26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,60 m, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
b. het verlagen van het waterpeil;
-
c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
a. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
-
b. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
-
c. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
-
d. zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,60 m kunnen worden uitgevoerd;
-
e. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
-
f. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
-
g. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
-
h. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
26.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaalde is dat de in lid 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
-
a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
-
b. De verplichting tot het doen van opgravingen. of
-
c. De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door: de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie
2’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
-
a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
-
b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.