direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Oud Gastel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP3010-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Kom Oud Gastel met identificatienummer NL.IMRO.1655.BP3010-C001 van de gemeente Halderberge;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aangebouwd of vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 afhaalcentrum:

detailhandelsbedrijf in ter plaatse bereide etenswaren zonder zitgelegenheid;

1.9 afschermende groenvoorziening:

groenvoorzieningen ten behoeve van de afscherming van (bedrijfs)activiteiten;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 archeologische waarden:

de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.14 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.15 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw waarbinnen ten minste twee bedrijven zijn gevestigd;

1.17 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw op een terrein, enkel en alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.20 bestaand:

bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;

bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.21 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.24 bijbehorende bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 bijzonder woongebouw:

een gebouw dat bestaat uit meerdere wooneenheden, al dan niet zelfstandig, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen en verpleegvoorzieningen zijn toegestaan;

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw waarbij onder “gestapeld” wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.34 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteiten het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 detailhandel, productiegebonden:

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/ producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/ produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.37 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.38 erfafscheiding:

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;

1.39 erotisch getint bedrijf c.q. inrichting:

bedrijf c.q. inrichting, waarvan voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  • seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard wordt gegeven;
  • seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  • seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;
1.40 evenement:

een publieke activiteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

1.41 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.42 fitnesscentrum:

Inrichting met meerdere ruimtes waar mensen door middel van oefeningen en apparaten kunnen trainen voor hun lichamelijke gezondheid;

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 geluidzoneringsplichtige bedrijven:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);

1.45 hobbymatig houden van dieren:

het houden van dieren in een omvang die als hobbymatig moet worden aangemerkt;

1.46 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte ervan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemmig het belangrijkst is;

1.47 horecabedrijf:
  • categorie I: het betreft horecagelegenheden waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant (al dan niet in combinatie met een afhaalcentrum als ondergeschikte functie), hotel, pension en het exploiteren van een zaalaccommodatie ten behoeve van feesten en/of vergaderingen en/of bijeenkomsten;
  • categorie II: het betreft horecagelegenheden waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een snackbar, cafetaria, broodjeszaak, automatiek, lunchroom en ijssalon;
  • categorie III: het betreft horecagelegenheden waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt, waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt en een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken en nachtclubs;
1.48 huishouding:

huishouding is een continuïteit in de samenstelling van de bewoners en er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid;

1.49 internetverkoop:

een bedrijf dat via internet goederen aan derden te koop aanbiedt en deze vervolgens per post aan de eindgebruiker levert dan wel een afhaalservice hiervoor aanbiedt, met dien verstande dat verzenden of afhalen en afrekenen daarbij is toegestaan.

1.50 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.51 kantoren:

een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/ of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, met een al dan niet publieksgerichte baliefunctie;

1.52 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van het dak te bedekken;

1.53 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.54 kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;

1.55 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.56 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van of ten dienste van:

  • medische activiteiten;
  • sociale activiteiten;
  • culturele activiteiten;
  • religieuze activiteiten;
  • onderwijs;
  • sport- en gymnastieklokalen;
  • kinderopvang;
  • scouting;
  • de overheid en met een overwegend openbaar karakter;

en waarvan de exploitatie (gedeeltelijk) door publieke middelen mogelijk wordt gemaakt;

1.57 netto glas:

aantal m² kasoppervlakte;

1.58 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.59 niet-zelfstandige kantoren:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.60 nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, electriciteit, gas e.d.;

1.61 ondersteunende horeca:

een openbare horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.62 open constructie:

constructie met een doorkijk, voor minimaal 80 % voorzien van open delen, zoals een constructie met gaas;

1.63 overkapping:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dan wel ten hoogste met 1 wand;

1.64 paardenbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden;

1.65 paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken van (sport)paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie, handel en/of de gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.66 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.67 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.68 recreatief medegebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.69 retentievoorziening:

voorziening ten behoeve van het bergen van water;

1.70 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.71 showroom:

een ruimte, of bij elkaar behorende ruimten, die bedoeld zijn om te worden gebruikt voor het ten toon stellen van goederen, producten en materialen met als doel de verkoop ervan.

1.72 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.73 statische (binnen)opslag:

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf. Het betreft bijvoorbeeld (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.74 statische opslagactiviteiten:

de opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke;

1.75 (teelt)ondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

1.76 teeltondersteunende voorzieningen, overig:

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 4,5 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek) en regenkappen;

1.77 teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas;

1.78 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan (afdek)folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, regenkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

1.79 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;

1.80 telecommunicatiemast:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.81 verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen;

1.82 verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.83 vervoersmiddelen:

kleinschalige middelen voor recreatief vervoer, niet zijnde auto's en quads en dergelijke;

1.84 volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden. Dit is de verkoop van auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair, bouwmarkten en detailhandel in meubels en woninginrichting;

1.85 volumineuze detailhandel 2

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden. Dit is de verkoop van auto’s, motoren, boten, caravans en tenten (beide laatste in combinatie met kampeerartikelen), detailhandel in automaterialen (in relatie met inbouw), grove bouwmaterialen, keukens, badkamers, sanitair, tegels, bouwmarkten en detailhandel in meubels en woninginrichting, overige volumineuze goederen zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken (paarden)trailers, aanhangwagens, landbouwwerktuigen.

1.86 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.87 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.88 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.89 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.90 woning:

een (gedeelte van) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding, dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.91 zaalaccommodatie:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

1.92 zorgboerderij:

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.2 De diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw:

de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw;

2.3 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 Peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.9 Ondergeschikte bouwdelen:

De in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, dakoverstekken, schoorstenen, lichtkoepels en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. paardenhouderij;
  • d. een adviesbureau;
  • e. een agrarisch hulpgebouw;
  • f. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten;
  • g. statische (binnen)opslag;
  • h. opslag en be- en verwerking van agrarische producten, alsmede het verzendklaar maken van de producten;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • k. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • l. recreatief medegebruik;
  • m. behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid van het gebied;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen e.d.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1:

a Bedrijfswoning

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduidingsvlak.

b Paardenhouderij

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' is een paardenhouderij toegestaan.

c Adviesbureau

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - adviesbureau' is een adviseubureau toegestaan.

d Productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m² per agrarisch bedrijf.

e Statische binnenopslag

De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² per agrarisch bouwvlak.

f Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • 2. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
    • 2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • b. bedrijfsgebouwen dienen buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden opgericht.
3.2.3 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • c. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
3.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³.
3.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak geldt:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 4. de bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 5. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • 6. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • b. buiten het bouwvlak geldt:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha;
    • 3. de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 5. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m²;
    • 6. paardenbakken en bijbehorende lichtmasten zijn niet toegestaan;
    • 7. sleufsilo's en kuilvoerplaten zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • b. lid 3.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
3.3.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. lid 3.2.4 onder a voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m;
  • c. lid 3.2.5 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  • d. lid 3.2.5 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
3.3.3 Afwijken carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
3.3.4 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.6 onder a en/of b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;
  • b. lid 3.2.6 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. lid 3.2.6 onder a voor het bouwen van mestsilo’s en/of torensilo’s tot een hogere bouwhoogte van maximaal 15 m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. lid 3.2.6 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;
  • e. lid 3.2.6 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor verbrede landbouw activiteiten binnen het agrarisch bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
  • b. het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit niet worden uitgebreid;
  • c. de volgende verbrede landbouw activiteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. zorgboerderijen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;
    • 2. kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m²;
    • 3. kleinschalig logeren, zoals bed & breakfast, in de bedrijfswoning of daarbij behorend bijgebouw, waarbij het aantal eenheden niet meer mag bedragen dan 5. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 4. kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 30 kampeermiddelen uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 100 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak;
  • d. ondergeschikte horeca, inclusief terras, is toegestaan bij de verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • e. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • f. buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit is niet toegestaan;
  • g. de verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • h. de verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
  • b. het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenactiviteit niet worden uitgebreid;
  • c. de volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;
  • d. bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. de nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • g. de nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.3 Afwijken productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1.2 onder d voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten tot een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • b. de detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.4 Afwijken kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in de woning of daarbij behorend bijgebouw.
  • b. het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5;
  • c. de totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. de woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
  • e. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het kleinschalig logeren mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. het logeren mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. de vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  • d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. de aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.2 Wijziging ten behoeve van ander agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan de bouwvlakken zonder de aanduiding ‘paardenhouderij’ en ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. bij omschakeling naar ‘specifieke vorm van agrarisch – overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf’ mag het bouwvlak niet meer bedragen dan 1, 5 ha;
  • c. uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij is niet toegestaan;
  • d. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • e. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.5.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bouwvlak en het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren;
  • b. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • c. de totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4,5 ha, waarvan een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf;
  • f. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • g. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.4 Sleufsilo's en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren;
  • b. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • c. ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m²;
  • d. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.5 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak;
  • b. het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
  • c. het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  • e. de volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
    • 1. statische (binnen)opslag;
    • 2. recreatie;
    • 3. een agrarisch-technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
    • 4. een niet-agrarisch bedrijf in categorie 1 of 2 van deStaat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
    • 5. zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen.
  • f. bij niet niet-agrarische functies genoemd in sub e onder 2 en 5 is ondergeschikte horeca, inclusief terras, toegestaan tot een oppervlakte van 50 m²;
  • g. buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan;
  • h. detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan;
  • i. de niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebbenl;
  • k. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  • l. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. detailhandel;
  • c. kantoren;
  • d. bedrijfswoning;
  • e. buitenopslag;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen e.d. en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Detailhandel

Detailhandel is uitsluitend in de volgende vormen toegestaan:

  • 1. verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  • 2. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - doe het zelf'.
b Bedrijven

Voor bedrijfsactiviteiten geldt het volgende:

  • 1. bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven zijn toegestaan:
    • a. autoplaatwerkerij en autospuiterij;
    • b. autoparkeer- / stallingsbedrijf;
    • c. drukkerij;
c Bedrijfswoning

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduidingsvlak.

d Kantoren

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan.

e Buitenopslag

Buitenopslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bouwperceel mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een specifiek bebouwingspercentage is aangegeven.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag buiten het 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 1 m en binnen de overige gronden niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning afwijken bouw- en/of goothoogte gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 teneinde voor gebouwen een afwijkende goot- en/of bouwhoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast in de zin van bezonning, gebruiksmogelijkheden en uitzicht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent dat het gebouw, of het gedeelte van een gebouw, waarvoor een afwijkende goot- en/of bouwhoogte wordt toegestaan, gesitueerd is op een afstand van minimaal 10 m van de bestemming 'Verkeer'.
4.3.2 Omgevingsvergunning bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 teneinde het bebouwingspercentage te vergroten naar maximaal 100%, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien van brandveiligheidseisen;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. op het perceel blijft voldoende laad- en losruimte aanwezig;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
4.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde voor erf- en terreinafscheidingen een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.3.4 Omgevingsvergunning carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3.5 Omgevingsvergunning afwijken constructies

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van :

  • a. het bepaalde in 4.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 4.2.4 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 15 m.
4.3.6 Voorwaarden

De in artikel 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 4.3.4 en 4.3.5 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen conform de Wet geluidhinder;
  • b. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), behoudens de bevi-inrichtingen welke in de regels uitdrukkelijk zijn toegestaan;
  • d. opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. zelfstandige detailhandelsondernemingen;
  • g. seksinrichtingen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 4.1.2 onder b voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, danwel zijn opgenomen in een hogere bedrijfscategorie, en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen en gronden te bestemmen als 'Wonen', teneinde reguliere woningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de functie mag geen belemmering opwerpen voor omringende bedrijfsactiviteiten;
  • b. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. het programma voor de woningbouw voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van de stedebouwkundige opbouw vormen;
  • e. uit onderzoek dient te blijken dat de geluidsbelasting op de gevel de maximaal toelaatbare hogere waarde niet overschrijdt;
  • f. uit onderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit voldoet aan de eisen die woningbouw toestaan;
  • g. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit geen belemmering opwerpt voor woningbouw.
  • h. in de onmiddellijke omgeving zal moeten worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen, hierbij wordt getoetst aan het op dat moment vigerende gemeentelijke beleid.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzineingen;
  • b. een gasdrukmeet- en regelstation;
  • c. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen van openbaar nut gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. niet-zelfstandige kantoren;
  • c. detailhandel;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. showroom;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bedrijfsverzamelgebouw;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. een telecommunicatiemast;
  • j. buitenopslag;
  • k. verkooppunt motorbrandstoffen;
  • l. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen e.d. en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a Bedrijven

Voor bedrijven geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend bedrijven in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de opgenomen kleurarcering zijn toegestaan, met dien verstande dat tevens de onderstaande bedrijven zijn toegestaan:
  • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - babyartikelen' is detailhandel in babyartikelen toegestaan;
  • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' is detailhandel in dier- en tuinbenodigdheden toegestaan;
  • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zuivelproductie' is een bedrijf in zuivelproductie toegestaan;
  • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - carosseriebedrijf' is een carosseriebedrijf toegestaan;
  • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kabelrecycling' is een bedrijf in kabelrecycling toegestaan;
  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' uitsluitend bedrijven in de categorie 2 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.
b Omvang bouwperceel

Ten aanzien van de omvang van bouwpercelen geldt het volgende:

  • a. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m²;
  • b. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - groter bouwperceel' een groter bouwperceel toegestaan, waarbij de bestaande oppervlakte als maximum geldt.
c Detailhandel

Detailhandel is uitsluitend in de volgende vormen toegestaan:

  • 1. ondergeschikte detailhandel, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte voor ondergeschikte detailhandel niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte;
  • 2. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' met uitzondering van detailhandel in woninginrichting met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 500 m²;
  • 3. volumineuze detailhandel 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel volumineus 2' met uitzondering van detailhandel in woninginrichting met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 500 m².
d Showroom

Een showroom is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - showroom'.

e Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduidingsvlak.
f Bedrijfsverzamelgebouw

Voor gebouwen met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw' geldt in aanvulling op het bepaalde in a en in afwijking van het bepaalde in b het volgende:

  • 1. op deze gronden is een bedrijfsverzamelgebouw toegestaan waarbinnen, naast de toegestane categorieën, ook bedrijven en functies in categorie 1 zijn toegestaan, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met de aanduiding “toegestane bedrijven” of “toegestane bedrijven in bedrijfsverzamelgebouw”;
  • 2. voor de bedrijven binnen een bedrijfsverzamelgebouw gelden geen bepalingen ten aanzien van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • 3. op deze gronden zijn zelfstandige kantoren toegestaan waarbij het totale kantooroppervlak niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
  • 4. op deze gronden is internetverkoop, al dan niet met een showroom, toegestaan;
  • 5. showrooms voor het uitstallen van producten zijn bij internetverkoop toegestaan, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte van een showroom van een bedrijf niet meer mag bedragen dan 25m² per bedrijfsunit waaraan een officieel gemeentelijk adres is toegekend;
      • de betreffende showroomoppervlakte dient per bedrijf duidelijk te zijn aangegeven door het aanbrengen van een fysieke aanduiding en dient tevens te zijn afgeschermd.
g Niet-zelfstandige kantoren

Behoudens het bepaald in artikel 6.1.2 sub f zijn op deze gronden uitsluitend niet-zelfstandige kantoren toegestaan.

h Verkooppunt motorbrandstoffen

Een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

i Buitenopslag

Buitenopslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

j Telecommunicatiemast

Een telecommuncatiemast, met de bijbehorende nutsvoorzieningen, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zend- / ontvangstinstallatie'.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, indien geen maximum bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • e. voor een bedrijfswoning is maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte toegestaan.
6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • b. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag buiten het 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 1 m en binnen de overige gronden niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de hoogte van de telecommunicatiemast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
  • d. de bouwhoogte van turbines en silo's e.d. mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hogere bouwhoogte' niet meer bedragen dan 20 meter;
  • e. de bouwhoogte van schoorstenen mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hogere bouwhoogte' niet meer bedragen dan 30 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning bouw- en/of goothoogte

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder b, teneinde een hogere bouw- en/of goothoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast in de zin van bezonning, gebruiksmogelijkheden en uitzicht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent dat het gebouw, of het gedeelte van een gebouw, waarvoor een afwijkende goot- en/of bouwhoogte wordt toegestaan, gesitueerd is op een afstand van minimaal 10 m van de bestemming 'Verkeer'.
6.3.2 Omgevingsvergunning bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 6.2.2 teneinde het bebouwingspercentage te vergroten naar maximaal 85%, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien van brandveiligheidseisen;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. op het perceel blijft voldoende laad- en losruimte aanwezig;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
6.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 teneinde voor erf- en terreinafscheidingen een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
6.3.4 Omgevingsvergunning carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen conform de Wet geluidhinder;
  • b. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), behoudens de bevi-inrichtingen welke in de regels uitdrukkelijk zijn toegestaan;
  • d. opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. zelfstandige kantoren, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw';
  • f. zelfstandige detailhandelsondernemingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw';
  • g. seksinrichtingen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 6.1.2 onder a voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, danwel zijn opgenomen in een hogere bedrijfscategorie, en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
6.5.2 Omgevingsvergunning detailhandel in volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 6.1.2 onder c, teneinde detailhandel in volumineuze goederen toe te staan, of detailhandel in volumineuze goederen voor woninginrichting met een bedrijfsvloeroppervalkt van meer dan 500 m² toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een Distributie Planologisch Onderzoek blijkt dat een ruimtelijke inpassing in het winkelcentrum c.q. de woonbebouwing niet mogelijk is;
  • b. de vestiging brengt geen structurele verstoring van het bestaande voorzieningenpatroon met zich mee;
  • c. op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid; hiervan mag slechts worden afgeweken nadat aangetoond is dat parkeren op eigen terrein redelijkerwijs niet (afdoende) mogelijk is en in de directe nabijheid in voldoende mate en duurzaam in de benodigde parkeerruimte kan worden voorzien;
  • d. de vestiging heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer.
6.5.3 Omgevingsvergunning showroom

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 6.1.2, teneinde een showroom buiten de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - showroom' toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • b. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien van brandveiligheidseisen;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. op het perceel blijft voldoende laad- en losruimte aanwezig;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
6.5.4 Groter bouwperceel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 6.1.2 lid b en een groter bouwperceel toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit onderzoek blijkt dat de uitbreiding van het bouwperceel uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is;
  • b. uit onderzoek blijkt dat planologisch en milieuhygiënisch oogpunt de uitbreiding aanvaardbaar is;
  • c. de uitbreiding dient te passen binnen het ruimtebudget van de regio;
  • d. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt niet meer dan 7000m².
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van bedrijfsverzamelgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen en gronden aan te duiden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu;
  • b. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige opbouw vormen;
  • d. in de onmiddellijke omgeving zal moeten worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen, hierbij wordt getoetst aan het op dat moment vigerende gemeentelijke beleid;
  • e. de oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

(O/(a + 1)) x 2

waarbij:

O = de totale oppervlakte van het bedrijfsverzamelgebouw

a = het aantal bedrijven in het bedrijfsverzamelgebouw

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca en ondersteunende horeca met bijbehorende terrassen;
  • d. fitnesscentrum;
  • e. garageboxen;
  • f. rouwcentrum;
  • g. kantoren;
  • h. maatschappelijke voorzieningen;
  • i. wonen;
  • j. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

a Begane grond

Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond. Op de verdieping zijn functies toegestaan ter ondersteuning van de hoofdfunctie, zoals opslag- en kantoorruimte. Verder zijn overnachtingsmogelijkheden op de verdieping toegestaan ten behoeve van de op de begane grond gevestigde horeca.

b Horeca

Voor horecabedrijven gelden de volgende bepalingen:

  • 1. horecabedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • 2. uitsluitend horecabedrijven uit categorie I en II zijn toegestaan.
c Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan binnen een detailhandelsvestiging; het bedrijfsvloeroppervlak voor ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20 % van het totale vloeroppervlak met een maximum van 30 m².

d Wonen

Voor wonen geldt het volgende:

  • 1. wonen is zowel op de begane grond als op de verdieping(en) toegestaan;
  • 2. per bouwperceel is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan.
e Fitnesscentrum

Een fitnesscentrum is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'fitnesscentrum '.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bestaande bouwwijze van het hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van terrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning bouw- en/of goothoogte

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder b, teneinde een hogere bouw- en/of goothoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 10m;
  • b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast in de zin van bezonning, gebruiksmogelijkheden en uitzicht;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
7.3.2 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 teneinde een bebouwde oppervlakte van 150 m² toe te staan, onafhankelijk van de grootte van het bebouwingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
7.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.4 sub a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf/ de instelling is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • d. seksinrichting;
  • e. buitenpandige opslag.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor kleinschalig logeren, zoals bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in de woning of daarbij behorend bijgebouw.
  • b. Het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5.
  • c. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • d. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. Het kleinschalig logeren mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • g. Het logeren mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
7.5.2 Omgevingsvergunning kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald in 7.1 teneinde kamerverhuur toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien (van het aantal bewoners ten aanzien) van brandveiligheidseisen;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. kamerverhuur is niet toegestaan op de begane grond;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving.
7.5.3 Omgevingsvergunning wonen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 sub d teneinde op een bouwperceel een (extra) woning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen de woonfunctie;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de extra woning dient te passen in de uitgangspunten van het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en de woningbouwprogrammering;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijzigingsbevoegdheid horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen en gronden aan te duiden met de aanduiding 'horeca', teneinde horecabedrijven uit horecacategorie I of II toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu;
  • b. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van de stedebouwkundige opbouw vormen;
  • d. in de onmiddellijke omgeving zal moeten worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen, hierbij wordt getoetst aan het op dat moment vigerende gemeentelijke beleid.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca en ondersteunende horeca;
  • c. dienstverlening;
  • d. kantoor;
  • e. wonen;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Horeca

Voor horecabedrijven geldt het volgende:

  • 1. horecabedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • 2. uitsluitend horecabedrijven uit horecacategorie I en II zijn toegestaan.
b Ondersteunende horeca

Voor ondersteunende horeca geldt het volgende:

  • 1. ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan binnen een detailhandelsvestiging;
  • 2. het vloeroppervlak in gebruik ten behoeve van ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20 % van het totale vloeroppervlak met een maximum van 30 m².
c Begane grond

Detailhandel, dienstverlening en (ondersteunende) horeca zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

d Detailhandel

Detailhandel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.

e Wonen

Voor wonen geldt het volgende:

  • 1. wonen is zowel op de begane grond als op de verdieping toegestaan;
  • 2. per bouwperceel is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning bouw- en/of goothoogte

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder b, teneinde een hogere bouw- en/of goothoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 10m;
  • b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast in de zin van bezonning, gebruiksmogelijkheden en uitzicht;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
8.3.2 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3 teneinde een bebouwde oppervlakte van 150 m² toe te staan, onafhankelijk van de grootte van het bebouwingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
8.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf/ de instelling is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. buitenpandige opslag.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Omgevingsvergunning kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor kleinschalig logeren, zoals bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in de woning of daarbij behorend bijgebouw;
  • b. het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5;
  • c. de totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. de woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • e. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het kleinschalig logeren mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. het logeren mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
8.5.2 Omgevingsvergunning kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald in 8.1 teneinde kamerverhuur toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien (van het aantal bewoners ten aanzien) van brandveiligheidseisen;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. kamerverhuur is niet toegestaan op de begane grond;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving.
8.5.3 Omgevingsvergunning wonen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2 sub e teneinde op een bouwperceel een (extra) woning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen de woonfunctie;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de extra woning dient te passen in de uitgangspunten van het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en de woningbouwprogrammering;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. sport- en speelvoorzieningen met bijbehorende verhardingen;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. evenementen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Evenementen

Evenementen zijn uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in 9.4.1.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

9.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • d. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning nutsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan het volgende:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de ligging van het gebouw mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een evenement in de vorm van een voor het publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek, of op sociaal-cultureel vlak;
  • b. het evenement maximaal 10 (aaneengesloten) dagen duurt en ieder evenement maximaal 2x per jaar zal plaatsvinden;
  • c. het totaal aantal dagen waarop evenement wordt gehouden per jaar niet meer dan 50 bedraagt;
  • d. er zorg wordt gedragen voor voldoende parkeergelegenheid op het terrein en/of in de directe nabijheid op het terrein;
  • e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk van aard zijn, hetgeen betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen;
  • f. er geen onevenredige aantasting van de binnen het gebied aanwezig waarden zal plaatsvinden.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omgevingsvergunning parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald in 9.1 teneinde parkeervoorzieningen toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. uit het oogpunt van flora & fauna bestaan er geen bezwaren tegen het realiseren van de functie;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • c. het realiseren van de parkeervoorzieningen is vanuit het oogpunt van de verbetering van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid noodzakelijk;
  • d. in de omgeving is geen ruimte om elders parkeervoorzieningen te realiseren.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een brandweerkazerne;
  • c. begraafplaats;
  • d. bedrijfswoning;
  • e. ondersteunende horeca;
  • f. horeca;
  • g. verhuur van vervoersmiddelen;
  • h. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in 10.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

10.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 10.1.1:

a Begraafplaats

Een begraafplaats is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'.

b Brandweerkazerne

Een brandweerkazerne is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne'.

c Verhuur van vervoersmiddelen

De verhuur van vervoersmiddelen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning'.

d Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en maximaal één per aanduidingsvlak.

e Ondersteunende horeca

Horeca is toegestaan voorzover dit ondersteunend is aan de hoofdfunctie en ten dienste staat van de hoofdfunctie.

f Horeca

Voor horecabedrijven gelden de volgende bepalingen:

  • 1. horecabedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • 2. uitsluitend horecabedrijven uit categorie I en II zijn toegestaan;
  • 3. binnen het aanduidingsvlak ten behoeve van horeca geldt een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 500m².
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven, indien binnen een bouwvlak geen goot- en bouwhoogte op de verbeelding is opgenomen geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 100%, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.
10.2.3 Gebouwen begraafplaats

In afwijking van het bepaalde in 10.2.2, geldt ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' het volgende:

  • a. gebouwen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 75 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
10.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Omgevingsvergunning bouw- en/of goothoogte

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder b, teneinde een hogere bouw- en/of goothoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 10m;
  • b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast in de zin van bezonning, gebruiksmogelijkheden en uitzicht;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
10.3.2 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.4 teneinde een bebouwde oppervlakte van 150 m² toe te staan, onafhankelijk van de grootte van het bebouwingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
10.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.5 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf/ de instelling is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Evenementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor maximaal 16 evenementen, waarvan maximaal 6 muziekevenementen en 10 overige evenementen, waaronder een aantal markten/beurzen, een spektakel met sinterklaas, een lionsquiz en een circus en/of openlucht theater, ter plaase van de aanduiding 'cultuur en ontspanning', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor de evenementen dient te worden aangetoond dat aan de parkeernorm van de gemeente Halderberge wordt voldaan;
  • b. voor maximaal 12 evenementen mag worden afgeweken van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Voor het afwijken van de geluidsgrenswaarden dient aanvullend een afzonderlijke vergunning in het kader van de APV te worden aangevraagd.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigingsbevoegdheid horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen en gronden aan te duiden met de aanduiding 'horeca', teneinde horecabedrijven uit horecacategorie I of II toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu;
  • b. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van de stedebouwkundige opbouw vormen;
  • d. in de onmiddellijke omgeving zal moeten worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen, hierbij wordt getoetst aan het op dat moment vigerende gemeentelijke beleid.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • b. behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur;
  • c. (onverharde) paden en wegen ;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  • a. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Omgevingsvergunning bouwwerken bos- en natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 voor:

  • b. het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het bos- en natuurbeheer, mits:
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • d. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • e. het bouwen van brand- en uitkijktorens, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 m.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • e. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • f. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • g. het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
  • h. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het vellen, rooien en verwijderen van houtopstanden van meer dan 100 m2.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportdoeleinden;
  • b. scouting;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes, groen en overeenkomstig de in 12.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:

a Ondersteunende horeca

Horeca is toegestaan voorzover dit ondersteunend is aan de hoofdfunctie en ten dienste staat van de hoofdfunctie.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

12.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen voor de opslag van materialen, dug-outs en oefenkooien ook buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat maximaal 5% van het bestemmingsvlak buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • c. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere goot- en/of bouwhoogte is aangeduid;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van een tribune niet meer bedragen dan 10 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van gebouwen voor de opslag van materialen, dug-outs en dergelijke niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. de afstand van gebouwen met een bouwhoogte van meer dan 3 meter en van tribunes tot aan de bestemmingsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.
12.2.3 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen, dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken welke direct verband houden met de sportbeoefening mogen niet meer bedragen dan 10 m,
  • c. de bouwhoogte van masten voor de verlichting van sportvelden mag niet meer bedragen dan 18 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. er is maximaal 1 muitmast ten behoeve van wipschieten toegestaan, de bouwhoogte van de muitmast mag niet meer bedragen dan 30 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • g. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte groter dan 4 m tot aan de bestemmingsgrenzen bedraagt minimaal 5 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten uitgesloten' zijn lichtmasten ten behoeve van veldverlichting niet toegestaan.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning bouw- en/of goothoogte

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 12.2.2 onder d, teneinde een hogere bouw- en/of goothoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de ruimtelijke en functionele karakteristiek wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast in de zin van bezonning, gebruiksmogelijkheden en uitzicht;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
12.3.2 Omgevingsvergunning bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 teneinde het bebouwingspercentage te vergroten mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien van brandveiligheidseisen;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het beoefenen van lawaaisporten, zoals het racen en crossen met motorvoertuigen.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Omgevingsvergunning maatschappelijk

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1 teneinde een maatschappelijke functie toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen de maatschappelijke functie;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. terrassen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. verblijfsvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. winkelwagenopslag;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. garageboxen;
  • l. evenementen;
  • m. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. aanlegsteigers en aanlegplaatsen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers.

13.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1:

a Garageboxen

Garageboxen zijn uitsluitend bestemd voor de stalling van voertuigen en berging als medegebruik en uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

b Terrassen

Terrassen zijn uitsluitend aan de naar de openbare weg gekeerde zijde van een horecabedrijf toegestaan.

c Winkelwagenopslagplaats

Winkelwagenopslagplaats is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - wankelwagenopslag'.

d Evenementen

Evenementen zijn uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in 13.4.1.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en garageboxen.

13.2.2 Nutsgebouwen

Voor nutsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
13.2.3 Garageboxen

Voor garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de breedte van iedere garagebox mag niet meer bedragen dan 4 m.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van terrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning nutsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan het volgende:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de ligging van het gebouw mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een evenement in de vorm van een voor het publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek, of op sociaal-cultureel vlak;
  • b. het evenement maximaal 10 (aaneengesloten) dagen duurt en ieder evenement maximaal 2x per jaar zal plaatsvinden;
  • c. het totaal aantal dagen waarop evenement wordt gehouden per jaar niet meer dan 50 bedraagt;
  • d. er zorg wordt gedragen voor voldoende parkeergelegenheid op het terrein en/of in de directe nabijheid op het terrein;
  • e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk van aard zijn, hetgeen betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen;
  • f. er geen onevenredige aantasting van de binnen het gebied aanwezig waarden zal plaatsvinden.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen, bruggen, kademuren e.d.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. bijzondere woongebouwen;
  • c. garageboxen;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. agrarisch gebruik;
  • f. hobymatig houden van dieren;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in 15.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

15.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 15.1.1:

a Woningen

Voor wonen geldt het volgende:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan conform de bestaande bouwwijze;
  • b. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. per bouwperceel is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c is ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' een vrijstaande woning toegestaan.
b Bijzonder woongebouw

Een bijzonder woongebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzonder woongebouw'.

c Garageboxen

Garageboxen zijn uitsluitend bestemd voor de stalling van voertuigen en berging als medegebruik en uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

d Hobbymatig houden van dieren

Het hobbymatig houden van dieren is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig houden van dieren'.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.

15.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te zijn afgedekt met een kap met een helling van minimaal 30° en maximaal 65°. Bij hoofdgebouwen waar ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangeduide goot- en bouwhoogte aan elkaar gelijk zijn, is een kleinere dakhelling of een plat dak toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang in stand gehouden te worden met een minimale breedte van 5 meter en hoogte van 3 m.
15.2.3 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen

Voor de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen buiten deze aanduidingen worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. voor zover de aanduiding 'bijgebouwen' is gelegen vóór de voorgevel, geldt dat, in afwijking van het bepaalde onder a, uitsluitend de bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
  • c. voor zover de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' is opgenomen, geldt dat, in afwijking van het bepaalde onder a, deze gronden niet bestemd zijn voor het realiseren van bijgebouwen en overkappingen;
  • d. de diepte van aan- en uitbouwen dan wel aangebouwde bijgebouwen aan de achtergevel en/of het verlengde hiervan mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
15.2.4 Garageboxen

Voor garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de breedte van iedere garagebox mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.2.5 Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
15.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de overige gronden mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.2.7 Bebouwde oppervlakte

Voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt het volgende:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²;
  • b. indien de aanduiding 'bijgebouwen' is gelegen vóór de voorgevel, dan telt de bebouwde oppervlakte van dit aanduidingsvlak niet mee bij het bepaalde onder a.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Omgevingsvergunning bouwwijze

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1.2 teneinde de bouwwijze van een woning te wijzigen, mits:

  • a. het eventueel toevoegen van een extra woning past binnen de woningbouwprogrammering van de gemeente;
  • b. het toe te voegen aantal woningen niet meer bedraagt dan 1;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht neemt;
  • e. er geen belemmering is uit het oogpunt van externe veiligheid.
15.3.2 Omgevingsvergunning bijzonder woongebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1.2 teneinde de bouwwijze ter plaatse van de aanduiding 'bijzonder woongebouw' te wijzigen, mits:

  • a. het eventueel toevoegen van extra woningen past binnen de woningbouwprogrammering van de gemeente;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht neemt;
  • d. er geen belemmering is uit het oogpunt van externe veiligheid.
15.3.3 Omgevingsvergunning hoofdgebouw buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 teneinde een uitbreiding van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding vindt plaats binnen het bouwperceel;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht neemt;
  • d. er geen belemmering is uit het oogpunt van externe veiligheid.
15.3.4 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de op grond van 15.2.2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht neemt.
15.3.5 Omgevingsvergunning zijdelings bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 voor het overschrijden van het bouwvlak ten behoeve van het zijdelings uitbreiden van een woning, mits:

  • a. de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt;
  • b. de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan niet wordt overschreden;
  • c. de totale breedte van de woning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen niet meer dan 15 m bedraagt;
  • d. de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaatsvindt;
  • f. er geen stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat;
  • g. er geen belemmering is uit het oogpunt van externe veiligheid.
15.3.6 Omgevingsvergunning aan- of uitbouwen buiten 'bouwvlak' en 'bijgebouwen'

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.3 onder a teneinde aangebouwde gebouwen in de vorm van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toe te staan mits:

  • a. de diepte van het aangebouwde gebouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. de breedte van het aangebouwde gebouw niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. er geen belemmering is uit het oogpunt van externe veiligheid.
15.3.7 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.6 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van de woning is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
15.3.8 Omgevingsvergunning oppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.7 teneinde een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan mits:

  • a. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 150 m2 bedraagt;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de gronden met niet meer dan 65% worden bebouwd;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van caravans;
  • c. detailhandel, behoudens voorzover de detailhandel uitdrukkelijk is toegestaan op grond van de regels;
  • d. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Afwijken kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor kleinschalig logeren, zoals bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in de woning of daarbij behorend bijgebouw;
  • b. het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5;
  • c. de totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. de woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
  • e. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het kleinschalig logeren mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. het logeren mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
15.5.2 Omgevingsvergunning kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald in 15.1 teneinde kamerverhuur toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de brandweer heeft positief geadviseerd ten aanzien (van het aantal bewoners ten aanzien) van brandveiligheidseisen;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving.

Artikel 16 Wonen - Woonwagens

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagens'aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden in de vorm van woonwagens met daarbij behorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd dan wel geplaatst:

  • a. woonwagens met bijbehorende bijgebouwen, waaronder bergingen, sanitaire ruimten, dierenverblijven, kassen, garages en carports;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, passende in de bestemming.
16.2.2 Situering gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende situeringseisen:

  • a. woonwagens mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en maximaal één per bouwvlak;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van minimaal 1 m tot de woonwagen te worden gesitueerd.
16.2.3 Maatvoering woonwagens en bijgebouwen

De bouwwerken als bedoeld in 16.2.1 sub a zijn uitsluitend toegestaan indien per standplaats wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte van woonwagens en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van woonwagens en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m ;
  • c. de bebouwde oppervlakte op het bouwperceel (standplaats) van de te plaatsen woonwagen met aanbouw mag niet meer bedragen dan 90 m2;
  • d. op de standplaats is een bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 20 m2.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken als bedoeld in 16.2.1 sub b zijn uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het “bouwvlak” en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 3 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van caravans;
  • c. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  • d. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen.

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), primair bestemd voor een gasleiding, alsmede voor respectievelijk 4 m of 5 m aan weerszijden van de op de verbeelding opgenomen aanduiding Leiding - Gas voor de instandhouding van een gasleiding.

17.2 Bouwregels

Op de in 17.1. bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2. teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemmingtoe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de vergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Met dien verstande dat geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Vergunningplichtige werken

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen, diepploegen of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • e. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen en het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • h. het rooien van diepwortelende bepalnting en bomen;
  • i. het aanleggen, vergraven, veruuimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
17.4.2 Uitzonderingen

Het onder 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale onderhoud van de leiding of de onderliggende bestemming betreft;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
17.4.3 Voorwaarden

De in 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vraagt het bevoegd gezag advies van de leidingbeheerder.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  • a. een bovengrondse 150 kV en/ of 380 kV hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’;
  • b. de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid a mag ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 18.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de overige bestemmingen van deze gronden, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen ven beplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 18.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
  • b. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een rioolwatertransportleiding, alsmede 5 m aan weerszijden van de op de verbeelding opgenomen aanduiding Leiding - Riool voor de instandhouding van deze leiding.

19.2 Bouwregels

Op de in 19.1. bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2. teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de vergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplichtige werken

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • e. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
19.4.2 Uitzonderingen

Het onder 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
19.4.3 Voorwaarden

De in 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vraagt het bevoegd gezag advies van de leidingbeheerder.

Artikel 20 Waarde - Archeologie historische bebouwing

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie historische bebouwing' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op de in 20.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 m over een oppervlakte groter dan 30 m² ;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 30 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
20.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsgunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

20.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 0,4 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 0,4 m;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 0,4 m;
  • d. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 0,4 m;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 20.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
20.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie historische bebouwing' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 30 m² en niet dieper gaat dan 40 cm onder maaiveld;
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
20.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
20.4.5 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 20.4.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming ‘Waarde - Archeologie historische bebouwing’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

20.5.2 Advies

Alvorens de in lid 20.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE.

Artikel 21 Waarde - Archeologie2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.

21.2 Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 m over een oppervlakte groter dan 500 m²;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
21.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsgunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.

21.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,4 m;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,4 m;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,4 m;
  • d. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,4 m;
  • e. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 21.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
21.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 500 m² en niet dieper gaat dan 40 cm onder maaiveld;
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
21.4.4 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
21.4.5 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 21.4.1 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming ‘Waarde - Archeologie2’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

21.5.2 Advies

Alvorens de in lid 21.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kan alleen worden verleend indien op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de normering zoals opgenomen in het parkeerbeleid van de gemeente Halderberge, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • b. het bevoegd gezag kan afwijken van het gestelde in 23.1 sub a indien de parkeerbehoefte kan worden opgevangen door buiten het eigen terrein aanwezige of aan te leggen parkeergelegenheden. De aan te leggen parkeergelegenheden dienen binnen 1 jaar na gereedkomen van de ontwikkeling te zijn aangelegd.
23.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van dit bestemmingsplan geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het volgende:

  • a. indien de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven minima of maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering, afstand of oppervlakte als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, afwijkt van de in de regels voorgeschreven situering, is ook de bestaande situering toegestaan;
  • c. het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
23.3 Ondergronds bouwen
23.3.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van (half)ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen, sleufsilo’s en mestbasins zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
23.3.2 Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.3.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbasins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Parkeren
24.1.1 Gebruiksregels

Het parkeren, laden en lossen van voertuigen in relatie met de bestemming, dient volledig te worden gerealiseerd binnen de bouwpercelen behorende bij de bestemming in overeenstemming met de parkeernormen zoals opgenomen in het parkeerbeleid van de gemeente Halderberge.

24.1.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1.1 voor het afwijken van de parkeernormen, onder voorwaarde dat:

  • a. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, omdat er een bijzonder gemeentelijk belang met de verwezenlijking is gemoeid;
  • b. aantoonbaar is dat op acceptabele afstand parkeercapaciteit aanwezig is. Als dit parkeerplaatsen zijn die behoren tot het openbaar aanbod, dient via een parkeerdrukmeting te worden aangetoond dat er op momenten dat er gebruik van de parkeerplaatsen wordt gemaakt, voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
24.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens:
    • 1. indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 25.2;
    • 2. bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. de huisvesting van arbeidsmigranten.
24.3 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan vrijstelling kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van een bouwlvak worden overschreden ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van gebouwen, luifels (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    • 2. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • f. de onder a tot en met e genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en geen sprake is van belemmeringen uit het oogpunt van externe veiligheid.

25.2 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 sub b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 30 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
25.3 Omgevingsvergunning huisvesting arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 sub c ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woonmilieu;
  • b. voldaan wordt aan het parkeerbeleid van de gemeente Halderberge, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • c. maximaal 4 (afzonderlijke) personen (of 3 afzonderlijke personen plus een huishouding) op basis van kamerverhuur in een normale eengezinswoning (woonbestemming) worden gehuisvest.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

26.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging mag geen uitbreiding van het bebouwd oppervlak tot gevolg hebben;
  • b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. het programma voor de woningbouw voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • a. binnen het wijzigingsgebied is maximaal 1 woning is toegestaan;
  • b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • c. de functie mag geen belemmering opwerpen voor omringende bedrijfsactiviteiten;
  • d. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • e. uit onderzoek dient te blijken dat de geluidsbelasting op de gevel de maximaal toelaatbare hogere waarde niet overschrijdt;
  • f. uit onderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit voldoet aan de eisen die woningbouw toestaan;
  • g. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit geen belemmering opwerpt voor woningbouw.
26.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woningen zijn zowel grondgebonden als in de vorm van gestapelde woningen toegestaan;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m. Indien en voor zover hoofdgebouwen aan elkaar grenzen, geldt dit vereist aan die zijde niet;
  • c. er dient te worden voldaan aan de uitgangspunten/randvoorwaarden van het nader uit te werken stedenbouwkundig plan en/of beeldkwaliteitplan;
  • d. het programma voor de woningbouw voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • e. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • f. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • g. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • h. de functie mag geen belemmering opwerpen voor omringende bedrijfsactiviteiten;
  • i. uit onderzoek dient te blijken dat de geluidsbelasting op de gevel de maximaal toelaatbare hogere waarde niet overschrijdt;
  • j. uit onderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit voldoet aan de eisen die woningbouw toestaan;
  • k. uit onderzoek dient te blijken dat de luchtkwaliteit geen belemmering opwerpt voor woningbouw;
  • l. uit onderzoek dient te blijken dat beschermde flora en fauna niet worden aangetast, danwel dienen de eventueel noodzakelijke ontheffingen zijn verkregen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kom Oud Gastel' van de gemeente Halderberge.