Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:
-
a. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande, dat de afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
-
b. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 15 m² welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.
-
c. Het bevoegd gezag kan de Milieuzone - geurzone wijzigen dan wel verwijderen indien uit onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat en indien tevens de belangen van de betrokken veehouderij niet worden aangetast.