direct naar inhoud van Bijlage 3 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte twee-de tak of deeltijdfunctie
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.0711602-VG01

Bijlage 3 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte twee-de tak of deeltijdfunctie

Activiteit   Specifieke criteria bij toepassing van de ontheffing in artikel 3 lid 3.6. onder b en artikel 4 lid 4.6. onder b  
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen en streekeigen producten   Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk.
De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De bedrijfsvloeroppervlakte voor de bewerking en verwerking mag maximaal 500 m² bedragen, waarbinnen de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel maximaal 120 m² mag bedragen. De activiteiten dienen binnen de bestaande gebouwen plaats te vinden.
 
Zorgfunctie   Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in dié zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van deze activiteiten mag, indien om bouwtechnische redenen noodzakelijk, geringe uitbreiding van de bestaandegebouwen plaatsvinden.
 
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid   Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. Er mag maximaal 20% van het bouwperceel worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. De activiteiten dienen binnen de bestaande gebouwen plaats te vinden.  
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten   De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 200 m² bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. De activiteiten dienen binnen de bestaande gebouwen plaats te vinden.  
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven   De bedrijvigheid mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 500 m². Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. De activiteiten dienen binnen de bestaande gebouwen plaats te vinden.  
Opslag van niet-agrarische producten, caravans en boten   Het moet bij de opslag van niet-agrarische producten gaan om een opslag die een relatie heeft met het buitengebied. De opslag is alleen toegestaan op percelen die gelegen zijn aan een doorgaande weg. De opslag moet plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen op het bouwperceel. De opslag is niet toegestaan buiten de gebouwen.
 
Appartementen voor recreatieve bewoning   De appartementen worden in de bestaande gebouwen ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaande entree. Permanente bewoning van de appartementen is niet toegestaan. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 100 m². De oppervlakte van een appartement mag ten hoogste 50 m² bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van de appartementen per bouwperceel mag ten hoogste 200 m² bedragen. Het gezamenlijk aantal slaapplaatsen van alle kamers mag ten hoogste 12 bedragen. In de kamers mogen geen keukenblokken worden aangebracht. De activiteit moet uitgeoefend worden door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden.Ten behoeve van deze activiteiten mag, indien om bouwtechnische redenen noodzakelijk, geringe uitbreiding van de bestaande gebouwen plaatsvinden.
 
Kinderopvang   De kinderopvang moet in de bestaande gebouwen worden ondergebracht. De activiteit moet uitgeoefend worden door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning. Het parkeren en de aanleg van sport- en speelvoorzieningen moeten op eigen erf plaatsvinden. Ten behoeve van deze activiteiten mag, indien om bouwtechnische redenen noodzakelijk, geringe uitbreiding van de bestaande gebouwen plaatsvinden.  
Pension   De logiesruimte moet in de bedrijfswoning, de daarmee verbonden aan- of uitbouwen of de schuur van het boerderijpand ondergebracht worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaande entree. Permanente bewoning van de logiesruimtes is niet toegestaan. Maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning mag worden gebruikt voor de logiesverstrekking. Er mag geen sprake zijn van een milieuvergunningplichtige inrichting. Indien er sprake is van een pension met keuken moet er kunnen worden voldaan aan de richtlijnen in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering en overige milieueisen. Reclame-uitingen mogen in beperkte mate, maar mogen niet storend zijn in de omgeving. Er moeten geen extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte nodig zijn. Parkeren moet zoveel mogelijk op het eigen terrein plaatsvinden. De activiteiten moeten worden ontplooid door de gebruiker van de bedrijfswoning. Horeca mag alleen ten dienste staan van de logiesgasten.
 
Theeschenkerij   De schenkerij moet binnen de bestaande bebouwing gevestigd worden.
Ten behoeve van de theeschenkerij mag een klein buitenterras worden aangelegd. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 50 m² bedragen.  
Boerengolf   Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Op het bouwperceel moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt.