Artikel 1 BegrippenIn deze regels wordt verstaan onder:1.1 planhet bestemmingsplan “Daelzicht” met identificatienummer NL.IMRO.1641.BPL064-OH01 van de gemeente Maasgouw;1.2 bestemmingsplande geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;1.3 aanduidingeen geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;1.4 aanduidingsgrensde grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;1.5 archeologisch onderzoekin een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;1.6 archeologisch verwachtingsvol gebieddoor burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;1.7 archeologische monumentenzorgzorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;1.8 archeologische waardede aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;1.9 bebouwingéén of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;1.10 bebouwingspercentageeen in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;1.11 bestemmingsgrensde grens van een bestemmingsvlak;1.12 bestemmingsvlakeen geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;1.13 bevoegdhedenafwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan van burgemeester en wethouders tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening; burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw; 1.14 bijbehorend bouwwerkuitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;1.15 bodem verstorende activiteitenhet plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen;1.16 boorputeen put waarmee water aan de bodem kan worden onttrokken, water in de bodem kan worden gefilterd of die kan dienen als hulpmiddel om de grondwaterstand te registreren.1.17 bouwenhet plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;1.18 bouwgrensde grens van een bouwvlak;1.19 bouwlaageen boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw (met een hoogte van minimaal 2,10 m en maximaal 3,20 m), dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;1.20 bouwperceeleen aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;1.21 bouwperceelgrensde grens van een bouwperceel;1.22 bouwvlakeen geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;1.23 bouwwerkeen bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;1.24 dakopbouween ondergeschikte opbouw van het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;1.25 evenementeen voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak;1.26 functieaanduidingeen geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;1.27 gebouwelk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;1.28 gemeentelijke archeologische beleidskaartkaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd;1.29 hoofdgebouween of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;1.30 maaiveldde bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft;1.31 maatschappelijkmaatschappelijke doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functies;1.32 nutsvoorzieningvoorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;1.33 ondergronds bouwwerkeen (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;1.34 opgravingarcheologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;1.35 overig bouwwerkeen bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;1.36 overkappingeen overig bouwwerk omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;1.37 pandde kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;1.38 peilvoor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;1.39 verzorgingswoningeen woonruimte, zijnde een niet zelfstandige woning, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van lichamelijke en/of geestelijke gehandicapten, waarvoor geldt dat een verzorgingswoning maximaal één bewoner mag hebben;1.40 voorzieningen van algemeen nutvoorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair;1.41 wet/wettelijke regelingenindien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.Artikel 2 Wijze van metenBij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:2.1 de dakhellinglangs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;2.2 de goothoogte van een bouwwerkvanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;2.3 de inhoud van een bouwwerktussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;2.4 de bouwhoogte van een bouwwerkvanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;2.5 de oppervlakte van een bouwwerktussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;2.6 afstand tot de bouwperceelgrenstussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerkvanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.Artikel 3 Maatschappelijk – Welzijnsinstelling3.1 BestemmingsomschrijvingDe voor “Maatschappelijk – Welzijnsinstelling” (M-WEI) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2 Bouwregels3.2.1 Gebouwen en overkappingenVoor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
3.2.2 Overige bouwwerkenVoor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisenBurgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
3.4 Specifieke gebruiksregelsTot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Artikel 4 Waarde - Archeologie4.1 BestemmingsomschrijvingDe voor “Waarde – Archeologie” (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.4.2 Bouwregels4.2.1 Bouwen volgens de onderliggende bestemmingIndien op grond van de bouwregels van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, dan zijn deze op grond van de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie" toegestaan, mits:
4.2.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunningIndien uit het in 4.2.1 onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden verbinden aan die omgevingsvergunning:
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden4.3.1 VerbodHet is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:
4.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunningDe omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
4.3.3 UitzonderingenHet in 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
4.3.4 Voorwaarden aan aanlegactiviteiten te verbindenIndien uit het in 4.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Artikel 5 Anti-dubbeltelregelGrond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.Artikel 6 Algemene bouwregels6.1 Algemene bepaling voor ondergronds bouwen6.1.1 Ondergrondse werkenVoor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.6.1.2 Ondergrondse bouwwerkenVoor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
6.1.3 Afwijken van de bouwregelsHet bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2, onder a., voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,60 m onder peil en onder de voorwaarde dat:
6.2 Ondergeschikte bouwdelenBij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.6.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten6.3.1 Maximale maatvoeringIn die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.6.3.2 Minimale maatvoeringIn die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.6.3.3 HeroprichtingIn het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.3.1 en 6.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.Artikel 7 Algemene gebruiksregelsHet is verboden de in de artikelen 3 tot en met 4 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.Artikel 8 Algemene aanduidingsregels8.1 Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)”8.1.1 VerbodsregelsTer plaatse van de gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermings-gebied (freatisch)” is het niet toegestaan om:
8.1.2 UitzonderingenDe in onderdeel 8.1.1 gestelde verboden gelden niet voor:
8.1.3 Afwijken van de verbodsregelsHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in onderdeel 8.1.1, als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf zijn gehoord.8.2 Gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 3”8.2.1 VerbodsregelsTer plaatse van de gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 3” is het niet toegestaan om:
8.2.2 UitzonderingenDe in artikel 8.2.1, onder a. en b., gestelde verboden gelden niet voor:
8.2.3 Afwijken van de verbodsregelsHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1, onder a. en b., als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf zijn gehoord.Artikel 9 Algemene afwijkingsregels9.1 Algemene afwijkingsregelsHet bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
9.2 Kleine bouwwerkenIndien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, bouwwerken van algemeen nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afval-containers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, weg-kruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
9.3 Afwijken ter voorkoming van beperking meest doelmatige gebruikVan de planregels wordt afgeweken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.Artikel 10 Algemene wijzigingsregels10.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeenBurgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
Artikel 11 Algemene procedureregels11.1 OmgevingsvergunningBij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.11.2 WijzigingsbevoegdheidBij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.11.3 Nadere eisenBij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden de volgende procedureregels in acht genomen:
Artikel 12 Overige regels12.1 Onderlinge rangorde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingenVoor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
12.2 Regeling omtrent parkeren en laden en lossen12.2.1 ParkerenIndien de omvang of de bestemming van een gebouw, dan wel bestemmingsvlak, daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of bewoning van het gebouw, dan wel bestemmingsvlak, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Dit alles ter beoordeling van de gemeente.12.2.2 Laden en lossenIndien de bestemming van een gebouw, dan wel bestemmingsvlak, aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort. Dit alles ter beoordeling van de gemeente.12.2.3 OmgevingsvergunningHet bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onderdelen 12.2.1 en 12.2.2:
12.3 Andere wettelijke regelingenIndien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.12.4 StrafbepalingOvertreding van het bepaalde in Artikel 7 van deze planregels is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.Artikel 13 Overgangsrecht13.1 Overgangsrecht bouwwerken13.1.1 Geoorloofd afwijkend bouwenEen bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
13.1.2 Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplanOnderdeel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.13.2 Afwijken van het overgangsrecht bouwen13.2.1 Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van inhoud bouwwerkenBurgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel 13.1.1 met maximaal 10 %.13.3 Overgangsrecht gebruik13.3.1 Geoorloofd afwijkend gebruikHet gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.13.3.2 VerbodHet is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld onder 13.3.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.13.3.3 Onderbreking van afwijkend gebruikIndien het gebruik, bedoeld onder 13.3.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.13.3.4 Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplanOnderdeel 13.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.13.4 HardheidsclausuleVoor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, als bedoeld in onderdeel 13.3, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.Artikel 14 Slotregels14.1 CiteertitelDeze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Daelzicht”. |
||