gemeente: Gemert-Bakel   status: Vastgesteld
plannaam: Doonheide - Molenbroekse Loop   datum: 15-12-2010
 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan

het bestemmingsplan “Doonheide - Molenbroekse Loop” van de gemeente Gemert-Bakel;

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 1652.DoonheideMolenbroe-Va01 met bijbehorende regels;

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aaneengebouwde woningen

een blok van meer dan twee aaneengesloten woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied en tevens een kapsalon en nagelstylist, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een (hoofd)-gebouw niet zijnde een hoeksituatie;

achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw;

afhankelijke woonruimte

een bijbouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

bestaand

      1. bij bouwwerken:

        1. bestaand feitelijk aanwezig of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp of;

        2. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend c.q. dat voor dat tijdstip is gemeld op grond van het bepaalde in de Woningwet (artikel 42);

      2. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

      3. bij hoofdgebouwen: bebouwing in meer dan één bouwlaag alsmede bungalows en patiowoningen in één bouwlaag

ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijbouw

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, verbonden aan het hoofdgebouw of daarvan vrijstaand in één bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met uitzondering van onderbouw;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dienstverlening

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten;

erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan worden uitgeoefend;

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing in twee bouwlagen, alsmede patiowoningen en bungalows in één bouwlaag, al dan niet bestaande uit samengestelde en/of gelede delen, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;

huishouden

samenlevingsverband, waarbij wat wonen betreft één hoofdtoegang (huisnummer), één bel en één brievenbus aanwezig is;

mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;

ontheffing

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructies, bestemd om te dienen als:

      1. schuilgelegenheid;

      2. stalling van voertuigen en onderkomens;

      3. opslag van materialen en goederen;

peil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis, raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

stedenbouwkundige waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;

twee-aaneen-gebouwde woningen

blokken van maximaal twee aaneengebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;

voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw;

voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de voorgevel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

vrijstaande woning

een woning bestaande uit een bouwmassa van één vrijstaand hoofdgebouw;

waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;

weg

alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

wet

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan;

woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;

zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Toepassing

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. openbare groenvoorzieningen;

      2. speelvoorzieningen ten behoeve van dagrecreatie;

      3. wandelpaden en langzaamverkeerroutes;

      4. parkeervoorzieningen;

      5. voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud van het openbare groen;

      6. openbare nutsvoorzieningen;

      7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

      8. plaatsen van kunstvoorwerpen.

3.2 bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. geluidwerende voorzieningen: 4,5 m;

      2. bouwhoogte overige bouwwerken maximaal: 3 m;

      3. oppervlakte maximaal: 6 m2;

      4. in uitzondering op artikel 3.2.2 sub a en b mogen kunstobjecten gerealiseerd worden waarvan de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen met een maximaal oppervlak van 15 m2.

3.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen worden toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

      1. het straat- en bebouwingsbeeld;

      2. de gebruiksmogelijkheden;

      3. de verkeersveiligheid;

      4. de sociale veiligheid.

3.4 specifieke gebruiksregels

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in elk geval gerekend:

      1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen;

      2. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een handel en/of bedrijf;

      3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de verkoop van motorbrandstoffen.

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. gebieds- en perceelsontsluitingen;

      2. groenvoorzieningen;

      3. kunstobjecten;

      4. (openbare) nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

      5. parkeervoorzieningen;

      6. speelvoorzieningen;

      7. verblijfsgebied;

      8. verhardingen;

      9. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

      10. wegen, straten, paden.

4.2 bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

      1. bouwhoogte maximaal: 3 m;

      2. oppervlakte maximaal: 15 m2.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer:

      1. kunstwerken maximaal: 5 m;

      2. speelvoorzieningen maximaal: 3,5 m;

      3. verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten maximaal: 8 m;

      4. antennes maximaal: 12 m;

      5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal: 3 m.

4.3 specifieke gebruiksregels

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in elk geval gerekend:

      1. het gebruik van bouwwerken voor wonen;

      2. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

      3. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.

Artikel 5 Water

 

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.

5.2 bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bruggen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 4 meter.

Artikel 6 Wonen

 

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. maximaal 137 vrijstaande, vrijstaand geschakelde, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen;

en met daaraan ondergeschikt:

        1. aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbouwen mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft, met in acht neming van het bepaalde in artikel 6.4.3;

        2. aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbouwen mits daarvoor met toepassing van 6.5.1 ontheffing is verleend en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

en tevens voor:

      1. tuinen en erven;

      2. (openbare) groenvoorzieningen;

      3. (openbare) nutsvoorzieningen;

      4. verkeers- en parkeerdoeleinden;

      5. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

6.2 bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

      1. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

        1. 50% voor vrijstaande woningen;

        2. 60% voor twee-aaneengebouwde woningen;

        3. 60% voor aaneengebouwde of vrijstaand geschakelde woningen,

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage (%), het daar opgenomen percentage als maximum geldt;

      1. het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding maximaal aantal woningen aangegeven maximaal aantal wooneenheden;

      2. gebouwd binnen het bouwvlak;

      3. hoofdgebouwen dienen in of maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

      4. de goot- en bouwhoogte zijn maximaal de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

      5. de diepte van hoofdgebouwen mag maximaal 15 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1, waar de diepte van hoofdgebouwen maximaal 20 meter mag bedragen;

      6. de afstand van een vrijstaand of een vrijstaand geschakeld hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen;

      7. de afstand van een blok van twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient aan één zijde minimaal 3 m te bedragen.

6.2.2 Bijbouwen

Voor het bouwen van bijbouwen gelden de volgende regels:

      1. de oppervlakte van een vrijstaande bijbouw al dan niet met kap mag maximaal 80 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte mag 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen;

      2. bijbouwen dienen minimaal 1 m achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

      3. in afwijking van het bepaalde in 6.2.2 onder b geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel c.q. voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt en mits de breedte:

        1. van de erker niet meer dan 60% en

        2. van de luifel niet meer dan 40%

van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;

      1. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;

      2. in afwijking van het bepaalde onder e geldt bij vrijstaande woningen, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;

      3. aan de achter- en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbouwen al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:

        1. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;

        2. de goothoogte mag maximaal 3,30 m bedragen;

        3. in afwijking van het bepaalde in 6.2.2 sub b onder 2 mag de goothoogte van een bijbouw met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische danwel constructieve inpassing.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

      1. de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen, waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;

      2. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;

      3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

      4. de bouwhoogte voor antennemasten mag maximaal 12 m bedragen;

      5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.

6.2.4 Kleine gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut

Voor het bouwen van kleine gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van openbaar nut geldt, in afwijking van hetgeen bepaald is in artikel 6.2.2 tot en met artikel

6.2.3, de volgende regels:

      1. gebouwtjes van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;

      2. de oppervlakte van een gebouwtje van openbaar nut mag maximaal 15 m² bedragen;

      3. wat betreft de bouwhoogte van een bouwwerk van openbaar nut geldt voor:

        1. verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten, dat de maximale hoogte 8 m mag bedragen;

        2. antennes, dat de maximale hoogte 12 m mag bedragen;

        3. andere bouwwerken van openbaar nut, dat de maximale hoogte 3 m mag bedragen.

6.3 ontheffing van de bouwregels

 

6.3.1 Bouwen ten behoeve van afhankelijk wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2, onder a, voor de bouw van extra bijbouwen met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m², met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 5% mag worden verhoogd, mits de maximale oppervlaktemaat voor afhankelijke woonruimte als genoemd in artikel 6.5.2 niet overschreden wordt en voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      1. het straat- en bebouwingsbeeld, alsmede beeldkwaliteit: rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:

        1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;

        2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;

        3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;

        4. de hoogtedifferentiatie.

      2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;

      3. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

        1. de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

        2. het uitzicht;

        3. de aanwezigheid van voldoende privacy.

6.3.2 Bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 6.2.1 onder a en b, ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder e voor de bouw van een woning met een goothoogte van maximaal 1,5 m meer dan de op de aangeduide maximale goothoogte, onder de voorwaarden dat:

      1. de ontheffing uitsluitend wordt verleend indien het bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, daarbij lettend op de situering, de kapvorm en hoogtedifferentiatie met in acht name van de beeldkwaliteit;

      2. het bouwplan een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan betreft dat niet kan worden gerealiseerd binnen de bepalingen van artikel 6.2.1 onder e zonder daarbij in essentieel opzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.

6.4 specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Gebruik van bouwwerken in strijd met de bestemming

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik in strijd met deze bestemming in ieder geval begrepen een gebruik van bouwwerken:

      1. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf;

      2. voor de uitoefening van een groothandelsbedrijf;

      3. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbouwen, tenzij ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 6.5.1;

      4. voor zover het vrijstaande bijbouwen betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte tenzij ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 6.5.2;

      5. voor de verkoop van motorbrandstoffen.

6.4.2 Gebruik van gronden in strijd met de bestemming

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik in strijd met deze bestemming in ieder geval begrepen een gebruik van gronden:

      1. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf;

      2. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

      3. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

      4. voor de verkoop van motorbrandstoffen.

6.4.3 Aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten

Ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 80 m².

6.5 ontheffing van de gebruiksregels

 

6.5.1 Aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.4.1 onder c, voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbouwen, met dien verstande dat:

      1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

      2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woon karakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

        1. in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, evenals de verkeersaantrekking;

        2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

        3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;

        4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbouw en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

      3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

      4. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;

      5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;

      6. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².

6.5.2 Vrijstaande bijbouw als afhankelijke woonruimte

      1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tijdelijk ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.4.1 onder d voor het gebruik van een vrijstaande bijbouw als afhankelijke woonruimte, mits:

        1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

        2. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;

        3. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;

        4. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;

        5. de bijbouw gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw.

      2. De in artikel 6.5.2 onder a bedoelde ontheffing wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg is te komen vervallen.

3 Algemene regels

 

Artikel 7 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels:

      1. en toestaan dat maten, afmetingen en percentages worden overschreden, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

      2. en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

      3. en toestaan dat openbare nutsgebouwen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m3 bedraagt;

      4. en toestaan dat een gebouw wordt gebouwd ten behoeve van het houden van dieren of het kweken van planten, zoals een volière of een groentekas, mits:

        1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 10 m² bedraagt;

        2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 4,50 m bedraagt;

      5. en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van communicatievoorzieningen, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

      6. en toestaan dat de bouwgrens aan de voorzijde van de woning met 1 meter aan de straatzijde wordt overschreden mits de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet in onevenredige mate worden aangetast;

      7. en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 6 m, behoudens ten aanzien van erf-/terreinafscheidingen;

      8. de bestemmingsregels en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

      1. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden;

      2. ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 35 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,50 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.

Artikel 9 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eis is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 overgangsrecht bouwwerken

      1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

        1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

        2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

      2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

      3. Artikel 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 overgangsrecht gebruik

      1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

      2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

      3. Indien het gebruik, bedoeld onder 10.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

      4. Artikel 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Doonheide - Molenbroekse Loop”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van