Plan: | Opperstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.BP2001-C002 |
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Hoeven en is onderdeel van het bestemmingsplan Opperstraat. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 7,1 hectare. De hoogteligging van het maaiveld varieert binnen het plangebied van circa 8,00 m+ NAP in het zuidelijke deel tot circa 6,30 m+ NAP in de noordoostelijke deel van het bestemmingsplan. De locatie heeft momenteel een agrarische functie en is geheel onbebouwd.
Riolering
Binnen het plangebied is momenteel riolering aanwezig. Het betreft het gescheiden stelsel van Opperstraat welke in fase 1 en 2 gerealiseerd is.
Oppervlaktewater
In het plangebied Opperstraat loopt evenwijdig aan de Bovendonksestraat een watergang. Deze watergang loopt van de kruising Opperstraat / Madelieflaan door tot aan de Bovenstraat en sluit aan op de watergang ten zuiden van de Opperstraat / Madeliefstraat en de watergang aan de noordzijde van de Bovenstraat. Evenwijdig aan deze sloot ligt westelijk hiervan een kleinere greppel. Deze is aan de noordzijde aangesloten op de watergang bij de Madelieflaan.
Aan de westzijde van het plangebied liggen twee retentievoorzieningen, welke zijn aangelegd ten behoeve van Opperstraat fase 1 en het woonzorgencomplex fase 2.
Geohydrologische kenmerken
Bodemopbouw
De bodem bestaat in hoofdlijnen uit matig fijn tot grof zandpakket tussen het maaiveld en 1,0 m- NAP. Tussen 1,0 m- NAP en 5,0 m- NAP komt een kleiige laag voor die de scheiding vormt van het freatische pakket en de onderliggende watervoerende zandlaag.
Grondwaterstand
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) wordt op basis van de beschikbare informatie verwacht op tussen de 4,70 m+ NAP aan de zuidwestzijde tot 4,20 m+ NAP aan de noordoostzijde. De gemiddelde grondwaterstand onder projectlocatie ligt tussen de 4,20 m+ NAP aan de zuidwestzijde tot 3,60 m+ NAP aan de noordoostzijde. De GLG onder projectlocatie ligt tussen de 3,70 m+ NAP aan de zuidwestzijde tot 3,2 m+ NAP aan de noordoostzijde.
De bovengenoemde grondwaterstanden liggen onder de in het BRP uit 1999 gepresenteerde waarden, althans zoals deze door Fugro en de gemeente Halderberge zijn gemeten. Dit bevestigt de lokale aanwezigheid van leemlagen op geringe diepte, welke (tijdelijke) schijngrondwater-spiegels kunnen veroorzaken.
Doorlatendheid
De doorlatendheid van de bodem is vastgesteld op basis van het oorspronkelijke veldonderzoek uit 1999. ). Uit deze onderzoeksresultaten is een gemiddelde doorlatendheid (k-waarde) vastgesteld van 0,6 m/dag. Een exacte (k-waarde) is op basis van het veldonderzoek niet te geven en daarom wordt de meest ongunstigste waarde van 0,4 m/etmaal als maatgevend beschouwd. Als gevolg van de kenmerken van de bodem/ ondergrond kan worden vastgesteld dat infiltratie van grote hoeveelheden hemelwater in het plangebied nagenoeg uitgesloten is.
Toekomstige ontwikkeling
De ontwikkeling van Opperstraat fase 3 voorziet in de bouw van 130 woningen. Aan de zuidwestzijde van het plangebied en centraal in het plangebied is openbaar groen en water voorzien. Op basis van het verkavelingsplan zal het verhard (afwaterend) oppervlak in de toekomstige situatie circa 2,57 ha bedragen. Hiervan bestaat circa 1,53 ha uit terreinverharding en 1,04 ha uit dakverharding.
Invulling waterhuishouding
Wateropgave
Als gevolg van de ontwikkeling zal het totale verhard oppervlak met circa 2,54 ha toenemen. Op basis van het beleid van het waterschap betekent dit een wateropgave van 2.005 m3 (= 2,57 ha x 780 m3/ha) bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar (T=100). Bij het uiteindelijke ontwerp en dimensionering van de retentievoorziening mag rekening gehouden worden met de overcapaciteit in de bestaande retentievoorzieningen in fase 1 en 2. In totaal bedraagt de benodigde wateropgave dan 1.618 m3.
Invulling watersysteem
Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek, veldonderzoek en praktijkervaring blijkt dat de bodem ongeschikt is voor grootschalige infiltratie.
Voor het nieuwe plangebied is het uitgangspunt om een gescheiden stelsel aan te leggen, welke wordt aangesloten op het bestaande watersysteem en stelsel van fase 1 en 2. Het oppervlak aan de zuidwestzijde van het plangebied wordt gebruikt voor een nieuwe retentievoorziening, welke via een duiker gekoppeld wordt aan de bestaande retentievoorziening van fase 2.
In de retentievoorziening wordt 0,50 m water geborgen met een minimale waking van 1,0 m. Hiervoor is in de bestaande retentievoorziening van fase 2 een stuw met een knijpvoorziening geprojecteerd. De stuw krijgt een stuwhoogte van 6,00 m+ NAP, waardoor de bergende schijf in deze retentie wordt vergroot van 0,25 m naar 0,50 m..
Bij de nieuwe retentievoorziening is uitgegaan van een ruimteclaim op insteekniveau van in totaal 5.156 m2, conform het verkavelingsplan. Het wateroppervlak in de retentie is circa 2.770 m2 bij een normaal waterpeil van 5,50 m+ NAP. Het volume van de bergende schijf is bepaald op basis van het gemiddelde wateroppervlak van 2.870 m2. bij 5,75m + NAP. Het bergingsvolume voor de nieuwe retentievoorziening is berekend op 1.435 m3. In totaal wordt er voor fase 3 circa 1770 m3 extra retentie aangelegd, hetgeen ruim voldoet aan de gestelde wateropgave.
Huishoudelijke afvoer
De huishoudelijke afvoer, ook wel vuilwaterafvoer of droogweerafvoer (DWA) van de nieuwbouw, dient te worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat huishoudelijk water te allen tijde gescheiden van het hemelwater dient te worden afgevoerd.
Overige opmerkingen
Wateroverlast op belendende percelen dient te allen tijde te worden voorkomen. Het verhard en onverhard oppervlak dient dusdanig te worden aangelegd, dat geen afvloeiing plaatsvindt naar de aangrenzende percelen.