Plan: | Reconstructie kruispunt Staldijk - Boerderijweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1640.OV22HbStaldijkBoer-VG01 |
Gemeente Leudal is voornemens een reconstrctie uit te voeren ter hoogte van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg te Heibloem. Doel van deze reconstructie is het verbeteren van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid van het nabijgelegen windmolenpark.
Binnen het vigerende bestemmingsplan is de voorgenomen reconstructie niet mogelijk, daarom dient een juridisch-planologische procedure te worden doorlopen. De gemeente Leudal heeft aangegeven onder voorwaarden bereid te zijn medewerking te verlenen middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen is dat middels een goede ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat het initiatief van een goede ruimtelijke ordening getuigt. In dat kader is de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Het projectgebied betreft het kruispunt Staldijk - Boerderijweg, te Heibloem. Dit kruispunt is ten oosten van de kern Heibloem gelegen in het buitengebied. Navolgende afbeelding 1 geeft een uitsnede van de projectlocatie, gelegen in groter verband. De projectlocatie is met rood aangegeven.
Afbeelding 1: ligging projectlocatie in groter verband
De vigerende bestemmingsplannen zijn:
Ter hoogte van de projectlocatie zijn de volgende bestemmingen aanwezig:
De realisatie van een nieuw wegdeel is niet direct juridisch plonologisch mogelijk binnen de bovenstaande geldende bestemmingen, daarom dient een ruimtelijke procedure te worden doorlopen. Met een gedegen ruimtelijke onderbouwing kan een omgevingsvergunning worden verkregen en kan de voorgenomen ontwikkeling van de reconstructie, van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg, juridisch - planologisch mogelijk worden gemaakt.
Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan “'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016” (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige situatie en de toekomstige situatie voor de projectlocatie. Hoofdstuk 3 behandelt het vigerend beleid op zowel rijks-, provinciaal-, regionaal- als gemeentelijke niveau. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de relevante uitvoeringsaspecten en verantwoordt (al dan niet met behulp van uitgevoerde onderzoeken) de voorgenomen ingreep. Getoetst wordt of de ingreep voldoet aan de sectorale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van bodem, akoestiek of externe veiligheid.
In de huidige situatie betreft de bebouwing ter hoogte van de projectlocatie een agrarisch perceel, kadastraal bekend als Roggel, sectie H, perceelnummer 46. Ten noordwesten, zuidoosten en noordoosten van de locatie liggen 3 boerderijen. Het plangebied bestaat verder uit de Staldijk en Boerderijweg en agrarische percelen. Op de navolgende afbeeldingen is een impressie gegeven van de huidige situatie ter hoogte van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg.
Afbeelding 3: luchtfoto huidige situatie, projectlocatie rood omcirkeld
Afbeelding 4: foto's van de huidige situatie kruispunt Staldijk - Boerderijweg
De voorgenomen ontwikkeling betreft de reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg. Navolgende afbeelding geeft het ontwerp van de voorgenomen ontwikkeling weer. Het kruispunt zal doormiddel van een bajonet aansluiting worden verlegd naar een meer noordelijke richting. Als gevolg van de ontwikkeling zullen in plaats van 1 kruispunt, 2 T-splitsingen ontstaan. Beiden zullen worden voorzien van de benodigde bewegwijzering. Om deze nieuwe aansluiting mogelijk te maken dienen er 10 bomen gekapt te worden, deze worden binnen het plangebied gecompenseerd.
Afbeelding 5: Ontwerp projectlocatie
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.
Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn in 2040. Dit is het uitgangspunt van de SVIR. Om dit te bereiken moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven gebracht. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid (decentraal, tenzij) en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk zet zich met name in op de drie hoofddoelen:
Naast het benoemen van bovenstaande beleidsdoelen onderscheidt het Rijk 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken:
Relevantie voor het plan
Het nieuwe kruispunt kan worden gezien als een project dat bijdraagt aan de optimalisatie van infrastructuur. Het plan sluit aan bij de in de SVIR opgenomen visie op de ontwikkeling van Nederland.
Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Het gaat om de volgende nationale belangen:
Relevantie voor het plan
De regels uit het Barro zijn niet van toepassing op deze ruimtelijke onderbouwing.
De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 in het Bro opgenomen. Medio 2017 is de ladder op een beperkt aantal onderdelen inhoudelijk gewijzigd. Nog steeds dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen op basis van deze ladder te worden gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het plangebied ligt.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De beoogde ontwikkeling betreft de aanleg van een nieuw kruispunt ter hoogte van de Staldijk en Boerderijweg te Heibloem. Als eerste wordt bepaald of een ontwikkeling
aangemerkt kan worden als een stedelijke ontwikkeling. Hoewel de ligging van de projectlocatie volledig in het buitengebied is, wil dit niet vanzelfsprekend betekenen dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt omschreven: "...ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.".
Relevantie voor het plan
In het geval van voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van nieuwe verstedelijking. Het gaat hier enkel om de optimalisatie van bestaande infrastructuur ten behoeve van de verkeersveiligheid op de desbetreffende locatie. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op deze situatie.
De aanleg van een nieuw kruispunt terhoogte van bestaand kruispunt Staldijk - Boerderijweg te Heibloem, leidt niet tot strijdigheid met de voornoemde nationale beleidsdoelen.
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan 2014 vastgesteld. Het POL2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
De centrale ambitie in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk
grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het
inspelen op de klimaatverandering.
Belangrijke principes in het omgevingsbeleid van de provincie Limburg zijn de volgende:
1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop de provincie samen met partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat wil realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.
3. In het nieuwe POL wordt op basis van omgevingskwaliteiten een zonering gemaakt van acht soorten gebieden, variërend van stedelijk gebied tot beschermd natuurgebied. Daarnaast zijn sectorale (beschermings)gebieden als gebiedsaanduiding opgenomen.
Zonering projectlocatie
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. De projectlocatie van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in één zone.
Afbeelding 6: Uitsnede POL2014 (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De projectlocatie ligt binnen de zone 'Buitengebied'. De als 'Buitengebied' aangemerkte gebieden betreffen alle andere gebieden die veelal agrarisch in gebruik zijn. Binnen deze zone is ruimte voor de doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De accenten voor dit gebied liggen bij:
Relevantie voor het plan
De projectlocatie valt samen met de zonering 'Buitengebied'. De beoogde reconstructie van een bestaand kruispunt heeft geen invloed op ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijfslocaties, terugdringen milieubelasting vanuit landbouw of de kwaliteit en functioneren ondergrond.
De aanleg van een nieuw kruispunt leidt tot een gewenste verbetering van de verkeersveiligheid. Zowel beleving van het landschap als verbetering van de verkeersveiligheid sluiten aan bij de belangrijkste principes 'Kwaliteit staat centraal' en 'Uitnodigen staat centraal'.
Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking
getreden.
De projectlocatie bevindt zich niet binnen de beschermingszones natuur en landschap, ook valt het niet binnen de milieubeschermingsgebieden.
Afbeelding 7: Uitsnede omgevingsverordening Limburg 2014 (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg leidt niet tot strijdigheid met de provinciale beleidsdoelen.
De stuurgroep Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) heeft de uitgangspunten voor de toekomstige regionale samenwerking vastgesteld. Het gebied Midden-Limburg omvat de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. De eerste stap voor de ontwikkeling van het gebied was het opstellen van een gezamenlijke visie waarin de ambitie van de regio Midden-Limburg voor de komende jaren is opgenomen. Deze Regiovisie 2008-2028 kreeg de naam mee: 'Het oog van Midden-Limburg'. De gebiedsvisie van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg richt zich op het creëren van Sterke Steden en Vitaal Platteland. Het platteland in Midden-Limburg ondergaat een transformatie. In de landbouw is sprake van schaalvergroting en een verdere professionalisering. De intensieve landbouw is een vitale, toekomst bestendige economisch tak van formaat. De extensieve landbouw ontwikkelt zich, maar stuit op grenzen van beleid en regelgeving. Nieuwe economische dragers dienen zich aan. Het buitengebied wordt in toenemende mate een 'groene ruimte' waarin de functies wonen, werken, landschap, natuur en
recreatie nauw verweven zijn. De transformatie van het platteland vraagt om nieuwe condities (ontsluiting, inpassing, ruimte voor groei). De uitdaging: ervoor zorgen dat de verschillende functies elkaar versterken, zodat de economische vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het plattelandbehouden blijft.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een betere bereikbaarheid van het nabij gelegen windpark , Windpark Neer. De infrastructuur moet goed aansluiten bij de nieuwe functies die reeds in het buitengebied zijn gerealiseerd. De reconstructie zal als gevolg hebben dat de veiligheid van de verkerssituatie verbeterd. Voorliggend plan voor de reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg sluit aan op het geldende regionale beleid.
De gemeente Leudal bestaat sinds 1 januari 2007. De toekomstvisie 'Leven in Leudal, Strategische visie op Leudal 2020' (vastgesteld d.d. 11 december 2007 en aangepast in maart 2014) dient als handvat om (maatschappelijke, landelijke, regionale) ontwikkelingen in het perspectief van Leudal te plaatsen, maar ook om keuzes te maken in haar beleid. In de visie staan de thema's ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid, sociale samenhang en duurzaamheid centraal.
Dorpen met een eigen identiteit
De gemeente legt de focus op de vitaliteit en het zelfsturend vermogen van de afzonderlijke dorpen. Leudal heeft nu een duidelijke eigen identiteit in de regio en daarbuiten.
Veranderende rol van de gemeente
Het initiatief komt meer bij de burger te liggen. De gemeente heeft een ondersteunende rol voor de burgers en bedrijven en zorgt voor haar kerntaken zoals veiligheid, sociaal vangnet en toezicht op de naleving van de regels. Nieuwe taken liggen op het gebied van zorg, arbeidsdeelname en jeugd en zullen zo veel mogelijk door en met organisaties en burgers uit de gemeente worden opgepakt. De gemeente werkt hierbij samen met de omliggende gemeenten in Midden-Limburg.
Veranderende samenstelling van de bevolking
In verband met de vergrijzing zal de gemeente in gesprek gaan met haar inwoners over de veranderingen die er aan zitten te komen en wat men er gezamenlijk tegenover kan stellen. De gesprekken zullen gaan over gemeenschapsaccommodaties, sportinrichtingen, scholen, wonen, zorg en werkgelegenheid. Aan de hand van de gesprekken wordt de koers bepaald en worden afspraken gemaakt.
Dynamisch
De strategische visie is een dynamisch document waar de gemeenteraad naar aanleiding van gesprekken aanscherpingen en accenten kan aanbrengen. De visie geeft hierdoor meer sturing aan haar dienstverlening aan de burger en aan de komende veranderingen in de Leudalse gemeenschap.
Ontwikkelingen/trends
Voor de ontwikkelingen is in de aangepaste visie de koers bepaald en zijn nieuwe of specifieke opgaven geformuleerd. Voor het buitengebied is het van belang om ruimte voor natuur en recreatie zo veel mogelijk in onderlinge samenhang te ontwikkelen. De land- en tuinbouw zijn en blijven van groot belang voor Leudal. Er is sprake van schaalvergroting en een grote terugloop van het aantal bedrijven. Er wordt voor de komende periode een halvering van het aantal bedrijven verwacht. Leudal kan
inspelen op ontwikkelingen door innovatie gericht op het terugdringen van de milieubelasting van niet-grondgebonden bedrijven en het ondersteunen van biologische productie. Kansen liggen er voor streekproducten, combinaties met toerisme en verwerking van mest en groenafval tot grondstoffen en
energie.
Het maatschappelijk debat buitengebied heeft de aanzet gegeven tot een dialoog over de kwaliteit van het buitengebied. Uitvoering van maatregelen en duurzame samenwerking tussen partijen in het buitengebied vragen om het voorzetten van de dialoog en gebiedsontwikkeling gericht op versterken van de kwaliteiten van het buitengebied en het benutten van kansen voor agrarische, recreatieve bedrijvigheid en zorginitiatieven.
Relevantie voor het plan
Voorliggend plan voor de reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg past binnen de kerntaken van de gemeente. Om het nabij gelegen windpark goed te kunnen bereiken moet het kruispunt verlegd worden, zodoende een veiligere verkeerssituatie te realiseren.
Algemeen
In de Structuurvisie Leudal (vastgesteld d.d. 2 februari 2010) wordt ingezet op: 'Een groene parel met dynamiek, een gemeente waarin het voor iedereen goed wonen, goed leven en goed werken is, nu en in de toekomst'. In deze structuurvisie ligt bewust de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.
Limburgs Kwaliteitsmenu
De gemeente Leudal staat achter de gedachte van het Kwaliteitsmenu. Nieuwe functionele ontwikkelingen in het buitengebied (zowel incidentele initiatieven in het buitengebied als ontwikkelingen aan de rand van een kern) zijn uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit alleen mogelijk indien daarmee ook investeringen in natuurontwikkelingen, landschapsversterking, recreatieve belevingskwaliteit en/of
cultuurhistorie plaatsvinden waarmee de kwalitatieve draagkracht van het landelijk gebied wordt versterkt en de effecten van de nieuwe ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het kwaliteitsmenu is hierbij van toepassing.
Nota kwaliteit
De uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu voor de gemeente Leudal vindt plaats in de Nota Kwaliteit. In de nota wordt het beleid met betrekking tot het Kwaliteitsmenu weergegeven. Tevens wordt het bestaande 'rood voor groen'-beleid en groenfonds, van de gemeente Leudal, voor zowel het buitengebied als de kernen, hierin verankerd.
Het provinciale kwaliteitsmenu heeft betrekking op het buitengebied. De Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal gaat verder. Door nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied, maar ook in de kern vindt een aantasting van de kwaliteit van de (leef)omgeving in het buitengebied of de kern plaats. Verdichting in de kern leidt namelijk ook tot het verder onder druk komen te staan van de kwaliteiten van de leefomgeving. Deze aantasting wordt gezien als kosten die voor rekening van de gemeente Leudal komen. Deze aantasting van kwaliteit dient daarom binnen de gemeente of nabij de gemeente grenzen van Leudal gecompenseerd te worden.
Relevantie voor het plan
De reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg sluit aan op de gedachte van het Kwaliteitsmenu. In het gemeentelijk kwaliteitsmenu en Limburgs kwaliteitsmenu is géén module opgenomen die ziet op reconstrcutie van infrastructurele voorzieningen, zoals een kruispunt.
De reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg sluit aan op de voornoemde gemeentelijke beleidsdoelen.
In de paragrafen hierna komen diverse milieuhygiënische en planologische aspecten aan de orde. Voor een aantal aspecten zijn onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in separate rapportages die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd. Voor inzicht in het gehele onderzoek wordt hier verwezen naar de bijlagen. Hierna is een korte samenvatting van deze onderzoeken opgenomen. Voor alle aspecten is de relevantie voor het plan omschreven.
In Nederland regelt de Wet bodembescherming de omgang met gronden met als doel te voorkomen dat nieuwe bodemverontreinigingen ontstaan en bestaande bodemverontreinigingen worden verspreid. Ook worden eisen gesteld aan de bodemkwaliteit bij verschillende gebruiksfuncties. De kwaliteit van de bodem (aan/afwezigheid van verontreinigingen) dient bijvoorbeeld beter te zijn bij de toekenning van een woonfunctie dan bij het gebruik van gronden voor industrie.
Bij civieltechnische (graaf-)werkzaamheden wordt geadviseerd om voorafgaand aan het op te stellen bestek een milieukundig en civieltechnisch bodemonderzoek uit te voeren. Het doel is het verkrijgen van aanvullende informatie over de milieuhygiënische kwaliteit van de grond, de bodemopbouw, dikte en teerhoudendheid van het vrijkomend asfalt en aard en dikte en samenstelling van het funderingsmateriaal.
Relevantie voor het plan
Het aspect bodem staat de reconstructie van het kruispunt niet in de weg.
De Wet geluidhinder stelt eisen aan ruimtelijke ingrepen die:
1. Gevoelige functies, zoals woningen, toevoegen binnen de vastgestelde geluidzone van een weg.
2. Mogelijk geluidhinder veroorzaken bij gevoelige objecten.
Een kruispunt is geen geluidgevoelige functie. De aanleg en het gebruik ervan kan wel effecten hebben op de geluidswaarden ter hoogte van de omgliggende geluidsgevoelige obejecten. Vanwege deze potentiele gevolgen dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Voor de Boerderijweg en de Staldijk is bepaald of sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Hiervan is sprake indien de geluidbelasting (vanwege gezoneerde wegen) ter plaatse van de bestaande en geprojecteerde woningen toeneemt met 2 dB of meer.
Naar aanleiding van het akoestisch onderzoek Bijlage 2 kan geconcludeerd worden dat wanneer er gebruik wordt gemaakt van hetzelfde wegdek als reeds aanwezig is, de geluidsbelasting toeneemt met meer dan 2dB. Aangeraden wordt om ter hoogte van het wegdek tussen de twee t-splitsingen gebruik te maken van SMA NL8 G+ asfalt. Gebruik van dit asfalt zorgt ervoor dat de geluidstoename onder de maximum waarde van 2dB blijft en de voorgenomen ontwikkeling dus geen reconstructie in de zin van de Wet geluidshinder betreft.
Afbeelding 8: overzichtstekening maatregel stiller asfalt (SMA NL8 G+)
Relevantie voor het plan
Wanneer de ontwikkeling wordt uitgevoerd mer SMA NL8 G+ asfalt, zal de geluidstoename onder de 2 dB blijven en is er geen rede voor verder onderzoek. Wanneer er voor gekozen wordt om geen 'stil asfalt' te gebruiken zal de geluidstoename boven de grenswaarde uitkomen en is er sprake van reconstructie de Wet geluidhinder.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s binnen de projectlocatie ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten:
Relevantie voor het plan
Rondom de projectlocatie zijn geen inrichtingen gelegen welke invloed hebben op de externe veiligheid. Tevens is de verlegging van een bestaand kruispunt geen toevoeging van een nieuw kwetsbaar object. Derhalve zijn wat betreft externe veiligheid geen bezwaren voor de verlegging van het bestaande kruispunt Staldijk - Boerderijweg.
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen
belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekenende mate' een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.
Op 1 augustus 2009 is het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor dient bij plannen die de luchtkwaliteit beïnvloeden niet langer te worden uit gegaan van de normen uit de interim-periode. Nu het NSL in werking is getreden, is een project NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.
Relevantie voor het plan
Het voornemen is om een bestaand kruispunt te verleggen. De aanleg van een het nieuwe kruispunt zal geen gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Verder onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Om de archeologische waarde in de ondergrond in kaart te kunnen brengen is er een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd ( Bijlage 3) Uit het gespecificeerde archeologische verwachtingsmodel blijkt dat voor het plangebied een hoge verwachting geldt voor vuursteenresten uit het midden- en laat-paleolithicum tot en met mesolithicum. Er geldt een middelhoge verwachting voor nederzettingsresten uit zowel de periode neolithicum tot en met de ijzertijd als uit de periode Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. Er geldt een lage verwachting voor nederzettingsresten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.
Ter plaatse van de huidige wegen Staldijk en Boerderijweg zal het plangebied in het (sub)recente verleden tot zekere diepte verstoord zijn geraakt als gevolg van de aanleg en onderhoud van deze wegen en door de aanleg van nutsvoorzieningen. Ter plaatse van het aan te leggen wegtracé (bajonetaansluiting) kunnen resten verstoord zijn geraakt bij (diep)ploegwerkzaamheden van het plangebied in het (sub)recente verleden.
Archeologische resten worden verwacht onder de bouwvoor tot in de oorspronkelijke bodem. Ter plaatse van de huidige wegen worden geen archeologische resten meer verwacht als gevolg van de huidige verstoring. Op basis van de aangeleverde gegevens zullen ter plaatse ook geen nieuwe bodemverstoringen plaatsvinden.
De voorgenomen verstoring ter plaatse van het wegtracé (bajonetaansluiting zal) maximaal 0,3 meter –mv reiken. Indien in het plangebied bodemingrepen buiten de bestaande wegtracés dieper zullen reiken dan 0,4 meter –huidige mv (bijvoorbeeld door de aanleg van duikers en/of wegcunet), dan wordt een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een verkennend booronderzoek.
Het doel van een verkennend booronderzoek is om de bodemopbouw in kaart te brengen en daarmee het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek te toetsen. Hierbij zal worden nagegaan of en in hoeverre het bodemprofiel nog intact is en archeologische niveaus aanwezig zouden kunnen zijn.
Relevantie voor het plan
De voorgenomen ontwikkeling betreft het verleggen van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg te Heibloem. Deze ontwikkeling zal niet dieper dan 40 cm vanaf het maaiveld gemeten, plaatsvinden. Derhalve wordt het niet noodzakelijk geacht om verder archeologisch onderzoek uit te voeren ter hoogte van het plangebied. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Ten behoeve van een voortoets in het kader van de Wet natuurbescherming is de gewenste situatie gemodelleerd op basis van de aangeleverde gegevens door de opdrachtgever. De stikstofdepositie is op de omliggende Natura2000-gebieden berekend (Bijlage 5)en er is getoetst of het plan (mogelijke) significant negatieve effecten veroorzaakt op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Uit de uitgevoerde berekeningen naar de aanlegfase en de gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie niet meer dan 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt. In het kader van een voortoets kunnen significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten waardoor het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de reconstructie.
Relevantie voor het plan
Het aspect stikstofdepositie vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het project.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Wet natuurbescherming. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.
Soortbescherming
In het gebied zijn geen soorten aanwezig die van invloed zijn op de ontwikkeling. Wel gelden de algemene kaders zoals de zorgplicht richtlijn en rekening houden met het broedseizoen.
Gebiedsbescherming
De voorgenomen reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg heeft geen effect op de omliggende ecologische waarden. De maatgevende natura2000 gebieden liggen op ca. 5 km afstand van de projectlocatie. Ook zal de voorgenomen ontwikkeling plaatsvinden op een perceel dat in gebruik was als agrarisch, en plaats maken voor grond die weer als zodanig in gebruik kan genomen worden.
Bomenkap
Op grond van de Wet Natuurbescherming (Wnb) geldt een herbeplantingplicht. De wet stelt dat oppervlakte die gekapt wordt, tenminste gecompenseerd moet worden met een gelijke oppervlakte (artikel 4.4, lid 2, e). Deze compensatie moet volgens de Wet Natuurbescherming op een grond plaatsvinden met ten minste dezelfde kwaliteit als de grond waarop de gevelde houtopstand zich bevond (artikel 4.4, lid 2, d).
Voor de ontwikkeling worden 10 bomen gekapt. Voor deze kap is een vergunning nodig en geldt de herbeplantingsplicht. Deze bomen zullen binnen het plangebied gecompenseerd met de Tilia cordata, ofwel de winterlinde. Deze boomsoort past goed binnen de omgeving en komt relatief laat in bloei. Hiermee creëert men niet alleen meer variatie in boomsoorten maar verlengt ook de voedingsmogelijkheden voor bijen en andere insecten.
Relevantie voor het plan
In acht houdend dat de werkzaamheden niet tijdens het broedseizoen zullen plaatsvinden, en de algemene richtlijnen van de Wnb zullen worden gehandhaafd vormt het aspect ecologie geen belemmering voor het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van iedere ruimtelijke ontwikkeling waarvoor een ruimtelijke procedure wordt doorlopen, dient te worden aangegeven hoe met water wordt omgegaan, Water legt een belangrijke ruimteclaim op het (stads)landschap. Vanuit beleidsmatig oogpunt zijn de volgende drietrapsstrategieën leidend:
Relevantie voor het plan
Voorliggend plan betreft de reconstructie van het kruispunt Staldijk - Boerderijweg te Heibloem, gemeente Leudal. Overeenkomstig aan de huidige situatie wordt het hemelwater afgevoerd naar naastgelegen sloten. Sloten zijn ruim gedimensioneerd.
Het aspect waterberging vormt geen belemmering voor het realiseren van de beoogde ontwikkeling.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de reconstrcutie van een bestaand kruispunt. Dit kruispunt zal enkele meters verlegd worden om verkeer van en naar het reeds aangelegde windpark te vergemakkelijken. Deze reconstructie zal de verkeerssituatie veiliger maken en de verkeersgeneratie in de omgeving niet verder beïnvloeden. Volgens het regionaal verkeersmodel zal de verkeersintensiteit niet tot nauwelijks toenemen in de toekomstige situatie.
Relevantie voor het plan
De voorgenomen ontwikkeling zal niet van invloed zijn op de huidige verkeersgeneratie. De verkeersstroom zal enkel een paar meter verlegd worden en de doorstroom niet negatief beïnvloeden. Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het plan.
Bij de voorbereiding van een aanvraag omgevingsvergunning dient de economische uitvoerbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling te worden gewaarborgd. Het project wordt op initiatief van de gemeente Leudal gerealiseerd. De kosten in verband met de procedure en de aanvraag omgevingsvergunning zijn dan ook voor rekening van de gemeente Leudal.
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is noodzakelijk voor het volgen van een artikel 2.12, lid 1 sub a van de Wabo. De Wabo onderscheidt twee voorbereidingsprocedures: de reguliere en de uitgebreide.
Regel bij het bepalen van de te volgen procedure (regulier of uitgebreid) is dat de reguliere voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, tenzij anders is bepaald. In artikel 3.10 staat expliciet aangegeven wanneer de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Uit artikel 3.10 van de Wabo kan worden opgemaakt dat een activiteit (als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, sub c) die in strijd is met het bestemmingsplan, en waarbij slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van art. 2.12, eerste lid sub a, onder 3, de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet volgen.
Op de voorbereiding van het afwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wabo van toepassing, met de daarbij behorende rechtsbescherming volgens hoofdstuk 4 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).
In artikel 6.18 'overlegverplichting planologische gebruiksactiviteiten' van het Besluit omgevingsrecht is artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing verklaard op de voorbereiding van een omgevingsvergunning die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo. Dit betekent kortom dat voor deze procedure vooroverleg dient te worden gevoerd met belanghebbende instanties, zoals het Rijk, de provincie Limburg en het Waterschap Limburg. Deze instanties kunnen aangeven dat in bepaalde gevallen vooroverleg niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval zijn er geen rijksbelangen, provinciale belangen of waterschapsbelangen in het geding. Van vooroverleg met deze instanties kan daarom worden afgezien. Wel dient de ruimtelijke onderbouwing met inbegrip van de externe veiligheidsonderzoeken voor advies te worden voorgelegd aan de Veiligheidsregio.
Bij omgevingsvergunningen voor het afwijken van bestemmingsplannen die worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo, de zogeheten uitgebreide omgevingsvergunningprocedure, geldt dat het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning digitaal beschikbaar dient te worden gesteld conform de vereisten zoals die zijn vastgelegd voor 'projectbesluiten' in IMRO2012 en STRI2012. Dit betekent dat het besluitgebied waarvoor de ontwikkeling is voorzien, op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar dient te worden gesteld op basis van de grens van het besluitgebied. Deze ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken maakt onderdeel uit van de digitaal raadpleegbare stukken.