direct naar inhoud van Regels
Plan: Berkel I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0157-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan 'Berkel I' met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0157-VAST van de gemeente Lansingerland.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 Aan- en uitbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwd:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van (een rij van) minimaal drie hoofdgebouwen, die minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw zijn verbonden.

1.7 Achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.8 Achtergevelrooilijn:

de lijn waarin de achtergevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.9 Afhaalpunt:

een locatie waar consumenten de goederen af kunnen halen die zij via internet of via andere communicatiemiddelen hebben besteld, inclusief bijbehorende logistiek en opslag, zonder dat sprake is van uitstalling of het te koop aanbieden van goederen.

1.10 Agrarisch(e) bedrijf/bedrijvigheid:

een bedrijf dat/bedrijvigheid die uitsluitend of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van een paardenhouderij, een manege en een paardenfokkerij.

1.11 Ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:
  • 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  • 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
      • het productieproces, wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
      • voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.

1.12 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.13 Antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 Antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 Archeologische deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.16 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.17 Architectonische waarde:

de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van een gebouw uit een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm welke karakteristiek is aan een gebouw uit een streek, waarbij gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw op basis van een aan een bepaald gebruik gekoppelde bouwvorm.

1.18 Automatenhal:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten.

1.19 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.20 Bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd.

1.21 Bed & Breakfast:

een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast wordt niet verstaan:

  • overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • permanente kamerverhuur.
1.22 Bedrijf aan huis:

het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

  • die in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
  • geen horeca of detailhandel zijnde; en
  • geen sterke publieksaantrekkend werking hebben

in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.23 Bedrijfsgebonden kantoor:

het gedeelte van een bedrijf waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend.

1.24 Bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.25 Bedrijfsmatige activiteiten:

een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.

1.26 Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.

1.27 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die verbonden is aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.

1.28 Bedrijfsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.29 Beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.30 Beroepsmatige activiteiten:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermeedaarbij gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.31 Beroepsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.32 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.33 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.34 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.35 Bijzondere woonvorm:

Huisvesting die onttrokken is aan het reguliere woningaanbod, bijvoorbeeld voor volwassenen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, personen met ggz-problematiek en Jongeren met sociaal-maatschappelijke problematiek die onder meer gemeenschappelijke voorzieningen in het pand aanwezig hebben en/of vanwege beperkte zelfstandigheid begeleid worden.

1.36 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.37 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.38 Bouwlaag, laag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.

1.39 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.40 Bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.41 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.42 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.43 Carport:

een overkapping ten behoeve van het stallen van auto's zonder tot de constructie behorende wanden.

1.44 Daknok:

hoogste punt van een schuin dak.

1.45 Dakterras:

een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras.

1.46 Dakvoet:

laagste punt van een schuin dak.

1.47 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.

1.48 Detailhandelsbedrijf:

een bedrijf dat zich richt op detailhandelsactiviteiten eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht.

1.49 Dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.

1.50 Erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.51 Erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.52 Escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.53 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.54 Geldende grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting;

1.55 Geluidsgevoelig object:

een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.

1.56 Gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat.

1.57 Grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van paardenhouderij, manege en paardenfokkerij.

1.58 Hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.59 Hoofdwatergang:

een watergang als omschreven in de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland of in de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.60 Horeca:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken, op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; waarbij de volgende categorieën worden gehanteerd:

  • 1. categorie 1: Horecabedrijven met geen of beperkte invloed op de woon- en leefomgeving, waaronder:
    • a. Daghoreca: winkelondersteunende horecabedrijven, die zich richten op het winkelend publiek, zoals croissanteries, ijssalons, tearooms, lunchrooms en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
    • b. Avondhoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het nuttigen en/of afhalen van ter plaatse bereide etenswaren en gebruik van verstrekte alcoholische dranken, zoals restaurants, grandcafé's, brasseries, eetcafés, grillrooms en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • 2. categorie 2: Nachthoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of gelegenheid bieden voor dansen, zoals cafés, bars, dancings, discotheken, partycentra en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • 3. categorie 3: Verblijfshoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals hotels, pensions en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.61 Instralingsverlies:

Het verlies aan instraling (uitgedrukt in %) op zonnepanelen ten opzichte van de meeste optimale instelling, onder meer als gevolg van belemmeringen of obstakels in de omgeving.

1.62 Kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.

1.63 Kap:

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.64 Kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal.

1.65 Kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten;

1.66 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (externe veiligheid):

Kwetsbare objecten:

  • 1. woningen, met uitzondering van:
    • a. verspreid liggende vrijstaande woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha;
    • b. dienst- en bedrijfswoningen behorende van derden;
  • 2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • b. scholen;
    • c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • 3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • a. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
    • b. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • 4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Beperkt kwetsbare objecten:

  • 1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • 2. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 3. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 4. winkels, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 5. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • 6. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 7. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;
  • 8. objecten die met de onder 1 tot en met 5 en 7 genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • 9. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.67 Maatschappelijke voorziening:

een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.

1.68 Milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.69 Onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vaartuig, ark, woonboot, kampeermiddel en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.

1.70 Ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.71 Openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.72 Overkapping:

een kapconstructie over een ruimte of ander bouwwerk met maximaal één gesloten wand (al dan niet tot de constructie behorend).

1.73 Peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
  • d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 4 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw betreft;
    • 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein;
    • 3. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein.

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.74 Perceel:

zie 'bouwperceel'.

1.75 Perceelsgrens:

zie 'bouwperceelgrens'.

1.76 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.77 Recreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik van een gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie in de openlucht plaatsvindt en geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.78 Recreatiewoning:

een gebouw, woonkeet, stacaravan of een ander bouwwerk al dan niet op wielen, dat één of meerdere woning(en) bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is/zijn en dat gedurende het hele jaar gebruikt kan worden door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen ondermeer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.

1.79 Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:

  • 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  • 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.80 Sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt.

1.81 Sportterrein:

een terrein ter beoefening van een veld/buitensport (in competitie/verenigingsverband), zoals voetbalvelden, tennisbanen, terreinen ten behoeve van honkbal en softbal, alsmede daarbij behorende clubgebouwen, kleedruimten, kantines en tribunes.

1.82 Straatmeubilair:

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • 4. afvalinzamelsystemen.
1.83 Terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

1.84 Twee-aaneengebouwd:

Bebouwing waarbij het hoofdgebouw minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw is verbonden.

1.85 Verblijfsrecreatie:

recreatie met overnachting in ruimten, waarbij het recreatieve gebruik een bestendig karakter draagt, zoals bij een logeergebouw, pension of recreatiewoning of bij kampeermiddelen die langer dan gedurende het kampeerseizoen een standplaats innemen op hetzelfde terrein, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen ondermeer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.

1.86 Voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.87 Voorgevelrooilijn:
  • op een perceel, waarop een hoofdgebouw aanwezig is of mag worden gebouwd: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
  • op een perceel, waarop meerdere gebouwen aanwezig zijn of mogen worden gebouwd, zonder dat er sprake is van een hoofdgebouw: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het gebouw dat het dichtst bij het openbaar gebied is gelegen.
1.88 Webwinkel:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.89 Wet geluidhinder:

de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.90 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.91 Wooneenheid:

een woning, woonwagen of bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen;

1.92 Zijgevel:

de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf.

1.93 Zijgevelrooilijn

de bouwgrens evenwijdig aan de zijgevel van een gebouw.

1.94 Zolder:

een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tussen bouwwerken onderling:

waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.2 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.3 de bebouwde oppervlakte:

van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte (lengte of diepte) van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.

2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel die voldoet aan de voor dakkapellen gestelde voorschriften in deze regels, dient los te worden gezien van de goothoogte van het hoofdgebouw.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder weilanden en landbouwgronden, parkeervoorzieningen, ontsluitingen, in- en uitritten, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn niet toegestaan.
3.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerkenbedraagt maximaal 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

3.3.1 Kleinschalige dierenverblijven
  • a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dierenverblijven, mits;
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50 m2 bedraagt per perceel met een oppervlakte van ten minste 1 hectare;
    • 2. de goothoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 4,5 m.
3.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1 (algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1.1 is toegestaan;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • d. bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
  • e. gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
  • f. gronden en/of bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  • g. gronden en/of bouwwerken voor recreatieve doeleinden of verblijfsrecreatie waaronder begrepen recreatiewoningen en stacaravans.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • b. bedrijfsgebonden kantoren;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één bedrijfswoning per bedrijf;
  • b. 'opslag' zijn de gronden tevens bestemd voor opslag;
  • c. 'verkooppunt motorbrandstoffen - zonder lpg' zijn de gronden tevens bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
  • d. 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedijf' zijn de gronden tevens bestemd voor een aannemersbedrijf tot en met milieucategorie 3.1 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in artikel 4 lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
  • c. gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts toegestaan voor zover gebouwd onder maaiveld en/of binnen het bedrijfsgebouw en/of op het bedrijfsgebouw, waarbij de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden voor het plaatsen van een borstwering, met uitzondering van toegangen en stijgpunten.
4.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
4.2.4 Dakkapellen op een bedrijfswoning

Dakkappelen op een bedrijfswoning zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 33, lid 33.4.

4.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van de bedrijfswoning wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 5. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van de bedrijfswoning en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan iedere bedrijfswoning op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning van erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van de bedrijfswoning
    • 2. de diepte gemeten vanuit de bedrijfswoning niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
4.2.6 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' een overkapping toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.3.1 Bedrijfsgebouwen

het vergroten van de grondoppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%.

4.3.2 Bedrijfswoningen

de bouw van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw op kleinere of grotere afstand van de perceelsgrens(zen), indien dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk is en bedrijfsmatig aantoonbaar noodzakelijk is.

4.3.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 4, lid 4.2.5. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 4, lid 4.2.5. onder a sub 3 en 4.
4.3.4 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
4.3.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 35, lid 35.2.

4.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3000 m2.

4.4.3 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35, lid 35.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

4.5.1 De vestiging van gelijk te stellen bedrijven

de vestiging van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 4.1 onder a. bedoelde bedrijven;

4.5.2 Bedrijfsgebonden detailhandel

het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedingsmiddelen en genotsmiddelen, op voorwaarde dat:

  • a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  • b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m2;
  • c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
4.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, om de gronden met de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', mits:

  • a. het aantal woningen niet meer dan 2 bedraagt;
  • b. uitsluitend vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • c. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • d. voldaan wordt aan de afstanden tot hindergevende functies op basis van de VNG-brochure;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte;
4.6.2 Algemene randvoorwaarden bij wijziging

Wijzigen is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 37 lid 37.2.2.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in artikel 5 lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.3 Andere bouwwerken

Bij ieder gebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • b. 3 m voor overige andere bouwwerken.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

5.3.1 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35, lid 35.1.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel
  • a. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2
6.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

6.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 6, lid 6.2.3. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 6, lid 6.2.3. onder a sub 3.
6.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
  • a. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
6.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. wonen;
  • e. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in artikel 7 lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
7.2.4 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 33 lid 33.3.

7.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

7.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 7, lid 7.2.3. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 7, lid 7.2.3. onder a sub 3.
7.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
7.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

7.5.1 Lichte bedrijvigheid

Het gebruik van de gronden voor lichte bedrijvigheid in ten hoogste milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen bedrijfsmatige opslag voor ten hoogste één bedrijf, niet zijnde opslaggebouwen voor verhuur van verschillende units.

7.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca uit categorie 1 zoals genoemd in artikel 1.60;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de in artikel 8 lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen

8.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

8.3.1 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
8.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • d. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, uitsluitend op de begane grond;
  • e. horeca uit categorie 1 zoals genoemd in artikel 1.60, uitsluitend op de begane grond;
  • f. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
  • g. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in artikel 9 lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
9.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

9.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 9, lid 9.2.3. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 9, lid 9.2.3. onder a sub 3.
9.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
9.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

9.4.2 Horeca

Het aantal horecagelegenheden binnen de bestemming 'Gemengd - 3' mag niet meer dan 1 bedragen.

Artikel 10 Gemengd - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van het hoofdgebouw of vóór het verlengde van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
10.2.4 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 33 lid 33.3.

10.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

10.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 10, lid 10.2.3. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 10, lid 10.2.3. onder a sub 3.
10.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorende bouwwerk
10.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 11 Gemengd - 5

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de in artikel 11 lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
11.2.4 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 33 lid 33.3.

11.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

11.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 11, lid 11.2.3. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 11, lid 11.2.3. onder a sub 3.
11.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
11.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelplaatsen en speelvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, voet- en fietspaden, overige verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bergbezinkbassin' zijn de gronden tevens bestemd voor een (ondergronds) bergbezinkbassin ten behoeve van de riolering met daarbij behorende bouwwerken;
  • b. 'specifieke vorm van groen - afschermende groenvoorziening' zijn de gronden enkel bestemd voor afschermende groenvoorzieningen als landschappelijke buffer tussen woongebied en glastuinbouw/volkstuinen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de in artikel 12 lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair.

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1;
  • b. In aanvulling op het bepaalde in lid 12.3.1 onder a wordt de aanleg en het gebruik van gronden voor fiets- en voetpaden, speelplaatsen en speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende groenvoorziening' als strijdig gebruik aangemerkt.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het gebruik van de gronden als parkeerplaats voor auto's, mits dit niet leidt tot significante aantasting van de (hoofd)groenstructuur en/of de waterhuishouding.

12.4.2 Algemeen randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermende groenvoorziening' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het ophogen, verlagen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het verrichten van werkzaamheden die de door of ernstige beschadiging van de houtopstanden beogen dan wel tot gevolg hebben;
  • d. het verwijderen van de natuurlijke vegetatie.
12.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 12.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
12.5.3 Toelaatbaarheid

De in 12.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor de landschappelijke waarden van de beplanting niet wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden gevraagd bij een ecologisch deskundige instantie.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de in artikel 13 lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van het hoofdgebouw of vóór het verlengde van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
13.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

13.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 13, lid 13.2.3. onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 13, lid 13.2.3. onder a sub 3.
13.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
13.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

13.5.1 Wonen

Het gebruik van bouwlagen van het hoofdgebouw als woning, mits:

  • a. de kantoorfunctie op de begane grond blijft gehandhaafd;
  • b. dit niet leidt tot enige aantasting van de kantoorfunctie, zoals de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en het gebruik van deze voorziening;
  • c. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • d. voldaan wordt aan de afsanden tot hindergevende functies op basis van de VNG-brochure;
  • e. het toevoegen van een woning past binnen de regionale woningbouwafspraken.
13.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ondersteunende horeca uit categorie 1a van het begrip horeca in artikel 1 met een maximumoppervlak van 50 m2 inclusief bijbehorend(e) terras(sen);
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een speelterrein.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de in artikel 14 lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%); indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van het hoofdgebouw of vóór het verlengde van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
14.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor speeltoestellen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

14.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 14, lid 14.2.2 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 14, lid 14.2.2 onder a sub 3.
14.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. het bouwen van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
14.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

14.5.1 Wonen

Het gebruik van bouwlagen van het hoofdgebouw als woning, mits:

  • a. de maatschappelijke voorziening gehandhaafd blijft;
  • b. dit niet leidt tot enige aantasting van de maatschappelijke voorziening, zoals de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en het gebruik van deze voorziening;
  • c. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • d. voldaan wordt aan de afstanden tot hindergevende functies op basis van de VNG-brochure;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte;
14.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, om de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer dan 2 bedraagt;
  • b. uitsluitend vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte niet meer dan 8 meter bedraagt;
  • e. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • f. voldaan wordt aan de afstanden tot hindergevende functies op basis van de VNG-brochure;
  • g. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte;
14.6.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, om de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer dan 12 bedraagt;
  • b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  • c. de goothoogte niet meer dan 9 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte niet meer dan 11 meter bedraagt;
  • e. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • f. voldaan wordt aan de afstanden tot hindergevende functies op basis van de VNG-brochure;
  • g. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte;
14.6.3 Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Wijzigen is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 37 lid 37.2.2.

Artikel 15 Recreatie - Volkstuin

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een volkstuinencomplex;
  • a. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'parkeerterrein' zijn de gronden enkel bestemd voor een parkeerterrein ten behoeve van het volkstuinencomplex;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de in artikel 15 lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Gebouwen
  • a. per volkstuin/kavel mag :
    • 1. een kas worden gebouwd waarbij de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 40 m2;
    • 2. een berging voor tuingereedschap en/of dagverblijf mag worden gebouwd waarbij de grondoppervlakte niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
    • 3. kweekbakken (plat glas) mogen worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
    • 4. van de hiervoor onder 1 en 2 genoemde gebouwen:
      • de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van een volkstuinkavel;
      • de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 5. niet meer dan 50% van de oppervlakte van een volkstuin/kavel wordt bebouwd;
  • b. naast de onder a genoemde bebouwing mag worden gebouwd:
    • 1. één gebouw ten behoeve van gemeenschappelijke voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer, bergingen voor tuingereedschap en sanitaire voorzieningen, waarbij:
      • de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 65 m2;
      • de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;
    • 2. één dierenverblijf waarbij:
      • de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2;
      • de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m.
15.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 15 lid 15.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen;
  • b. verenigingsgebouwen ten behoeve van sportverenigingen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals kleedruimten;
  • c. ondersteunende horeca uit categorie 1a van het begrip horeca in artikel 1 met een maximumoppervlak van 160 m2 met daarbij behorend(e) terras(sen);
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'sporthal' zijn de gronden tevens bestemd voor een sporthal.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de in artikel 16 lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.2 Gebouwen
  • a. de gebouwen moeten worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte voor hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte in meters.
16.2.3 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij binnen en buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. erkers, entree- en tochtportalen;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overhangende bouwdelen (zoals balkons), overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn de gronden tevens bestemd voor één carport per woning.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de in artikel 17 lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Op of in de in artikel 17 lid 17.1 bedoelde gronden mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van een erker, entree- of tochtportaal, waarbij geldt dat:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - erf 1', 'specifieke bouwaanduiding - erf 2', 'specifieke bouwaanduiding - erf 3', 'specifieke bouwaanduiding - erf 4', 'specifieke bouwaanduiding - erf 5', 'specifieke bouwaanduiding - erf 6', 'specifieke bouwaanduiding - erf 7', 'specifieke bouwaanduiding - erf 8' en 'specifieke bouwaanduiding - erf 9' de maatvoeringen uit tabel 16.1 van toepassing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erf 10' vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de afstand tot de grens van het openbaar gebied niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de totale grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' carports worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de afstand tot de grens van het openbaar gebied niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de totale grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 18 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m.

Tabel 16.1: afwijkende maatvoeringen voorerf

bouwaanduiding   maximum breedte (als percentage van de breedte van de betreffende gevel van de woning   maximum diepte gemeten uit het bouwvlak (in meters)   maximum goothoogte (in meters)   maximum bouwhoogte (in meters)   maximum dakhelling (in graden)  
specifieke bouwaanduiding - erf 1   50%   -   3   3   -  
specifieke bouwaanduiding - erf 2   75%   -   3   3   -  
specifieke bouwaanduiding - erf 3   75%   4,5   3   3   -  
specifieke bouwaanduiding - erf 4   75%   7.5   3   3   -  
specifieke bouwaanduiding - erf 5   50%   3,5   *   *   *  
specifieke bouwaanduiding - erf 6   50%   4,5   3   5   50o  
specifieke bouwaanduiding - erf 7   50%   3,5   3   5   50o  
specifieke bouwaanduiding - erf 8   50%   7,5   3   6   50o  
specifieke bouwaanduiding - erf 9   50%   5   3   4,5   30o  

*) zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan

17.2.3 Balkons

Ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Wonen' mogen overhangende bouwdelen in de vorm van balkons (niet zijnde een dakterras) worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte van de balkonafscheiding niet meer dan 1 m mag bedragen.

17.2.4 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

17.3.1 Andere bouwwerken

De bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn tot 3 m.

17.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, woonerven en pleinen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
18.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke vorm van verkeer - standplaats' zijn de gronden tevens bestemd voor een standplaats voor detailhandel en/of voor horeca in categorie 1.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de in artikel 18 lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
18.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 18 lid 18.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

18.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Verkeer' te wijzigen door:

  • a. het toevoegen en/of verplaatsen van standplaatsen voor detailhandel en/of voor horeca in categorie 1 door de aanduiding 'standplaats' toe te voegen en/of te verplaatsen, indien dit geen afbreuk doet aan het gewenste voorzieningenniveau;
  • b. het schrappen van standplaatsen voor detailhandel en/of voor horeca door de aanduiding 'standplaats' te verwijderen, indien de detailhandel en/of horeca ter plaatse beëindigd is en beëindiging van deze functie om (milieu)planologische redenen wenselijk wordt geacht.
18.5.2 Algemene voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Wijzigen is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 37 lid 37.2.2.

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een raillijn met bijbehorende sporen, bovenleiding, wissels en overige constructies;
  • b. haltevoorzieningen, zoals wachtruimtes voor passagiers, voorzieningengebouw voor personeel en voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op of in de in artikel 19 lid 19.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in lid 19.1 genoemde doeleinden, en met inachtneming van de onderstaande regels:

  • a. de bouwhoogte van de draagconstructie voor de bovenleiding mag niet meer bedragen dan 10 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • b. de gebouwen, ten behoeve van het railverkeer en bijbehorende haltevoorziening, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van het railverkeer en bijbehorende haltevoorziening mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • d. de bouwhoogte van een gebouwde fietsenstalling mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de oppervlakte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • f. de bouwhoogte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van haltevoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m en oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • b. de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
19.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, woonerven en pleinen, waar auto's niet zijn toegestaan;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de in artikel 20 lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 20 lid 20.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
20.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 20 lid 20.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair.

20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 21 Verkeer - Wegverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een lokale/regionale/landelijke ontsluitingsfunctie bestaande uit maximaal 2 rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en opstelstroken;
  • a. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de in artikel 21 lid 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 21 lid 21.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
21.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 21 lid 21.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair.

21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.1.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, waaronder oevers en beschoeiingen; bruggen daaronder niet begrepen.
22.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor een brug;
  • b. 'specifieke vorm van water - vlonder' zijn de gronden tevens bestemd voor een vlonder.
22.2 Bouwregels

Op de in artikel 22 lid 22.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonder' waar een vlonder is toegestaan waarvan de maximale maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

22.3.1 Bruggen dammen en andere bouwwerken
  • a. de bouw van bruggen buiten de aanduiding 'brug', indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel en de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en de wegbeheerder.
  • b. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • c. het bouwen van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
22.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

22.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal vergunde woningen binnen het bouwvlak, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'garagebox' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een garagebox;
  • b. 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bijzondere woonvormen als bedoeld in artikel 1.35;
  • c. 'specfieke vorm van wonen - parkeren erf' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor minimaal één parkeerplaats per woning;
  • d. 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn de gronden tevens bestemd voor minimaal één parkeerplaats per woning.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de in artikel 23 lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Een hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • b. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. indien de onder b en c bedoelde aanduiding ontbreekt mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c mag de goothoogte ter plaatse van het figuur 'gevellijn' niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b, c en d mogen de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1', 'specifieke bouwaanduiding - 2', 'specifieke bouwaanduiding - 3' en 'specifieke bouwaanduiding - 4' niet meer bedragen dan in de onderstaande profielen is weergegeven;

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0157-VAST_0001.jpg"

23.2.3 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 33 lid 33.3.

23.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij gestapelde, aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn of vóór de voorgevelrooilijn erkers, entrees of tochtportalen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' één carport/overkapping toegestaan, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de oppervlakte (bij verticale projectie) niet meer mag bedragen dan 20 m2;
  • d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m2 bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m2 bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m2 bedraagt;

en het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m2 onbebouwd en onoverdekt blijft.

23.2.5 Garageboxen (bij separate clusters)

In afwijking van het bepaalde in lid 23.2.4 mag de bouwhoogte van een in lid 23.1.2, onder a bedoelde garagebox niet meer bedragen dan 3 m.

23.2.6 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd in artikel 23 lid 23.2.4 onder a sub 2, op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 23 lid 23.2.4 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 23 lid 23.2.4 onder a sub 3 en 4.
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  • e. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een grotere bouwhoogte, dan genoemd in artikel 23 lid 23.2.6;
23.3.2 Wetgevingszone - afwijkingsgebied

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - afwijkingsgebied' bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van een dakopbouw, op voorwaarde dat:

  • a. de dakopbouw is voorzien van een plat dak;
  • b. de hoogte van de dakopbouw gelijk is aan 3 m;
  • c. de breedte van de dakopbouw gelijk is aan de breedte van de woning;
  • d. de dakopbouw exact 1,5 m terug is gelegen ten opzichte van de voor- en achtergevel;

en met dien verstande dat:

  • e. het gebruik van dakvlakken ten behoeve van een dakterras of een vergelijkbaar gebruik, dan wel het toevoegen van bouwwerken en objecten daarvoor, niet is toegestaan;
  • f. de hemelwaterafvoer intern (niet aan de buitengevel) wordt opgelost;
  • g. het instralingsverlies van zonnepanelen, berekend op basis van de navolgende formule, op nabij gelegen woningen niet groter mag zijn dan 10%, tenzij de dakopbouw is gesitueerd ten noorden van de zonnepanelen;

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0157-VAST_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0157-VAST_0003.jpg"

  • h. het bepaalde onder g. wordt niet toegepast als aanvrager schriftelijk kan aantonen dat met de eigenaar van de zonnepanelen afspraken zijn gemaakt waardoor het belang van de zonnepanelen niet wordt geschaad.
23.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.

23.4.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 35 lid 35.2.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van bijzondere woonvormen als reguliere woning.

23.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2 en indien de omzetting passend is in het beleid aangaande woningaantallen en -differentiatie.

Artikel 24 Leiding - Brandstof

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een brandstofleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - brandstof';
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een brandstofleiding met een diameter van ten hoogste 12,75 inch en een druk van ten hoogste 80 bar;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
24.1.2 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 24.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

24.2 Bouwregels

Op voor 'Leiding - Brandstof' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

24.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
24.4 Specifieke gebruiksregels
24.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

24.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.6.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 24.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
24.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 24.2.
24.6.3 Toelaatbaarheid

De in 24.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. een rioolleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - riool;
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een rioolleiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
25.2 Bouwregels
25.2.1

Op de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

25.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 25.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
25.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 25.2.
25.5.3 Toelaatbaarheid

De in 25.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 26 Leiding - Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een waterleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - water';
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een waterleiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
26.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

26.3.2 Randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 26, lid 26.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
26.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 26, lid 26.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 26, lid 26.2 of lid 26.3.
26.5.3 Toelaatbaarheid

De in 31.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op de in lid 27.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,5 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

27.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 27.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 27.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
27.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 27.2 of 27.3;
  • e. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 100 m2 en een diepte van minder dan 0,5 m en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
27.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.

27.4.4 Nadere voorwaarden

Voor zover de in lid 27.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 27.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 5

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

Op de in lid 28.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 1 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 500 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

28.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 28.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 28.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
28.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 28.2 of 28.3;
  • e. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 500 m2 en een diepte van minder dan 1,0 m en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
28.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.

28.4.4 Nadere voorwaarden

Voor zover de in lid 28.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 28.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 6

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

Op de in lid 29.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 2,5 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 1.000 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

29.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 29.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 29.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
29.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 29.2 of 29.3;
  • e. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 1.000 m2 en een diepte van minder dan 2,5 m en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
29.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.

29.4.4 Nadere voorwaarden

Voor zover de in lid 29.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 29.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterkering” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. de waterhuishouding.
30.2 Bouwregels

Op de in lid 30.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.

30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

30.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

30.4 Specifieke gebruiksregels
30.4.1

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 35 lid 35.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.

30.5 Afwijken van de gebruiksregels
30.5.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

30.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Artikel 31 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de beschermingszone langs de waterkering.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Primair

Op de in lid 31.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals borstweringen, hekwerken en daarmee gelijk te stellen constructies, bruggen ten behoeve van kruisend verkeer, dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, worden gebouwd met een maximale hoogte van niet meer dan 1 m.

31.2.2 Secundair

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • b. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
  • c. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijken

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 waarbij de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in acht worden genomen.

31.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene bouwregels

33.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
33.1.1 Hoogte

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.

33.1.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals:

  • a. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
  • b. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt;

buiten beschouwing gelaten.

33.1.3 Bestaande ondergeschikte bouwonderdelen

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 33.1.1 en 33.1.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

33.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de ruimtelijke inpasbaarheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • f. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  • g. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. het milieu.

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

33.3 Dakkapellen
33.3.1 Dakkapellen

Dakkapellen mogen worden gebouwd voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. Situering

Een dakkapel mag in het voordakvlak of een naar openbaar gebied gekeerd zijdakvlak worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
    • 2. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
    • 3. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
    • 4. er is geen dakkapel aanwezig in het betreffende dakvlak;
  • b. Maatvoering
    • 1. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, bedraagt maximaal 1,75 m;
    • 2. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  • c. Overige criteria
    • 1. dakkapellen zijn niet toegestaan in daken met een dakhelling van minder dan 30 graden;
    • 2. een dakkapel heeft een plat dak.
33.3.2 Afwijken dakkapel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33, lid 33.3.1 sub b2, voor een grotere breedte van een dakkapel.

33.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

33.4 Geluidsbelasting

De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor het geluidgevoelige gebouw en buitenruimte van die hogere grenswaarde.

Artikel 34 Algemene aanduidingsregels

34.1 veiligheidszone - lpg

Op de gronden binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat:

  • a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bouwwerken conform de onderliggende bestemming, mits het afwijken niet in strijd is met de belangen van de leiding, alsmede de veiligheid van personen en goeden is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord ;
  • c. alvorens de omgevingsvergunning voor het afwijken te verlenen wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de leiding en de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
34.2 specifieke vorm van waarde - monument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument' zijn de gronden bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van het aanwezige monument.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels

35.1 Strijdig gebruik
35.1.1 Algemeen verbod

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.

35.1.2 Gebruik van onbebouwde gronden

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan voor de voorgevel(rooilijn);
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan van vuurwerk;
  • e. prostitutie;
  • f. een seksinrichting;
  • g. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

met uitzondering van:

  • h. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • i. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
35.1.3 Gebruik van bouwwerken

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  • b. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 35, lid 35.2 (beroep aan huis) of, indien daartoe een omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend, met uitzondering van het bepaalde in artikel 35, lid 35.3 (bedrijf aan huis);
  • c. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor prostitutie en/of als seksinrichting;
  • d. bouwwerken te gebruiken voor het opslaan van vuurwerk;
35.2 Beroep aan huis

Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
35.3 Ondergeschikte bouwonderdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 33, lid 33.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

35.4 Breedte in-/uitrit

Voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, geldt voor de inrichting van een in/uitrit dat een maximale breedte mag worden gehanteerd van 10 m, waarbij er voor het overige:

  • a. er een duidelijk onderscheid dient te zijn tussen het privé en openbaar gebied door middel van een (groene) (erf)afscheiding.;
  • b. de bepaling uit lid 35.5 onverminderd van toepassing is.
35.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
35.6 Afwijken van de algemene gebruiksregels
35.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan uit milieucategorie 1, zoals bedoeld in als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten.
35.6.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor bed & breakfast in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
  • b. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag per perceel niet meer bedragen dan 25 % van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  • f. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • g. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
35.6.3 Ophogen en afgraven gronden
  • a. Het is verboden de gemiddelde hoogte van het maaiveld, zoals dat bestond ten tijde van inwerkingtreding van het plan, gerekend over een oppervlakte van minimaal 50 m2 te verhogen of te verlagen met meer dan 0,3 m.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
35.6.4 Breedte in-/uitrit

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor het aanleggen en in gebruik nemen van een bredere in/uitrit, mits:

  • a. dit als zodanig aantoonbaar noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om anders vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
  • b. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding;
  • c. goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.
35.6.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 36, lid 36.2.

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

36.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;
  • e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwdelen zoals bepaald in artikel 33 'Algemene bouwregels' leden 33.1.1 en 33.1.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op:
    • 1. een landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen waarbij geldt dat geen onevenredige afbreuk mag plaatsvinden van de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
    • 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
    • 3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
  • g. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m.
36.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 7. het milieu;
  • c. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  • c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.

37.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
37.2.1

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hoge oudheidkundige waarden die gehandhaafd dienen te blijven;
  • b. het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd hoeft te blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de provinciale archeoloog of bij een ter zake deskundige instantie;
  • c. het wijzigen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3, 5 en 6' naar de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1, 2, 4 en 7', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hogere / lagere oudheidkundige waarden;
  • d. het verwijderen van en/of wijzigen van de situering van de dubbelbestemming 'Leiding' van welke aard dan ook en/of de daarbij behorende zone(s) met maximaal 25 m vanuit de hartlijn van de leiding naar beide zijden, indien dit in verband met de herinrichting van het gebied of in verband met (landelijke) veiligheidsrichtlijnen wenselijk of noodzakelijk is, er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en er voldaan blijft worden aan de minimale toetsingsafstanden. Alvorens toepassing te verlenen aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM of de beheerder(s) van de leiding;
  • e. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM of de beheerder(s) van de leiding;
  • f. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    • 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    • 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
  • g. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt;
  • h. het wijzigen van de bestemming van agrarische woningen naar burgerwoningen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven of herinrichting van het gebied wenselijk of noodzakelijk is geworden;
37.2.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 8. het milieu:
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Berkel I'