt overschreden;
  3. de totale breedte van de woning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen niet meer dan 15 m bedraagt;
  4. de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  5. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaatsvindt;
  6. er geen stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven
Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40 % van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
  2. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  4. de activiteit mag geen oneverendige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  5. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
6.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen de bestemming ten behoeve van:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het plaatsen van caravans;
  3. detailhandel;
  4. zelfstandige bewoning van vrijstaande gebouwen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Omgevingsvergunning kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald in 6.1 teneinde kamerverhuur/logies toe te staan, waar deze niet is aangeduid. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
  1. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien (van het aantal bewoners ten aanzien) van brandveiligheidseisen;
  2. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving.

Artikel 7 Waarde - Ecologie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een natte en/of droge ecologische hoofdstructuur;
  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden,waaronder inbegrepen weidevogelleefgebied;
  3. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
  6. bouwwerken van algemeen nut;
  7. en overige voorzieningen ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

7.2 Bouwregels

  
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
  1. bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
  2. op de gronden binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ingevolge de basisbestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 7.1 toegelaten functies, en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
7.2.2 Ondergronds bouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
    1. de verkeersveiligheid;
    2. de sociale veiligheid;
    3. de ruimtelijke en landschappelijke inpassing.
  2. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
7.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  2. het aanleggen en/of verharden van paden;
  3. het aanleggen van dammen, duikers en vlonders;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  5. het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  6. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  7. verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  9. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
7.4.2 Uitzondering
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  2. activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een op grond van andere regelgeving verleende vergunning;
  5. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
7.4.3 Voorwaarden voor verlening
De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de landschappelijke waarden;
  2. de natuurlijke waarden;
  3. de cultuurhistorische waarden;
  4. de instandhoudingsdoelstelling van het gebied.
Er dient vooraf toestemming te worden gevraagd bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afwijkingenregeling

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van dit bestemmingsplan geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het volgende:
  1. indien de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven minima of maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering, afstand of oppervlakte als maximum respectievelijk minimum;
  2. indien de bestaande situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, afwijkt van de in de regels voorgeschreven situering, is ook de bestaande situering toegestaan.
     

9.2 Ondergronds bouwen

 
9.2.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  2. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
9.2.2 Afwijken regels ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
  1. een seksinrichting;
  2. een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens:
    1. indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 10.2;
    2. bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

10.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  2. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. uitsluitend bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  4. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Luchtvaartverkeerzone - 5

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone 5’ dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 46,56 m en 55,7 m boven NAP in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegtunnel van vliegtuigen.

11.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

12.2 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 sub b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 30 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  2. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  4. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  5. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  6. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigingen in  de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, liggen en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad.
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

13.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Het bevoegd gezag kan ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Wetgevingszone - wijzigingsgebied’ wijzigen in de bestemming ‘Verkeer’, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. binnen de bestemming Verkeer gelden de regels conform artikel 5 van dit bestemmingsplan;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad.
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgang bouwwerken

14.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
14.1.2 Omgevingsvergunning voor het afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder 14.1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

14.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Centrumgebied Bosschenhoofd e.o. van de gemeente Halderberge.