direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Bleiswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0171-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Bleiswijk van de gemeente Lansingerland.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0171-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.6 Achtergevelrooilijn:

de lijn waarin de achtergevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.7 Agrarisch(e) bedrijf/bedrijvigheid:

een bedrijf dat/bedrijvigheid die uitsluitend of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van een paardenhouderij, een manege en een paardenfokkerij.

1.8 Ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:
  • 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  • 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
      • het productieproces, wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
      • voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.

1.9 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.10 Antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 Antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 Aquacultuur:

de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten en aquatische organismen.

1.13 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.14 ASVV 2012:

“Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom", uitgegeven door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) in december 2012.

1.15 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 Bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd; in de regels van de desbetreffende bestemming is aangegeven over welke oppervlakte het percentage berekend dient te worden.

1.17 Bed & breakfast

een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast wordt niet verstaan:

  • overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • permanente kamerverhuur.
1.18 Bedrijf aan huis:

het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

  • die in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
  • geen horeca of detailhandel zijnde; en
  • geen sterke publieksaantrekkende werking hebben

in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.

1.19 Bedrijfsgebonden kantoor:

het gedeelte van een bedrijf waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend.

1.20 Bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.21 Bedrijfsmatige activiteiten:

een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.22 Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.

1.23 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die verbonden is aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.

1.24 Bedrijfsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.25 Beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.26 Beroepsmatige activiteiten:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.27 Beroepsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.28 Bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.29 Bestaand gebruik:

het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime; dan wel het gebruik dat is toegestaan krachtens een (omgevings)vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.30 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.31 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.33 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.34 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.35 Bouwlaag, laag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.

1.36 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 Bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.38 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.39 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.40 Centrale sorteerinrichting:

een onderdeel van een glastuinbouwbedrijf, waar ook wordt geteeld, waar structureel grote hoeveelheden producten van elders op een locatie worden gesorteerd en/of verpakt en/of andere producten, dan op het bedrijf zelf worden geteeld, worden gesorteerd en/of verpakt en/of het assortiment of partijen worden aangevuld met reeds gesorteerde en verpakte producten van elders.

1.41 Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied. Architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen.

1.42 Dagrecreatie:

recreatief gebruik zonder overnachting.

1.43 Daknok:

hoogste punt van een schuin dak.

1.44 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen, het uitstallen ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit Onder detailhandel wordt niet begrepen webwinkels waar geen sprake is van uitstallen ten verkoop en geen sprake is van het ter plaatse leveren en afhalen van goederen.

1.45 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.

1.46 Erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.47 Erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.48 Escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.49 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 Geldende grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting;

1.51 Geluidsgevoelig object:

een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.

1.52 Gevoelige bestemming: (vanwege hoogspanningsverbinding)

woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen, waarbij geldt dat locaties waar zich wel kinderen bevinden maar waar de verblijftijd vergeleken met wonen als kort kan worden bestempeld, niet als gevoelige bestemming worden aangemerkt.

1.53 Gietwatersilo:

een onoverdekt bouwwerk voor de opvang en bewaring van hemelwater.

1.54 Glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het duurzaam en intensief telen van gewassen geheel met behulp van kassen en de daarbij behorende apparatuur en installaties.

  • a. Meldingsplichtig glastuinbouwbedrijf:
    een glastuinbouwbedrijf dat valt onder de Wet milieubeheer, maar meldingsplichtig is en valt onder het Activiteitenbesluit.
  • b. Vergunningplichtig glastuinbouwbedrijf
    een glastuinbouwbedrijf dat valt onder artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
1.55 Grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw-, kwekerij- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel; waarbij niet bedoeld is grond die is bebouwd met een kas en/of klimaathal. Een paardenhouderij, manege en paardenfokkerij worden niet gerekend tot dit begrip.

1.56 Groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.57 Hobbymatig gebruik:

geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten en/of activiteiten die als beroeps- of bedrijfsmatig kunnen worden verondersteld.

1.58 Hogere grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting;

1.59 Hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.60 Hoofdwatergang:

een watergang als omschreven in de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland of in de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.61 Horeca:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken, op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; waarbij de volgende categorieën worden gehanteerd:

  • a. categorie 1: Horecabedrijven met geen of beperkte invloed op de woon- en leefomgeving, waaronder:
    • 1. Daghoreca: winkelondersteunende horecabedrijven, die zich richten op het winkelend publiek, zoals croissanteries, ijssalons, tearooms, lunchrooms en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
    • 2. Avondhoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het nuttigen en/of afhalen van ter plaatse bereide etenswaren en gebruik van verstrekte alcoholische dranken, zoals restaurants, grandcafé's, brasseries, eetcafés, grillrooms en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • b. categorie 2: Nachthoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of gelegenheid bieden voor dansen, zoals cafés, bars, dancings, discotheken, partycentra en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • c. categorie 3: Verblijfshoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals hotels, pensions en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.62 Huishouden:

Persoon of groep personen die onderling een huishouden voert / voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.63 Hybride bedrijven:

een bedrijf dat in nauw verband staat met de glastuinbouwsector, waar kassen onderdeel van zijn, maar dat mede gekenmerkt wordt door andersoortige activiteiten zoals laboratoria, kantoor en demonstratieruimten.

1.64 Intensieve veehouderij:

een agrarische bedrijf bestaande uit fokkerij, houderij en/of mesterij van vee, zoals varkens, kalveren en pluimvee, dat functioneel niet of overwegend niet afhankelijk is van de ter plaatse bij het agrarisch bedrijf behorende grond als productiemiddel en dat plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder beweiding.

1.65 Kamerverhuur:

een woonfunctie voor het verschaffen van een (tijdelijk) nachtverblijf aan meer dan één huishouden, waarbij de bewoners samen één of meer gezamelijke ruimtes of toegangen delen.

1.66 Kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.67 Kampeerseizoen:

15 maart tot en met 31 oktober.

1.68 Kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.

1.69 Kap:

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.70 Kas en/of klimaathal:

een bouwwerk grotendeels bestaand uit een permanente opstand van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken of telen van gewassen.

1.71 Kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal.

1.72 Kleinschalige (dag)recreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.73 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (externe veiligheid)

Kwetsbare objecten:

  • 1. woningen, met uitzondering van:
    • a. verspreid liggende vrijstaande woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha;
    • b. dienst- en bedrijfswoningen behorende van derden;
  • 2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • b. scholen;
    • c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • 3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • a. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
    • b. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • 4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Beperkt kwetsbare objecten:

  • 1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • 2. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 3. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 4. winkels, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 5. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • 6. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 7. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 8. objecten die met de onder 1 tot en met 5 en 7 genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • 9. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.74 Landbouwproducten:

potgrond en substraten.

1.75 Longeercirkel:

een onoverdekte ruimte in de vorm van een cirkel, al dan niet voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en/of een omheining, waarin aan een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden.

1.76 Maatschappelijke voorziening:

een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening en/of niet zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.

1.77 Manege:

een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, ondergeschikte niet-zelfstandige horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen gerelateerd aan de hippische sport.

1.78 Milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.79 Onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vaartuig, ark, woonboot, kampeermiddel en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.

1.80 Openbaar gebied

openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.81 Openlucht tuinbouwbedrijf

een volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen in de open lucht, eventueel met gebruik van rolkassen; waarbij onder kweken wordt verstaan: veredeling, selectie, opkweek en verzorging.

1.82 Overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats met maximaal twee aaneengesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).

1.83 Paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, al dan niet voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en/of een omheining.

1.84 Paardenhouderij/-pension:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht, houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte activiteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

1.85 Paddock:

een onoverdekte ruimte waar één of meerdere paarden vrij kunnen bewegen.

1.86 Peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de weg;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
  • d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
    • 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
    • 3. voor vrijstaande bijgebouwen wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein.

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.87 Perceel:

zie 'bouwperceel'.

1.88 Perceelsgrens:

zie 'bouwperceelgrens'.

1.89 Plattelandswoning:

een agrarische bedrijfswoning gelegen bij een agrarisch bedrijf, die door (het huishouden van) een persoon wordt bewoond of mag worden bewoond die niet functioneel verbonden is met het agrarisch bedrijf waartoe de agrarische bedrijfswoning behoorde en waarbij deze woning voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.90 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.91 Recreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik van een gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie in de openlucht plaatsvindt en geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.92 Recreatief gebruik:

gebruik van gronden voor dagrecreatieve en sportieve voorzieningen, zoals speelweiden en veldsporten.

1.93 Recreatiewoning:

een gebouw, woonkeet, stacaravan of een ander bouwwerk al dan niet op wielen, dat één of meerdere woning(en) bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is/zijn en dat gedurende het hele jaar gebruikt kan worden door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen ondermeer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.

1.94 Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:

  • 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  • 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.95 Sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt.

1.96 Standplaats

plaats waar iemand of iets staat, verblijft of werkt;

1.97 Stapmolen/trainingsmolen:

een onoverdekte voorziening in de vorm van een molen, al dan niet voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en/of een omheining, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door middel van een machinale aansturing.

1.98 Straatmeubilair:

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • 4. afvalinzamelsystemen.
1.99 Terras

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

1.100 Verblijfsrecreatie:

recreatie met overnachting in ruimten, waarbij het recreatieve gebruik een bestendig karakter draagt, zoals bij een logeergebouw, pension of recreatiewoning of bij kampeermiddelen die langer dan gedurende het kampeerseizoen een standplaats innemen op hetzelfde terrein, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen ondermeer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.

1.101 Voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.102 Voorgevelrooilijn:
  • op een perceel, waarop een hoofdgebouw aanwezig is of mag worden gebouwd: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
  • op een perceel, waarop meerdere gebouwen aanwezig zijn of mogen worden gebouwd, zonder dat er sprake is van een hoofdgebouw: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het gebouw dat het dichtst bij het openbaar toegankelijk gebied is gelegen.
1.103 Warmwater(opslag)tank/-silo:

een ander bouwwerk voor de opslag/buffering van warm water.

1.104 Waterbassin/-silo:

een voorziening, al dan niet een bouwwerk zijnde, ten behoeve van de opslag/buffering van water.

1.105 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.106 Warmtekrachtkoppeling/-centrale:

bouwwerk met generator die het mogelijk maakt bij de opwekking van elektriciteit vrijgekomen warmte te benutten.

1.107 Webwinkel:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.108 Wet geluidhinder:

de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.109 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van in beginsel één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tussen bouwwerken onderling:

waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.2 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.3 de bebouwde oppervlakte:

van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.5 de breedte (lengte of diepte) van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.

2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.

2.7 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel die voldoet aan de voor dakkapellen gestelde voorschriften in deze regels, dient los te worden gezien van de goothoogte van het hoofdgebouw.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische grondgebonden bedrijven c.q. agrarische grondgebonden bedrijfsactiviteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder weilanden en landbouwgronden, parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'paardenfokkerij' zijn de gronden tevens bestemd voor een paardenfokkerij/-houderij;
  • b. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één agrarische bedrijfswoning.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. de afstand van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken tot de as van de ontsluitende weg bedraagt ten minste 13,5 m; als er een watergang tussen de bebouwing en de weg ligt bedraagt de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bovenste insteek van het talud ten minste 8 m;
  • b. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient ten minste 1 m te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 12 meter.
3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan; voorzover de aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, mag de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding worden gebouwd;
  • b. voorzover geen aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, gelden de volgende regels:
    • 1. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. de afstand van bedrijfswoningen tot de as van de ontsluitende weg bedraagt minimaal 10,5 m en maximaal 50 m; als er een watergang tussen de bebouwing en de weg ligt bedraagt de afstand van de woning tot de bovenste insteek van het talud minimaal 5 m;
    • 3. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste 5 m mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 4. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen.
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt exclusief bijbehorende bouwwerken, maximaal 750 m3;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.4 onder c is in geval de inhoud van een bestaande bedrijfswoning groter is dan 750 m3 de bestaande inhoud maximaal toegestaan;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 m;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 11 m.
3.2.4 Dakkapellen op een bedrijfswoning

Dakkappelen op een bedrijfswoning zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 28, lid 28.3.

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van de bedrijfswoning wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 5. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van de bedrijfswoning en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan iedere bedrijfswoning op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning van erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van de bedrijfswoning;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4,5 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
    • 4. het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
    • 5. de maximale oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedraagt dan 30 m2;
3.2.6 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van (voeder)silo's en hooibergen bedraagt maximaal 10 m;
  • d. de bouwhoogte van damwanden, mest en kuilplaten bedraagt maximaal 1,50 m;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 6 m;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. het vergroten van de bouwhoogte tot 16 m, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 12 m en geen verslechtering ontstaat ten aanzien van de bezonning bij belendende percelen;
  • b. het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten en verwerkingsruimten waarbij per glastuinbouwbedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen is, met een maximum van 1.500 m², mits deze oppervlakte als zodanig ook aantoonbaar noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
  • c. het verkleinen of vergroten van de afstand tussen een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft en de bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen, toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg staat.
  • d. het verkleinen van de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
3.3.2 Bedrijfswoningen en plattelandswoningen
  • a. het verkleinen van de afstand van een bedrijfswoning of plattelandswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
3.3.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
3.3.4 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
    • 3. dit voldoet aan stedenbouwkundige eisen, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • b. het bouwen van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of watersilo's met een maximale bouwhoogte van 16 m, mits geen verslechtering ontstaat ten aanzien van de bezonning bij belendende percelen.
  • c. het bouwen van warmwater(opslag)tanks en/of warmtekrachtkoppelingen tot ten minste 30 meter van een (bedrijfs)woning van derden, mits aantoonbaar voldoende geluidsisolerende maatregelen zijn getroffen om deze afstand te rechtvaardigen;
  • d. het bouwen van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of gietwatersilo's voor het verlengde van de voorgevel van het primaire bedrijfsgebouw, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • e. het bouwen van vlaggenmasten met een maximale bouwhoogte van 11 m;
  • f. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
3.3.5 Paardenbak/paddock

Ten aanzien van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik geldt het bepaalde in artikel 30, lid 30.1 onder h.

3.3.6 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29, lid 29.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in lid 3.1 is toegestaan;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig (laten) opslaan van goederen en/of producten anders dan volgens het bepaalde in lid 3.1 is toegestaan;
  • d. gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf, waarbij deze activiteiten niet meer bedragen dan 25% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 75m²;
  • e. bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
  • f. gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
  • g. gronden en/of bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  • h. gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie, waaronder begrepen recreatiewoningen en stacaravans;
  • i. gronden en/of bouwwerken voor kampeermiddelen;
  • j. gronden en/of bouwwerken als sport- en/of wedstrijdterrein.
3.4.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.2.

3.4.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bed & breakfast

Ten aanzien van het gebruik voor bed & breakfast geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.2

3.5.2 Dienstverlening op educatief gebied

Ten aanzien van het gebruik voor dienstverlening op educatief gebied geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.3.

3.5.3 Nevenactiviteiten

Ten aanzien van het gebruik voor nevenactiviteiten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.4.

3.5.4 Combinatie van bed & breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten

Ten aanzien van het gebruik voor een combinatie van bed & breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.5.

3.5.5 Huisvesting arbeidsmigranten

Ten aanzien van het gebruik voor de huisvesting van arbeidsmigranten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.6.

3.5.6 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 29 lid 29.7.8.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de gronden wijzigen in de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw om glastuinbouw mogelijk te maken, mits:

  • a. na wijziging het bepaalde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing is;
  • b. is aangetoond dat de bedrijfsvoering ter plaatse is gestaakt.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (waaronder groenten, bloemen en planten, substraat, belicht en niet-belicht), met de daarbij behorende kassen, klimaathallen, of andere opstallen van glas, alsmede bedrijfsgebouwen waaronder bedrijfsgebonden kantoren, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten, teeltcellen, bedrijfsgebonden energievoorzieningen, collectieve energievoorzieningen, stookhuizen en/of ketelhuizen, warmtekrachtkoppelingen, warmwateropslagtanks, gietwatersilo's, waterbassins en overige waterbergingen, individuele en collectieve watervoorzieningen, centrale sorteerinrichtingen;
  • b. hybride bedrijven als onderdeel van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld;

met de daarbij behorende overige voorzieningen zoals;

  • c. voorzieningen van algemeen nut behorende bij de glastuinbouwbedrijven als bedoeld sub a, met uitzondering van verkoop- c.q. uitgiftepunten voor motorbrandstoffen;
  • d. verkoop producten uit eigen bedrijf;
  • e. water en watergangen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. erven en terreinen, in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  • j. verhardingen;
  • k. bermen, bermsloten en greppels;
  • l. bouwwerken, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan van de bestemming;
  • m. weilanden;
  • n. voorzieningen ten behoeve van bodemenergie, zoals warmte-/koude opslag (wko).
4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één agrarische bedrijfswoning;
  • b. 'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouw gelieerde bedrijvigheid' zijn de gronden tevens bestemd voor aan glastuinbouw gelieerde en ondersteunende bedrijvigheid, onderzoeksruimten, kantoren, technische ruimten en opleidingsruimten, voorzover vallend onder maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, tenzij een andere milieucategorie is aangegeven;
  • c. 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één plattelandswoning.
4.1.3 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebonden kantoren, onderzoeksruimten, laboratoria en presentatieruimten maken onderdeel uit van het bedrijfsgebouw.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. bedrijfsgebouwen beslaan een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 12,5% van het glastuinbouwbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 12 meter;
  • d. de bedrijven dienen zich te richten op de ontsluitende weg of op de aangegeven 'gevellijn', dit geldt niet voor bedrijfswoningen die in een cluster van 4 of meer woningen worden gerealiseerd;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de ontsluitende weg bedraagt minimaal 13,5 m; als er een watergang tussen de bebouwing en de weg ligt bedraagt de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bovenste insteek van het talud minimaal 8 m;
  • f. de afstand tussen bedrijfsgebouwen en een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 m;
  • g. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen;
  • h. ten aanzien van de gronden als bedoeld in artikel 4.1.2 onder b, gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van kantoorfuncties bedraagt ten hoogste 10.000 m2;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 16 m.
4.2.3 Kassen
  • a. de bouwhoogte van de kassen bedraagt maximaal 12 m;
  • b. de afstand van kassen tot de as van de ontsluitende weg bedraagt ten minste 18,5 m; als er een watergang tussen de kassen en de weg ligt bedraagt de afstand van de kas tot de bovenste insteek van het talud minimaal 13 m;
  • c. de afstand tussen kassen en de bedrijfswoning bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de afstand tussen kassen en een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 m, of indien de bestaande afstand minder bedraagt minimaal die bestaande afstand;
  • e. de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 1 m te bedragen;
  • f. ten aanzien van de gronden als bedoeld in artikel 4.1.2 onder b gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van kassen bedraagt ten hoogste 16 m.
4.2.4 Bedrijfswoningen
  • a. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan; voorzover de aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, mag de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding worden gebouwd; binnen een afstand van 200 m uit de noordelijke plangrens zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
  • b. voorzover geen aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, gelden de volgende regels:
    • 1. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. de afstand van bedrijfswoningen tot de as van de ontsluitende weg bedraagt minimaal 10,5 m en maximaal 50 m; als er een watergang tussen de bebouwing en de weg ligt bedraagt de afstand van de woning tot de bovenste insteek van het talud minimaal 5 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt exclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 750 m3;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 m;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 11 m;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste 5 m mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen.
4.2.5 Plattelandswoningen
  • a. plattelandswoningen zijn alleen toegestaan binnen de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één plattelandswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de plattelandswoning bedraagt exclusief bijbehorende bouwwerken, maximaal 750 m3;
  • c. de goothoogte van de plattelandswoning bedraagt maximaal 7 m;
  • d. de bouwhoogte van de plattelandswoning bedraagt maximaal 11 m;
  • e. de afstand van een plattelandswoning tot de perceelsgren(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste 5 m mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • f. de afstand van een plattelandswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen.
4.2.6 Dakkapellen op een bedrijfswoning en plattelandswoning

Dakkappelen op een bedrijfswoning en plattelandswoning zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 28, lid 28.3.

4.2.7 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en plattelandswoning
  • a. bij iedere woning mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van de woning wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 5. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van de woning en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan iedere woning op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van de woning van erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van de woning;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4,5 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', binnen het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
    • 4. het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
    • 5. de maximale oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedraagt dan 30 m2;
4.2.8 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning of plattelandswoning maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van warmwater(opslag)tanks en warmtekrachtkoppelingen, bedraagt 13,5 m;
  • e. de maximale bouwhoogte van gietwatersilo's bedraagt 11 m, waarbij de maximale bouwhoogte niet hoger is dan de bouwhoogte van de overige bebouwing;
  • f. de maximale bouwhoogte van waterbassins bedraagt 4,50 m;
  • g. de afstand van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en gietwatersilo's tot de as van de ontsluitende weg bedraagt minimaal 10 m; als er een watergang tussen de bebouwing en de weg ligt, bedraagt de afstand tot de bovenste insteek van het talud minimaal 5 m;
  • h. de afstand van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en gietwatersilo's tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen moet(en) ten minste 5 m bedragen;
  • i. de afstand van warmwater(opslag)tanks en/of warmtekrachtkoppelingen tot een (bedrijfs)woning van derden moet ten minste 60 m bedragen;
  • j. warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of gietwatersilo's moeten achter het verlengde van de voorgevel van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden, zodanig dat het bouwwerk een (ondergeschikt) onderdeel uitmaakt van en een eenheid vormt met het primaire bedrijfsgebouw;
  • k. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 6 m;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

4.2.9 Centrale sorteerinrichtingen
  • a. centrale sorteerinrichtingen mogen alleen gevestigd worden in bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld;
  • b. het parkeren, laden en lossen in verband met de centrale sorteerinrichting dient geheel op eigen terrein plaats te vinden.
4.2.10 Hybride bedrijven

De andersoortige activiteiten van hybride bedrijven, zoals laboratoria, kantoor en demonstratieruimten, mogen alleen gevestigd worden in bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld.

4.2.11 Overige voorzieningen
  • a. warmwaterkrachtkoppelingen en warmwater(opslag)tanks en/of andere bedrijfsmatige bouwwerken voor energieproductie, met als doel energie te produceren (en/of de verkoop daarvan) voor meerdere glastuinbouwbedrijven, mogen alleen worden gebouwd, mits:
    • 1. deze als zodanig aantoonbaar zijn in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. niet meer dan een ondergeschikt gedeelte van het bedrijfsinkomen wordt gehaald uit de verkoop van energie aan derden;
    • 3. de aldus opgewekte warmte voor ten minste 95% door de glastuinbouwondernemingen wordt gebruikt.
  • b. individuele en collectieve watervoorzieningen, met als doel gewasbeschermingsmiddelen in de lozing van het bedrijfswater terug te dringen, mogen alleen worden gebouwd mits:
    • 1. deze als zodanig aantoonbaar zijn in bedrijfsmatig opzicht.
  • c. de bouwhoogte van de in lid a en b genoemde bouwwerken bedraagt maximaal 13,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van de in lid a en b genoemde gebouwen bedraagt maximaal 12 m;
  • e. de afstand van de in lid a en b genoemde bouwwerken en/of gebouwen tot de as van de weg bedraagt minimaal 10 meter; als er een watergang tussen de bebouwing en de weg ligt bedraagt de afstand van de bouwwerken en/of gebouwen tot de bovenste insteek van het talud minimaal 5 meter;
  • f. de afstand van de in lid a genoemde bouwwerken en/of gebouwen tot een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 60 meter;
  • g. de afstand van de in lid b genoemde bouwwerken en/of gebouwen tot een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 meter;
  • h. de afstand van de in lid a en b genoemde bouwwerken en/of gebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.3.1 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. het vergroten van de bouwhoogte tot 16 m, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 12 m en geen verslechtering ontstaat ten aanzien van de bezonning bij belendende percelen;
  • b. het vergroten van het maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen tot een maximum van 20% van een glastuinbouwbedrijf;
  • c. het verkleinen of vergroten van de afstand tussen een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft en de bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen, toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg staat.
  • d. het verkleinen van de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.3.2 Kassen
  • a. het vergroten van de bouwhoogte tot 16 m, mits:
    • 1. de omliggende bedrijven en woningen niet onevenredig in hun uitoefening worden aangetast;
    • 2. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 3. dit niet leidt tot een onevenredige toename van de verkeersbewegingen;
  • b. het verkleinen van de afstand van kassen tot een (bedrijfs)woning van derden tot 5 m, mits, aangetoond wordt dat dit niet leidt tot milieuhinder voor de (bedrijfs)woning van derden;
  • c. het verkleinen van de afstand van kassen tot de as van de ontsluitende weg tot 13,5 m en tot de bovenste insteek van het talud tot 8 m, mits het bedrijfsgebouw wordt geïntegreerd in de betreffende kas;
  • d. het verkleinen van de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • e. de bouw van een kas c.q. een gebouw in de vorm van een kas die volledig van niet lichtdoorlatend materiaal is gemaakt, mits:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.3.3 Bedrijfswoningen en plattelandswoningen
  • a. het verkleinen van de afstand van een bedrijfswoning of plattelandswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.3.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
4.3.5 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
    • 3. dit voldoet aan stedenbouwkundige eisen, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • b. het bouwen van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of watersilo's met een maximale bouwhoogte van 16 m, mits geen verslechtering ontstaat ten aanzien van de bezonning bij belendende percelen.
  • c. het bouwen van warmwater(opslag)tanks en/of warmtekrachtkoppelingen tot ten minste 30 meter van een (bedrijfs)woning van derden, mits aantoonbaar voldoende geluidsisolerende maatregelen zijn getroffen om deze afstand te rechtvaardigen;
  • d. het bouwen van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of gietwatersilo's voor het verlengde van de voorgevel van het primaire bedrijfsgebouw, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • e. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen met een maximale bouwhoogte van 11 m;
  • f. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
4.3.6 Overige voorzieningen
  • a. het bouwen van warmwaterkrachtkoppelingen en warmwater(opslag)tanks en/of andere bedrijfsmatige bouwwerken voor energieproductie tot ten minste 30 m van een (bedrijfs)woning van derden, mits aantoonbaar voldoende geluidisolerende maatregelen zijn getroffen om deze afstand te rechtvaardigen;
  • b. het bouwen van bouwwerken en gebouwen als genoemd in artikel 4.2.11 onder c en d tot een hoogte van 16 m, mits er geen verslechtering ontstaat ten aanzien van de bezonning bij belendende percelen.
4.3.7 Paardenbak/paddock

Ten aanzien van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik geldt het bepaalde in artikel 30, lid 30.1 onder h.

4.3.8 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29, lid 29.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in lid 4.1 is toegestaan;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig (laten) opslaan van goederen en/of producten anders dan volgens het bepaalde in lid 4.1 is toegestaan;
  • d. gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf, waarbij deze activiteiten niet meer bedragen dan 25% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 75m²;
  • e. bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
  • f. gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
  • g. gronden en/of bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  • h. gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie, waaronder begrepen recreatiewoningen en stacaravans;
  • i. gronden en/of bouwwerken voor kampeermiddelen;
  • j. gronden en/of bouwwerken als sport- en/of wedstrijdterrein.
4.4.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.2.

4.4.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

4.5.1 Aquacultuur

het gebruik van bedrijfsgebouwen en kassen ten behoeve van aquacultuur als ondergeschikt onderdeel van de glastuinbouwfunctie, mits:

  • a. aantoonbaar sprake is van een gesloten systeem;
  • b. niet meer dan een ondergeschikt gedeelte van het bedrijfsinkomen wordt gehaald uit de verkoop van aquatische producten en aquatische organismen;
  • c. vrachtwagens op eigen terrein kunnen keren of er een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • d. er wordt voldaan aan de parkeernorm volgens de betreffende regelgeving;
  • e. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt voor aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.5.2 Huisvesting arbeidsmigranten

Ten aanzien van het gebruik voor de huisvesting van arbeidsmigranten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.6.

4.5.3 Plattelandswoning

het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is c.q. de woning niet meer bij een bedrijf behoort. Hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
  • b. het verlenen van de afwijking voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning levert voor het betrokken agrarisch bedrijf geen mogelijkheid op voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning;
  • c. het verlenen van de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu;
  • d. voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning van toepassing.
4.5.4 Gelieerde en ondersteunende bedrijfsmatige functies
  • a. binnen glastuinbouwbedrijven de vestiging van aan glastuinbouw gelieerde en ondersteunende, doch zelfstandige bedrijfsmatige functies, zoals productie- en verwerkingsruimten voor glastuinbouwproducten, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. vestiging van deze functies is alleen mogelijk mits deze in de bedrijfsvoering van het betreffende glastuinbouwbedrijf ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit van het glastuinbouwbedrijf en zij in directe relatie staan tot deze hoofdactiviteit;
    • 2. vestiging van de functies mag geen beperkingen opleggen aan omliggende en/of aangrenzende glastuinbouwbedrijven uit het oogpunt van milieu;
    • 3. binnen het plangebied mogen ten hoogste 3 locaties worden gewijzigd voor vestiging van de genoemde functies;
    • 4. de oppervlakte per kantoor bedraagt ten hoogste 750 m2 bvo;
    • 5. bedoelde functies worden enkel toegelaten in de eerste laag van de gebouwen mits op de tweede laag voorzien wordt in teelt door middel van kassen;
    • 6. de bedrijfsfuncties behoren tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • b. het bepaalde in lid a onder 6 voor bedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 3.2 of 4, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid a onder 6 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. het bepaalde in lid a onder 6 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
4.5.5 Bed & breakfast

Ten aanzien van het gebruik voor bed & breakfast geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.2

4.5.6 Dienstverlening op educatief gebied

Ten aanzien van het gebruik voor dienstverlening op educatief gebied geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.3.

4.5.7 Nevenactiviteiten

Ten aanzien van het gebruik voor nevenactiviteiten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.4.

4.5.8 Combinatie van bed & breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten

Ten aanzien van het gebruik voor een combinatie van bed & breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.5.

4.5.9 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 29 lid 29.7.8

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Zelfstandige hybride bedrijven

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het vestigen van een zelfstandig hybride bedrijf, mits:

  • a. dit schaalvergroting, reconstructie of een andere ontwikkeling met een, in enigerlei vorm, positieve uitwerking op de glastuinbouw(gebied) niet in de weg staat;
  • b. vrachtwagens op eigen terrein kunnen keren of er een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • c. er wordt voldaan aan de parkeernorm overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan;
  • d. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt voor aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.6.2 Verplaatsing bedrijfswoning of plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven of verplaatsen van de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal bedrijfswoningen of plattelandswoningen mag niet toenemen.
  • b. de verschuiving of verplaatsing noodzakelijk is voor een verbetering van de bedrijfsvoering;
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde.
4.6.3 Biomassavergistingsinstallatie

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een biomassavergistingsinstallatie, mits:

  • a. vestiging van de installatie niet is voorzien op percelen grenzend aan de bestemmingen Groen en Water aan weerszijden van de HSL of langs de Landscheiding en op percelen grenzend aan de Laan van Mathenesse;
  • b. de afstand van de installatie tot bestaande of nieuw te bouwen (bedrijfs)woningen ten minste 300 m bedraagt; deze afstand kan worden verkleind, voorzover uit onderzoek blijkt dat door maatregelen aan de bron het niveau van hinder aan de gevel van nieuwe en bestaande woningen beneden de gestelde grenswaarden van de Wet milieubeheer en/of aanverwante wet- en regelgeving blijft;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de installatie ten hoogste 25 m bedraagt.
4.6.4 Wijzigingsgebied 2

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bestemming wijzigen in de bestemming Bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in hout' om uitbreiding van Worldwood mogelijk te maken, mits:

  • a. na wijziging het bepaalde in Artikel 5 van overeenkomstige toepassing is;
  • b. is aangetoond dat de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is gestaakt;
  • c. een visie (op de toekomst) van het glastuinbouwgebied is overlegd aan de provincie;
  • d. het plan regionaal is afgestemd in greenport verband;
  • e. in het wijzigingsplan aan de buitenrand van de te wijzigen gronden voorzien wordt in een strook grond van circa 10 m met de aanduiding 'opslag uitgesloten' conform Artikel 5 lid 5.4.2 onder d, om buitenopslag van goederen te voorkomen.
4.6.5 Glastuinbouwgelieerde functies

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van aan glastuinbouw gelieerde functies als kantoren, educatie, woonfuncties verband houdende met educatieve functies (campus), mits:

  • a. de genoemde functies in één gebouw worden gerealiseerd, de bouwhoogte van dat gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • b. binnen het plangebied ten hoogste 3 locaties worden gewijzigd voor vestiging van de genoemde functies.
4.6.6 Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Wijzigen is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 31 lid 31.2.2.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfsgebonden kantoren;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één bedrijfswoning per bedrijf;
  • b. 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.1 zoals bedoeld in de als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. 'bedrijf' tot en met categorie 3.2' zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 zoals bedoeld in de als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. 'caravanstalling' zijn de gronden tevens bestemd voor stalling van caravans, vouwwagens, campers en aanhangwagens;
  • f. 'nutsvoorziening' zijn de gronden tevens bestemd voor een gasdrukmeet- en regelstation/gasontvangstation;
  • g. 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel hout' zijn de gronden tevens bestemd voor een groothandel in hout;
  • h. 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwproducten' zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijf in productie, opslag en verkoop van potgrond en substraten;
  • i. 'specifieke vorm van bedrijf - overheidsvoorzieningen' zijn de gronden tevens bestemd voor opslag van gerede en/of ongerede goederen;
  • j. 'specifieke vorm van bedrijf - woninginrichter' zijn de gronden tevens bestemd voor een woninginrichtingbedrijf;
  • k. 'transportbedrijf' zijn de gronden tevens bestemd voor een transportbedrijf;
  • l. 'tuincentrum' zijn de gronden tevens bestemd voor de teelt en de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden;
  • m. 'uitvaartcentrum' zijn de gronden tevens bestemd voor een uitvaartcentrum;
  • n. 'verkooppunt motorbrandstoffen' zijn de gronden tevens bestemd voor een benzineservicestation (inclusief detailhandel) zonder LPG-vulpunt.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor zover binnen een bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
  • c. indien de onder b bedoelde aanduiding ontbreekt mag het bouwvlak volledig bebouwd worden;
  • d. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
5.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt exclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 750 m3;
  • c. de bedrijfswoning dient op de openbare weg te zijn georiënteerd;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 m;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 11 m.
5.2.4 Dakkapellen op bedrijfswoning

Dakkappelen op een bedrijfswoning zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 28, lid 28.3.

5.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van de bedrijfswoning wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 5. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van de bedrijfswoning en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan iedere bedrijfswoning op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning van erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van de bedrijfswoning
    • 2. de diepte gemeten vanuit de bedrijfswoning niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4,5 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning' binnen het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
    • 4. het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', binnen het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
    • 5. de maximale oppervlakte van dierenverblijven niet meer bedraagt dan 30 m2;
5.2.6 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 6 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

5.3.1 Bedrijfsgebouwen

het vergroten van de grondoppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%.

5.3.2 Bedrijfswoningen

de bouw van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw op kleinere of grotere afstand van de perceelsgrens(zen), indien dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk is en bedrijfsmatig aantoonbaar noodzakelijk is.

5.3.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 5, lid 5.2.5. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 5, lid 5.2.5. onder a sub 3 en 4.
5.3.4 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3,5 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
5.3.5 Paardenbak/paddock

Ten aanzien van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik geldt het bepaalde in artikel 30, lid 30.1 onder h.

5.3.6 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.2.

5.4.2 Opslag
  • a. buiten het bouwvlak is het verboden de gronden te gebruiken voor opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stapelhoogte 1 meter' is de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 1 m verboden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stapelhoogte 6 meter' is de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 meter verboden. De opslag tot 6 meter is toegestaan mits blijvend aan alle regelgeving op het gebied van brandveiligheid wordt voldaan, ook met betrekking tot stallingslast van buitenopslag bij wijzigingen op de buurpercelen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is opslag van goederen verboden.
5.4.3 Bedrijfsgebonden kantoren

bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3000 m2.

5.4.4 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met deze bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.1.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

5.5.1 Gelijk te stellen bedrijven

de vestiging van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 5.1 onder a bedoelde bedrijfsactiviteiten;

5.5.2 Bedrijfsgebonden detailhandel

het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedingsmiddelen en genotsmiddelen, op voorwaarde dat:

  • a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  • b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m2;
  • c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
5.5.3 Bed & breakfast

Ten aanzien van het gebruik voor bed & breakfast geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.2

5.5.4 Huisvesting arbeidsmigranten

Ten aanzien van het gebruik voor de huisvesting van arbeidsmigranten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.6.

5.5.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30 lid 30.2.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen (ten behoeve van calamiteitenverkeer), geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, speelvoorzieningen, (voet- en fiets)paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, (natuurvriendelijke) oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
6.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29, lid 29.1 (Algemene gebruiksregels), wordt gerekend het gebruik van gronden als parkeerplaats voor auto's.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het gebruik van de gronden als parkeerplaats voor auto's, mits dit niet leidt tot significante aantasting van de (hoofd)groenstructuur en/of de waterhuishouding.

6.4.2 Algemeen randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in artikel 7, lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de bouwhoogte in meters van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangegeven.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van het hoofdgebouw of vóór het verlengde van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
7.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

7.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 7, lid 7.2.3 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 7, lid 7.2.3 onder a sub 3 en 4.
7.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
7.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijzen van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.1.

7.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een motorcrossterrein;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, geluidswerende voorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijk oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
8.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 20 m;
  • b. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 9 Recreatie - Volkstuin

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen;

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er mag maximaal één centrale berging worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. per volkstuin mag maximaal één gebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 12 m2;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. per volkstuin mag maximaal één hobbykas worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m2;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 'Algemene gebruiksregels' lid 29.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. voor verblijfsrecreatie;
  • c. van een tuinhuisje voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 10 Sport - Manege

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. manege;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, tuinen, erven, paden, overige verhardingen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.500 m2;
  • c. er mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 (exclusief bijgebouwen);
  • e. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de dakhelling van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60°;
10.2.3 Dakkapellen op bedrijfswoningen

Dakkappelen op een bedrijfswoning zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 28, lid 28.3.

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. bij de bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van de bedrijfswoning wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 5. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van de bedrijfswoning en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan de bedrijfswoning op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning van erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van de bedrijfswoning
    • 2. de diepte gemeten vanuit de bedrijfswoning niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4,5 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
10.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 6 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, woonerven en pleinen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken; mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.1.

11.3.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5

Artikel 12 Verkeer - Openbaar Vervoer

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Openbaar Vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen bestaande uit maximaal 2x1 doorgaande rijstroken voor het openbaar vervoer (bus), alsmede in- en uitvoegstroken en opstelstroken, voet- en fietspaden;
  • b. kruisende wegen en kruisend water;
  • c. bermen, groenvoorzieningen en water;
  • d. calamiteitenverkeer;
  • e. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, zoals geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en (ongebouwde) parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de in artikel 12, lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.2 Andere bouwwerken
  • a. op of in de in artikel 12, lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend duikers, bruggen, gebouwde fietsenstallingen, voorzieningen voor het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwde fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer en van andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 4 m.

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.1.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een raillijn met bijbehorende sporen, wissels en overige constructies, ten behoeve van de HSL-Zuid, zoals beschreven in het 'Tracébesluit Hogesnelheidslijn-Zuid' van 15 april 1998;
  • b. kunstwerken, zoals dijklichamen, viaducten en tunnels;
  • c. veiligheids-, onderhouds-, communicatie- en bereikbaarheidsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming of beperking van watervervuiling;
  • e. geluidsafschermende voorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kruisende wegen, paden en water;
  • h. bermen, groenvoorzieningen en water;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • k. in- en uitritten;
  • l. straatmeubilair;

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 13.1 genoemde doeleinden, en met inachtneming van de onderstaande regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van het railverkeer mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. de oppervlakte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • c. de bouwhoogte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • d. de bouwhoogte van geluidsafschermende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
13.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijking bij een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet meer bedraagt dan wettelijk is toegestaan;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, woonerven en pleinen, waar auto's niet zijn toegestaan;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
14.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' zijn de gronden tevens bestemd voor een fietsroute met bovenlokale functie.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
14.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29, lid 29.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor terrassen.

 

Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een lokale/regionale/landelijke ontsluitingsfunctie bestaande uit maximaal 2 rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en opstelstroken (per weg bekijken, indien verschil dan weg benoemen);
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
15.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

15.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, waaronder voorzieningen van algemeen nut, (natuurvriendelijke) oevers en beschoeiingen, bruggen daaronder niet begrepen.
16.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor een brug.

16.2 Bouwregels

Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m, mits de (water)verkeersveiligheid gewaarborgd is.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

16.3.1 Bruggen dammen en andere bouwwerken
  • a. de bouw van bruggen buiten de aanduiding 'brug', indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel en de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en de wegbeheerder.
  • b. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • c. het bouwen van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
16.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29, lid 29.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.

16.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

16.5.2 Algemene randvoorwaarden van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen binnen het bouwvlak, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3 (exclusief bijbehorende bouwwerken);
  • c. tenzij anders aangeduid op de verbeelding mag de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m.
17.2.3 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 28, lid 28.3.

17.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en gestapelde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn of vóór de voorgevelrooilijn erkers, entrees of tochtportalen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien
    • 1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, minder dan 300 m2 bedraagt;
    • 2. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw , tussen de 300 en 500 m2 bedraagt;
    • 3. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 150 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw , meer dan 500 m2 bedraagt;

en het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd (bijbehorende bouwwerken én andere bouwwerken).

  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, is ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m)' een bijgebouw van ten hoogste 135 m2 toegestaan.
17.2.5 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd (bijbehorende bouwwerken én andere bouwwerken), en waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 6 m voor palen en masten;
  • d. 3 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd in artikel 17, lid 17.2.4 onder a sub 2, op voorwaarden dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 17, lid 17.2.4 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 17, lid 17.2.4 onder a sub 3 en 4.
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  • e. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een grotere bouwhoogte, dan genoemd in artikel 17, lid 17.2.5.

17.3.2 Paardenbak/paddock

Ten aanzien van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik geldt het bepaalde in artikel 30, lid 30.1 onder h.

17.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.1.

17.4.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.2.

17.4.3 Specifieke vorm van bedrijf - afwijkende maatvoering

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende maatvoering' is een bedrijf aan huis toegestaan met een maximale oppervlakte van 120 m2.

17.4.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.5.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Bed & breakfast

Ten aanzien van het gebruik voor bed & breakfast geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.2.

17.5.2 Huisvesting arbeidsmigranten

Ten aanzien van het gebruik voor de huisvesting van arbeidsmigranten geldt het bepaalde in artikel 29, lid 29.7.6.

17.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30 lid 30.2.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Wijziging naar de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Wonen' wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' al dan niet met bijbehorende aanduiding 'bedrijfswoning', onder de volgende voorwaarden:

  • a. vaststaat dat de woonfunctie ter plaatse niet meer wordt uitgeoefend en de gronden zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw;
  • b. het aantal woningen door de wijziging niet mag toenemen;
  • c. op de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wordt naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving en de afstand van het bouwvlak tot de bestemming 'Verkeer', 'Water' en/of 'Wonen' ten minste 5 m bedraagt;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • e. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • f. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.

Artikel 18 Leiding - Brandstof

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een leiding voor brandbare vloeistoffen ter plaatse van de 'hartlijn leiding - brandstof';
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een leiding voor brandbare vloeistoffen met een diameter van ten hoogste 12,75 inch en een druk van ten hoogste 80 bar;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
18.1.2 Kwetsbare en beperkte kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen zijn op de in lid 18.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

18.1.3 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Brandstof' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

18.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegestaan en;
  • b. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s) en;
  • d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd en mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • b. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 18.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
18.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 18.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 18.3.
18.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 18.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een gasleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - Gas';
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een gasleiding met een diameter van ten hoogste 18 inch en een druk van ten hoogste 40 bar ter plaatse van de belemmeringenstrook, gemeten uit het hart van de leiding, met een breedte van 4 m;
  • c. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een gasleiding met een diameter van ten hoogste 18 inch en een druk van ten hoogste 66,2 bar ter plaatse van de belemmeringenstrook, gemeten uit het hart van de leiding, met een breedte van 5 m;
  • d. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
19.1.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 19.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

19.1.3 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

19.3.2 Voorwaarden

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de (gas)leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegestaan en;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s) en;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 'Algemene gebruiksregels' lid 29.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

19.5 Afwijken gebruiksregels
19.5.1 Afwijken voor nieuwe beperkt kwetsbare objecten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

19.5.2 Toelaatbaarheid

De in lid 19.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder en;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.6.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in lid 19.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
19.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 19.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming(en) zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 19.3.
19.6.3 Toelaatbaarheid

De in 19.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de 'hartlijn - hoogspanningsverbinding';
  • b. de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding van maximaal 380 kV.
20.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden:

  • a. mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbinding worden gebouwd, die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste 60 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. mag ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

20.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in lid 20.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting en of bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen
20.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 20.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsverbinding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook betreffen, of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en).
20.5.3 Toelaatbaarheid

De in 20.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen strijdigheid ontstaat met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een rioolleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - riool';
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een rioolleiding met een diameter van ten hoogste 250 mm en een druk van ten hoogste 6 bar;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
21.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

21.3.2 Randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 Algemene gebruiksregels, lid 29.1, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor opslag.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 21, lid 21.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
21.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 21, lid 21.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 21, lid 21.2 of lid 21.3.
21.5.3 Toelaatbaarheid

De in 31.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een waterleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - water';
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een waterleiding met een diameter van ten hoogste 1600 mm.
22.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
  • f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. het milieu.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

22.4.2 Voorwaarden

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder(s) van de leiding;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 'Algemene gebruiksregels' lid wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

22.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.6.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in lid 22.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen van meer dan 20 m2;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
22.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 22.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 22.4.
22.6.3 Toelaatbaarheid

De in 22.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

23.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

23.2 Bouwregels

Op de in lid 23.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,30 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

23.3.2 Randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 23.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 23.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 23.2 of 23.3;
  • e. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
23.4.3 Toelaatbaarheid

De in 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.

23.4.4 Nadere voorwaarden

Voor zover de in lid 23.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 23.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 6

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

24.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

24.2 Bouwregels

Op de in lid 24.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 2,50 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 1.000 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

24.3.2 Randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een
  • b. afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
  • d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 24.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 24.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 24.2 of 24.3;
  • e. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 1.000 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
24.4.3 Toelaatbaarheid

De in 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot verstoring van het archeologisch materiaal.

24.4.4 Nadere voorwaarden

Voor zover de in 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 24.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. de waterhuishouding.
25.1.2 Voorrangsregeling

Voor zover in het plan dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende voorrangsregeling:

25.2 Bouwregels

Op de in lid 25.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 1 m.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

25.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder, tenzij de bouwwerken niet direct op of in deze bestemming plaatsvinden.

25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van water als ligplaats voor en/of voor opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

25.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 29, lid 29.1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Cultuurhistorisch waardevolle objecten
27.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden van de aanwezige objecten, in de vorm van:

  • a. landschap en ruimtelijke patronen; en/of
  • b. historische stedenbouwkunde en architectuur/bouwkunde;

waarbij de volgende kwaliteiten in het geding zijn:

  • c. de beleefde kwaliteit (zichtbaarheid, herkenbaarheid en herinnerbaarheid);
  • d. de fysieke kwaliteit (gaafheid, authenticiteit en geconserveerdheid);
  • e. de inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid, informatiewaarde, samenhang, representativiteit).
27.1.2 Bouwregels

Voor zover een aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is aangegeven, is de bestaande maatvoering van goothoogte en/of bouwhoogte van de bebouwing, de maximale goothoogte en/of bouwhoogte.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
28.1.1 Hoogte

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.

28.1.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals:

  • a. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
  • b. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt;

buiten beschouwing gelaten.

28.1.3 Bestaande ondergeschikte bouwonderdelen

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 28.1.1 en 28.1.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

28.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de ruimtelijke inpasbaarheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. het gewenste voorzieningenniveau;
  • f. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  • h. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. het milieu.

28.3 Dakkapellen
28.3.1 Dakkapellen

Indien de woning niet de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' heeft mogen dakkapellen worden gebouwd voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. Situering

Een dakkapel mag in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
    • 2. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
    • 3. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
    • 4. er is geen dakkapel aanwezig in het betreffende dakvlak;
  • b. Maatvoering
    • 1. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, bedraagt maximaal 1,75 m;
    • 2. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  • c. Overige criteria
    • 1. dakkapellen zijn niet toegestaan in daken met een dakhelling van minder dan 30 graden;
    • 2. een dakkapel heeft een plat dak.
28.3.2 Afwijken dakkapel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28, lid 28.3.1 sub b2, voor een grotere breedte van een dakkapel.

28.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

28.4 Geluidsbelasting

De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor het geluidgevoelige gebouw en buitenruimte van die hogere grenswaarde.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

29.1 Strijdig gebruik
29.1.1 Algemeen verbod

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.

29.1.2 Specifiek verbod

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan van vuurwerk;
  • e. prostitutie;
  • f. een seksinrichting;
  • g. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • h. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  • i. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 29, lid 29.2 (beroep aan huis) of, indien daartoe een omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend, met uitzondering van het bepaalde in artikel 29, lid 29.3 (bedrijf aan huis);
  • j. een woning te gebruiken voor het huisvesten van meer dan één huishouden (=kamerverhuur).

met uitzondering van:

  • k. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • l. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

29.2 Beroep aan huis

Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.

29.3 Ondergeschikte bouwonderdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 28, lid 28.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

29.4 Ophogen en afgraven gronden
  • a. Het is verboden de gemiddelde hoogte van het maaiveld, zoals dat bestond ten tijde van inwerkingtreding van het plan, gerekend over een oppervlakte van minimaal 50 m2 te verhogen of te verlagen met meer dan 0,3 m.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.

29.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

29.6 Dakterrassen voor de voorgevel van het hoofdgebouw
  • a. Het is verboden om het dakvlak van bijbehorende bouwwerken vóór de voorgevel van het hoofdgebouw te gebruiken als dakterras.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien het gebruik van het dakvlak als dakterras niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit. Hierbij mag de hoogte van een afscheiding van het dakterras niet meer bedragen dan 1,20 m.

29.7 Afwijken van de algemene gebruiksregels
29.7.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan uit milieucategorie 1, zoals bedoeld in als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten.
29.7.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor bed & breakfast in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. een woonfunctie aanwezig is;
  • b. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • d. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag per perceel niet meer bedragen dan 25 % van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  • e. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  • f. de duur van het verblijf maximaal 7 nachten bedraagt;
  • g. de activiteiten geen negatieve gevolgen hebben in het kader van de Wet milieubheer voor (bedrijven in) de omgeving;
  • h. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking mag hebben, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • i. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
  • j. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • k. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goede visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
29.7.3 Dienstverlening op educatief gebied

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor dienstverlening op educatief gebied zoals voorlichting, cursussen en workshops, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de agrarische (-glastuinbouw) functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • b. de dienstverlenende activiteiten dienen binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  • c. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • d. de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor dienstverlening op educatief gebied mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 75 m2;
  • e. de dienstverlenende activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • g. de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
  • h. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • i. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de toegestane functies.
  • j. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goed visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
29.7.4 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik voor be- en verwerking van ter plaatste geproduceerde of geteelde agrarische producten toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de agrarische (-glastuinbouw) functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • b. de be- en verwerking van ter plaatse geproduceerde of geteelde agrarische producten dienen binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  • c. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • d. de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor de be- en verwerking van ter plaatse geproduceerde of geteelde agrarische producten mag niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 75 m2;
  • e. de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
  • f. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • g. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de toegestane functies;
  • h. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goede visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
29.7.5 Combinatie van bed & breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik voor een bed & breakfast voorziening in een woning, dienstverlening op educatief gebied zoals voorlichting, cursussen en workshops en be- en verwerking van ter plaatste geproduceerde of geteelde agrarische producten toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. het bepaalde in de leden 29.7.2, 29.7.3 en 29.7.4 is van toepassing;
  • b. het totaal aan activiteiten mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte binnen de bestaande bebouwing.
29.7.6 Huisvesting arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik en ter plaatse van woningen de huisvesting van arbeidsmigranten of seizoensarbeid in de zin van kamerverhuur of logies toestaan, mits:

  • a. per werknemer een minimale gebruiksoppervlakte wordt aangehouden van 12 m²;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
29.7.7 Ophogen en afgraven gronden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.

29.7.8 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 30, lid 30.2.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

30.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;
  • e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 28 'Algemene bouwregels' leden 28.1.1 en 28.1.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij moet worden voldaan aan de volgende punten:
    • 1. een goede landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen, mits dit ruimtelijk inpasbaar is in relatie tot de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, en op vooraarde dat open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
    • 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
    • 3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • g. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m.
  • h. de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik bij een (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. er is ten hoogste één paardenbak en één paddock per (bedrijfs)woning toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 3. de oppervlakte van een paddock bedraagt maximaal 400 m2;
    • 4. de paardenbak/paddock wordt binnen de bestemming/aanduiding (bedrijfs)woning gebouwd;
    • 5. indien de paardenbak/paddock aantoonbaar niet gerealiseerd kan worden binnen de bestemming/aanduiding (bedrijfs)woning, wordt de paardenbak/paddock gedeeltelijk binnen de bestemming/aanduiding gebouwd, of indien ook gedeeltelijk binnen de bestemming/aanduiding niet mogelijk is zo veel mogelijk aansluitend aan de bestemming/aanduiding gebouwd, waarbij de paardenbak/paddock uiterlijk binnen een afstand van 75 meter van de betreffende bestemming/aanduiding gebouwd dient te worden;
    • 6. de bouw van een paardenbak/paddock verder dan 75 meter van de bestemming/aanduiding (bedrijfs)woning is toegestaan, mits de paardenbak/paddock aantoonbaar niet realiseerbaar is binnen de afstand van 75 meter en de paardenbak/paddock toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven niet in de weg staat;
    • 7. aan de paardenbak/paddock verwante voorzieningen, geen gebouwen zijnde, zoals een longeercirkel of stapmolen/trainingsmolen, zijn toegestaan onder de voorwaarde dat deze geheel binnen, gedeeltelijk dan wel geheel aansluitend aan de bestemming/aanduiding (bedrijfs)woning worden gerealiseerd;
    • 8. de maximale hoogte van aan de paardenbak/paddock verwante voorzieningen, geen gebouwen zijnde, zoals een longeercirkel of stapmolen/trainingsmolen, bedraagt exclusief omheining 4 m;
    • 9. de afstand tussen de rand van de paardenbak/paddock en aan de paardenbak/paddock verwante voorzieningen, geen gebouwen zijnde, zoals een longeercirkel of stapmolen/trainingsmolen, en woningen van derden dient minimaal 30 meter te bedragen;
    • 10. de paardenbak/paddock wordt op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan gebouwd;
    • 11. de afstand van de paardenbak/paddock en aan de paardenbak/paddock verwante voorzieningen, geen gebouwen zijnde, zoals een longeercirkel of stapmolen/trainingsmolen, uitgaande van de inwendige maatvoering, tot de perceelgrens dient ten minste 5 meter te bedragen;
    • 12. de hoogte van de omheining van de paardenbak/paddock en de omheining van de paardenbak/paddock verwante voorzieningen, geen gebouwen zijnde, zoals een longeercirkel of stapmolen/trainingsmolen mag maximaal 1,80 m bedragen;
    • 13. lichtmasten bij paardenbakken zijn toegestaan, mits:
      • niet meer dan 6 lichtmasten per paardenbak;
      • elke lichtmast maximaal 8 m hoog is;
      • de lichtmasten dienen binnen 0,5 m van de rand van de paardenbak te worden gesitueerd;
      • tussen de lichtmasten en de bouwperceelgrens/bestemmingsgrens van woningen van derden dient de afstand minimaal 30 m te bedragen;
      • de lampen dienen zodanig te worden afgeschermd dat strooilicht naar de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen;
      • als lichtmasten zijn alleen overhangende lichtarmaturen (lichtmasten met uitleggers/armen, die gedeeltelijk over de bak heen liggen) toegestaan, lichtmasten met knikarmaturen vallen daar ook onder.

30.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 7. het milieu;
    • 8. de externe veiligheid.
  • c. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de woning of van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte;
  • f. wordt voldaan aan de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  • c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.

31.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
31.2.1

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hoge oudheidkundige waarden die gehandhaafd dienen te blijven;
  • b. het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd hoeft te blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een ter zake deskundige instantie;
  • c. het wijzigen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' naar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 6, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hogere / lagere oudheidkundige waarden;
  • d. het verwijderen van en/of wijzigen van de situering van de dubbelbestemming 'Leiding' van welke aard dan ook en/of de daarbij behorende zone(s) met maximaal 25 m vanuit de hartlijn van de leiding naar beide zijden, indien dit in verband met de herinrichting van het gebied of in verband met (landelijke) veiligheidsrichtlijnen wenselijk of noodzakelijk is, er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en er voldaan blijft worden aan de minimale toetsingsafstanden. Alvorens toepassing te verlenen aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM of de beheerder(s) van de leiding;
  • e. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM of de beheerder(s) van de leiding;
  • f. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    • 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    • 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
  • g. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt;
  • h. het wijzigen van de bestemming van agrarische woningen naar burgerwoningen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven of herinrichting van het gebied wenselijk of noodzakelijk is geworden;
31.2.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Het bevoegd gezag verleend slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    • 1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 7. wordt voldaan aan de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan.
    • 8. het milieu:
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 32 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Bleiswijk.