direct naar inhoud van Artikel 21 Waarde - Ecologie
Plan: Stevensweert
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1641.BPL017-VG01

Artikel 21 Waarde - Ecologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de desbetreffende gebieden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwregels volgens de onderliggende bestemming

Indien op grond van de bouwregels van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, dan zijn deze op grond van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' toegestaan, mits:

  • a. het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de desbetreffende gebieden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer bedraagt dan 3,50 meter.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden;
  • d. het scheuren van graslanden;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het aanbrengen en/of aanleggen van overbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • g. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de desbetreffende gebieden niet onevenredig worden aangetast dan wel mogelijkheden voor het herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
21.3.2 Uitzonderingen

Het in 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing:

  • a. op het werk of werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. op het werk of werkzaamheden, welke reeds in uitvoering waren op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. op het werk of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. op het werk of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • e. voor zover de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschiften van toepassing zijn;
  • f. voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van het aanwezige houtopstand.
21.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de betrokken natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden door de werken of werkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing, indien de uit te (laten) voeren werken en werkzaamheden betrekking hebben op één of meer van de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande werken en werkzaamheden, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
    • 2. en waarbij gebruik wordt gemaakt van de eventueel bestaande fundering.