direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch - Dijkenlandschap
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.0711602-VG01

Artikel 3: Agrarisch - Dijkenlandschap

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Dijkenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf”;
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch niet-grondgebonden bedrijf”;
  • d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien een bouwperceel is voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
  • e. een mestsilo, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - mestsilo”;
  • f. het wonen, ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel;
  • g. cultuurgrond;
  • h. een windturbine, ter plaatse van de aanduiding “windturbine - 1”, "windturbine - 2" of "windturbine - 3", dan wel windturbines, ter plaatse van de aanduiding “overig - windturbinepark”;
  • i. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de geluidszoneringsplichtige inrichtingen op de gaswinlocaties en het industrieterrein Eemshaven, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie”;
  • j. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - spoor”;
  • k. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;
  • l. de bescherming van de functie van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - waterkering”;
  • m. het behoud en herstel van een kolkgat, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - kolkgat”;
  • n. het behoud en herstel van een poel, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - poel”;

met daaraan ondergeschikt:

  • o. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en archeologische waarden van het dijkenlandschap waaronder begrepen landschappelijke openheid en bodembescherming;
  • p. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het grootschalig open gebied, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grootschalig open gebied”;
  • q. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • t. wegen en paden;
  • u. sloten, poelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;

met de daarbijbehorende:

  • v. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, koelhuizen en bestaande kassen;
  • w. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepen en bedrijven genoemd in bijlage 2 en/of logiesverstrekking;
  • x. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • y. torensilo's;
  • z. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bouwperceel;
  • b. per gebied dat is voorzien van een bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd ;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering zal, voor wat betreft de stalruimte, per daartoe aangeduid bouwperceel niet meer bedragen dan de in bijlage 4 per bedrijf genoemde gezamenlijke oppervlakte;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het bestaande aantal zal bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste de oppervlakte van de bedrijfswoning bedragen;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouw-
hoogte in m  
  per
gebouw of overkap-
ping  
gezamen-lijk   max.   min   max.   max.  
bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping   -   -   6,00*   20   60   14,00*  
bedrijfswoning   150+   -   5,00   30   60   14,00  
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   100   3,50   -   60   -  
torensilo   80   -   -   -   -   14,00  
bestaande
kassen  
-   bestaand   bestaand   -   -   bestaand  
tunnelkassen   -   -   -   -   -   2,00  

* tenzij de bestaande goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de goot- en/of bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen
+ tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen  

3.2.2. Windturbines

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “windturbine - 1”, "windturbine - 2" of "windturbine - 3";
  • b. het aantal te bouwen windturbines zal, ter plaatse van een aanduiding, ten hoogste één bedragen;
  • c. de ashoogte van een windturbine zal ten hoogste de bestaande ashoogte bedragen;
  • d. de wieklengte zal ten hoogste 2/3 van de bestaande ashoogte bedragen.

3.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - mestsilo” en met uitzondering van bestaande platen ten behoeve van opslagdoeleinden;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's, inclusief afdekking, zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van perceelafscheidingen buiten de bouwpercelen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op de bouwpercelen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde windmolens, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 14,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 3,00 m bedragen.

3.3. Ontheffing van de bouwregels
3.3.1. Bouwen bedrijfswoning buiten bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder a en toestaan dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. er, in geval van een waardevol voormalig boerderijpand, geen wijziging optreedt in de bestaande hoofdvorm van het boerderijpand en de bestaande nokrichting wordt aangehouden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.2. Mestvergistingsinstallatie

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder b en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie bij een agrarisch bedrijf worden gebouwd, mits:

  • a. deze ontheffing uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • c. tevens de in lid 3.5.1. genoemde ontheffing wordt verleend;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.3. Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder c. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zoals weergegeven in bijlage 4, voor wat betreft de stalruimte, wordt vergroot, mits:

  • a. deze ontheffing uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van de verbetering van het dierenwelzijn bij een gelijkblijvende productieomvang, bij een gelijkblijvend aantal dieren en het verbeteren van de milieusituatie;
  • b. bij toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid de richtlijnen van het Informatie- en Kenniscentrum Landbouw gehanteerd worden;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.4. Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder d en toestaan dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 120 NGE aanwezig en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur;
  • c. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd.

3.3.5. Vergroten oppervlakte bedrijfswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder g en toestaan dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 250 m², mits:

  • a. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast, indien het ensemble en de schaal van de bebouwing in samenhang met het erf en de omgeving ruimte biedt voor de nieuwbouw (vervanging) van een woonhuis met allure;
  • b. bij de nieuwbouw een goede beeldkwaliteit wordt nagestreefd middels een specifiek beeldkwaliteitsplan;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.6. Goothoogte koelloodsen

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder g en toestaan dat de maximale goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m, mits:

  • a. deze ontheffing uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de bouw van koelloodsen bedoeld voor de opslag van akkerbouwproducten;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.7. Minimale dakhelling

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder g en toestaan dat de minimale dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verlaagd tot 18°, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.8. Bouwhoogte torensilo's

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder g en toestaan dat de bouwhoogte van torensilo's wordt vergroot tot 25,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.9. Opslag buiten bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3. onder a en toestaan dat sleufsilo's, kuilvoerplaten en naar de aard daarmee gelijk te stellen platen ten behoeve van opslagdoeleinden tot ten hoogste 50 m buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een silo of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de opstaande randen van een silo of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. het verzoek om ontheffing vergezeld gaat van een landschappelijk inpassingsplan;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.10. Opslag mest buiten bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3. onder a en toestaan dat mestsilo's, -zakken, -platen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de opslag voor mest buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. het bouwwerk binnen het bouwperceel dan wel direct daarop aansluitend wordt gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van een mestsilo, dan wel een mestzak of een -plaat inclusief de al dan niet aanwezige afscheidingen of opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de afscheidingen of opstaande randen van een mestzak of -plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. het verzoek om ontheffing vergezeld gaat van een landschappelijk inpassingsplan;
  • f. tevens de in lid 3.5.3. genoemde ontheffing is verleend;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.11. Bouwhoogte mestsilo's

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3. onder b. en toestaan dat de bouwhoogte van mestsilo's binnen een bouwvlak wordt vergroot tot 8,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid en detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten, alsmede tijdelijke opslag van mest, onder voorwaarde dat de mestopslag niet langer dan zes maanden duurt en de mestopslag niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde locatie plaats heeft;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch niet-grondgebonden bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking voor recreatieve bewoning in de bedrijfswoning op de wijze van bed and breakfast ten behoeve waarvan maximaal twee kamers worden ingericht voor ten hoogste vier logiesgasten;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de noodzakelijke bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • g. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • h. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor beroepen en bedrijven genoemd in bijlage 2, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, bosbouw, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boomgaarden op erven bij woonhuizen en boerderijen;
  • k. het dempen, vergraven en/of aantasten van poelen en kolkgaten, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van waarde - poel” en “specifieke vorm van waarde - kolkgat”;
  • l. het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, zodanig dat, indien de lichtsterkte in de bedrijfsgebouwen meer dan 150 lux bedraagt, de lichtuitstraling vanuit de gevels van de bedrijfsgebouwen tussen 20.00 uur en 6.00 uur met minder dan 90% wordt gereduceerd;
  • m. het gebruik van bestaande kassen zodanig dat de lichtuitstraling vanuit de gevels van de kassen waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, met minder dan 95% wordt gereduceerd;
  • n. het gebruik van bestaande kassen zodanig dat bij het toepassen van assimilatiebelichting voor wat betreft lichtuitstraling aan de bovenzijde van de kassen, niet wordt voldaan aan hetgeen is opgenomen in bijlage 7 bij deze voorschriften.

3.5. Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1. Mestvergisting

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder a en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie met de daarbij behorende bebouwing, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:

  • a. het bedrijf maakt voor minimaal 50% gebruik van mest afkomstig van het eigen bedrijf en/of co-onderstraten;
  • b. het bedrijf gebruikt minimaal 50% van het restproduct op het eigen bedrijf,

mits:

    • 1. de gronden zijn voorzien van een bouwperceel;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
    • 5. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
    • 6. tevens de in lid 3.3. onder a genoemde ontheffing wordt verleend;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.2. Ondergeschikte tweede tak of nevenfunctie

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder b en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten dan wel ondergeschikte uitbreiding van de bebouwing wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden zijn voorzien van een bouwperceel. Bij boerengolf eveneens de bijbehorende landbouwgronden mogen worden gebruikt;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.3. Mestopslag

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder c en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of landbouwproducten;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag direct aansluitend aan het bouwperceel wordt gesitueerd;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.4. Tweede huishouden

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder g en toestaan dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.5. (Mantel)zorg

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder i en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van (mantel)zorg voor personen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m²;
  • d. de inrichting van het vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de bewoning ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de (mantel)zorg.

3.5.6. Opgaande teelten

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder j toestaan dat de gronden ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt of overige opgaande teeltvormen, mits:

  • a. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op bestaande opgaande landschapselementen;
  • b. deze ontheffing niet wordt toegepast op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie 2” en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', en de aanduidingen “specifieke vorm van agrarisch - grootschalig open gebied” en “Vrijwaringszone - molenbiotoop”;
  • c. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden in verband met schaduwwerking;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het dijkenlandschap.

3.6. Aanlegvergunning
3.6.1. Aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van sloten en/of andere waterlopen, indien hierdoor percelen met een grotere breedte dan 250 m (oost-west gemeten) ontstaan en deze gelegen zijn in het gebied dat is voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grootschalig open gebied”;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • c. het verbreden van dijkdoorgangen.

3.6.2. Uitzondering

Het in lid 3.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3. Voorwaarden

De in lid 3.6.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden, dan wel, indien het de vergunning genoemd in 3.6.1. onder a. betreft, tevens de herkenbaarheid van de verkaveling in stand moet blijven.

3.7. Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1. Vergroten bouwvlak grondgebonden bedrijf tot 1,5 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. er binnen het bestaande bouwperceel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • c. de uitbreiding van een bouwperceel met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” uitsluitend ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten wordt toegestaan;
  • d. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • e. de uitbreiding van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • f. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
  • g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;
  • h. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

3.7.2. Vergroten bouwvlak grondgebonden bedrijf tot 3,0 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare;
  • b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • c. er binnen het bestaande bouwperceel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. de uitbreiding van een bouwperceel met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” uitsluitend ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten wordt toegestaan;
  • e. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid tot een oppervlakte van ten hoogste 2 hectare de volgende criteria aanvullend van toepassing zijn:
    • 1. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
    • 2. de uitbreiding van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
    • 3. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
    • 4. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;
    • 5. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een bouwperceel met een oppervlakte groter dan 2 hectare niet eerder zal worden toegepast dan nadat een ontheffing van Gedeputeerde Staten is verkregen op basis van de Provinciale Omgevingsverordening;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

3.7.3. Nieuw bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ter plaatse wordt aangebracht, waarbij in geval van lid 3, vierde gedachtenstreepje, tevens de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt verkleind, mits:

  • a. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf of de niet-grondgebonden bedrijfsactiviteiten op het bestaande bouwperceel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaand bouwperceel niet mogelijk is, in welk geval een nieuwe aanduiding wordt gelegd;
  • b. deze wijziging uitsluitend bij hoge uitzondering wordt toegepast, indien er sprake is van een noodzakelijke verplaatsing van een bestaande vestiging in verband met:
    • 1. uitplaatsing uit de ecologische hoofdstructuur;
    • 2. uitplaatsing uit het bebouwingslint van Midwolda in verband met de aanleg van een vaarverbinding;
    • 3. knelpuntsituaties vanwege ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing;
    • 4. het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande bedrijfslocatie. In dit geval wordt het bedrijf een nieuwe ontwikkelingslocatie geboden, waarbij op de bestaande bedrijfslocatie het bouwperceel, met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt verkleind tot de bestaande bebouwing;
  • c. een nieuw bouwperceel uitsluitend aan de randen van open gebieden langs een bestaande weg wordt gesitueerd;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • f. deze wijziging niet eerder zal worden toegepast dan nadat een ontheffing van Gedeputeerde Staten is verkregen op basis van de Provinciale Omgevingsverordening;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

3.7.4. Wijziging situering bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwperceel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel te wijzigen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.5. Wijziging naar bos

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van compensatie van elders binnen de gemeente verwijderde bosgronden. De wijziging is niet van toepassing op houtteelt en de aanleg van nieuwe bosgronden;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.6. Wijziging naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de wijziging betrekking zal hebben op gronden die:
    • 1. in verband met externe productieomstandigheden reeds beperkingen ondervinden en/of die landbouwkundig beperkte gebruiksmogelijkheden hebben, dan wel;
    • 2. nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden;
    • 3. nodig zijn ter compensatie van de ontwikkelingen met betrekking tot de Eemshaven;
    • 4. liggen in het traject van een ecologische verbindingszone;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven;
  • e. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.7. Wijzigen bouwperceel naar wonen met compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - Voormalige boerderijen', ten behoeve van een functieverandering in combinatie met de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 42 of 45 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, dan wel gezamenlijk op meerdere voormalige bouwpercelen ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt, waarbij per bouwperceel minimaal 250 m² moet worden gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen of die in het welstandsbeleid als karakteristiek zijn aangemerkt;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de wijzigingsbevoegdheid passend is binnen de afspraken die zijn gemaakt in het Pact regio Eemsdelta voor de periode 2009-2018;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast de voormalige bedrijfswoning of het voormalig boerderijpand wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - Voormalige boerderijen' worden gerealiseerd;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.8. Wijzigen naar wonen met compensatie in relatie tot bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen'

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen binnen de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 42 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het woonhuis ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er binnen het bestemmingsvlak 'Wonen - Voormalige boerderijen' ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en/of overkappingen, wordt gesloopt;
  • e. er geen panden worden gesloopt die als rijksmonument zijn aangewezen;
  • f. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • g. de goothoogte van het woonhuis ten hoogste 4,50 m, de dakhelling ten minste 30º en ten hoogste 60º en de bouwhoogte ten hoogste 9,00 m zal bedragen;
  • h. de wijzigingsbevoegdheid passend is binnen de afspraken die zijn gemaakt in het Pact regio Eemsdelta voor de periode 2009-2018;
  • i. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het bestaande woonhuis wordt gebouwd, zodat er ten hoogste één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - 1' wordt gerealiseerd;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.9. Wijzigen bouwperceel naar wonen zonder compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - Voormalige boerderijen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 42 of 45 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.10. Nieuwe woonhuizen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' ten behoeve van de nieuwbouw van een woonhuis, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 42 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er sprake is van incidentele woningbouw ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van het woonhuis en het bijbehorende erf;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid passend is binnen de afspraken die zijn gemaakt in het Pact regio Eemsdelta voor de periode 2009-2018;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.11. Vergroten bestemmingsvlak “Recreatie - 3”

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Recreatie - 3' ten behoeve van het vergroten van het bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de vergroting van het bestemmingsvlak alleen wordt toegestaan ten behoeve van de uitbreiding van de grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3 hectare zal bedragen;
  • d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang van de agrarische activiteiten als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • e. er binnen het bestaande bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • f. deze wijziging niet eerder zal worden toegepast dan nadat een ontheffing van Gedeputeerde Staten is verkregen op basis van de Provinciale Omgevingsverordening;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

3.7.12. Vergroten bestemmingsvlakken voor het wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - 1' en/of 'Wonen - Voormalige boerderijen' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 42 of 45 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de gronden ten behoeve van het wonen en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.13. Wijzigen bouwperceel naar bedrijven

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - 2' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  • c. de bestaande (karakteristieke) verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf niet worden aangetast;
  • d. er geen opslag buiten de gebouwen op het erf plaatsvindt;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • g. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • h. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.14. Nieuwe agrarische be-/verwerkingsbedrijven

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - 2' of 'Bedrijf - Agrarische be-/verwerkingsbedrijf' met inbegrip van het aanbrengen van bouwvlakken, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied”;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 of 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. binnen artikel 6 de gronden ter plaatse uitsluitend zullen worden bestemd voor en worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - bio-energie-installatiebedrijf”;
  • d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. deze wijziging niet eerder zal worden toegepast dan nadat een ontheffing van Gedeputeerde Staten is verkregen op basis van de Provinciale Omgevingsverordening;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.15. Nieuwe zorgboerderijen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 26 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. de bestaande (karakteristieke) verschijningsvorm van de gebouwen en de landschappelijke kenmerken van het bijbehorende erf niet worden aangetast;
  • d. er geen sprake is van onevenredig schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarische gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • f. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.